Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en van de artikelen 252 en 253 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (eenzijdige legesheffing) (29858).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik dank u en de collega's dat ik als eerste mag spreken. Ik moet helaas weg na mijn inbreng omdat ik een ander debat moet bijwonen. U kunt er echter zeker van zijn dat ik op de beantwoording let.

Het kabinet wil de regeldichtheid verlagen, ook op het terrein van de volkshuisvesting. Dat is een goede zaak, maar er wordt wel selectief gewinkeld. Als het erom gaat extra geld op te halen bij de mensen die nu al de hoogste woonlasten hebben, wordt er niet op een regeltje meer of minder gekeken. Wij hebben het binnenkort over een nieuwe wet en zullen dan verder discussiëren over wie geld uit de zakken van de woningcorporaties gaat kloppen. Die mogen dat geld vervolgens weer uit de zakken van de huurders kloppen. In dat soort regels wordt het mes niet gezet. Maar de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte die een belangrijke bouwsteen vormt voor de huurbescherming, wordt wel vereenvoudigd om de huisbazen ter wille te zijn.

De overschakeling van tweezijdige naar eenzijdige legesheffing komt vrijwel volledig aan de verhuurders ten goede. De administratieve lasten zouden nog veel verder verlaagd kunnen worden door de leges helemaal af te schaffen. Dat hebben de PvdA en de SP bij de schriftelijke inbreng ook voorgesteld. De fractie van GroenLinks, die overigens niet aan die inbreng meedeed, was zelfs zo behulpzaam om hierover al direct een amendement in te dienen.

Het is duidelijk dat het feit dat de minister de leges niet helemaal afschaft, slechts gemotiveerd wordt door de behoefte om zoveel mogelijk huurders te weerhouden een zaak voor de huurcommissie aan te spannen. Al te lichtzinnig, citeer ik de minister. De minister wijst er ook op dat de voorzitter van de huurcommissie op verzoek vrijstelling van leges kan verlenen. Is dat nu papier of is dat werkelijkheid? In hoeveel procent van de aangespannen zaken gebeurt dat? Worden aanvragers standaard gewezen op die kwijtscheldingsmogelijkheid? Ik heb hierover graag duidelijkheid van de minister.

De SP-fractie is van mening dat de motiveringsplicht voor huurverhogingen boven de inflatie gehandhaafd moet blijven. Verhuurders moeten inzichtelijk maken waarop deze extra verhoging gebaseerd is. Wij steunen het amendement van de heer Depla op dit punt.

In de brief van de Woonbond worden vier aspecten genoemd waarover in dergelijke gevallen informatie verstrekt moet worden. Kan de minister toezeggen dat, indien het amendement wordt aangenomen, de uitvoeringsregeling conform wordt aangepast? Graag krijg ik een reactie van de minister.

De SP-fractie is overigens van mening dat bij boveninflatoire huurverhogingen ook inzicht in de onderhoudsuitgaven moet worden gegeven. Een algemene informatieplicht, zoals de commissie-Leemhuis heeft voorgesteld, is naar onze mening slechts een gedeeltelijke remedie voor het afschaffen van de motiveringsplicht.

Tot slot heb ik een opmerking die zijdelings met het wetsvoorstel en de huurbescherming in zijn algemeenheid te maken heeft. Waarom heeft de minister deze gelegenheid niet gebruikt om de mogelijkheden van de huurcommissie te verruimen om energiebesparende maatregelen af te dwingen? Wij hebben bij de behandeling van de begroting 2006 al erop aangedrongen dat de wet of lagere regelgeving op dit punt wordt aangepast, zodat huurders kunnen afdwingen dat hun energiekosten niet hoger zijn dan redelijkerwijs mogelijk. De minister heeft destijds gezegd: dat nemen wij mee. Wij zijn inmiddels alweer bijna een halfjaar verder. Graag hoor ik van de minister of zij dit alsnog zal doen.

Ik vat samen. De SP-fractie heeft andere opvattingen dan de regering over het terugdringen van bureaucratie.

De voorzitter:

Dank u wel. U hebt u daarmee verontschuldigd.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Het wijzigingsvoorstel heeft de CDA-fractie geen aanleiding gegeven tot een inbreng in het verslag. Invoering van de eenzijdige legesheffing is door de fractie in verschillende overleggen reeds bepleit. De voordelen zijn in de memorie van toelichting nog eens duidelijk verwoord. De CDA-fractie is met de regering van mening dat legesheffing voor een overheidsdienst, mits er een relatie ligt met de werkelijke kosten, geoorloofd is. In dit geval is bovendien rekening gehouden met de draagkracht van mogelijke bezwaarmakers. Het voornemen van de regering om die kosten vooralsnog niet te verhogen heeft dan ook onze instemming.

Ook in het tweede argument van de regering, handhaven van de drempelwerking, kan de CDA-fractie zich vinden. Om die reden ziet zij niets in het amendement van GroenLinks om de legesheffing geheel af te schaffen. Mevrouw Gerkens heeft er zojuist het een en ander over gezegd. Wij zullen dit amendement dan ook niet steunen.

Via de nota van wijziging is nog een tweetal voorstellen voorgelegd. Het betreft het afschaffen van de motiveringsplicht en het wijzigen van de rappelprocedure. Door de wijziging in de manier waarop de komende jaren de huurverhogingen tot stand komen, heeft de motiveringsplicht feitelijk niet meer de betekenis die ze in het verleden had. De huurverhogingen worden zowel in het gereguleerde gebied als in het overgangsgebied door de minister vastgesteld. De percentages zijn daarbij duidelijk: het inflatiepercentage van het voorgaande jaar plus een door de minister in overeenstemming met de Kamer vastgestelde toeslag. Dat is dan de maximaal mogelijke huurverhoging. Verhuurders in beide gebieden hebben geen vrijheid hier nog iets aan toe te voegen. De motiveringsplicht kan naar onze mening om die reden achterwege blijven. De CDA-fractie zal daarom het amendement van de heer Depla, dat pleit voor handhaving van de motiveringsplicht, niet steunen.

Dat betekent echter niet dat de huurders verstoken moeten blijven van de noodzakelijke informatie. In de eerste termijn tijdens het algemeen overleg op 22 februari jongstleden over de uitvoering van de modernisering van het huurbeleid heeft de CDA-fractie aangedrongen op een goede regeling voor informatie aan huurders: de categorie waarin de woning wordt ingedeeld, de maximale huurprijs voor die woning, de staat van onderhoud et cetera. De commissie-Leemhuis heeft hiertoe een voorstel gedaan in haar advies. De CDA-fractie wacht de uitwerking hiervan door het kabinet af. Graag hoor ik van de minister wanneer de Kamer hierover met haar kan spreken.

De wijziging van de rappelprocedure biedt de huurder dezelfde bescherming die hij al had, maar legt in tegenstelling tot de huidige werkwijze de verantwoordelijkheid voor actief handelen bij de huurder. Deze verandering heeft de instemming van de CDA-fractie.

De heer Depla (PvdA):

De heer Van Bochove geeft terecht aan dat er heel veel verandert in het huurbeleid. Huurders moeten geïnformeerd worden over de categorie van de woning. Dat varieert naar het gebied van Nederland en naar de corporatie. Het puntensysteem verandert zowel volgend jaar als het jaar daarop. Is het niet onverstandig om juist nu de informatieplicht weg te gooien en maar af te wachten wanneer er iets nieuws komt?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik knip de vraag in tweeën. Moeten de huurders op een juiste, adequate wijze worden geïnformeerd over de wijzigingen die zich in de komende periode voordoen? Ja, huurders moeten hierover adequaat geïnformeerd worden. Daarnaast moeten huurders verdergaand geïnformeerd worden. Daar zitten meerdere aspecten aan, zoals de staat van onderhoud van de woning. Ook op dat punt moeten heldere afspraken worden gemaakt. Wij moeten dat heel goed regelen aan de hand van de uitwerking van de voorstellen van de commissie-Leemhuis.

De heer Depla (PvdA):

Is dat niet onverstandig? Er liggen nog geen voorstellen om de commissie-Leemhuis concreet in wetgeving vorm te geven. Wij stellen voor dat de minister in nadere regelgeving kan aangeven op welke punten de huurder geïnformeerd moet worden. Wij kunnen datgene wat er nu is, toch beter nog even instandhouden? In de nadere regelgeving kunnen wij dan bijvoorbeeld aangeven dat informatie over zaken als de WOZ-waarde moet worden gehandhaafd. Waarom wil de heer Van Bochove die informatieplicht op deze punten niet voorlopig handhaven?

De heer Van Bochove (CDA):

In het verkeer tussen verhuurder en huurder vind ik het heel normaal dat de verhuurder de huurder informeert over de veranderende feiten en omstandigheden rond de woning en dus de positie van de huurder. Als in de komende periode een huuraanzegging moet plaatsvinden, dan moet de verhuurder heel duidelijk motiveren in welke omstandigheden de woning zich bevindt en wat dat betekent voor de huurder. De motiveringsplicht heb ik daar niet voor nodig. In het licht van de nieuwe ontwikkelingen vind ik het een achterhaald instrument. De uitwerking van de commissie-Leemhuis zie ik als een verdergaande vorm van informatieverstrekking.

De heer Depla (PvdA):

Op deze manier organiseert u een interbellum. U schaft nu de motiveringsplicht af met de opmerking dat de verhuurders informatie moeten verstrekken. Die opmerking verliest aan waarde omdat de plicht geschrapt wordt, terwijl er nog niets nieuws is. Wij hebben de resultaten van de commissie-Leemhuis nog niet besproken. Het duurt nog minstens twee jaar voordat dit praktische handen en voeten heeft gekregen.

De heer Van Bochove (CDA):

Er is geen sprake van een interbellum. In de motiveringsplicht is nadrukkelijk en helder omschreven om welke redenen men aan de motiveringsplicht moet voldoen. Daarnaast is heel duidelijk aangegeven vanuit welk tijdsvak dat kwam. Wij leven nu in heel andere omstandigheden. Feitelijk is het flauwekul dat wij dat hier zouden moeten voorstellen. Het is intrinsiek dat verhuurders huurders informeren over de veranderingen die aan de orde zijn.

De heer Depla (PvdA):

Als het een intrinsieke taak is, dan kunnen wij het hele rapport-Leemhuis in de prullenbak gooien. Dan hoort in feite alles wat erin staat tot de intrinsieke taak van de verhuurders en behoeft dat dus niet in Den Haag geregeld te worden.

De heer Van Bochove (CDA):

Nu gaat u volkomen voorbij aan datgene wat ik zojuist gezegd heb. Het gaat mij om een breder aspect van informeren van huurders. Ik denk aan de stand van zaken van het onderhoud, aan mogelijke afspraken over toekomstig onderhoud, enz. De huurder is dan veel beter geïnformeerd over de stand van zaken rond zijn woning. De commissie-Leemhuis gaat nadrukkelijk verder in de informatieverstrekking. Ik heb het over de motiveringsplicht, die onder bepaalde omstandigheden tot stand is gekomen. De omstandigheden zijn nu anders, maar dat laat onverlet dat je als verhuurder de huurder moet informeren. Dat hoeft alleen niet meer op basis van datgene wat bij de motiveringsplicht is vastgelegd.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik heb het genoegen om mede namens de fractie van GroenLinks te mogen spreken. Dus het feest kan niet op vandaag.

Dan de vermindering van de administratieve lasten voor huurders en verhuurders. Je moet van goede huize komen om ertegen te zijn. Tegen die achtergrond vindt de PvdA-fractie de voorstellen van de minister om de zogenaamde rappelprocedure te veranderen, een goed initiatief. Mijn fractie vindt echter dat de minister half werk levert. Zij denkt dat de minister verder door moet pakken als het gaat om minder administratieve lasten, door de legesheffing helemaal af te schaffen. Wij steunen daarom ook het amendement van GroenLinks.

Wat is de situatie? In de bestaande wet moet de verhuurder het initiatief nemen om naar de huurcommissie te stappen als de huurder de huurverhoging niet betaalt. Dit wordt omgedraaid. De huurder moet naar de huurcommissie stappen als hij het niet eens is met de huurverhoging. Het is een kleine verzwakking van de positie van de huurder. De winst van de vermindering van het aantal onnodige procedures kan hier tegen opwegen. Het tweede voorstel van de minister is, om niet de huurder en de verhuurder leges te laten betalen voor een zaak bij de huurcommissie. Alleen de bezwaarmakende partij moet de leges betalen, althans als de wetswijziging doorgaat. Door de verandering van de procedure is dat dus bijna per definitie de huurder. Dat is alleen acceptabel als er niet bovenop komt dat de huurder die bezwaar wil maken tegen een onrechtmatige huurverhoging voortaan als enige voor de leges moet opdraaien. Daarom stellen wij voor die leges helemaal af te schaffen. Dus niet van tweezijdige naar eenzijdige legesheffing, maar door durven pakken en de legesheffing helemaal afschaffen. Dat biedt twee voordelen. Wij weten allemaal dat de termijn van afhandeling door huurcommissies vaak overschreden wordt. Het is een van de toppers in het jaarverslag van de Nationale ombudsman. In de schriftelijke behandeling van de begroting wordt ook aangegeven dat het weliswaar wat beter gaat maar dat het nog niet goed genoeg is. Het schrappen van de leges levert voor de huurcommissie een tijdswinst op van vier weken bij elke procedure. Bovendien bespaart het het opnieuw opstarten van een procedure als er niet binnen vier weken betaald is. Daarnaast geldt nog steeds dat waar de leges zelf € 12,50 bedragen, de kosten voor inning hoger zijn dan het legesbedrag zelf. Kortom, aanvaarding van het amendement van GroenLinks zal leiden tot zowel vermindering van administratieve lasten als het beter halen van de wettelijke termijnen inzake de huurcommissie. Bovendien voorkomt het amendement een eenzijdige verslechtering van de positie van huurders. Daar kan toch niemand tegen zijn?

De minister twijfelt echter nog. Zij is bang dat volledige afschaffing van de legesheffing leidt tot ongebreidelde bezwaren bij de huurcommissie. Ik ben er vooralsnog niet bang voor. De minister heeft trouwens de vorige week toch niet voor niets met het voltallige kabinet op het Catshuis bij elkaar gezeten om over de vermindering van de administratieve lasten voor burgers te spreken? Er is daarbij afgesproken dat het volgend jaar gaat gebeuren. Waarom grijpt de minister nu deze kans niet aan om dit voorstel meteen over te nemen? Dan gaat zij terug naar de minister-president met de mededeling: ik wacht niet nog een jaar, deze minister van VROM begint er meteen aan. Als zij dat te gewaagd vindt – ik begrijp dat het CDA dat ook vindt – kunnen wij misschien afspreken om het na twee jaar te evalueren. Mocht haar vrees dan in de praktijk bewaarheid worden, dan voeren wij alsnog de eenzijdige legesheffing in.

De heer Van Bochove (CDA):

En dat gelooft u zelf?

De heer Depla (PvdA):

Natuurlijk geloof ik dat zelf. Ik kan er zelfs nog een mooi amendement voor maken dat zelfs de heer Van Bochove zou moeten kunnen steunen.

Vervolgens kom ik te spreken over de afschaffing van de motiveringsplicht. Als de verhuurder de huur meer wil verhogen dan met het inflatiepercentage, moet deze dit motiveren. De minister wil deze motiveringsplicht afschaffen. Wij zijn tegen de afschaffing van de motiveringsplicht, zeker op dit moment. Het gehele huursysteem gaat op de helling. Wij voeren twee huurregimes in die in vier verschillende regio's verschillend uitpakken. In 2008 kan het in de ene regio weer anders zijn dan in de andere regio, hetgeen in 2010 ook weer het geval zou kunnen zijn. En dan kan het ook nog per corporatie verschillen, afhankelijk van de vraag of de bouwdoelstellingen zijn gehaald. Bovendien wordt per 1 januari het puntenstelsel veranderd door de WOZ-waarde een plekje te geven. In 2008 gebeurt het nog een keer als de stookkosten een rol gaan spelen in het puntenstelsel. Dan vindt de minister het vreemd dat er zo veel mensen haar plannen niet helemaal begrijpen? Er zal dan ook verwarring en onrust ontstaan over welke huurverhoging gerechtvaardigd is. En dat is niet zo vreemd, want wij zijn immers op 22 februari jongstleden tijdens het algemeen overleg uit elkaar gegaan omdat het de minister ook niet lukte om het goed uit te leggen. En nu moeten huurders het allemaal wel kunnen begrijpen? Het lijkt mij daarom niet verstandig om in deze tijd de motiveringsplicht af te schaffen. De minister had beter kunnen uitzoeken welke wetswijziging noodzakelijk is voor het invoeren van haar huurplannen, in plaats van een nota van wijziging te maken om de motiveringsplicht af te schaffen.

De minister heeft de commissie-Leemhuis ingesteld om te adviseren over de positie van huurders. De Kamer heeft nog niet over dit advies gesproken. Een van de aanbevelingen van deze commissie is om een algemene informatieplicht voor de verhuurder in te voeren. In navolging van de commissie-Leemhuis vindt onze fractie dat men pas de motiveringsplicht moet afschaffen als de algemene informatieplicht is ingevoerd. Tegen die achtergrond hebben wij een amendement ingediend om de motivatieplicht nu niet af te schaffen, maar die om te zetten in een specificatieplicht. Verhuurders krijgen dan de wettelijke plicht om bij aanzegging van een huurverhoging de huurder informatie te verschaffen die van belang is om de huurverhoging te kunnen beoordelen. Op basis van dit amendement moet de minister vervolgens de Uitvoeringsregeling huurprijzen aanpassen, zodat kan worden aangegeven welke informatie precies noodzakelijk is. Dat hangt natuurlijk af van de wetgeving die wij de komende tijd doorlopen. Zij moet in die regeling formuleren welke informatie de verhuurder moet geven. Ik denk hierbij aan het aantal punten van de woning.

Als het onzalige huurliberaliseringsplan van de minister in wetten is verankerd, moeten de huurders ook worden geïnformeerd over de WOZ-waarde van de woning en over het huurregime waarin de woning valt. Als de huurder goed is geïnformeerd, zal het aantal kansloze zaken bij de huurcommissie afnemen.

In de Uitvoeringsregeling huurprijzen kan ook worden geregeld dat alleen bij veranderde omstandigheden, bijvoorbeeld bij wijziging van de WOZ-waarde of veranderd huurbeleid van de verhuurder, de huurder opnieuw moet worden geïnformeerd. Kortom, het lijkt mij goed als de minister ons amendement overneemt en de motiveringsplicht pas afschaft als de informatieplicht op een goede manier is ingevoerd. Juist in deze tijd, waarin er veel onduidelijkheid is voor individuele huurders, is het zeer onverstandig om de motiveringsplicht af te schaffen en maar te hopen dat de verhuurder, wiens plicht het is, de huurders afdoende zal informeren.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

De voorgestelde wetswijziging gaat in op drie onderwerpen: de motiveringsplicht voor de verhuurders, de rappelprocedure en de legesheffing voor de huurcommissie. Ik zal deze punten kort behandelen.

Het voorstel is dat huurverhogingen boven de inflatie niet meer gemotiveerd hoeven te worden door de verhuurder. Als wij deze motiveringsplicht niet schrappen, zouden door de wijzigingen in de toegestane verhogingpercentages in de praktijk vrijwel alle huurverhogingen gemotiveerd moeten worden. Dat levert grote administratieve lasten op voor de verhuur ders. De VVD-fractie wil dat voorkomen en steunt daarom het schrappen van de motiveringsplicht.

Ik steun echter de heer van Bochove in zijn opmerking dat de huurders wel goed geïnformeerd moeten blijven, want dat is uitermate belangrijk. Dit is ook een punt dat in het huurbeleid is meegenomen. Kan de minister aangeven, hoe zij dit wil regelen?

De heer Depla (PvdA):

Mevrouw Veenendaal heeft gezegd dat zij de verhuurders wil bevrijden van de administratieve last om een huurder goed te informeren over de motivering om een huurverhoging door te voeren. In de zin daarna zegt zij dat het wel belangrijk is dat de verhuurder de huurder goed informeert. Wat is het verschil?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

De motivering is een verplichting, daartoe wordt het wetsvoorstel veranderd. Informeren gebeurt meer op vrijwillige basis.

De heer Depla (PvdA):

Dus als het niet gebeurt, is dat geen enkel punt.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Als een verhuurder dat niet doet en een huurder krijgt een huurverhoging waar hij niets van snapt, gaat hij wellicht naar de huurcommissie, maar niet omdat er geen motivering heeft plaatsgevonden. Dan zal hij gewoon zeggen: ik snap dit niet. Dus de toegang tot de huurcommissies wordt niet geblokkeerd. De heer Depla doet net alsof de huurder er in zo'n geval nooit meer uit komt er nergens meer heen kan. Dat is niet aan de orde. Het wettelijk vastleggen dat er gemotiveerd moet worden, wordt eruit gehaald.

De heer Depla (PvdA):

Maar zouden er veel minder zaken schelen bij de huurcommissie als mensen meteen goed worden geïnformeerd over de motivatie van de huurverhoging? Dan gaan mensen namelijk vanzelf minder klagen, lijkt mij. Als ik weet waarom ik een bepaalde huurverhoging krijg, kan ik mij daarbij neerleggen. Maar als ik het niet snap, ga ik naar de huurcommissie. Het effect van wat mevrouw Veenendaal wil, is dat er meer zaken bij de huurcommissie terechtkomen, met als gevolg meer administratieve lasten.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

U gaat uit van het begrip "motivatie", terwijl ik het over "informatie" heb. Verhuurders hebben helemaal geen zin in telefoontjes en brieven van huurders vol met vragen. U hebt kennelijk minder vertrouwen in de verhuurders dan ik. De verhuurder zal zijn huurders over allerlei zaken informeren. Op hoorzittingen met de corporaties is mij duidelijk geworden dat zij de huurders overal bij willen betrekken.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter...

De voorzitter:

U hebt vier vragen mogen stellen. Mevrouw Veenendaal vervolgt haar betoog.

De heer Depla (PvdA):

Volgens mij waren dit maar twee vragen. Bovendien heb ik geen antwoord.

De voorzitter:

Mevrouw Veenendaal gaat over haar eigen antwoord.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Voorzitter. De rappelprocedure is bedoeld om een huurverhoging door te kunnen voeren als een huurder geen bezwaar aantekent, maar toch de verhoging niet betaalt. Toe nu toe moest de verhuurder dan naar de huurcommissie. De VVD-fractie is er voorstander van om deze verantwoordelijkheid voortaan bij de huurder te leggen.

Tweezijdige legesheffing brengt veel administratieve rompslomp met zich. In het wetsvoorstel wordt dan ook terecht gekozen voor een eenzijdige heffing, te betalen door de verzoekende partij. Dit vereenvoudigt de administratieve lasten van de huurcommissie en versnelt de procedure. Het is wel goed om een drempel te handhaven. Daarom wil de VVD-fractie niet dat de leges volledig worden afgeschaft. Zij steunt het amendement op stuk nr. 9 van mevrouw Van Gent dan ook niet.

De VVD-fractie stemt in met de voorgestelde wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Minister Dekker:

Voorzitter. Het doet mij genoegen, dit wetsvoorstel met de Kamer te kunnen bespreken. De tweezijdige legesheffing wordt vervangen door een eenzijdige heffing, de procedures bij de huurcommissies worden gestroomlijnd en de administratieve lasten worden verminderd. Daaraan heb ik nog de rappelprocedure en de motiveringsplicht toegevoegd.

Bij eenzijdige legesheffing blijft het initiatief bij de verzoeker. Ik ben tegen het afschaffen van leges omdat er een zekere drempel nodig is. Zonder drempel zal men te gemakkelijk naar de huurcommissie stappen. Het is van belang dat men voor een verzoek eerst een afweging moet maken. In andere branches zijn de leges veel hoger. In de reiswereld gelden tarieven van € 50 tot € 100. De heer Depla meende dat de leges in de huursector € 12,50 bedragen, maar het tarief is nog steeds € 11. Dat wil niet zeggen dat ik nooit zal overwegen om dit bedrag nader te bezien, maar nu geldt nog gewoon het oude tarief. Door deze drempel wordt de verantwoordelijkheid gelegd waar zij thuishoort, namelijk bij degene die het verzoek doet of bezwaar maakt. Betrokkenen zullen zich goed moeten realiseren wat zij vragen en waarom. Ondanks dit lage bedrag is het toch goed om die drempel in stand te houden.

Door het afschaffen van de tweezijdige leges worden veel procedures voorkomen. Dit is nog niet zo heel lang geleden ingevoerd. In de afgelopen periode zijn er nogal wat verzoeken ingediend. Wij hopen hiermee toch terug te gaan naar het oorspronkelijke aantal. Ik vind de eenzijdige legesheffing ongelofelijk belangrijk. Als je er een drempel in legt, is dat een goede overweging voor de verzoeker.

De heer Depla (PvdA):

U hebt niet alleen de tweezijdige legesheffing veranderd in de eenzijdige, maar u hebt het systeem zo veranderd dat de huurder per definitie de bezwaarmakende partij moet worden. Dat is veranderd. Eerst was het de verhuurder. U hebt de boel verschoven naar de huurder en dan zegt u dat huurders ook moeten betalen, als zij bezwaar willen maken. Eerst zegt u dat de huurder voortaan bezwaar moet maken en daarna zegt u dat deze voortaan moet betalen. U hebt twee dingen tegelijk gedaan. Vindt u dat wel evenwichtig?

Minister Dekker:

Ja, dat vind ik evenwichtig. In het vervolg hoeven alleen de verzoekers bij de huurcommissies het voorschot op de leges te betalen.

De heer Depla (PvdA):

U hebt per definitie de huurder tot verzoeker gebombardeerd.

Minister Dekker:

Waarom? Het kan de andere ook net zo hard zijn.

De heer Depla (PvdA):

Nee, want de verhuurder doet de huuraanzegging. Als de huurder betaalt, hoeft de verhuurder niet naar de huurcommissie. Wat hij aanzegt, is voortaan de norm. De bal wordt per definitie bij de huurder gelegd. Als u dat toch wil volhouden, moet u op z'n minst een andere methode bedenken waardoor de huurcommissie niet meer bovenaan komt te staan bij de ombudsman, als het gaat om overschrijding van de wettelijke termijnen.

Minister Dekker:

De heer Depla weet dat ik daar volop mee bezig ben. Het is niet zo eenvoudig om deze terug te brengen. Wij hebben ooit een termijn bedacht van vier maanden. Wij zijn volop bezig om de actuele stand op vier maanden te krijgen, maar in sommige gevallen halen wij deze niet. De inzet is om deze te benaderen, zoals ik al heb gezegd. Ik streef ernaar om niet meer in de top tien van de ombudsman te komen.

De heer Depla (PvdA):

Met deze aanpak zou u in één klap uit die top tien komen. Dat is vier weken winst, maar toch doet u het niet.

Minister Dekker:

Ik ben er absoluut niet van overtuigd dat het aantal gevallen bij de huurcommissie zo vermindert, als je dit doet. In alle zaken voor beroepscommissies vormen de leges toch een kleine drempel.

Ik vind het uitermate prettig dat de aanpassing van de rappelprocedure kan worden doorgevoerd, omdat wij daarmee meer evenwicht bereiken. Er is in 2004 15.000 keer en in 2005 11.000 keer een rappelprocedure gevoerd. Door dat aan te passen kunnen wij een veel normalere procedure in werking laten treden. Door de voorgenomen verandering wordt de verantwoordelijkheid inderdaad meer bij de huurder gelegd. Hij moet na het rappel door de verhuurder zelf de procedure bij de huurcommissie starten, anders geldt de voorgestelde huurverhoging als overeengekomen. De huurcommissie meldt de verhuurder dat er een procedure is gestart.

Dan kom ik op het afschaffen van de motiveringsplicht. De motiveringsplicht is ontstaan in 1976, toen er sprake was van forse huurverhogingen. Daarbij werd uitgegaan van 8% inflatie. Een lagere huurverhoging werd vermoed redelijk te zijn en hoefde dan ook niet gemotiveerd te worden. Op dit moment is de inflatie 1,7%, zodat niet meer wordt voldaan aan de oorspronkelijke uitgangspunten. In het huidige systeem kennen wij meer dan een inflatievolgend huurbeleid, dat is ook een verandering. Dat wil niet zeggen dat ik het vanzelfsprekend vind dat huurders geen informatie krijgen van verhuurders. Integendeel, ik heb niet voor niets de commissie-Leemhuis ingesteld. Die heeft een advies gegeven over de informatie die van de verhuurder naar de huurder moet gaan. Ik ben het dan ook volstrekt eens met wat de heer Van Bochove en mevrouw Veenendaal hebben gezegd, namelijk dat er informatie wordt gegeven in het normale verkeer tussen verhuurder en huurder, die een zeer belangrijk product afneemt. Wij moeten het advies van de commissie-Leemhuis inderdaad nog bespreken. Ik verwacht dat wij de uitkomsten met de corporatiebrief kunnen bespreken. Vervolgens moeten deze worden uitgewerkt in een aantal wetsvoorstellen.

In mijn brief van 17 maart jongstleden over het nieuwe huurbeleid heb ik daarop vooruitlopend aangekondigd dat ik naar een algemene informatieplicht van verhuurders zou willen gaan. Ik formuleer dit zo om te onderstrepen dat de verhuurder de huurder dient te informeren over een aantal elementen dat van belang is: de puntentelling die mede is gebaseerd op de WOZ-waarde, de WOZ-waarde zelf en de maximale huurprijs. De maximale huurverhoging wordt in de loop van de jaren bepaald op grond van de reeksen die wij in het huurbeleid hebben afgesproken. Het is goed om dit nog een keer te zeggen.

Ik ontraad de aanneming van het amendement van de heer Depla, omdat dit te veel is gebaseerd op de oude situatie en niet op de nieuwe situatie waarin wij een aantal stappen zetten. Ik deel het argument dat er inderdaad informatie moet worden verstrekt. Dit heb ik concreet voorgesteld in mijn brief van 17 maart jongstleden. In mijn voorstel vind ik het van belang dat de verhuurder informatie geeft over het goed dat wordt afgenomen. Ik heb hierboven een aantal elementen aangegeven waarvoor ik de informatieplicht wil laten gelden.

De heer Depla (PvdA):

De minister heeft het dus niet geregeld. Het punt van mijn amendement is dat de minister in de nadere regelgeving precies die punten die zij graag wil, kan regelen. Zij kan dit volgende week al doen, terwijl zij anders eerst wetgeving moet maken die naar de Kamer moet. Het duurt dan één of twee jaar voordat de informatieplicht geregeld is. Zij kan mijn amendement heel goed gebruiken, als wij hetzelfde willen voor de informatieplicht aan de huurder: de punten die de minister heeft genoemd. In de onderliggende regelgeving kan zij nader specificeren wat er moet worden gemotiveerd. Dan hebben wij de informatieplicht vanaf morgen geregeld, vanaf 1 juli aanstaande en vanaf 1 januari aanstaande. Wij zijn twee jaar verder als wij op wetgeving moeten wachten, ook al werkt de minister er heel snel aan.

Minister Dekker:

In het amendement van de heer Depla staat duidelijk dat het op het huurbeleid is gebaseerd, met alle motiveringen die moeten worden gegeven boven het inflatiepercentage. In het nieuwe huurbeleid gaan wij uit van een jaarlijkse inflatie en van een reeks die keurig is aangegeven. Deze elementen zijn op een andere wijze geregeld. Voor de informatie van de verhuurder aan huurder geef ik aan welke elementen ik van belang vind. Dit is toch iets anders.

De heer Depla (PvdA):

Ik heb twee vragen. Ten eerste, als ik mijn amendement verander in de strikte zin van het woord en stel dat elke verhuurder zijn huurverhoging moet motiveren, waarna ik de punten van die motivering regel, regel ik precies wat de minister wil. Dit is morgen geregeld. Wat is daarop tegen? Ten tweede, als de minister hiertegen is om voor mij onbegrijpelijke redenen, wanneer heeft zij het dan wettelijk geregeld, voor welke datum?

Minister Dekker:

Ik heb eerder gezegd dat het amendement van de heer Depla uitgaat van het inflatiepercentage. Ik hoor dat de heer Depla de eerste aanleiding enigszins wijzigt.

De heer Depla (PvdA):

Ik probeer tot een vergelijk te komen. Als ik mijn amendement aanpas, doe ik precies wat de minister wil en heb ik de informatieplicht morgen geregeld. Nu moet ik wachten totdat het wetsvoorstel naar de Kamer is gegaan.

Minister Dekker:

Daarmee heeft de heer Depla een mooi punt. Het meenemen van mijn voorstel in de commissie-Leemhuis duurt natuurlijk langer, omdat wij daarover nog moeten spreken. Het thema informatie – door de commissie Leemhuis zo mooi geaccentueerd door de term "informatierecht", met nog een aantal andere rechten – is natuurlijk ingebed in het totale pakket van de verhouding tussen verhuurder en huurder. Ik kondig aan dat ik iets wil regelen, maar dan wel in dat totale pakket. Ik sta er nog even over na te denken. Zo gaat het wel eens bij snelle wijzigingen van amendementen.

De heer Depla (PvdA):

Het gaat om het idee. Wij zijn het blijkbaar eens. Zeker in deze tijden met veel veranderingen moeten de huurders goed geïnformeerd worden. Daar zijn wij het over eens.

Minister Dekker:

Precies.

De heer Depla (PvdA):

Omdat nog steeds geen datum is genoemd, maak ik mij zorgen dat er niet voor 1 januari 2007 een wet is waarin die informatieplicht geregeld is, tenzij u mij dat nu belooft. Dan is het toch veel mooier om gedurende die tijd de door mevrouw Leemhuis geopperde informatieplicht in den brede niet te regelen, maar om die te beperken tot de huurinformatie? Dan pas ik het amendement in die zin aan; dat kan ik zo doen. Dan kunt u in nadere regelgeving dat rijtje daar invoegen. Dan hebben wij precies gedaan wat wij allebei willen en dan hebben wij geen interbellum laten ontstaan in een tijd waarin veel verandert. Ik vind het eigenlijk een geweldig idee. Dan zijn wij het toch met elkaar eens?

Minister Dekker:

Als de heer Depla en ik het zo eens lijken te worden, moeten wij dit moment eigenlijk onderstrepen. Ik zou echter toch eerst precies uitgewerkt willen zien hoe de heer Depla dat ziet, want ik wil er zeker van zijn dat wij het echt met elkaar eens zijn. Wij hebben er niets aan als wij het achteraf helemaal niet met elkaar eens zijn. Daar kies ik niet voor.

De voorzitter:

Als de heer Depla op basis van zijn mondelinge toelichting het nieuwe amendement op schrift stelt, is er straks mogelijk de gelegenheid om daarover te spreken. Wanneer de minister met haar termijn klaar is, zullen wij bekijken hoe wij verder zullen procederen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Er dreigt iets heel moois te ontstaan tussen de minister en de heer Depla. Dat wil ik absoluut niet verstoren; integendeel. Ik heb duidelijk gemaakt waarom ik het amendement van de heer Depla op dit punt niet wil steunen. Hij is bereid om dat amendement desnoods aan te passen op basis van de discussie die hij met de minister voert. Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn als ik hier de toezegging krijg dat duidelijke wijzigingsvoorstellen die zij nu kennelijk beiden gaan bedenken, de Kamer op een zodanige manier bereiken dat wij ons daar een oordeel over kunnen vormen.

De voorzitter:

Dat is vanzelfsprekend. Ik denk dat wij daar straks, aan het eind van het debat, conclusies over moeten trekken. Ik stel dus voor dat de minister eerst haar betoog afrondt en dat wij op basis daarvan tot een procedurevoorstel komen. Ik constateer dat de Kamer daarmee instemt.

Minister Dekker:

Het amendement van mevrouw Van Gent over de afschaffing van de legesheffing wordt gesteund door de heer Depla en mevrouw Gerkens. Daar ben ik in feite al op ingegaan. Ik voel er niet voor om de legesheffing af te schaffen, want ik vind dat er een normale drempel moet zijn. Ik ben zeer beducht voor het vergroten van allerlei zaken die de kosten van de geschillenbeslechting verhogen. Ik ontraad dus de aanneming van dit amendement, dat ervoor pleit om de legesheffing totaal en eenzijdig af te schaffen.

Dan resteren het thema van de heer Depla en zijn amendement. Ik wil eerst kunnen beoordelen wat de overwegingen zijn en wat de effecten kunnen zijn. Vervolgens wil ik kunnen aangeven op welke termijn wij dat kunnen realiseren, want de informatieplicht moet wel door verhuurders kunnen worden uitgevoerd. Wij moeten nu niet iets optuigen wat eigenlijk pas per 1 januari mogelijk is.

De voorzitter:

Heeft de minister haar betoog beëindigd?

Minister Dekker:

Ik zou de heer Depla willen vragen om zijn amendement op schrift te stellen, zodat zowel de leden van de Kamer als ikzelf het kunnen beoordelen.

De heer Depla (PvdA):

Dat zal ik graag doen. Het moet ook snel. Dat snap ik. Ik zorg dat het uiterlijk dinsdag gereed is.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Depla de wijziging van het amendement maandag gereed heeft. De minister kan daarvan dan kennisnemen en de Kamer maandag laten weten op welke wijze zij het amendement beoordeelt. Anders kunnen wij daar niet, zoals te doen gebruikelijk, dinsdag over stemmen.

De heer Depla (PvdA):

Hier kan iets moois ontstaan. Dit wetsvoorstel heeft al lang op behandeling moeten wachten. Nu word ik ineens gedwongen om het gewijzigde amendement op maandag af te hebben. Ik moet de wijziging zorgvuldig opschrijven. Anders kan het mooie immers niet ontstaan. Wij kunnen toch wel eventueel een week verliezen? Ik vind dit heel streng. Ik probeer om het dinsdagochtend af te krijgen. Misschien is het maandag al af. Dat zou meegenomen zijn. Ik kan mij daar echter niet op vastleggen. Ik moet wat deskundigen raadplegen, zodat ik het op een juridisch goede manier opschrijf. Wat is uw motivatie dat het per se maandag moet? Waarom kan de stemming niet met een week uitgesteld worden? Dit wetsvoorstel staat al weken op de agenda.

De voorzitter:

Ik wil het moois absoluut niet in de weg staan. Ik heb de Kamer slechts een voorstel gedaan. Uw reactie daarop is duidelijk. Ik vraag hoe de andere leden over het voorstel denken.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Ik steun uw voorstel.

De heer Van Bochove (CDA):

U brengt mij in een dilemma. Het is prachtig dat er iets moois groeit. Ik zou dat absoluut niet willen verstoren. Wat ik in eerste termijn heb gezegd, lijkt aan te sluiten bij wat de heer Depla heeft gezegd. Ik wil dat echter goed kunnen beoordelen. Ik ga ervan uit dat ik mogelijk, op basis van hetgeen wordt gewisseld, behoefte heb aan een gedachtewisseling met de minister of met de minister en de heer Depla. Wat mij betreft kan er dus niet dinsdag worden gestemd. Mijn voorstel is dan ook om een weg uit te zetten zodat uiterlijk dinsdag over een week gestemd wordt. Wij kunnen dan eventjes de tijd nemen om hetgeen gewisseld wordt tot stand te brengen. De argumenten moeten gewisseld worden. Zo mogelijk moet met de minister van gedachten gewisseld worden in wat ik dan maar een tweede termijn noem.

De voorzitter:

Ik amendeer mijn voorstel als volgt. De wijziging van het amendement van de heer Depla komt dinsdag ter kennis van de minister. Uiterlijk woensdag kan de Kamer kennisnemen van de zienswijze van de minister, zodat woensdag en donderdag de mogelijkheid bestaat om daarover nog van gedachten te wisselen. In de week daarop wordt erover gestemd. Kan de Kamer daarmee instemmen? De minister ook?

Minister Dekker:

Ja.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Dan ga ik ervan uit dat er nu geen behoefte meer is aan een tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 16.18 uur tot 18.30 uur geschorst.

Voorzitter: Kraneveldt

Naar boven