Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 96, pagina 5909-5914 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 96, pagina 5909-5914 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming) (30411)
, en van:
- de motie-Örgü over leidende principes in de handhavingspraktijk van de Consumentenautoriteit (30411, nr. 15);
- de motie-Örgü over bundeling van de voorlichting aan consumenten door de verschillende departementen (30411, nr. 16).
(Zie vergadering van 8 juni 2006.)
De algemene beraadslaging wordt heropend.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Ik wens u allereerst veel sterkte op deze lange dag. Het is een vroeg begin, voor ons allemaal.
De voorzitter:
Veel dank!
De heer Crone (PvdA):
En dan morgen ook nog!
Ik dank de staatssecretaris voor de toegezonden nota van wijziging. Ik heb een heropening gevraagd, omdat ik in het debat in tweede termijn mijn amendement heb verdedigd en steun kreeg van de CDA-fractie en andere fracties om middels mijn amendement een extra bestuursrechtelijke mogelijkheid voor de Consumentenautoriteit te introduceren. De Consumentenautoriteit kan dan niet alleen de privaatrechtelijke kant op en ingewikkelde processen gaan voeren, die tijdsvertragend werken. De Consumentenautoriteit zou dan extra mensen in dienst moeten nemen of inhuren om die processen bij de rechter te voeren, maar de getroffen ondernemer, die verdacht wordt van onvriendelijke consumentenpraktijken, moet zichzelf ook voor de privaatrechter verdedigen en daarvoor een advocaat in dienst nemen. Ik vond dat allemaal overdreven ingewikkeld en juridisering. Het leek mij beter dat in een aantal gevallen een rechtstreekse bestuursrechtelijke aanpak kan worden gevolgd. Dan heeft de Consumentenautoriteit namelijk de bevoegdheid om te zeggen: hierbij overtreedt u de collectieve belangen van consumenten en dat mag u niet meer doen. De ondernemer kan zich daar dan bij neerleggen of hij kan in beroep gaan.
Ik had dit in een amendement vastgelegd, maar mij is gebleken dat hier nog politiek debat over nodig was met de CDA-fractie. Ik denk dat het ook verstandig is dat het kabinet zich daar ook nog eens over heeft gebogen. Ik heb begrepen dat men, behalve over de kwestie-Ayaan, ook hierover intensief heeft overlegd. Dat stemt mij tot tevredenheid. Ik heb nog wel een paar vragen over de nota van wijziging. Die komt namelijk in plaats van mijn amendement.
Er worden in de nota van wijziging een aantal punten genoemd waartoe de bestuursrechtelijke bevoegdheid wordt uitgebreid. Dan gaat op dat punt de privaatrechtelijke bevoegdheid van de Consumentenautoriteit echter verloren. Die mag dan niet meer zeggen: ik doe het de ene keer zus en de andere keer zo. Via punt E wordt aan onderdeel b een aantal dingen toegevoegd, zoals elektronische handel, op afstand gesloten overeenkomsten, deeltijdgebruik van onroerende goederen en vakantiepakketten en rondreispakketten. Op dat soort punten mag de Consumentenautoriteit bestuursrechtelijke handhaving toepassen. Ook de AFM krijgt een aantal bevoegdheden, zoals op het punt van het consumentenkrediet. Daar stemmen wij mee in, want dat vinden wij een verbetering van de wet.
Tegelijkertijd is echter een belangrijke vraag wat niet de Consumentenautoriteit, maar de consumentenorganisaties mogen doen. In artikel 305d was ook de bevoegdheid geregeld van stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en een zetel in Nederland, die ingevolge de statuten de belangen behartigen van eindgebruikers, van consumentenorganisaties dus. Consumentenorganisaties mochten echter ook rechtstreeks naar het gerechtshof om te procederen over inbreuk. Ik neem aan dat dat nog steeds zo is, want dat wordt in de nota van wijziging niet beperkt. Er wordt dus wel een duidelijke scheiding gemaakt als het gaat om de Consumentenautoriteit, maar de consumentenorganisaties mogen nog gewoon onverkort hun privaatrechtelijke route volgen. Dat lijkt mij belangrijk, want wij zijn met het kabinet eens dat de hoofdroute is dat partijen het zelf regelen. Consument met leveranciers, vervolgens de consumentenbonden met leveranciers en daarna de Consumentenautoriteit. In deze volgorde moet men zijn rol kunnen spelen.
Ik denk dat zoals ik nu heb gezegd, het bijna duidelijk is. Ik vraag echter toch nog een verduidelijking op dit punt. Als die gegeven kan worden, wordt een goede stap voorwaarts gezet en kunnen wij dit dossier nog voor het reces afronden met stemmingen.
De heer Algra (CDA):
Voorzitter. In tweede termijn hebben wij aangegeven dat wij sympathiek staan tegenover het amendement van de heer Crone. Wij zien nu dat de staatssecretaris met de nieuwe nota van wijziging invulling geeft aan het amendement. Sterker nog, zij heeft de grenzen daarvan zelfs beter bepaald. De bestuurlijke handhaving die al mogelijk was in het oorspronkelijke wetsvoorstel, wordt nu verder ingevuld. Een belangrijk criterium is "duidelijke zaken". In de toelichting schrijft de staatssecretaris dat het gaat om zaken die ondubbelzinnig zijn geformuleerd. Dat heeft de steun van de CDA-fractie. Wij stemmen van harte in met deze nieuwe nota van wijziging.
De staatssecretaris heeft in tweede termijn gezegd dat zij graag eerst wil starten. De zaak moet uit de startblokken zijn. Wij verzoeken haar echter wel om na een periode van ongeveer twee jaar – dus niet vier jaar – de bestuurlijke handhaving en de andere effecten van de Consumentenautoriteit te evalueren. Als wij die toezegging krijgen, dan kunnen wij voor het reces instemmen met het wetsvoorstel.
Mevrouw Örgü (VVD):
Voorzitter. Wij hebben net een nota van wijziging van de staatssecretaris ontvangen. Wat ons betreft is de wet daardoor alleen maar verslechterd. Dat hebben wij in eerste en tweede termijn ook al uiteengezet. Ik zal er verder niets meer over zeggen, omdat wij dit onderwerp eerder uitgebreid hebben besproken. De staatssecretaris heeft een keuze gemaakt en voor haar ligt hier het zwaartepunt.
De heer Algra (CDA):
Wat ziet u dan concreet aan verslechteringen? Uit uw eerste en tweede termijn heb ik niet opgemaakt dat dit een verslechtering is.
Mevrouw Örgü (VVD):
Wij hebben het amendement van collega Crone sowieso al niet gesteund. Wij willen niet dat de autoriteit beslissingen neemt in plaats van de rechter. Ik heb de nota van wijziging net ontvangen, dus ik weet niet wat exact de bedoeling is. Ik begrijp uit de woorden van de heer Crone echter dat de staatssecretaris een groot deel van zijn amendement heeft overgenomen, en daar zijn wij niet al te enthousiast over.
De heer Algra (CDA):
U hebt geen bezwaar gemaakt tegen de bestuurlijke handhaving in het oorspronkelijke wetsvoorstel. Nu wordt de bestuurlijke handhaving opgerekt. Het komt op mij zo over dat u principieel tegen de bestuurlijke handhaving bent, en dat strookt niet met uw woorden in eerste en tweede termijn.
Mevrouw Örgü (VVD):
Dan vraag ik mij af of u goed hebt geluisterd naar mijn inbreng in eerste en tweede termijn. Volgens mij was ik heel duidelijk over het amendement dat collega Crone hierover heeft ingediend. Ik heb ook meermalen gezegd dat wij tegen dat amendement zouden stemmen. Daarmee heb ik, denk ik, wel genoeg duidelijkheid gegeven. Mocht het voor u niet duidelijk zijn geweest uit de eerste en tweede termijn, het moge nu duidelijk zijn dat wij van mening zijn dat het wetsvoorstel is verslechterd doordat de staatssecretaris het amendement in de nota van wijziging heeft overgenomen. Ik begrijp dat u in uw eerste en tweede termijn heel erg enthousiast was over het amendement van collega Crone. Ik begrijp niet waarom de staatssecretaris het eigenlijk heeft overgenomen, want er was dus al een meerderheid voor het amendement. Vandaar dat ik al in de tweede termijn heb gezegd dat wij er problemen mee hebben.
Wij hebben in onze eerste en tweede termijn gesproken over het aantal fte's. Collega Algra heeft een motie ingediend met het verzoek aan de regering om ervoor te zorgen dat de Consumentenautoriteit niet meer dan zeven tot tien mensen zal omvatten. Wij hebben als VVD-fractie uiteengezet dat wij een toezichthouder willen van beperkte omvang. De staatssecretaris heeft in haar tweede termijn uitvoering van de motie zo goed als toegezegd. Zij heeft aangegeven dat zij er in ieder geval voor gaat zorgen dat er niet meer dan tien mensen in dienst komen en dat de Kamer erover zal worden geïnformeerd indien dat aantal wordt overschreden. Ik wil graag dat de staatssecretaris dit bevestigt.
Omdat wij willen dat het aantal toezichthouders niet uitdijt en dat bij besluitvorming in de toekomst het consumententoezicht onder één toezichthouder blijft vallen, dien ik aanvullend de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er al te veel toezichthouders zijn;
voorts constaterende dat het consumententoezicht vooralsnog onderdeel is van het ministerie van Economische Zaken, maar in de toekomst wellicht wordt verzelfstandigd;
overwegende dat het aantal toezichthouders niet moet worden uitgebreid;
verzoekt de regering, bij eventuele toekomstige verzelfstandiging van het consumententoezicht niet een nieuwe toezichthouder op te richten, maar het consumententoezicht onder te brengen bij een reeds bestaande toezichthouder,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Örgü. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19(30411).
Mevrouw Örgü (VVD):
Wij zullen de nota van wijziging goed bestuderen en bezien of wij deze week over het wetsvoorstel kunnen stemmen. Zo niet, dan kan dat wat de VVD-fractie betreft ook na het reces gebeuren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Van Gennip:
Voorzitter. Het verheugt mij dat zowel de heer Crone als de heer Algra heeft aangegeven dat zij dit dossier graag nog voor het zomerreces willen afronden. Ik hoop dat ook de VVD-fractie dat straks wil, want dat is uiteindelijk in het belang van de consument, maar ook van onze eigen besluitvorming. Wij hebben er heel veel discussies over gehad, wij zijn er al een hele tijd mee bezig en het lijkt mij goed als de Consumentenautoriteit nu snel van start kan gaan.
Ik ben blij dat de heren Crone, Algra en Irrgang – die er nu niet is – in hun termijnen brede steun hebben uitgesproken voor ons voorstel, maar ook mevrouw Örgü bleek een groot aantal punten te kunnen ondersteunen. Tijdens de behandeling is herhaaldelijk de vorm van de handhaving door de Consumentenautoriteit ter sprake gekomen en is gezegd dat privaatrechtelijke normen privaatrechtelijk moeten worden gehandhaafd door middel van een verzoekschriftprocedure bij het gerechtshof in Den Haag. In de nieuwe nota van wijziging die u gisteren hebt ontvangen, geef ik aan dat enkele normen in het bestuursrecht zijn opgenomen en dat die dan ook door de Consumentenautoriteit bestuursrechtelijk gehandhaafd kunnen worden. Dat lijkt mij een aanzienlijke verduidelijking en ook verbetering van het voorstel over de Consumentenautoriteit, want die zal dan inderdaad bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom kunnen opleggen. Het desbetreffende amendement was ingediend door de heer Crone en werd sympathiek gevonden door de heer Algra. Mijn collega Donner en ik hebben nog eens goed bezien wat wel of niet kan en op basis daarvan zijn wij met dit voorstel, deze nota van wijziging, gekomen. Het gaat daarbij met name om de uitvoerbaarheid, zoals de heer Algra in zijn tweede termijn zei, maar daarmee hebben wij in deze nota van wijziging ook rekening gehouden. Het moet duidelijk zijn wat de Consumentenautoriteit met welke norm kan. Een aantal normen dus bestuursrechtelijk handhaven en een aantal nog steeds privaatrechtelijk omdat die niet zo klip en klaar te interpreteren zijn. Van een aantal normen is overtreding objectief vast te stellen. Denk bijvoorbeeld aan bedingen op de zgn. zwarte lijst bij de algemene voorwaarden. Bijvoorbeeld "u mag geen schade vorderen" mag niet in zo'n algemeen beding staan, want dat staat op de zwarte lijst. Dat zijn concrete normen die bestuursrechtelijk met een boete of een last onder dwangsom kunnen worden gehandhaafd.
Dit betekent ook dat de Consumentenautoriteit sneller en duidelijker zal kunnen handelen. Wel wil ik nog even zeggen dat een bestraffende boete mag worden opgelegd als in de wetgeving een gebods- of verbodsbepaling is opgenomen die voldoende duidelijk en nauwkeurig is geformuleerd. Daarom hebben wij per artikel gekeken wat voor bestuursrechtelijke handhaving in aanmerking kan komen en waar dat minder voor de hand ligt. De Kamer heeft dat overzicht ontvangen. Enkele bepalingen lenen zich niet goed voor bestuursrechtelijke handhaving en blijven via de privaatrechtelijke weg lopen, maar ik denk dat wij met deze nota van wijziging – ik proef dat ook in de reacties – een zeer uitvoerbare bestuurlijke handhaving hebben ingevoerd voor consumentenbeschermende bepalingen, waarmee zowel de Consumentenautoriteit als de consument in Nederland, en dus uiteindelijk ook de bonafide ondernemer, gediend is. Hiermee zal de Consumentenautoriteit straks effectiever en doelmatiger kunnen gaan werken.
De heer Crone is van mening dat dit goed zal werken. Hij verwacht dat de gang naar de rechter minder vaak zal worden gemaakt omdat de Consumentenautoriteit direct kan ingrijpen. Dit is zowel voor de ondernemer als voor de getroffene van belang.
Het is waar dat de Consumentenautoriteit straks niet meer kan kiezen, nu er is opgeschreven wat er bestuursrechtelijk moet worden gehandhaafd, bijvoorbeeld vakantiepakketten. Dit is echt een verbetering.
De heer Crone heeft gevraagd naar de rol van de consumentenorganisaties in de nieuwe situatie. De bestuursrechtelijke handhaving voor een aantal normen brengt met zich mee dat de Consumentenautoriteit geen gebruik kan maken van de bijzondere verzoekschriftprocedure. Dit betekent dat de consumentenorganisaties ook geen gebruik kunnen maken van de bijzondere verzoekschriftprocedure. Dit is ook niet nodig, want de Consumentenautoriteit kan direct optreden en de consumentenorganisaties kunnen aan de Consumentenautoriteit vragen om bestuursrechtelijk op te treden. In plaats van de gang naar het hof zullen zij, om het huiselijk te zeggen, de Consumentenautoriteit opbellen om haar te vragen om wel bestuursrechtelijk op te treden. Daarnaast kunnen zij voor alle BW-begrippen een collectieve actie starten. Die mogelijkheid blijft bestaan; daar brengt de nota van wijziging geen verandering in. Verder kunnen de consumentenorganisaties als belanghebbenden bezwaar indienen op basis van alle bestuursrechtelijke normen. De collectieve actie is dus mogelijk op alle BW-normen die zijn gekopieerd in de Wet handhaving Consumentenautoriteit, daarnaast is er de mogelijkheid van belanghebbenden bezwaar op basis van alle bestuursrechtelijke normen en tot slot kunnen de consumentenorganisaties de Consumentenautoriteit verzoeken om bestuursrechtelijk op te treden. Ik denk dat de positie van de consumentenorganisaties op deze manier goed is geregeld; zij kunnen op alle manieren aan de slag.
De heer Crone (PvdA):
Ik wil op dit punt meer helderheid hebben over zowel de intentie als de juridische vormgeving. In artikel 8.1 van de oorspronkelijke wet wordt verwezen naar artikel 305.d van het BW en daarin staat wel degelijk dat een stichting of vereniging met rechtsbevoegdheid, bijvoorbeeld de Consumentenbond, die privaatrechtelijke route zelf kan bewandelen. Artikel 8.1 is in deze nota van wijziging niet in het geding en blijft dus bestaan. Als dit waar is, behoudt de Consumentenbond de bevoegdheid om te doen wat de staatssecretaris zegt, namelijk zich melden bij de Consumentenautoriteit, die dan optreedt, maar als dit niet gebeurt of daarnaast kan de Consumentenbond zelf naar het gerechtshof gaan dat tot de conclusie kan komen dat er sprake is van inbreuk op de intercommunautaire regels. Overigens is dit een versnelde procedure, want het gerechtshof behandelt het verzoek onverwijld.
Staatssecretaris Van Gennip:
Ik kan niet onmiddellijk antwoord geven op deze vraag. Ik kom hier aan het einde van mijn betoog op terug.
De heer Algra heeft eerder zijn sympathie uitgesproken over het amendement van de heer Crone. Wij hebben dit verder ingevuld en ik ben blij dat hij daarmee kan instemmen.
De heer Algra heeft gevraagd om een evaluatie na twee in plaats van vier jaar. De wettelijke evaluatieperiode voor dit soort zaken is vier jaar, maar ik zeg hem graag een tussentijdse grote evaluatie na twee jaar toe. Ik vind dit ook een belangrijk moment, omdat wij dan meer weten over de criteria en over de gang van zaken bij de bestuursrechtelijke handhaving. Dat kunnen wij dus over vier jaar doen. De wettelijk verplichte evaluatie wordt dan na vier jaar gehouden.
Ik ben het volstrekt niet eens met mevrouw Örgü dat de nota van wijziging een verslechtering van het wetsvoorstel is. Nederland moest bij de consumentenbescherming echt het been bijtrekken, want wij liepen op een aantal terreinen achter bij de rest van Europa. Het onderzoek naar de witte vlekken dat anderhalf jaar geleden is gehouden, heeft dat duidelijk uitgewezen. De manier waarop consumenten hun recht konden halen, vertoonde gebreken en het wetsvoorstel is daarop een reactie. In de toekomst kan de consument beter zijn recht halen. Bovendien was Nederland gehouden om de Europese verordening te implementeren, waarin staat dat wij grensoverschrijdende inbreuken moeten aanpakken. Omdat wij niet willen discrimineren ten opzichte van nationale inbreuken, regelen wij voor nationale inbreuken hetzelfde als voor grensoverschrijdende inbreuken.
Ik betreur het verder dat mevrouw Örgü überhaupt geen enthousiasme kan opbrengen voor consumentenbescherming. Ik ben wel een voorstander van goede consumentenbescherming en daarom heb ik hieraan namens het kabinet invulling gegeven met het wetsvoorstel.
Over de omvang van de Consumentenautoriteit is eerder uitgebreid gesproken. Het is mijn inzet dat deze organisatie "lean and mean" wordt. Ik heb verder al beloofd dat ik de Kamer zal informeren als er meer dan tien toezichthouders in dienst zijn getreden.
In de memorie van toelichting staat dat wij na de evaluatie over vier jaar zullen bezien hoe de Consumentenautoriteit moet worden gepositioneerd. Ik kies er op dit moment om allerlei redenen voor om deze autoriteit een ambtelijke dienst te laten worden, maar over vier jaar, of zoveel later als nodig, komen wij voor de keuze te staan om deze autoriteit aan een andere organisatie op te hangen. Ik heb al eerder benadrukt dat wij daarbij zeker zullen overwegen of het gewenst is om de Consumentenautoriteit op te hangen aan de NMa. Ik wil daar echter niet op anticiperen door vast te leggen dat wij sowieso voor de NMa zullen kiezen.
Als ik de motie moet lezen als een verzoek om de NMa als een belangrijke optie te zien als wordt besloten dat de Consumentenautoriteit ergens anders ondergebracht moet worden, is de motie overbodig. Dat staat namelijk al in de memorie van toelichting. Als mevrouw Örgü wil dat het in dat geval sowieso de NMa moet worden, ongeacht wat de uitkomst van de evaluatie is, moet ik aanneming van de motie ontraden. Het is immers nog helemaal niet bekend wat de evaluatie zal laten zien en hoe "toezichthoudersland" zich in de komende vier jaar zal ontwikkelen. Het is mijn inzet om de Consumentenautoriteit "lean and mean" te houden en haar eventueel bij die organisatie onder te brengen waarbij zij het beste past. Daarbij zal nadrukkelijk ook de NMa worden overwogen. Dat heb ik in de memorie van toelichting al toegezegd en die toezegging herhaal ik met alle plezier. Ik wil dus niet vooruitlopen op de evaluatie die over vier jaar wordt gehouden. Wij zijn namelijk nog niet eens begonnen.
Mevrouw Örgü (VVD):
Als u wilt dat de Consumentenautoriteit "lean and mean" wordt, kunt u toch niet tegen deze motie zijn? Dat wordt namelijk in deze motie impliciet uitgesproken in het verzoek dat deze toezichthouder in ieder geval wordt ondergebracht bij de bestaande toezichthouders. Ik heb verder begrepen dat in de motie van de heer Algra wordt uitgesproken dat niet meer dan tien fte's worden vrijgemaakt voor deze autoriteit. Als dat aantal noodgedwongen moet worden overschreden, moet de Kamer daarover worden geïnformeerd.
Staatssecretaris Van Gennip:
U verbindt de discussie over de ophanging van de Consumentenautoriteit met die over de omvang. De vragen over de omvang heb ik zojuist duidelijk beantwoord. Op de ophanging wil ik niet vooruitlopen. Die komt namelijk pas over vier jaar bij de evaluatie aan de orde. Ik kan verder niet voorspellen hoe "toezichthoudersland" zich zal ontwikkelen. Ik zie dat wel degelijk als een zware optie. Dat heb ik ook in de memorie van toelichting aangegeven. Als u daarop wilt vooruitlopen door het sowieso nu al te stipuleren, moet ik aanneming van deze motie ontraden. Ik vind het echt te vroeg om nu een uitspraak te doen over de passende plek. Wij weten immers niet wat de ontwikkelingen zullen zijn. Wij hebben nu een gezamenlijk front-office en wij hebben allemaal samenwerkingsverbanden. Wellicht werkt dat het beste. Wie weet, is heel toezichtsland over vier jaar totaal veranderd. Dat weten wij ook niet. Wie weet, gaat er dan al wat fuseren. Dan is de vraag of dat per se bij de NMa moet of ergens anders. U kunt er bij mij van op aan dat wij onderbrenging bij de NMa als een zware optie zien. Ik wil mij daar alleen nu nog niet op vastleggen, omdat ik niet weet wat de ontwikkelingen over vier jaar zullen blijken te zijn.
De voorzitter:
Nog één keer kort.
Mevrouw Örgü (VVD):
De staatssecretaris heeft gelijk dat ik op twee punten reageerde, maar die twee punten hebben mijns inziens een duidelijke samenhang. Wij vinden dat de fte's niet mogen uitdijen, terwijl ik van de staatssecretaris de indruk heb dat zij het wat vrijblijvend houdt. Wij zouden wel kunnen worden geïnformeerd op het moment dat het om meer dan tien zou gaan. Het uitgangspunt van de VVD-fractie is echter dat het sowieso niet meer dan tien fte's mogen zijn en dat de Kamer hierover moet beslissen als dat moment er komt.
Wat het tweede punt betreft, vind ik dat de staatssecretaris zichzelf tegenspreekt als zij zegt dat zij "lean and mean" is en dat dit haar uitgangspunt is. Dan kan zij nu ook uitspreken dat dit in ieder geval haar inzet is, al speelt het pas over een paar jaar.
De voorzitter:
Wilt u een korte vraag stellen? Anders komen wij de nacht niet door.
Mevrouw Örgü (VVD):
Het gaat niet om de vraag of te zijner tijd de een of ander toezichthouder wel of niet bestaat. Het gaat erom dat er één plek komt.
Staatssecretaris Van Gennip:
Voorzitter. Ik verval in herhaling als ik hierop reageer. De discussie over de omvang hebben wij uitgebreid gevoerd. Ik heb de Kamer toegezegd dat zij geïnformeerd wordt als de omvang toeneemt. Dan kunnen wij er natuurlijk op dat moment over praten. Dat is ook precies de bedoeling daarvan. Daarnaast heb ik de Kamer toegezegd dat wij bij de begroting, dus jaarlijks, zullen kijken naar de groei van de Consumentenautoriteit, naar de benodigde middelen, de criteria, de inhoud, naar hoe het gaat en al dat soort zaken. De discussie over hoe effectief een toezichthouder kan zijn, moeten wij niet vermengen met de ophanging. Die twee zaken hebben met elkaar te maken, maar de organisatorische ophanging is niet per se de oplossing om iets effectief te organiseren. Dat kan ook via samenwerkingsverbanden, het kan via een front-office en dat zijn allemaal zaken die wij nu al inzetten.
Ik vind dat mevrouw Örgü met deze motie vier jaar vooruitloopt. Als ik de motie kan lezen als "het is een zware optie", dan neem ik dat mee. Zo staat het ook in de memorie van toelichting. Als mevrouw Örgü het echter sowieso nu wil vastleggen, dan moet ik aanneming van de motie ontraden, omdat het nu gewoon te vroeg is. Wij doen over vier jaar de evaluatie en tot die tijd is het een ambtelijke dienst en spreken wij er in ieder geval jaarlijks bij de begroting over of zoveel vaker als de Kamer nodig vindt.
Mevrouw Örgü sprak ook over een stemming die wellicht pas na het reces plaatsvindt. Ik zou toch een beroep willen doen op de Kamer om deze discussie nog voor het reces af te ronden. Wij hebben te maken met praktische implementatietermijnen. Daarnaast spreken wij hier nu al zo lang over dat het mij goed lijkt om de discussie af te ronden.
Dan kom ik terug op de vraag van de heer Crone. Hij refereert aan artikel 8.1. Daarbij gaat het om artikel 305d, punt 1.1 in het BW. Bij de wettelijke bepalingen gaat het om een verzoekschriftprocedure. Die geldt voor de BW-normen, die privaatrechtelijk kunnen worden gehandhaafd. Voor hoofdstuk D en onderdeel A van de bijlage is een nota van wijziging uitgebracht. Daarbij gaat het om de civiele normen. De lijst hiervan is ingekort. Een deel is nu in een bestuursrechtelijk jasje gegoten. Consumentenorganisaties kunnen in het kader van een verzoekschriftprocedure alleen een beroep doen op de overtredingen in onderdeel A van de bijlage. Collectieve actie blijft over het gehele BW-veld bestaan. Ik hoop dat ik hiermee de vraag van de heer Crone heb beantwoord.
Ik hecht sterk aan goede bescherming van de consument. Ik ben blij dat een grote meerderheid van uw Kamer daaraan ook hecht. Het was echt noodzakelijk om op basis van het wittevlekkenonderzoek van anderhalf jaar geleden het been bij te trekken binnen Europa, om ervoor te zorgen dat de consument in Nederland beter dan voorheen zijn recht kan halen en om oneerlijkheden beter te kunnen oplossen. Dit wetsvoorstel biedt daarvoor een goede basis. Het is tevens de implementatie van een Europese verordening, waaraan wij zijn gehouden. Het is van belang dat wij deze discussie nu afronden, na drie termijnen en een uitgebreide voorbereiding. Ik zou het zeer op prijs stellen als de Kamer nog voor het reces over dit wetsvoorstel kon stemmen. Ik ben ervan overtuigd dat wij hiermee de consument in Nederland in staat stellen om beter zijn recht te halen.
De heer Crone (PvdA):
Ik ben blij dat ik om opheldering heb gevraagd, omdat de situatie duidelijk moet zijn. Ik heb gevraagd om een scherpere bestuursrechtelijke route. Die komt er ook, nu de civiele lijst voor de privaatrechtelijke handhaving is ingekort en omgezet in bestuursrechtelijke handhaving. Daarmee halen wij wel binnen dat de zwarte lijst uit het Burgerlijk Wetboek onder de bestuurlijke handhaving valt. Dat is een grote stap voorwaarts, die ik graag zet. In de praktijk betekent dit inderdaad dat consumentenorganisaties bij dezeonderwerpen niet rechtstreeks naar de rechter kunnen maar wel naar de Consumentenautoriteit. Dat is wel zo effectief, omdat zij de Consumentenautoriteit publiekelijk en anderszins kunnen verleiden en onder druk zetten. Per saldo lijkt mij dit een stap voorwaarts voor individuele consumenten en voor consumentenorganisaties. Ik meen dat wij elkaar zo goed hebben begrepen.
Staatssecretaris Van Gennip:
De heer Crone heeft de beleidsopvatting inderdaad goed begrepen. De consumentenorganisaties kunnen de Consumentenautoriteit aan het jasje trekken met de vraag waarom er niet bestuurlijk wordt gehandhaafd. De heer Crone verwees in dat kader naar de lobbykracht van de consumentenorganisaties. Het klopt dat de zwarte lijst effectiever is te handhaven. Al met al is sprake van een uitgebalanceerd voorstel dat goed is voor de consument, maar ook goed voor de bonafide ondernemers. Het uitgangspunt blijft dat men eerst moet proberen om er zelf uit te komen. Dat is de zelfregulering in de markt. Als dat niet lukt, is de Consumentenautoriteit aan zet. Met deze nota van wijziging kan de Consumentenautoriteit een zware stok achter de deur plaatsen om die zelfwerkzaamheid in de markt af te dwingen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande donderdag, morgen dus, te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-5909-5914.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.