Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging, alsmede de regeling van de vergoeding van mediation (30436).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Dit is een belangrijk debat over de gesubsidieerde rechtsbijstand en de toegang daartoe. Dit dossier heeft inmiddels een lange voorgeschiedenis, en vandaag geven wij veel van dat alles een wettelijke basis. Er was brede instemming met de uitgangspunten voor de wijzigingen die zijn voorgesteld, wat logischerwijs betekent dat hierna een wettelijke basis is gecreëerd. Het doet mij dan ook genoegen om vandaag dit wetsvoorstel te bespreken.

In mijn eigen woorden: het gaat vandaag om het recht op recht. De overheid heeft de verplichting om de toegang tot het recht voor minder draagkrachtigen te waarborgen. Met het in de Wet op de rechtsbijstand vastgestelde stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand wordt aan deze verplichting uitvoering gegeven. Gebleken is dat dit stelsel op onderdelen wijziging behoeft, om de toegang tot het recht voor deze groep te kunnen blijven garanderen. Met name de verlening van de eerstelijns rechtshulp was al te zeer in het gedrang gekomen. Dit wetsvoorstel strekt ertoe, de toegang hiertoe voor minder draagkrachtige rechtzoekenden te garanderen.

Ik zal eerst kort ingaan op de hoofdlijnen van het wetsvoorstel, en daarna zal ik ingaan op individuele vragen van de woordvoerders. Verder zal ik ingaan op vragen van verschillende fracties over de taakstelling voor de gesubsidieerde rechtsbijstand, zoals deze is aangekondigd. Ik hecht eraan, te benadrukken dat het voorliggende voorstel los staat van deze taakstelling, en dat daarmee geenszins wordt beoogd, terug te komen op de stelselwijziging, waarvan dit wetsvoorstel thans het sluitstuk is.

Zoals gezegd strekt het voorstel ertoe, de toegang tot de eerstelijns rechtshulp voor minder draagkrachtige rechtzoekenden te garanderen. Daartoe wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen de publieke taken en de private taken op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Voor de verlening van eerstelijns rechtshulp kunnen rechtzoekenden zich voortaan wenden tot de juridische loketten die zich hierop, anders dan de bureaus rechtshulp, volledig kunnen toeleggen. Uit de meest recente gegevens blijkt dat de loketten ongeveer 90% van de door rechtzoekenden aangebrachte zaken zonder doorverwijzing naar een advocaat afhandelen. Verdergaande rechtsbijstand wordt voortaan geleverd door de advocatuur. Hiertoe kan nog steeds in alle gevallen namens de rechtzoekende een toevoeging worden aangevraagd. Voor gevallen waarin sprake is van licht advies wordt met het wetsvoorstel een specifieke toevoeging geïntroduceerd, waarbij geldt dat de rechtzoekende een lagere eigen bijdrage verschuldigd is dan wanneer hem op basis van een reguliere toevoeging rechtsbijstand wordt verleend. Hiermee wordt voorzien in een laagdrempelige mogelijkheid van rechtsbijstand voor rechtzoekenden die zijn aangewezen op de iets langer durende rechtshulp. Verder bevat dit wetsvoorstel de grondslag om rechtzoekenden voortaan ook in gevallen van mediation in aanmerking te laten komen voor een toevoeging. Mediation is een belangrijke aanvulling op de al bestaande vormen van conflictoplossing. Het gebruik hiervan moet naar mijn mening dan ook zo veel mogelijk worden bevorderd. De mogelijkheid om voortaan ook hiervoor een toevoeging verleend te krijgen, zal hieraan zeker een bijdrage kunnen leveren.

Ik zei al dat het wetsvoorstel het sluitstuk is van de wijziging van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, en met instemming van de Kamer is de invoering van de stelselwijziging doorgevoerd. De Kamer heeft aan de hand van de halfjaarlijkse rapportages kunnen zien, hoe de voortgang van die invoering verloopt, en zij heeft gisteren nog de laatste monitor gekregen. Op dit moment zijn er in dertig vestigingsplaatsen volledig operationele juridische loketten. In een groot aantal plaatsen zijn inmiddels advocatenkantoren geopend die voortkomen uit een Bureau Rechtshulp. Inmiddels worden door de Raad voor Rechtsbijstand al toevoegingen voor licht advies en mediation afgegeven. Dat alles is volledig conform de verwachtingen. Voor de volledige realisatie van de stelselwijziging is het echter nodig om de wet te wijzigen. Ik hoop dat mijn beantwoording eraan bijdraagt dat de Kamer haar steun aan het wetsvoorstel verleent.

Verschillende woordvoerders hebben indringende vragen over de taakstelling gesteld. Vooraf zeg ik dat ik vandaag wil noch kan vooruitlopen op Prinsjesdag. Ik wil echter de Kamer niet helemaal met lege handen laten staan en daarom kan ik er wel iets over zeggen. Op zichzelf is het natuurlijk legitiem om af en toe over de kosten te spreken en ook over de vraag wat gratis rechtsbijstand mag kosten. Dat de financiering een openeinderegeling is, betekent niet dat wij de ogen mogen sluiten voor de financiële consequenties. Zeker de bewindspersonen van Justitie moeten ook de financiële ontwikkelingen in de gaten houden.

Op dit moment is het een kwestie van varen tussen Scylla en Charybdis. Er is een spanningsveld tussen enerzijds de grondwettelijke verplichting en de verdragsverplichtingen om voor verlening van rechtsbijstand te zorgen aan degenen die zelf niet in staat zijn om die te betalen en anderzijds het belang van de samenleving om de uitgaven daarvoor binnen redelijke perken te houden. Dat laatste betekent dat er niet alleen voor moet worden gezorgd dat de rechtsbijstand terechtkomt bij degenen die deze daadwerkelijk nodig hebben, maar ook dat wij regelmatig moeten kijken of een bepaalde regeling nog altijd voldoende aansluit op de praktijk en of geschillen niet op een andere, efficiëntere wijze tot een oplossing kunnen worden gebracht. Uitgangspunt bij de invulling van de taakstelling is uiteraard dat de minder draagkrachtige rechtzoekende effectief toegang heeft tot het recht. Artikel 6 EVRM en artikel 18 van de Grondwet verplichten de overheid daartoe. Alle maatregelen in het kader van de bezuinigingen op de rechtsbijstand zullen worden getoetst aan de verdragen en de Grondwet.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoop dat dit laatste op zijn minst gebeurt. Ik vind het verder allemaal erg zuinig. Ik heb een kleine aanvaring met uw partijgenoot gehad die naar voren bracht dat alle vorige bezuinigingen zijn doorgevoerd door een kabinet waar D66 in zat. Eigenlijk accepteert u dat beleid. U doet er zelfs nog een schepje bovenop. Toen u staatssecretaris bent geworden, heeft u het regeerakkoord tot het uwe gemaakt. Daarmee stemt u in met een bezuiniging van 50 mln. per jaar; 15% van het totaal. Ik vind het een nobel streven dat de staatssecretaris van Justitie de Grondwet als ijkpunt neemt, maar ik hoor toch nog graag wat meer over het garanderen van de bereikbaarheid van de rechtsbijstand voor iedereen.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik noemde dat grondrecht niet voor niets. Daarin staat precies wat de taak van de overheid is, namelijk garanderen dat de toegang tot het recht ook voor minder draagkrachtigen gewaarborgd is. Ik heb gezegd dat ik in mijn voorstellen in ieder geval dat recht gestand zal doen. U heeft zelf gezegd dat wij nog even in spanning de definitieve voorstellen moeten afwachten. Volgende week is het Prinsjesdag en dan worden de begrotingen gepubliceerd. Daarin zult u een eerste vertaling zien van de opdracht die ik aan het begin van mijn ambtsperiode heb meegekregen om in 2008 25 mln. en voor de jaren daarna driemaal 50 mln. te bezuinigen.

De heer Pechtold (D66):

U brengt wel nieuws. Toen mijn motie waarin ik die bezuiniging van 50 mln. wilde afwenden het niet haalde, heerste er bij PvdA en CDA de verwachting dat die bezuiniging misschien nog wel viel om te buigen. Nu zegt u dat u haar wilt doorvoeren. Ik heb er zojuist op gewezen dat het om 15% van het budget gaat. U zegt vandaag niet dat de eigen bijdragen omhooggaan of dat de vergoedingen voor advocaten worden verlaagd. Toch moet u die bezuiniging invullen en daardoor heeft u linksom of rechtsom een probleem met de uitvoerbaarheid van deze stelselwijziging.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Pechtold probeert nu langs een andere weg achter de concrete plannen te komen. Ik kan dit soort elementen uit mijn begroting echter niet een week voor Prinsjesdag presenteren. Dat weet hij toch ook? Hij heeft toch zelf de nodige bestuurlijke ervaring? Ik respecteer het embargo.

De heer Pechtold (D66):

De staatssecretaris maakt vandaag bekend dat zij de bezuiniging van 50 mln. binnen de rechtsbijstand zal zoeken. Dat vind ik een heel slecht signaal voor de bereikbaarheid.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb al tegen de heer Pechtold gezegd dat hij nog een weekje moet wachten. Dan kan hij zien hoe een en ander in concrete voorstellen wordt vertaald. De rechtsbijstandsverzekering kan echter geen verrassing zijn, want daarover wordt al in het coalitieakkoord gesproken. Dit is niet iets wat onmiddellijk is uitgezocht en besproken met alle betrokkenen en experts. Gezien de tekst van het coalitieakkoord kan het echter geen verrassing zijn dat wij langs die weg zoeken naar bezuinigingen. De heer De Roon heeft dezelfde suggestie gedaan en ook in zijn richting zeg ik dat ik het geen goede gedachte vind om dit nu al in dit wetsvoorstel te regelen. Het zal de behandeling van het wetsvoorstel te lang ophouden. Iedereen die de toegankelijkheid en beschikbaarheid van gesubsidieerde rechtsbijstand een warm hart toedraagt, raad ik aan om in ieder geval voor deze verbeteringen te stemmen. Over de invulling van de taakstelling zullen wij – los van dit debat – nader spreken op het moment dat ik mijn plannen aan de Kamer kan voorleggen.

Mevrouw Van Vroonhoven heeft gevraagd hoe ik ervoor kan zorgen dat mensen met rechtsvragen als eerste langsgaan bij het juridisch loket. De juridische loketten hebben een publiekscampagne gevoerd met onder andere affiches op bussen van het streekvervoer en de NS-stations en advertenties in de Gouden Gids en in huis-aan-huisbladen. Daarnaast is er heel veel energie gestoken in de opbouw van het sociale netwerk, dus contacten met verwijsinstanties en andere hulpverleners die ook de weg naar de loketten moeten weten te vinden. De loketten genieten inmiddels een ruime publieksbekendheid. Dit blijkt ook uit de monitor 2006 waar ik al eerder over sprak. Daarin staat dat er in 2006 bijna 575.000 cliënten waren. In de eerste acht maanden van dit jaar waren er al 404.000 cliënten. Daarom denk ik dat wij met de publieksbekendheid op de goede weg zijn.

Mevrouw Van Vroonhoven heeft met het juridisch loket gebeld om na te gaan of het allemaal klopt en of de informatie en de kwaliteit van de dienstverlening goed zijn. Ik vrees dat haar ervaring niet overeenstemt met de ervaringen die gemiddeld worden opgedaan bij het opbellen naar een juridisch loket of een callcenter. Terwijl zij sprak heb ik de proef op de som laten nemen. De ambtenaren hebben gebeld en er werd direct opgenomen, zonder wachttijd. Ook de inhoudelijke beantwoording was adequaat. Dit is natuurlijk geen casuïstiek maar ik wil er maar mee zeggen dat haar en mijn ervaring uit elkaar lopen, terwijl op basis van de informatie van onder andere het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat de waardering voor zowel de bereikbaarheid als de kwaliteit van de dienstverlening hoog is. Er zijn inmiddels bijna 600.000 hits geweest. Dit biedt de ruimte om na te gaan of de klanten tevreden zijn.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Mijn ervaring en de ervaring van de staatssecretaris leveren een gemiddelde op waarvan het de vraag is of het voldoende is. Ik heb gevraagd hoe de mensen in het callcenter zijn opgeleid. Is het waar dat zij achter een computer zitten waarmee zij informatie op Google opzoeken of hebben zij een opleiding of cursus gehad van medewerkers van het ministerie of anderszins? Hoe zit het met de expertise?

Staatssecretaris Albayrak:

De medewerkers die dit soort specifieke informatie moeten geven, mogen hun kennis natuurlijk niet alleen maar van Google halen. Dat kan die klant zelf net zo goed en dat scheelt hem ook nog eens het geld van het telefoontje. De medewerkers zijn voor een groot deel afgestudeerde hbo-juristen. Verder werken er speciaal geschoolde mbo'ers en academici. De mbo'ers zijn medewerkers die in het kader van het sociaal plan zijn overgekomen van de voormalige bureaus rechtshulp. Zij verdienen het een kans te krijgen. Hun ervaring is immers een goede aanvulling op de boekenkennis van hoger opgeleide medewerkers. Voor opleiding en training worden dit jaar en volgend jaar extra financiële middelen toegekend. De medewerkers van de loketten zijn niet gespecialiseerd, zoals in de advocatuur wel gebruikelijk is. Het loket is de eerste ingang en daarom is men gespecialiseerd in de eerste opvang, het verstrekken van informatie en vraagverheldering.

De bereikbaarheid van de loketten is uitstekend. De loketten zijn elke dag telefonisch bereikbaar van 09.00 uur tot 20.00 uur. Het fysieke loket is iedere werkdag van 09.00 uur tot 17.00 uur open. Ik beschik niet over gegevens over de gemiddelde wachttijd. Wel blijkt uit de gegevens van de loketten dat 95% van de telefonische oproepen wordt beantwoord en dat de overige 5% is afgehaakt wegens een technische storing of de wachttijd. Verder kan ik melden dat een cliënt automatisch wordt doorgeleid naar een ander loket wanneer het loket in gesprek is. Uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat cliënten de wachttijd niet als lang ervaren. Op een schaal van tien is de klanttevredenheid op dit moment 8,1, terwijl de advocatuur 7,7 scoort.

Kan het loket ook het eerste aanspreekpunt zijn voor vragen en klachten over het functioneren van overheidsorganen, advocaten en notarissen? De loketten zijn bedoeld als een laagdrempelige voorziening voor eerstelijnsrechtshulp. Bij de juridische loketten kunnen rechtzoekenden terecht voor eenvoudig juridisch advies op het terrein van onder meer het arbeidsrecht, het huurrecht, het sociaalzekerheidsrecht, het consumentenrecht, het strafrecht en het bestuursrecht. Daaraan voorafgaand wordt een analyse en een verduidelijking van het probleem verricht. In het geval van een eenvoudig juridisch advies kan het juridisch loket rechtzoekenden zowel informeren over de ter zake doende instanties als behulpzaam zijn bij het invullen van formulieren en het opstellen van brieven.

Daarbij kan het ook gaan om rechtzoekenden die een vraag hebben of een klacht willen indienen over een gedraging van een bestuursorgaan, een advocaat of een notaris. Daarvoor zijn de juridische loketten dus ook een eerste aanspreekpunt. Rechtzoekenden met klachten over notarissen kunnen met hun klacht natuurlijk ook terecht bij de notaristelefoon. Een dergelijke voorziening bestaat nog niet voor advocaten, maar zij wordt door de orde wel binnenkort opengesteld.

Mevrouw Van Vroonhoven en de heer De Wit vroegen waarom voor het vaststellen van het inkomen niet wordt aangesloten bij het inkomen dat wordt gebruikt in de Wet basisregistratie inkomen. In de wet VIValt is bewust gekozen voor de invoering van het inkomen in het jaar T-2 voor het berekenen van de draagkracht van rechtzoekenden. De reden daarvoor is dat het fiscale inkomen in dat jaar in bijna alle gevallen is vastgesteld. Het is fiscaal juist en zorgvuldig berekend. Het komt slechts in 12% van de gevallen voor dat het fiscale inkomen voor dat jaar nog niet is vastgesteld. In dat geval wordt uitgegaan van het inkomen dat zo goed mogelijk het werkelijk inkomen T-2 benadert. Op dat moment zijn immers al heel veel gegevens bekend, waarop dat inkomen kan worden berekend. Het naderhand vastgestelde fiscale inkomen wijkt niet veel af van het inkomen waarvan voorlopig is uitgegaan, zo leert de ervaring. Vooralsnog is er dus geen reden om van deze systematiek af te wijken. Ik voeg hier wel aan toe dat in de praktijk in 5% van de gevallen wordt gevraagd om een peiljaarverlegging. Sorry, ik moet het anders zeggen. Als iemand vraagt om een peiljaarverlegging, dan heeft hij reden om te denken dat er in de laatste twee jaar iets is gewijzigd. Iemand is bijvoorbeeld werkloos geworden waardoor het inkomen is gewijzigd. In dat geval moet het mogelijk zijn om uit te gaan van de meest actuele gegevens, om uit te gaan van het actuele jaar in plaats van het jaar ervoor. In 5% van de gevallen wordt daadwerkelijk gebruikgemaakt van deze peiljaarverlegging. Het is dus mogelijk om de effecten van recente inkomensmutaties te verwerken in een aanvraag; daar wordt ook gebruik van gemaakt.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

U gaat nu voorbij aan het feit dat zeer onlangs een wetsvoorstel is ingediend onder de vlag van Financiën over de basisregistratie inkomen. Door Financiën is gekozen voor de aangifte als uitgangspunt bij een heleboel inkomensafhankelijke regelingen. Het komt zo raar voor dat bij een heleboel inkomensafhankelijke regelingen wordt uitgegaan van de aangifte, maar uitgerekend bij de gefinancierde rechtsbijstand wordt uitgegaan van een oud systeem, namelijk T-2. Overweegt u om een en ander gelijk te trekken met al die andere inkomensafhankelijke regelingen?

Staatssecretaris Albayrak:

Uit mijn antwoord bleek al dat het op dit moment niet nodig is om de problemen die in de praktijk ontstaan langs die weg op te lossen. Uit het oogpunt van de logica en de eenheid van het overheidsbeleid zal ik kijken of de analogie waarop u wijst daadwerkelijk bestaat. Ik zal nagaan wat de Belastingdienst precies heeft gedaan met deze wet en de toepassing ervan op inkomensbepalingen. Als het erbij past, dan lijkt het mij logisch om daartoe over te gaan. Ik zal de Kamer daar nader over berichten.

De heer De Wit (SP):

Ik stel het probleem graag nog even scherper. U noemt die 12% waarin de Belastingdienst aan de orde komt. Daarvan blijkt slechts in ruim 7% daadwerkelijk sprake van een aanmerkelijk verschil uit het onderzoek van de Belastingdienst. Het gaat dus om een heel kleine groep en dat onderstreept de wens om een en ander gelijk te trekken met de wet basisregistratie inkomen.

Staatssecretaris Albayrak:

Dit maakt mijn antwoord aan mevrouw Van Vroonhoven niet anders. Ik dank u voor de aanvulling.

De heer De Wit heeft herhaaldelijk, ook in de schriftelijke vragen, zijn zorgen geuit over de vraaguitval en de vermindering van het aanbod van rechtshulpverleners. Destijds waren er tekenen dat er vraaguitval zou plaatsvinden en het aanbod zou verminderen maar dat is in de praktijk niet gebeurd. Daarmee is niet gezegd dat de aannames fout waren; eerder blijkt hieruit dat de weg naar de juridische loketten goed wordt gevonden. Het nieuwe systeem maakt het mogelijk dat er geen vraaguitval plaatsvindt. In het interruptiedebat met de heer Wolfsen heeft de Kamer aangegeven dat dat niet is gebleken. Dat onderstreep ik. Verder werkt de lichte adviestoevoeging goed; ook dat blijkt uit de monitor.

De heer De Wit vraagt waarom het loket niet doet aan procesvertegenwoordiging. Hij noemde zelf de brief al. Als nu de scheiding ter discussie wordt gesteld en delen moeten worden ondergebracht onder de publieke taak, dan worden de uitgangspunten en de winst van die scheiding tenietgedaan. Ik wil dus de scheiding waarmee nu goed wordt gewerkt in de praktijk handhaven. Uit de klanttevredenheidsonderzoeken blijkt dat het opstellen van een brief zonder deze namens een persoon te versturen, niet als een drempel wordt ervaren. Via de lichte adviestoevoeging moet daarna immers een veel betere, toegespitste hulpverlening plaatsvinden door gespecialiseerde advocaten.

De heer De Wit (SP):

In relatie tot de vraaguitval doelde ik met name op de uitval op het moment dat er iemand doorverwezen wordt naar de advocaat. Uit de cijfers van de monitor blijkt dat men in 10% van de gevallen niet terechtkomt bij de advocaat. Je hebt het over ettelijke tienduizenden vragen, want er worden 450.000 toevoegen verstrekt. Als je ongeveer 10% aanneemt, dan is dat nogal wat. De vraag is of dat erg is of niet. Ontstaat er een leemte in de rechtshulp? Dat zou ik graag willen weten, omdat dit ook een van de uitgangspunten is geweest voor de stelselherziening. De loketten verwijzen iemand en de advocaat zit te wachten, maar ziet niemand. Dat is heel simpel te registreren.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat lijkt mij logisch en dat wil ik ook weten. Naast het verzamelen van kwantitatieve gegevens, moet er ook kwalitatief inzicht worden verkregen in de redenen waarom die 10% afhaakt. Dat is iets dat wij goed monitoren. Als blijkt dat het ten koste gaat van de toegankelijkheid, dan is het ook in mijn belang om dat snel te weten.

De heer De Wit (SP):

Het wordt op dit moment alleen niet geregistreerd. Kan dat in die monitor worden meegenomen?

Staatssecretaris Albayrak:

De heer De Wit had het over ongeveer 4000 rechtzoekenden die "zoek" zijn, namelijk 10%. Er is echter geen sprake van zoekraken, dus dat is alvast goed nieuws. Cliënten denken vaak na en zetten een zaak daarna niet door. Dat is hun eigen keuze. Er zijn ook andere redenen om niet naar een advocaat te gaan. De heer De Wit heeft echter gevraagd of daar kwalitatief zicht op kan worden gekregen. Ik zal mijn best doen om daarvoor te zorgen voor zover dat nu nog niet in de monitor is opgenomen. Het gaat te ver om tijdens het debat te kijken of er een vorm van registratie is waarin wij dit kwalitatieve punt kunnen meenemen. Ik begrijp de vraag echter goed en ik heb gezegd dat het ook in mijn belang is om de redenen voor uitval na doorverwijzing in beeld te krijgen. Daarom zal ik ook mijn best doen om het in beeld te kunnen krijgen.

De heer De Wit heeft gevraagd waarom de bijstand van het loket beperkt is tot een uur. Verder heeft hij gevraagd of een langere tijdspanne kan voorkomen dat klanten moeten worden doorverwezen. Er is gekozen voor een op het eerste gezicht arbitraire grens van een uur. De Kamer heeft hierover uitgebreid met mijn voorganger gedebatteerd. Het zou langer kunnen zijn, maar ook korter. Er is gekozen voor een uur, omdat in de praktijk blijkt dat dit niet tot problemen leidt. Indien meer tijd nodig is dan een uur, komen wij veelal op het terrein van uitgebreidere bijstand. Ik heb al gezegd dat ik het een kwalitatieve verbetering vind dat die bijstand wordt verleend door veelal specialistische advocaten. Uit de monitor blijkt dat de doorverwijzing naar de advocatuur goed verloopt, want met een percentage van 90 kan ik dat wel met redelijkheid zeggen.

Vervolgens kom ik op de eigen bijdrage voor de lichte adviestoevoeging. De vraag is waarom er is besloten om de eigen bijdrage bij een lichte adviestoevoeging te bepalen op € 35. Door indexering is dat inmiddels € 37. Deze eigen bijdrage geldt voor mensen die op of net boven bijstandsniveau zitten. Voor minder draagkrachtige rechtzoekenden die daarboven zitten, geldt een eigen bijdrage van € 66, na indexering € 67. Bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage hebben wij vooropgesteld dat deze niet van dien aard mag zijn dat daardoor sprake is van een onoverkomelijke financiële drempel voor rechtzoekenden die een licht advies van een advocaat behoeven. Daar is echt goed naar gekeken. Wij hebben ervoor gekozen om deze eigen bijdrage voor alle rechtzoekenden aanzienlijk lager te laten zijn dan de eigen bijdrage die zij verschuldigd zijn bij een reguliere toevoeging voor rechtsbijstand. Ook bij de lichte adviestoevoeging wordt voor de hoogte van de eigen bijdrage onderscheid gemaakt naar draagkracht. Mensen op bijstandsniveau betalen een lagere eigen bijdrage dan andere rechtzoekenden. Bovendien is bepalend geweest dat de eigen bijdrage er ook bij een lichte adviestoevoeging toe dient om een al te lichtvaardig gebruik van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand te voorkomen. Er moet een stimulans van uitgaan om het gebruik van de gesubsidieerde rechtsbijstand bewust af te wegen. Daarom is er een financiële prikkel. De eigen bijdrage voor de lichte adviestoevoeging is iets hoger dan die voor het verlengd spreekuur, maar de hoogte ervan is nog steeds niet zodanig dat de toegang tot het recht in het gedrang komt. Er zal uiteraard nauwlettend in het oog worden gehouden hoe het aantal lichte adviestoevoegingen zich ontwikkelt vanaf het moment dat hiervoor de nieuwe eigen bijdrage geldt. Voor verhoging van die eigen bijdrage is een wettelijke grondslag nodig. Vanaf het moment dat dit wetsvoorstel wordt aangenomen, zal dit in de gaten worden gehouden.

Er werd gevraagd of ik bereid ben om de inkomensgrenzen in de Wet op de rechtsbijstand te verhogen om de middeninkomens tegemoet te komen. Ik heb op dit moment op basis van alles wat wordt gemonitord geen signalen ontvangen dat er voor de middengroepen een groot probleem bestaat met betrekking tot de toegang tot het recht. Door de keuzes die wij hebben gemaakt ten aanzien van het Juridisch Loket, is ook voor de middengroepen een verbetering gerealiseerd ten aanzien van de toegang tot juridische dienstverlening. Ik heb dus op dit moment geen reden om de inkomensgrenzen te verhogen. Daarbij speelt ook een rol dat middengroepen zich kunnen verzekeren tegen kosten van rechtsbijstand. Bij de loketten is nu alles erop ingericht om de informatievoorziening zo laagdrempelig mogelijk te maken, zowel telefonisch als via ICT-voorzieningen. Dat geldt voor iedereen die daar aanklopt, ook voor mensen met middeninkomens.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik was eigenlijk niet van plan om iets te zeggen over de verzekeringsgedachte, want daar komen wij waarschijnlijk nog uitgebreid over te spreken. Nu de staatssecretaris dit echter noemt in relatie tot een opmerking van mij over middeninkomens, hecht ik er echter aan om op te merken dat particuliere verzekeringen bijvoorbeeld vreemdelingenrecht en familiezaken niet dekken. Daar moeten wij straks wel naar kijken.

Staatssecretaris Albayrak:

Absoluut. Ik heb gesproken over het uitwerken, bekijken, overwegen of onderzoeken van de mogelijkheden voor een rechtsbijstandsverzekering om aan de taakstelling te voldoen. Deze vragen moeten daar zeker bij aan de orde komen. De uitgangspunten die in de Grondwet en het EVRM zijn opgenomen, blijven gelden.

De heer De Wit (SP):

Het verbaast mij dat de staatssecretaris niet bekend is met het probleem van de middeninkomens, de mensen die een inkomen hebben dat net boven de hoogste inkomensgrens ligt. Dat is al jarenlang een probleem. Het probleem is dat die mensen niet in aanmerking komen voor huurtoeslag en zorgtoeslag en geen kwijtschelding meer krijgen. Zij vallen eigenlijk buiten alles wat nog enigszins verlichting zou kunnen brengen. Juist voor die categorie kan volgens mij niet worden verwezen naar een verzekering, want dat is een nog zwaardere belasting van het inkomen. Zou die middeninkomens dan niet iets tegemoet kunnen worden gekomen door heel simpel die grens iets te verhogen op basis van het principe dat mensen in Nederland hun recht moeten kunnen zoeken? Dit probleem is al jarenlang bekend. Het inkomen is ontoereikend omdat men de volle mep moet betalen voor een advocaat en vaak is een verzekering geen alternatief, zoals mevrouw Van Vroonhoven al zei. De verzekering dekt immers niet alles.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zei al dat het Juridisch Loket voor deze mensen groep beschikbaar is voor informatie over de manier waarop zij hun recht kunnen zoeken en over welke middelen daarvoor bestaan. Dat is een verbetering. Juridische loketten functioneren al zo voor de volledige groep rechtzoekenden, ongeacht het inkomensniveau.

Het probleem dat de heer De Wit aansnijdt, is natuurlijk veel breder. Het kan gaan over bijzondere bijstand of rechtshulp. Er zijn inkomensgrenzen gesteld om voor subsidies van de overheid in aanmerking te komen. Er ontstaat dan al heel snel een groep die er net niet voor in aanmerking komt en overal tussen lijkt te vallen. Dat doet niets af aan hetgeen voor deze wet als economische grens is aangemerkt. Op basis van de ervaringen die er nu zijn, zie ik geen argumenten om de grens te verhogen. Elke grens is immers arbitrair. Als wij de inkomensgrens een klein beetje optrekken, zitten net daarboven weer mensen met een soortgelijk probleem. De discussie raakt zoveel meer dan de zaken waarover wij hier spreken. Er is gekozen voor een grens, met de argumenten die daarvoor gegeven zijn. Ik zie geen mogelijkheden voor een oprekking.

Ik heb al heel even gezegd dat de ontwikkeling van het aantal advocaten ons geen zorgen baart. Er is op dit moment geen tekort aan advocaten die bereid zijn om deel te nemen aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Uit de Monitor 2005 bleek dat ruim 6600 advocaten gesubsidieerde rechtsbijstand verleenden. Dit aantal is het laatste jaar wederom gestegen. Het is uiteraard van belang dat wij de ontwikkeling van het aantal advocaten telkens nauwlettend in de gaten houden, onder meer door de jaarlijkse monitor. Als er een ontwikkeling is die wij niet verantwoord achten, is er gelegenheid om die ten eerste in beeld te krijgen en ten tweede te bediscussiëren.

Uit de Monitor mediation 2007 blijkt dat een substantieel aantal mediations in een tijdsbestek van tussen vier en acht uur wordt afgerond in plaats van binnen vier uur. Hoe kan vorm worden gegeven aan de zaken waarvoor meer dan vier uur nodig is? Het aantal contacturen waarbinnen mediations kunnen worden afgerond hangt af van de route waarlangs partijen bij de mediator terechtkomen, door middel van verwijzing door het juridisch loket, door middel van verwijzing door de gerechten of rechtstreeks, buiten de mediationvoorzieningen om. Scheidingszaken vergen de meeste contacturen. Bestuurszaken kunnen meestal binnen vier uur worden afgerond.

De ervaring met de mediationvoorzieningen is nog betrekkelijk kort. De toepassing van het instrument en de duur van de mediations moeten de komende tijd nog uitkristalliseren. Wij volgen dat nauwgezet. In 2009 komen wij met een eindevaluatie.

De heer Teeven vroeg of een loket kan zien of een cliënt al bij een ander loket is geweest, dus of er een koppeling van bestanden is. De loketten hebben inmiddels één centraal systeem van cliëntenregistratie, dus het kan. Daarin wordt een beperkt aantal cliëntgegevens vastgelegd, dat door alle loketten opvraagbaar is.

De heer Wolfsen vraagt of het aantal locaties van het Juridisch Loket inmiddels voldoende is en of de spreiding van de loketten zodanig is dat wij kunnen voldoen aan de norm van maximaal een uur reistijd. Bij de vaststelling van het aantal vestigingsplaatsen van het juridisch loket en de spreiding ervan over het land is het uitgangspunt geweest dat er sprake moet zijn van een landelijke dekking. Ook is uitgangspunt geweest dat de loketten, gelet op bijvoorbeeld de borging van de kwaliteit, een bepaalde minimale schaalgrootte moeten hebben. Bij het bepalen van de locaties is ervan uitgegaan dat in elk geval in elke hoofdplaats van een arrondissement een loket moet zijn. In aanvulling daarop worden loketten gevestigd in een aantal middelgrote steden met een centrumfunctie voor de regio. Naar de ervaring leert is met de huidige dertig locaties voorzien in een evenwichtige spreiding van de loketten, waarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de regionale functie van de middelgrote steden en de fysieke bereikbaarheid.

Blijkens de Monitor – goed dat wij die Monitor hebben! – wordt de reistijd niet als een probleem ervaren. De klanten geven de reistijd en de bereikbaarheid een 7,5. De advocatuur scoort 7,4. Ik heb dus niet de indruk dat er een probleem is. Wat mij betreft moet, zoals de heer Wolfsen ook zei, het stelsel geen rigide stelsel worden.

Indien nodig kunnen er buitenspreekuren worden gehouden, al dan niet in samenwerking met andere publieke loketorganisaties. Vooralsnog is alleen in Terneuzen tijdelijk een buitenspreekuur ingericht. De raden ontvingen informatie waaruit bleek dat een substantieel aantal rechtzoekenden in Zeeuws-Vlaanderen mogelijk meer dan een uur reistijd nodig had om het dichtstbijzijnde loket te bereiken. Dit heeft geleid tot het instellen van een buitenspreekuur in Terneuzen. Mocht het nodig zijn, dan wordt het een structurele voorziening. Ik heb nog geen aanwijzingen dat dit probleem zich ook in andere regio's zou voordoen. Mocht dit wel zo zijn, dan zullen wij uiteraard ook daar bekijken wat de meest praktische manier is om een buitenspreekuur in te stellen. Het aantal gebruikers van het spreekuur groeit; op enig moment zullen wij meer informatie kunnen verkrijgen waaruit blijkt waar deze gebruikers vandaan komen en of de norm voor deze toenemende groep gehaald wordt.

De heer Wolfsen heeft nog gevraagd hoe er in de praktijk wordt omgegaan met de lichte adviestoevoeging en of het mogelijk is dat een advocaat op basis van een en dezelfde toevoeging bijvoorbeeld eerst een uur werkzaamheden verricht, en op een later tijdstip nog eens een of twee uur. Dat zou een soort geknipte adviestoevoeging zijn. Dit is denkbaar in dit systeem, als het maar om hetzelfde juridische probleem gaat waarvoor de toevoeging was verstrekt. De toevoeging kan dan "herleven". Eigenlijk moet de lichte adviestoevoeging worden gezien als een strippenkaart voor de oplossing van het juridische probleem van de rechtzoekende. Als later blijkt dat er meer tijd aan dezelfde zaak moet worden besteed, dan kan die op dezelfde strippenkaart afgestempeld worden. De raden voor de rechtsbijstand kunnen immers in een geautomatiseerd systeem zien dat er een lichte adviestoevoeging voor die kwestie is verleend. Is er meer tijd nodig, dan wordt de toevoeging omgezet in een reguliere toevoeging.

Er is verder nog gevraagd of er bij faillissementen aanspraak op gesubsidieerde rechtsbijstand kan zijn. Bij het aanvragen van het eigen faillissement wordt geen toevoeging verleend. Bovendien wordt ook in gevallen die geen betrekkingen hebben op een faillissement, sowieso geen gesubsidieerde rechtsbijstand verleend aan zelfstandige bedrijven of beroepsbeoefenaren, tenzij het van de zaak afhangt of het bedrijf of het beroep kan worden voortgezet, tenzij het beroep of bedrijf meer dan een jaar geleden is beëindigd, de aanvrager als verweerder bij de zaak betrokken is en de kosten van rechtsbijstand niet op een andere wijze kunnen worden verhaald. Er is dus wel een escape, maar alleen voor de zojuist opgesomde categorieën. Ondernemingen kunnen geen gesubsidieerde rechtsbijstand krijgen omdat zij geacht worden, de risico's van de bedrijfsvoering zelf te kunnen inschatten en daarvoor op tijd maatregelen te kunnen nemen, bijvoorbeeld in de vorm van een rechtsbijstandsverzekering of via aansluiting bij een brancheorganisatie. Dit betekent dat er voor zakelijke vorderingen geen toevoeging kan worden verkregen, maar wel voor rechtsproblemen die de ondernemer als privépersoon raken.

De heer De Wit (SP):

Er is een reeks van voorbeelden te geven om aan te tonen dat het niet alleen om een faillissement hoeft te gaan. Het kan gebeuren dat het faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten, waarna alle schuldeisers aan de deur staan, terwijl de betrokkene in de bijstand zit. Je kunt ook het voorbeeld nemen van jonge starters, een groep waarmee de Kamer zich vaak bezighoudt. Een van de ervaringsgegevens is dat velen van hen binnen een jaar stoppen omdat het niet lukt om een bedrijf goed te laten draaien. Zulke mensen kunnen worden geconfronteerd met een reeks van vorderingen uit de periode waarin zij een bedrijf hadden. Zij krijgen dan toch geen toevoeging, zelfs niet als dat korter dan een jaar was. Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken of er voor deze categorie een voorziening mogelijk is?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik denk dat de specifieke problemen die u nu aangeeft, in de praktijk al onder de door mij genoemde regels vallen. Als het langer dan een jaar geleden is dat het bedrijf is opgeheven, ontstaat er een andere situatie. Dan kan namelijk ook gelden dat de aanvrager als verweerder bij de zaak betrokken is en de kosten van rechtsbijstand niet op een andere wijze kunnen worden verhaald. Denk bijvoorbeeld daarnaast aan het hele pakket van schuldsanering. Als het gaat om problemen waarmee een privépersoon, vroeger ondernemer, te maken krijgt, zijn er zoals gezegd mogelijkheden om wel degelijk in aanmerking te komen voor de gesubsidieerde rechtsbijstand.

De heer De Wit (SP):

Het laatste is duidelijk, maar ik word er regelmatig mee geconfronteerd dat mensen een procedure niet kunnen betalen, aangezien zij geen toevoeging krijgen. Dat is een ongewenste situatie.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb al eerder gewezen op het bedrijfsrisico: ondernemen gaat met risico's gepaard, dat heeft met ondernemen te maken.

De heer Wolfsen vroeg, wat de mogelijkheden dan wel de onmogelijkheden van de gesubsidieerde rechtsbijstand voor Nederlandse gedetineerden in buitenlandse cellen zijn. Wij spreken dan over artikel 12 van de Wet op de rechtsbijstand, welk artikel het recht beperkt op gefinancierde rechtsbijstand tot in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbepalingen. Het begrip "Nederlandse rechtssfeer" bakent de Nederlandse verplichting om in rechtsbijstand te voorzien af ten opzichte van de verplichtingen waarin andere, in het concrete geval meer aangewezen landen behoren te voorzien. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien de Franse overheid strafvervolging instelt tegen een in Frankrijk verblijvende Nederlander die aldaar een strafbaar feit heeft begaan. Hiervoor moet men zich realiseren dat een Nederlandse advocaat doorgaans in het buitenland niet bevoegd zal zijn om op te treden. Indien in verband met aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer rechtsbijstand door een Nederlandse advocaat noodzakelijk is in een strafzaak die in het buitenland dient, kan in voorkomende situaties een toevoeging worden afgegeven. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij strafzaken met een internationaal karakter, waarbij de Nederlandse rechtssfeer duidelijk betrokken is. Te denken valt aan een verzoek of vordering tot overdracht van de tenuitvoerlegging van een in het buitenland gewezen strafvonnis aan Nederland. Daarbij gaat het dan om situaties waarin de rechtzoekende die in het buitenland is gedetineerd aldaar al dan niet met behulp van instanties en rechtshulpverleners in dat land of de Nederlandse reclassering, een verzoek heeft gedaan om de in het buitenland opgelegde straf in Nederland te mogen uitzitten. Zoals bekend is dat in Europees kader een actueel debat. Dit kan alleen wanneer er een verdrag met het buitenland is gesloten. Wij hebben het daarbij over artikel 2 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen. Indien dit verzoek in het buitenland wordt gehonoreerd, vindt een procedure voor de Nederlandse rechter plaats om hetzij de straf hier onveranderd ten uitvoer te leggen – dat is voorbehouden aan het gerechtshof te Arnhem – hetzij de buitenlandse straf naar Nederlandse maatstaven om te zetten.

De heer Wolfsen heeft gevraagd of ik ervoor voel, net als in Hongkong een fonds op te richten voor rechtzoekenden met letselschade. Bij fondsvorming zoals in Hongkong het geval is, komt heel wat kijken. Daar is sprake van een fonds dat aan rechtzoekenden met een niet te groot vermogen een advocaat aanbiedt voor de afhandeling van letselschadezaken. Voorwaarde is dat de zaak een redelijke kans van slagen heeft. Dit wordt door het fonds beoordeeld. Om voor een advocaat in aanmerking te komen, betaalt een rechtzoekende in elk geval een bedrag van ongeveer € 93. Verder betaalt hij tussentijds bijdragen en achteraf betaalt hij een percentage van de opbrengst van de zaak, dat maximaal 10 kan zijn. De zaak kan door het fonds worden afgebroken als blijkt dat de kans op succes afneemt. Een dergelijk stelsel was in Hongkong mede ingegeven door het verbod op no cure, no pay. Dit stelsel wordt daar echter op dit moment nader onderzocht. Ik constateer dat de situatie in Nederland echt een andere is. De Kamer heeft met de minister van Justitie gesproken over een experiment met no win, no fee. Aan de randvoorwaarden van dit experiment wordt op dit moment de laatste hand gelegd. Ik zal de Kamer daarover zeer binnenkort informeren. Ik zie op dit moment dus geen reden om vooruitlopend op de discussie over no win, no fee te gaan experimenteren met een fonds.

De heer Wolfsen (PvdA):

Is de staatssecretaris bereid om dat te betrekken bij de brief, dus bij het uitdenken van datgene wat er in Nederland mogelijk is? De staatssecretaris heeft goed uitgelegd hoe een en ander in Hongkong werkt. Kan zij in die brief wat royaler uitleggen waarom dat in Nederland niet van toepassing zou kunnen zijn?

Staatssecretaris Albayrak:

Een van de redenen zou kunnen zijn dat wij een beter systeem hebben bedacht, namelijk dat van no win, no fee. Ik zal nagaan of een en ander binnen dat systeem tot de mogelijkheden kan behoren en neem dat mee.

De heer Wolfsen heeft ook gevraagd waarom er zo weinig gebruik wordt gemaakt van de quickscan. De reden is niet bekend. Naar mijn idee heeft het te maken met de onbekendheid van die mogelijkheid. Daarbij komt dat verzekeringsmaatschappijen ook contacten hebben met medici om zaken af te handelen. In 2006 zijn er 267 medische haalbaarheidsonderzoeken gesubsidieerd en tot april 2007 waren dat er al 159. Afgaand op de ervaringsgegevens van de eerste vier maanden van het jaar, concluderen wij dus dat het gebruik toeneemt.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Naar mijn idee komt nu het sluitstuk van de gehele operatie. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ook dank ik haar voor de toezegging dat zij aandacht zal besteden aan harmonisatie van de inkomensafhankelijke regelingen.

Wij hebben gesproken over de verzekeringsgedachte. Ik vind het belangrijk dat wordt nagegaan wat de plannen zijn. Wij zullen die op hun merites beoordelen. Het lijkt een gezonde gedachte, maar wij moeten beseffen dat alle rechtsgebieden goed gedekt dienen te zijn.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter. Volgende week zullen wij weten waar de bezuiniging terechtkomt. Ik heb begrepen dat al morgen een deel van de Miljoenennota aan de fractievoorzitters bekend wordt gemaakt.

De voorzitter:

Ja, maar zij spreken daar niet over.

De heer De Wit (SP):

Wij zullen in ieder geval volgende week dinsdag op de hoogte zijn van de bezuinigingen. Ongetwijfeld zal daarover een discussie volgen. De vraag is immers welk publiek stelsel wij overeind houden en in welke mate de verzekeringen daarbij een rol moeten spelen. Mijn fractie is er voorstander van om het via de publieke voorziening van de gefinancierde rechtsbijstand voor grote groepen mogelijk te maken om te procederen. Het is naar ons oordeel niet de bedoeling dat alleen de rijken kunnen procederen en dat mensen met een lager inkomen daarmee grote problemen krijgen. Voor ons is die publieke voorziening van de gefinancierde rechtsbijstand dan ook bijzonder belangrijk.

De staatssecretaris heeft een belangrijke toezegging gedaan met betrekking tot het aangegeven inkomen en de koppeling met de Wet basisregistratie inkomen. Ik ben benieuwd naar haar bevindingen.

Met betrekking tot de volgregistratie is inmiddels bekend dat 90% aankomt en dat 10% niet bij de advocaat komt. Dat weten wij nu op basis van die eenmalige meting. Ik pleit ervoor dat dat permanent terugkomt in de meting en in de monitor. Dan weten wij in ieder geval hoe het ervoor staat en kunnen wij de werking van het systeem goed inschatten.

Ik dien over twee zaken een motie in. De eerste motie heeft betrekking op de hoogste categorie waarvoor geldt dat men aanspraak kan maken op gefinancierde rechtshulp.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grenzen van het fiscaal jaarinkomen op grond waarvan een toevoeging van een advocaat kan worden verkregen te laag zijn om in het bijzonder voor de middeninkomens een goede waarborging van de toegang tot de rechter te garanderen;

overwegende dat een verhoging van de grenzen van de hoogste inkomenscategorieën met 10% een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van dit probleem;

van mening dat ook deze groep een beroep moet kunnen doen op de gefinancierde rechtshulp;

verzoekt de regering, de grenzen van de hoogste inkomenscategorieën van het fiscaal jaarinkomen op grond waarvan een toevoeging van een advocaat kan worden verkregen zowel voor alleenstaanden als voor gehuwden/samenwonenden/eenoudergezinnen met 10% te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(30436).

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ook over de kwestie van de zakelijke vorderingen wil ik een motie indienen. Ik bepleit niet dat iedereen met een zakelijke vordering een beroep gaat doen op gefinancierde rechtshulp, maar er zijn categorieën mensen die het geld niet hebben om zelf te procederen terwijl zij geconfronteerd worden met vorderingen uit het verleden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rechtzoekenden met zakelijke vorderingen niet in aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand;

overwegende dat er gevallen kunnen zijn waarin dit wel wenselijk is, zoals bij resterende zakelijke vorderingen na een faillissement;

van mening dat het in deze gevallen mogelijk moet worden, een beroep te doen op de gefinancierde rechtsbijstand;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om gefinancierde rechtsbijstand mogelijk te maken voor zakelijke vorderingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(30436).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de uitgebreide beantwoording. Voor ons ligt een goede wet, een wet waar lang over nagedacht is en waar wij mee door kunnen. Er hangt alleen nog een donderwolk boven het wetsvoorstel. Morgen kan ik beoordelen of de staatssecretaris die kan verdrijven. Zij heeft namelijk de suggestie gewekt nog iets te kunnen ombuigen, zodat een aantal belangrijke uitgangspunten voor de fractie van D66, zoals de bereikbaarheid van de rechtsbijstand, voor een ieder gewaarborgd zijn. Ik heb al eerder in een motie en vandaag aangegeven dat de fractie van D66 het kabinet daar zeer scherp op zal blijven volgen. Ik verwacht de steun van collega's om het kabinet de komende weken op andere gedachten te brengen indien ik morgen vaststel dat het de staatssecretaris niet lukt.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik heb nog een aantal vragen. Ten eerste over de kwestie van de faillissementen. Wij moedigen jonge ondernemers aan om ondernemingen op te starten, maar het gaat vaak mis. Ik heb bij herhaling mensen gesproken die vastlopen na een faillissement. Tegen die achtergrond heb ik grote sympathie voor de motie van de heer De Wit.

Ten tweede heb ik een vraag over de Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Heb ik goed begrepen dat het afhangt van de omvang van het probleem of van de strafzaak of er gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend? Dus wanneer iemand in het buitenland tegen een klein probleem aanloopt, wordt er niet gesubsidieerd. Dat is een beetje raar. Ik vind dat er enige vorm van rechtsbijstand mogelijk moet zijn voor mensen met een kleine beurs. Graag krijg ik op dit punt verheldering.

Tot slot dank ik de staatssecretaris voor haar toezegging dat het systeem van Hongkong zal worden onderzocht. Er is wel een verband te leggen. Ik wijs op de quickscanprocedure, het voorlopige deskundigenbericht. Dat loopt daar parallel aan. Mensen lopen vaak vast op de onmogelijkheid om te procederen. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat het beter is om het debat te voeren naar aanleiding van de brief over "no win, no fee".

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik begin met de vraag van de heer De Wit om de uitval constant te monitoren, zodat duidelijk wordt of de 10% erop neerkomt dat de toegang tot het recht wordt beperkt. Na wat technische bijstand van de overkant kan ik inmiddels zeggen dat het geen probleem is om dat in de monitor op te nemen. Dat wordt een vast punt in de jaarlijkse monitor die de Kamer ontvangt.

Toen de heer De Wit zei dat morgen bekend is hoe de bezuiniging wordt vertaald, was ik even bang dat ik toezeggingen had gedaan over het verstrekken van informatie, maar de heer De Wit sprak over de fractievoorzitters. Het is inderdaad een serieuze zaak en ik hoop dat dit uit mijn woorden is gebleken. Wij moeten ons bewust zijn van de precieze ruimte waarbinnen wij zoeken naar mogelijkheden om deze bezuiniging te vertalen in maatregelen. Zorgvuldigheid daarbij is misschien wel mijn allerbelangrijkste voornemen. Dat daarbij een aantal uitgangspunten van wet en verdrag gelden, heb ik al voldoende gezegd in het debat. Ik zeg dit ook in antwoord op de vraag van de heer Pechtold; hij heeft enkel de taakstelling genoemd. Op het moment dat de begroting bekend wordt, zal ik de richting van mijn voorstellen aangeven. Bij de behandeling van de begroting is uiteraard ook een debat over de inhoud van de maatregelen mogelijk.

Dan kom ik op de moties van de heer De Wit. Het lijkt mij dat ik al voldoende heb gereageerd op het verhogen van de inkomensgrens met 10%. Het aannemen van de motie die hierop betrekking heeft, moet ik ontraden. Tegemoetkomen aan het verzoek van de heer De Wit om ook mensen met zakelijke vorderingen in aanmerking te laten komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand – een verzoek waar de heer Wolfsen sympathiek tegenover staat – brengt een stelselwijziging met zich waarvan ik de kosten op dit moment niet kan overzien, zeker niet nu wij nog een discussie moeten voeren over de taakstelling. Om deze reden en om de redenen die ik al eerder in het debat heb genoemd, moet ik het aannemen van deze motie ontraden. Het volume en de betekenis voor het stelsel zijn nu niet te overzien.

De heer De Wit (SP):

Ik vraag "slechts" om een onderzoek. Ik onderschrijf wat de heer Wolfsen daar zojuist over heeft gezegd. Daar is heel veel over te doen. Ik verzoek de staatssecretaris om eens in beeld te brengen over hoeveel zaken het daarbij zou gaan en hoe je die zou kunnen opvangen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik weet nog niet of ik mee wil gaan met het verzoek om allerlei uitbreidingen, maar in de praktijk zijn er te vaak complicaties en problemen. Daar hebben wij geen goed zicht op. Dat is de reden waarom ik zo sympathiek tegenover het onderzoek. Wij wachten wel af wat daar uitkomt.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik kan wel een onderzoek toezeggen, maar ik ben daar terughoudend mee omdat ik de uitkomst daarvan al bijna weet. Ik denk dat het probleem dat door de heren De Wit en Wolfsen wordt genoemd, in de praktijk wordt gedekt. Daarvoor heb een groot aantal argumenten genoemd. Ongetwijfeld zal er toch nog een probleem overblijven. Ik zeg de Kamer toe dat op basis van de beschikbare gegevens een snelle inventarisatie zal plaatsvinden van de problemen. Op dit moment zie ik geen mogelijkheid om het onderzoek zelf uit te voeren, maar ik wil de suggestie doen om met de raden in overleg te treden over de vraag of zij een dergelijk onderzoek willen doen. Ik denk dat deze instanties het beste zicht hebben op het probleem dat overblijft als alles wat nu al mogelijk is, is bezien.

De heer De Wit (SP):

Dan trek ik mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-De Wit (30436, nr. 10) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Albayrak:

Waarvoor dank, maar dat is ook zeer gebruikelijk als het in het dictum gevraagde onderzoek wordt toegezegd.

De heer Wolfsen heeft nog een vraag gesteld over Nederlanders die in buitenlandse gevangenissen zitten. Ik denk dat wij moeten beseffen dat het weliswaar om Nederlanders gaat, maar dat zij in een ander land worden vervolgd. Ik heb het al gehad over de rechtssfeer en de mogelijkheid om daar überhaupt iets te kunnen doen. Ik zie geen mogelijkheden om een ander antwoord te geven dan ik al heb gedaan, namelijk dat je ergens die grens moet leggen. Voor gedetineerden die in het buitenland worden vervolgd op basis van de wet daar, wordt misschien een toevoeging in de verre toekomst mogelijk, als de bevoegdheid van advocaten om op te treden in andere Europese landen dichterbij komt. Maar dit is een discussie die ver buiten de orde van dit debat gaat. Ik denk dat het juridisch onmogelijk is om een advocaat via toevoegingen daar actief te laten worden. Wij voorzien buitenlanders die hier worden vervolgd, wel van rechtsbijstand. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat het voor de hand ligt dat landen waar mensen zijn gedetineerd, in die rechtsbijstand voorzien. In de Europese landen is dat vaak wel geregeld op basis van artikel 6 van het EVRM.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording.

De stemmingen vinden volgende week donderdag plaats.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven