Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer de uitvoerbaarheid van die wet en de invoering van een kopopleiding in het hoger onderwijs, alsmede van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer Associate-degreeprogramma's en masteropleidingen op het gebied van het hoger onderwijs (30971)

, en van:

- de motie-Leijten over een beloning voor studenten die na hun hbo- of wo-opleiding een lerarenopleiding afronden (30971, nr. 14);

- de motie-Besselink c.s. over bijscholing van tweedegraadsdocenten tot eerstegraadsdocenten (30971, nr. 15).

(Zie vergadering van 15 mei 2007.)

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Leijten is besloten tot heropening van de beraadslaging.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik heb om deze heropening verzocht omdat ik een motie wil indienen over het voorstel om studenten die met goed gevolg de extra lerarenopleiding hebben afgemaakt, een beloning te geven in de vorm van het terug betalen van het voor dat extra jaar verschuldigde collegegeld.

Ik maak ook graag van deze gelegenheid gebruik om een ander punt aan de orde te stellen. Studiefinanciering is een vorm van inkomen voor studenten. Studenten met minder fortuinlijke ouders hebben de mogelijkheid een aanvullende beurs aan te vragen. De termijn van toekenning hebben wij gisteren bij wet verruimd.

In het debat van vorige week heb ik de minister gevraagd of studenten die in de periode dat nog geen aanvulling is toegekend een lening moeten afsluiten, kunnen worden vrijgesteld van het betalen van rente over die lening. Ik citeer het antwoord van de minister: "Een van de redenen waarom ik zo-even een schorsing wilde, was dat ik wilde uitzoeken hoe het zit met de rente waarover zij sprak. Er is sprake van een misverstand: die rente wordt vergoed." Met "zij" bedoelde de minister mijn persoon.

Na het debat bereikten mij signalen uit het veld dat dit niet zou kloppen. Het zou niet in de wet staan. Ik heb dit uiteraard uitgezocht. Ook het ministerie kon mij helaas geen duidelijkheid geven. Daarom heb ik een wijziging op de wet voorgesteld. In de schriftelijke reactie schrijft de minister daarover het volgende: "Het automatisch toekennen van rentekosten vergt een ingrijpende wijziging van het geautomatiseerde systeem van de IB-Groep. Het is niet mogelijk deze wijziging op korte termijn te realiseren."

Als de systemen van de IB-Groep hierop niet toegerust zijn, vraag ik mij af of er wel sprake was van een misverstand, Ik ben tevreden over de toezegging van de minister dat hij met de IB-Groep gaat overleggen hoe een en ander opgelost kan worden, maar vraag hem wil hoe hij deze gang van zaken beoordeelt. Ik vind dat er veel licht zit tussen het antwoord in het debat en de reactie op het amendement. Ik het debat zegt de minister namelijk onomwonden dat de rente vergoed wordt en in de reactie op het amendement wordt gesteld dat de minister dit in overleg met de IB-Groep gaat regelen. Ik wil hierover graag duidelijkheid.

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tussen nu en 2015 honderdduizend nieuwe leraren nodig zijn;

voorst overwegende dat de commissie-Rinnooy Kan in september/oktober 2007 met haar eindrapport komt;

van mening dat studenten gestimuleerd moeten worden om na hun hbo- of wo-studie een lerarenopleiding te volgen, waarbij kwijtschelding van het collegegeld voor dat extra studiejaar een effectief instrument zou kunnen zijn;

verzoekt de minister, deze mogelijkheid te laten onderzoeken door de commissie-Rinnooy Kan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten, Zijlstra en Jan Jacob van Dijk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(30971).

Minister Plasterk:

Voorzitter. Er is een motie ingediend en een vraag gesteld, maar tussen beide is geen verband. De vraag heeft betrekking op een aangenomen wet. Niettemin wil ik met alle plezier de vraag beantwoorden.

Volgens mevrouw Leijten zou ik vorige week iets gezegd hebben wat niet klopt. Wat ik gezegd had, zou namelijk niet in de wet staan. Ik heb ook nooit gezegd dat dat in de wet staat. Ik weet ook niet in hoeverre de opmerking hierover binnen de orde van dit debat is, want waar hebben wij het precies over? Vorige week heb ik gezegd dat de mensen die later horen dat zij iets meer geleend hebben dan zij hadden willen lenen, omdat zij een aanvullende beurs krijgen, geld terugkrijgen. Per brief heb ik de Kamer laten weten dat deze mensen het grootste deel automatisch krijgen terugbetaald en dat de anderen dat op verzoek krijgen terugbetaald. In overleg met de IB-Groep wil ik nagaan of die terugbetaling te automatiseren is. Nogmaals, dat ik gezegd zou hebben dat hierover iets in de wet staat, is mij in de mond gelegd. Ik heb dat namelijk niet gedaan.

De voorzitter:

Wat u zegt, is correct. De wet is inderdaad aangenomen. Zoals het er nu uitziet, zullen wij aanstaande dinsdag alleen nog over de motie stemmen.

Minister Plasterk:

Daarom verbaas ik mij over het feit dat wij over een deel dat kennelijk geen aanleiding is voor het indienen van de motie die hier wordt besproken, een debat zouden moeten hebben. Ik heb in ieder geval antwoord gegeven op de gestelde vraag.

Met de motie wordt een sympathieke gedachte verwoord. Ik zeg graag toe dat ik de suggestie de commissie-Rinnooy Kan nadrukkelijk onder de aandacht wil brengen en dat ik die zal vragen het gestelde te betrekken bij de vraag wat nog meer met hetzelfde budget kan worden gedaan. Hiermee geef ik aan dat ik de gedachte die aan de motie ten grondslag ligt, sympathiek vind. Ik zeg erbij dat de motie met de huidige tekst een zodanige dimensie krijgt dat studenten die na hun hbo- of wo-opleiding, bijvoorbeeld na een bachelor in de biologie, een master zouden volgen, zoals een lerarenopleiding biologie, hun collegegeld terugkrijgen. Ik had evenwel de indruk dat de suggestie alleen betrekking had op de studenten van de kopopleiding. Met de motie lijkt de indienster dus verder te gaan dan de bedoeling was. Met het dictum vraagt zij echter om de suggestie voor te leggen aan de commissie-Rinnooy Kan. Daar kunnen de nuances dan aan de orde komen, maar het is aan de indienster om te zeggen wat zij met de motie wil.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, de minister zegt te doen wat u met uw motie vraagt? Handhaaft u toch uw motie?

Mevrouw Leijten (SP):

Ja.

De voorzitter:

Dan ga ik ervan uit dat wij daarover aanstaande dinsdag kunnen stemmen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Mevrouw Leijten. U heeft nog een andere motie ingediend. Wat gaat u met die motie doen? Die ziet op hetzelfde onderwerp. Waarschijnlijk zal deze motie worden aangenomen. Gaat u die andere motie intrekken, aanhouden of toch in stemming brengen?

Mevrouw Leijten (SP):

Die andere motie zal ik aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Leijten stel ik voor, haar motie (30971, nr. 14) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven