Aan de orde is de behandeling van:

de Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (COM (2006) 168 fin.) (30587).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Wij behandelen de rapportage van de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets over de subsidiariteitstoets op het richtlijnvoorstel over strafrechtelijke maatregelen en de verzekering van handhaving van intellectuele eigendomsrechten. De heer Van Dijk zal namens de commissie reageren.

Het woord is aan de heer Van Schijndel, die zelf lid is van die commissie.

De heer Van Schijndel (VVD):

Voorzitter. Het moet mij van het hart dat deze eerste geboorte van een conceptbrief van beide Kamervoorzitters aan Eurocommissaris Frattini geen eenvoudige is. Een eerste ontwerp van de brief van beide Kamers van het Nederlandse parlement is dinsdag van de hamerstukkenlijst afgevoerd, daarom is dit debat aangevraagd. Met de nieuwe versie van de brief is dinsdag ingestemd door de Eerste Kamer. De brief is daar als hamerstuk behandeld.

De VVD-fractie heeft tegen de gewijzigde versie van de brief een aantal bezwaren van inhoudelijke en procedurele aard. Wat de inhoud betreft gaat het, na de eerdere schrapping van de gewraakte passage op bladzijde 4, om het in de nieuwe versie toevoegen van de volgende zin: "Het ware beter geweest wanneer de Europese Commissie zou hebben volstaan met de bepaling dat het handhavingsinstrument 'doeltreffend, evenredig en afschrikkend' zou moeten zijn, waarbij de keuze voor het instrument aan de lidstaten zou worden overgelaten."

Naar ons oordeel ondermijnt deze zin de politieke strekking van ons afwijzende oordeel omtrent de subsidiariteit en proportionaliteit van het richtlijnvoorstel. Ik heb daarvoor vier argumenten. Ten eerste geeft de toegevoegde zin een concluderend oordeel. Door het gebruik van de frase "doeltreffend, evenredig en afschrikkend" wordt aangehaakt bij de centrale rechtsoverweging in het arrest van 13 september 2005, rechtsoverweging 48. Dit is onverstandig. Het Hof gaat in dat arrest namelijk om terzake de mogelijkheid van een strafrechtelijke competentie van de gemeenschapswetgever. Rechtsoverweging 48 rept van "doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen". Woorden hebben hun betekenis. Zij worden op een goudschaaltje gewogen. Als wij de formule uit het arrest, die evident betrekking heeft op strafrechtelijke sanctionering, klakkeloos overnemen, geeft dat de Europese Commissie een schot voor open doel. Zij kan dan betogen dat ook met betrekking tot de subsidiariteitstoets strafrechtelijke handhaving voor de hand ligt en wenselijk is.

Ten tweede wordt de formule "doeltreffend, evenredig en afschrikkend" bijna altijd gebruikt in kaderbesluiten op grond van de derde pijler inzake de strafrechtelijke samenwerking. Het gebruik van deze woorden in dit geval is daarom hoogst ongelukkig. Wij willen immers geen strafrechtelijke handhaving opgelegd krijgen in een eerstepijlerinstrument als een richtlijn. Het feit dat de Commissie recentelijk, in elk geval na het arrest van 13 september 2005, deze frase heeft gehanteerd in haar voorstellen voor richtlijnen, doet daar niets aan af.

Ten derde zal over het arrest van het Hof nog een debat in deze Kamer plaatsvinden. Het is onjuist om daarop vooruit te lopen door formuleringen te gebruiken die door de Europese Commissie kunnen en zeker ook zullen worden geduid als een impliciete aanvaarding van de door het Hof ingezette koers om de Gemeenschap terzake van eerstepijleronderwerpen een strafrechtelijke competentie toe te kennen.

Ten vierde komt het Hof tot zijn oordeel op grond van een doelredenering. De zorg voor het milieu is doel van de Gemeenschap en is ook heel belangrijk. De VVD-fractie beklemtoont evenwel dat bevoegdheden moeten worden geattribueerd op basis van objectieve factoren, dus op basis van onderwerpen en niet op basis van de vraag of er sprake is van ernstige aantasting van een communautair belang en of strafrecht onontbeerlijk is om die aantasting te bestrijden. Oordelen over wat ernstig en wat onontbeerlijk is, zijn te vaag om een toedeling van bevoegdheden op te baseren.

De afwijzing van de nu voorliggende tekstversie is ook ingegeven door een belangrijk procedureel bezwaar. Dat was als het ware de druppel die de emmer deed overlopen en daarom staan wij nu hier. Met de voorzitter van de tijdelijke commissie heb ik afgelopen maandag afgesproken om mijn bezwaren en mijn voorstel per e-mail te laten circuleren. De leden konden eergisteren tot twaalf uur laten weten of zij de brief in stand wilden laten dan wel de voorgestelde schrapping wilden doorvoeren. In de avonduren hebben diverse leden daarop gereageerd, de meeste positief. Eergisterochtend om kwart voor tien is door een medewerker van de griffie van de Eerste Kamer het alternatief gepresenteerd van schrapping met toevoeging van een zin over een handhavingsinstrument dat "doeltreffend, evenredig en afschrikkend" moet zijn. Deze handelwijze was een doorkruising van de afgesproken procedure. Bovendien was de gegeven tijd voor een reactie, tot elf uur, irreëel, met name voor de leden van de Tweede Kamer die aanwezig moesten zijn bij fractievergaderingen. De rechten van deze Kamer zijn daardoor op grove wijze verkort. Bij de voorzitter van de tijdelijke commissie heb ik tegen deze gang van zaken geprotesteerd. Hij heeft niettemin gemeend, de Eerste Kamer op basis van het aldus gewijzigde ontwerp te moeten laten instemmen door de gewijzigde brief op de lijst van hamerstukken van de Eerste Kamer te plaatsen. Dat is een slechte gang van zaken en dat mag in de toekomst zeker niet meer voorkomen.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van Heteren en mevrouw Van Vroonhoven iets willen vragen, maar ik sta dat niet toe. Wij hebben tot kwart voor elf de tijd en dit kan aanleiding geven tot eindeloos gedoe.

Het woord is nu aan mevrouw Van Heteren voor haar inbreng.

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Voorzitter. Ik ben het volslagen met u eens dat wij het kort moeten houden. De fractie van de Partij van de Arbeid is een buitengewoon groot voorstandster van het zinnig omgaan met de subsidiariteitstoets, verbaast zich over deze gang van zaken en vraagt zich af waarom het lid van de VVD-fractie, dat ook lid is van de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets, na sluitingstijd zijn bezwaren inbrengt. Mijn fractie heeft overigens wel begrip voor zijn bezwaren, maar vindt dat die eerder ingebracht hadden moeten worden. De Eerste Kamer heeft dit conceptvoorstel al aangenomen. Deze eerste bevalling is dus gewoon een rommeltje. Het advies van de PvdA-fractie is om het terug te brengen naar de commissie met het verzoek dat de leden ervan voor dinsdag een oplossing zoeken en om hier verder op dit moment niet veel tijd aan te besteden.

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzitter. Ik sta hier vandaag niet met vreugde. Ik betreur het ten zeerste dat wij op deze manier dit eerste advies moeten vaststellen. Het was beter geweest als deze zaak eerder was uitgesproken. Vorige week hebben wij ook al uitgebreid gesproken over de argumenten die de heer Van Schijndel nu naar voren brengt. Het lijkt mij verstandig om niet uitgebreid op de procedure in te gaan. Dat moeten wij nog maar eens doen in de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets. Ik wil wel ingaan op de vier argumenten die de heer Van Schijndel heeft aangedragen om het hier niet mee eens te zijn. Zijn eerste argument was dat de termen doeltreffend, evenredig en afschrikkend gebruikt zouden zijn in het arrest dat op 13 september vorig jaar over milieurechten is uitgesproken. In de overwegingen 48 en 49 wordt inderdaad naar die termen verwezen, maar ik wijs de heer Van Schijndel erop dat al in zaak 68 uit het jaar 1988 exact dezelfde termen zijn gebruikt. Deze termen heeft het Europees Hof dus niet voor het eerst in deze zaken gebruikt. Zij zijn toen al gebruikt, terwijl het niet om een derdepijlerzaak ging; die pijler was er toen nog niet eens. Het ging om een zaak waarin de Europese Commissie bezwaar maakte tegen de manier waarop Griekenland met het Griekse maïs omging. Er is dus niet uitsluitend naar die passage verwezen; er is al verwezen naar een passage uit eerdere richtlijnen. Sindsdien is het steeds bestendigd, dus het Europees Hof heeft ook in die zaak alleen maar op dat element willen voortborduren.

Het tweede argument van de heer Van Schijndel was dat deze terminologie alleen nog maar werd gebruikt in kaderbesluiten in de derde pijler. Ik moet bekennen dat ik mij gisteravond enigszins heb voorbereid, omdat ik wist dat dit argument zou worden aangedragen. Ik heb een aantal richtlijnen bij de kop genomen door de term in Google in te voeren en erbij te zetten dat ik in Europese richtlijnen wilde zoeken. Er kwam een richtlijn uit van 31 maart 2004 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen, die bij de eerste pijler hoort. In artikel 27 van die richtlijn staat dat de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn. Er kwam ook een richtlijn van 4 april 2001 uit inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden. In artikel 25 staat: de aldus ingestelde straffen dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn. Ik kan nog een hele poos doorgaan, maar deze zaken maken volgens mij afdoende duidelijk dat het argument van de heer Van Schijndel dat de terminologie pas na de uitspraak van het Europees Hof in 2005 is gebruikt, niet houdbaar is.

De heer Van Schijndel (VVD):

In een richtlijn uit 2001 kan uiteraard geen sprake zijn van evenredige, doeltreffende en afschrikkende straffen.

De heer Van Dijk (CDA):

Als de heer Van Schijndel mij niet wil geloven, verzoek ik hem blz. L136-17 van het wetboek op te zoeken van 18 mei 2001. Daar staat: "De aldus ingestelde straffen dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn."

De heer Van Schijndel (VVD):

Ik heb dit punt met een aantal hoogleraren besproken. Pas sinds het arrest van het Hof van september verleden jaar is de vraag gerezen of ingeval van richtlijnen, dus eerstepijlerinstrumenten, straffen kunnen worden voorgeschreven. Wellicht bedoelt u het woord "sancties" of "maatregelen", maar zeker geen straf.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik zou bijna gaan twijfelen aan mijn vermogen om teksten te lezen. Ik wil het citaat dat ik daarnet heb gegeven best nog eens lezen, uit artikel 25 over straffen. Daarin staat: "De lidstaten stellen het systeem vast van straffen voor overtredingen..." Mijn voorstel is daarom toch vast te blijven houden aan de passage die hier staat. De suggestie is gedaan door mevrouw Van Heteren om hierover op korte termijn nog als commissie bij elkaar te komen om dit probleem alsnog op te lossen. Ik ben altijd bereid om hierover in de commissie aanstaande dinsdag nog een keer te spreken, maar ik vrees dat wij daarmee niet veel verder komen. Om die reden ben ik een beetje terughoudend.

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Ik sta hier als invaller van mijn collega Timmermans. Ik doe de suggestie om de gewraakte passage uit de herziene brief te schrappen. De VVD-fractie heeft aangegeven met de rest van de tekst te kunnen leven. Die zinsnede voegt niet veel toe aan het advies, dus misschien is dit de oplossing.

De heer Van Dijk (CDA):

Die oplossing hadden wij ook al eerder bedacht, ware het niet dat van verschillende zijden is aangegeven dat men hecht aan deze passage in de brief. Dat is ook de reden waarom de Eerste Kamer uiteindelijk heeft kunnen instemmen met het voorstel. Verschillende leden van de Eerste Kamer hebben gezegd behoefte te hebben aan schrapping van het woord "strafbaarstelling" waartegen de heer Van Schijndel bezwaar heeft gemaakt. Zij hebben gezegd te hechten aan deze passage, die om die reden ook is opgenomen in deze brief.

De heer Van Schijndel (VVD):

Ik weet niet welke leden van de Eerste Kamer het betreft en hoe het in de Eerste Kamer is gelopen, maar er lag een voorstel van mijn kant tot integrale schrapping, met berichtgeving tot dinsdag 12 uur. De griffier van de Eerste Kamer is vervolgens met een tussenvoorstel gekomen tot een partiële schrapping en tot toevoeging van een zin. De leden van de Tweede Kamer die zitting hebben in de tijdelijke commissie zitten dan in fractievergadering en kunnen daarop dus niet reageren. Dat is een doorkruising van de procedure die wij hadden afgesproken.

De heer Van Dijk (CDA):

Dat gold niet alleen voor de Tweede Kamer maar ook voor de Eerste Kamer, die er wel in geslaagd is hierop te reageren. Mijn ervaring is dat fractievergaderingen hier pas om 10.30 uur beginnen, dus men had deze tekst om 9.45 uur kunnen lezen. De heer Van Schijndel verwijt mij dat wij onvoldoende hebben geluisterd naar zijn inbreng. Dat verwijt werp ik verre van mij. Met name op maandagavond en dinsdagochtend zijn wij de heer Van Schijndel in belangrijke mate tegemoetgekomen in zijn bezwaar tegen bepaalde zinnen, die wij daarop hebben geschrapt. Het is echter ook mijn taak als voorzitter om ervoor te zorgen dat ons advies voldoende wordt gedragen, ook door de rest van de Kamer, en niet alleen door de heer Van Schijndel. Dat was de reden voor het opnemen van deze passage. Op die manier bleef er voldoende steun. Ik betreur het dat de heer Van Schijndel als enige nog van mening is dat deze zin niet kan, want ik heb van alle anderen niet gehoord dat die niet zou kunnen. De heer Van Schijndel probeert aan te tonen dat dingen niet kloppen, terwijl zwart op wit staat dat de zaken wel kloppen. Ik roep de heer Van Schijndel op om hierover, vóór aanstaande dinsdagochtend, nog een keer goed na te denken en bij zichzelf na te gaan of het verstandig is door te gaan met zijn verzet. Anders zullen wij er aanstaande dinsdag waarschijnlijk alsnog over stemmen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik veroorloof mij de suggestie van mevrouw Van Heteren nog eens in uw aandacht aan te bevelen. Misschien kan er ook nog keer in de commissie over worden gesproken, maar dat is uiteraard aan de commissie zelf. De voorzitter heeft duidelijk gemaakt hoe hij daar als voorzitter en eerstverantwoordelijke tegenover staat.

Bij degenen die het debat volgen, wil ik niet het misverstand laten voortbestaan dat Kamerleden op dinsdagochtenden niet bereikbaar zijn en geen stukken aangeleverd kunnen krijgen in fractievergaderingen. Ik doe dat al 24 jaar wel.

De vergadering wordt van 10.36 uur tot 10.44 uur geschorst.

Naar boven