Aan de orde is het debat over de energierekening.

Mevrouw Gerkens (SP):

Mevrouw de voorzitter. Vanmorgen kopte De Telegraaf met het bericht "De energierekening rijst de pan uit". Sinds het jaar 2000 betaalt de consument bijna 75% meer voor gas en 60% meer voor stroom. Een gezin gaat dit jaar waarschijnlijk zo'n € 200 meer betalen voor energie. En ik vermoed dat het einde van deze stijging nog niet in zicht is omdat de olieprijzen wellicht nog verder zullen stijgen gezien de situatie in de wereld. Nu is dit alles wellicht niet alleen toe te schrijven aan de liberalisering, maar de consumenten vragen zich wel af welk voordeel de liberalisering nu eigenlijk gehad heeft. Sinds de liberalisering is de administratie verslechterd en zijn de prijzen de pan uit gerezen. Is dat nu toeval? Op vragen van de PvdA zegt de minister niet in te willen grijpen in een geliberaliseerde markt. Als dat zo is, moet ik concluderen dat wij nu slechter af zijn met deze markt.

Voorzitter. De SP heeft al vaker aandacht gevraagd voor het probleem van de hoge energiekosten. Mensen met lage inkomens kunnen het niet meer betalen en worden letterlijk in de kou gezet. Wij zijn van mening dat het geen kwestie is van niet kunnen maar een kwestie van niet willen. Het probleem zit voor een groot deel in de gasprijs, die de olieprijs volgt. De minister geeft het ingewikkelde antwoord dat het loskoppelen van de gasprijs van de olieprijs niet zou kunnen omdat het gaat om privaatrechtelijke contracten. Feit is wel dat hij aandeelhouder is van de Gasunie. In die hoedanigheid zou hij wel degelijk zijn invloed kunnen aanwenden. Dat wil hij weliswaar niet vanwege de geliberaliseerde markt, maar ik vraag hem toch er opnieuw naar te kijken.

De gasprijs blijft stijgen omdat de olieprijs blijft stijgen. Ik heb dan ook de volgende verzoeken aan de minister.

Wil hij kijken naar de mogelijkheden van het instellen van een maximumprijs? Zo dit niet kan voor alle energiesoorten, dan in ieder geval voor gas.

Wil de minister zich binnen het kabinet hard maken voor compensatie van de inkomens vanwege de stijgende energieprijzen?

Wat gaat hij doen om te investeren in duurzame energie? Waar wij steeds meer aankijken tegen het probleem van stijgende olieprijzen onder andere door krapte op de wereldmarkt, is duurzame energie een mogelijke oplossing. De positie die de minister inneemt dat de doelstelling van Europa is bereikt en dat wij derhalve niet verder behoeven te groeien, vind ik dan ook echt niet gepast. Ik roep hem dan ook op om juist de duurzame energie te versterken en daarmee de druk van de prijzen af te halen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan het relatief kort houden want ik sluit mij in hoofdlijnen aan bij wat mevrouw Gerkens heeft gezegd. Haar vragen zijn daarmee ook mijn vragen geworden in de richting van de minister.

Vervolgens wil ik mij verontschuldigen voor het feit dat ik eigenlijk nu alweer bij een ander debat moet verschijnen. Daar zal ik zometeen naartoe gaan. Mevrouw Gerkens en ik hebben er al eventjes over gesproken hoe wij dit debat verder doen.

Dan mijn laatste punt. Ook mijn fractie maakt zich buitengewoon veel zorgen over de inkomenspositie van mensen met een smalle beurs. Het is niet het eerste jaar dat ze op de nullijn staan; dat duurt al een paar jaar. Het is niet het eerste jaar dat de kosten stijgen. Ik noem bijvoorbeeld de eigen bijdrage gezondheidszorg, waarvan chronisch zieken en gehandicapten last hebben. Laat dat nu uitgerekend weer de groep zijn die door de bank genomen hoge energiekosten heeft. Voor deze groep mensen stijgen de kosten als het ware dubbel. Dat zou het kabinet grote zorgen moeten baren. Over de algemene koopkrachtgevolgen van deze sterke stijging van de energieprijzen zal mijn fractie tijdens de behandeling van de voorjaarsnota nader in debat gaan met de minister van Financiën. Bij die gelegenheid kan het gehele spectrum van wat daarbij aan de orde is, gewogen worden.

Ten slotte nog iets over de marktwerking in de energiesector. De belofte was – ik hoor het mevrouw Jorritsma nog verschillende keren zeggen, het galmt mij nog na in de oren – dat het allemaal goedkoper zou worden. Hoe zit het nu met die belofte?

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. De energieprijzen stijgen en dat is slecht voor de consument, slecht voor de economie en dus reden tot zorg. De vraag is waardoor dat komt en wat men eraan kan doen. De minister zal zonder twijfel ingaan op de oorzaken, maar het lijkt mij duidelijk dat het vooral komt door de stijgende olie- en gasprijzen als gevolg van de toenemende wereldwijde vraag naar energie. Mevrouw Gerkens heeft daaraan al gerefereerd. Omdat onze energiecentrales voornamelijk gasgestookt zijn, treft die ontwikkeling onze energieprijzen nog eens extra hard. Volgens EnergieNed stijgt de vraag naar elektriciteit bij de huishoudens in Nederland doordat steeds meer mensen grote elektrische apparaten kopen, zoals wasdrogers, vaatwassers en diepvriezers. Daartegenover staat dat het gebruik van gas door huishoudens afneemt door de vervanging van oude cv-ketels door nieuwe, energiezuinige ketels. Wat de effecten zijn van de euro-dollarwisselkoers kan ik niet overzien. Dit vraag ik de minister.

Rest de vraag wat te doen. De stijgende brandstofprijzen worden uiteraard doorberekend aan de klant. Volgens de VVD-fractie is geen rol voor de minister weggelegd door op welke wijze dan ook in te grijpen in prijzen. De DTe kan dit op basis van de wet wel, maar alleen als sprake is van onredelijke prijzen. Daarvan is mij niets bekend, maar als de minister andere informatie heeft, dan hoor ik dat graag.

Het echte probleem is veel fundamenteler, namelijk onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het is onvermijdelijk dat wij onze brandstofmix zullen moeten verbreden. Onze eenzijdige afhankelijkheid van gas brengt niet alleen risico met zich mee voor de prijzen, maar ook voor de voorzieningszekerheid op de lange termijn. Ook brengt ze politieke en strategische risico's met zich mee. De Algemene Energieraad is daarop in een recent rapport uitvoering ingegaan. Ik verwacht dan ook van de Energienota en het debat daarover dat wij uitvoerig op die materie zullen ingaan. Ik verwacht ook dat in de Energienota daarover duidelijke keuzen zullen staan.

Consumenten kunnen zelf ook wat doen. Ik heb al gezegd dat het elektriciteitsgebruik stijgt. Als iedereen daarop als individu wat beter let, scheelt dat ook weer in de portemonnee. Simpele zaken als wat vaker het licht uitdoen op zolder en in de badkamer schelen ook.

Mevrouw Gerkens (SP):

De heer De Krom doet het voorkomen alsof die stijging van € 200 voor een gezin gemakkelijk kan worden voorkomen als wij allemaal wat zuiniger met energie zullen zijn. Is de heer De Krom er zich van bewust dat er op dit moment huishoudens zijn die de verwarming behoorlijk laag houden, in de winter een extra trui aantrekken en met de deken omgeslagen op de bank zitten omdat zij het niet meer kunnen bolwerken? Ik neem aan dat dat niet is wat hij voor ogen heeft.

De heer De Krom (VVD):

Nee, maar daarover spreek ik ook niet. Ik probeer onder de aandacht te brengen dat het geen probleem is dat wij morgen eenvoudig kunnen oplossen door in de prijzen in de markt in te grijpen. Het probleem ligt veel fundamenteler, namelijk in de eenzijdige afhankelijkheid van gas, vooral bij onze energiecentrales. Ook heb ik er een aantal keren op gewezen dat er geen teveel aan liberalisering is, maar een tekort. Het zal mevrouw Gerkens daarom tot vreugde stemmen dat Brussel een onderzoek zal doen naar de werking van de energiemarkt.

Dat zijn de werkelijk fundamentele oorzaken. Er moet een liberale Europese markt komen. Dat zal de beste garantie geven op een goede marktwerking en zal de consumenten uiteindelijk ten goede komen.

De vraag is welk effect de energieprijzen hebben op de koopkrachtplaatjes. Mevrouw Gerkens en de heer Vendrik hebben daarop al gewezen. De discussie daarover zal over twee weken worden gevoerd bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Daarom vindt mijn fractie dit debat op dit moment totaal overbodig, vooral omdat wij niet de illusie moeten wekken dat wij hier in Den Haag zullen ingrijpen in de markt, terwijl dit niet het geval zal zijn. Wij hadden er dan ook de voorkeur aan gegeven dit debat over twee weken te voeren.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ook de CDA-fractie maakt zich grote zorgen over de stijging van de energieprijzen. Voor een gezin met een laag inkomen is het niet niks om € 200 per jaar meer voor energie te moeten betalen. Daar blijft het echter niet bij. Als wij de minister moeten geloven, komt daar nog eens € 50 per jaar bij voor de dekking van de overschrijding van het MEP-budget. Het debat daarover is uitgesteld, maar het is tijd om na te denken over een bredere dekkingsgrondslag voor deze subsidies.

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer De Krom dat nu niet het moment is om over compensatie van het koopkrachtverlies te spreken. Binnenkort behandelen wij de Voorjaarsnota en ook bij andere gelegenheden wordt er in deze zaal gesproken over de algehele inkomensontwikkeling en eventuele compensatie van koopkrachtverlies. Daarbij kunnen de energieprijzen niet buiten beschouwing blijven.

Wij kunnen vandaag echter wel het vraagstuk van de andere kant benaderen, namelijk van de prijszijde. Collega De Krom en ik hebben vorig jaar bij de behandeling van de I&I-wet een amendement ingediend waarin voorstellen werden gedaan voor het bevorderen van de flexibiliteit op de gasmarkt. In dat kader is ook gevraagd om het instellen van een gasbeurs. Vandaag pleit ik dan ook voor uitvoering van artikel 10a, lid 1, van de Gaswet. Dit artikel handelt over het aanbieden van flexibele diensten door de Gasunie voor transport en services. Hierdoor kan de Gasmarkt beter functioneren. De minister heeft onlangs nog in een brief geschreven dat de markt al zeer flexibel is en dat er zeker sprake is van marktwerking. Wij zien echter de prijzen niet dalen. De APX-gasbeurs die in de wet is aangewezen als de handelsplaats voor gas in Nederland, kan hierin een belangrijke rol spelen. Op welke wijze kunnen wij volgens de minister via de marktwerking de prijsontwikkeling ook voor de consument positief beïnvloeden? Door het van toepassing verklaren van artikel 10a, lid 1, van Gaswet, wordt een flink deel van het gas verplicht via de beurs verhandeld. Wellicht is er dan toch vanuit de aanbodkant op korte termijn iets aan de energieprijzen te doen.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik ga kort op drie vraagstukken in. In de eerste plaats kom ik te spreken over de stijging van de energieprijzen. In de tweede plaats sta ik stil bij de verschillende opties, door u geschetst. In de derde plaats behandel ik de alternatieven van mijn kant.

De prijsstijgingen worden inderdaad veroorzaakt door de gestegen olieprijs op de wereldmarkt. Ik ben het met de heer De Krom eens dat het uiteindelijk gaat om de beantwoording van de veel fundamentelere vraag in hoeverre de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen moet worden gecompenseerd. Die discussie zullen wij voeren in het kader van de Energienota. Nu hebben wij het echter over de problemen op korte termijn. Omdat gas en olie elkaar tot op zekere hoogte kunnen vervangen, zijn de prijzen van die producten met elkaar verbonden. In het verleden hebben wij een keuze gemaakt die vrij eenzijdig gericht is op de ontwikkeling van gascentrales. Via gasgestookte elektriciteitsproductie heeft de olieprijs vervolgens invloed op de elektriciteitsprijzen.

Als prijzen stijgen als gevolg van een prijsstijging op de wereldmarkt is dat op zichzelf geen reden voor de overheid om in te grijpen. Het is duidelijk dat bedrijven de kosten doorberekenen. Dat dwingt ons uiteraard om efficiënt om te gaan met energie. De heren Hessels en De Krom hebben dat ook aangegeven. Overigens zal, als ik vermoed dat de concurrentie tussen energieleveranciers niet effectief is, een nader onderzoek worden gestart.

Mevrouw Gerkens sprak over de liberalisering. Zij vraagt welke voordelen liberalisering voor de consument heeft. De keuzevrijheid van de huidige consument is een belangrijk goed. Mijn vooronderstelling is dat zonder die keuzevrijheid en zonder grotere efficiëntie in de prijzen de huidige prijzen waarschijnlijk nog hoger zouden zijn. Dat is niet precies in cijfers aan te geven. Ik denk echter dat deze veronderstelling niet onjuist is. Er kunnen vaste prijscontracten worden gesloten, analoog aan prijscontracten op andere gebieden. Er wordt bovendien geen kunstmatige prijs aangehouden. Een dergelijke prijs zou immers buitengewoon slecht uitpakken voor de ontwikkeling van duurzame energie. Mevrouw Gerkens pleit terecht voor duurzame energie. Dat is ook het beleid van het kabinet in brede zin. Een kunstmatige prijs voor het gewone gas zou de verdere ontwikkeling van duurzame energie buitengewoon ontmoedigen. Op zichzelf is dat geen reden om duurzame energie niet te bevorderen. Dat ben ik met haar eens. Het energierapport dat binnenkort uitkomt, spreekt van het geven van een impuls aan de MEP.

De heer Hessels vroeg in hoeverre er een breder draagvlak voor de MEP moet komen. Een paar weken geleden heb ik de Kamer gezegd dat ik de MEP tijdelijk heb bevroren, juist vanwege de extra verhogingen voor de consument. Mevrouw Gerkens heeft aan dat debat deelgenomen. Zij had daarop kritiek, begrijpelijk vanuit haar oppositierol. Het is echter enigszins inconsequent, omdat het bevriezen van de MEP op hetzelfde neerkomt als het stoppen van de prijzen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Het debat over de MEP staat voor begin september geagendeerd. De minister zegt dat de geliberaliseerde markt ervoor zorgt dat de energieprijzen niet verder zijn geëxplodeerd. Hij wijst daarbij op de keuzevrijheid. In antwoord op de vraag van de heer Crone om een maximumprijs in te stellen, antwoordt de minister echter niet in te willen grijpen in een geliberaliseerde markt. Het is van tweeën een: een geliberaliseerde markt is goed voor de consument en leidt tot lage prijzen of door liberalisering is ingrijpen onmogelijk geworden. De minister spreekt zichzelf tegen.

Minister Brinkhorst:

Er is geen sprake van tegenstrijdigheid. Ik zeg niet dat er in een geliberaliseerde markt bij hoge olieprijzen lagere energieprijzen zouden ontstaan. Ik zeg dat in verhouding tot een niet geliberaliseerde markt sprake is van prijsprikkels die een efficiëntere prijs als gevolg hebben. Dat is niet noodzakelijkerwijs altijd een lagere prijs. Over de kwestie van de maximumprijs kom ik nog te spreken.

De heer Crone heeft niet deelgenomen aan het debat. Toch zal ik zijn vraag meenemen, die door mevrouw Gerkens is aangestipt. Prijscompensatie is naar mijn gevoel niet gewenst. In het verleden is wel eens gezegd dat daarbij de aardgasbaten aangewend moeten worden. Dat zou buitengewoon ongewenst zijn, aangezien wij die inzetten voor structuurversterking van de economie. Wij moeten daarmee geen koopkrachtbeleid voeren. Inkomenspolitiek voeren wij niet via de energieprijzen maar op andere wijze. Ik sluit mij aan bij de suggestie, daarover bij de Voorjaarsnota nader te spreken.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Gerkens de ruimte geef voor haar tweede interruptie, is goed om even te melden dat de heer Crone buiten zijn schuld niet bij de eerste termijn aanwezig was.

Minister Brinkhorst:

Dat begrijp ik; ik had heel graag met de heer Crone willen debatteren. Ik constateer alleen dat de opmerkingen over de prijsplafonds niet door hem zijn gemaakt in het debat maar door mevrouw Gerkens. Daarmee verwees ik slechts naar een eerdere discussie met de heer Crone.

Mevrouw Gerkens (SP):

Het klopt dat wij hier vandaag geen discussie voeren over de koopkracht. Ik had dat graag wel gedaan, maar ik leg mij neer bij de wens van de meerderheid van de Kamer. Toch wijs ik de minister erop dat er geen betere economische versterking denkbaar is dan de toename van de koopkracht, zodat mensen weer geld kunnen uitgeven. Het lijkt mij in dat licht verstandig om eens te kijken naar een andere besteding van het FES.

Minister Brinkhorst:

Dat is een wat eenzijdige benadering van het begrip economische groei.

Mevrouw Gerkens heeft gepleit voor een prijsplafond. Het instellen daarvan in een geliberaliseerde markt is niet gewenst. Er kunnen dan situaties ontstaan zoals een aantal jaar geleden in Californië. Ik heb vier fundamentele redenen om zo'n prijsplafond af te wijzen.

In de eerste plaats is een prijsplafond funest voor het investeringsklimaat. Wij willen dat verbeteren door investeerders meer kansen te bieden, bijvoorbeeld bij het produceren van duurzame energie maar ook op andere terreinen. Een prijsplafond is een heel negatief signaal voor de markt en is daarmee slecht voor de leveringszekerheid.

In de tweede plaats laat een ministerieel prijsplafond de noodzaak tot innoveren en concurreren verdwijnen. Innovatoren zijn vooral geïnteresseerd in mogelijkheden om innovatie tot stand te brengen. Het mankeert ons op dit ogenblik aan innovatie. Wij zouden er in dat licht dus slecht aan doen om een prijsplafond op te leggen.

In de derde plaats is het kunstmatig goedkoop houden van natuurlijke hulpbronnen desastreus voor het milieu, omdat het een verkeerde prikkel geeft. De toestand van het milieu moeten wij buitengewoon ernstig nemen. Het internaliseren van prijzen is daarin een belangrijke factor. Het kunstmatig laag houden daarvan zou heel negatief zijn voor het milieu. Uit de jaren zeventig herinner ik mij nog dat hoge energieprijzen een prikkel zijn om te investeren in schone technologieën, die zorgen voor energiebesparing.

In de vierde plaats leidt een prijsplafond tot prijsdiscriminatie tussen afnemers in verschillende EU-landen. Dit zou een "status aparte" opleveren voor Nederland. Ik weet dat mevrouw Gerkens dat vanuit haar filosofie graag zou zien, maar het is niet mogelijk in een Europese vrije markt.

Deze vier argumenten zijn bij elkaar voor mij reden om absoluut tegen een prijsplafond of tegen prijscompensatie te zijn. Terecht is gevraagd: wat kan de overheid wel doen als prijsplafonds en prijscompensatie niet de goede weg zijn?

In de eerste plaats is het van groot belang dat wij de lijn van het strenge markttoezicht voortzetten. De overheid bepaalt niet de prijzen maar draagt wel zorg voor een goede mededinging. Vanaf het aantreden van dit kabinet is mijn aandacht erop gericht geweest dat de liberalisering van de markt gepaard ging met een goed markttoezicht, zodat het publieke belang goed wordt geborgd. Wij zitten in Nederland midden in een discussie over de energiewetgeving. Op dit punt kunnen wij nog wat meer bereiken. Liberalisering maakt het ook mogelijk om contracten af te sluiten met een vaste prijs, analoog aan de mogelijkheden op de hypotheekmarkt. Klanten kunnen zich zo indekken tegen prijsfluctuaties.

In de tweede plaats wijs ik op de internationale dialoog. Op welke manier kunnen wij de hoge prijzen bediscussiëren met onder andere olie- en gasproducenten? De hoge prijzen weerspiegelen immers de schaarste in de totale energieketen. Dat dwingt ons ertoe om zorgvuldig met dit onderwerp om te gaan. Er zijn veel investeringen nodig om de schaarste op te lossen; dat gaat niet vanzelf. Toen Nederland vorig jaar voorzitter van de EU was, heb ik in het kader van mijn verantwoordelijkheid voor energiezaken het initiatief genomen tot een dialoog tussen de EU en de OPEC. Het ging er met name om, belemmeringen voor investeringen weg te nemen. Al dertig jaar wordt geprobeerd om een dialoog tussen de OPEC en de consumentenlanden tot stand te brengen. In de jaren zeventig waren de olieprijzen hoog en had de OPEC geen belangstelling. In de jaren tachtig gingen de olieprijzen omlaag en hadden de consumentenlanden er geen belang bij. Langzamerhand zijn wij zo ver dat de EU en de OPEC het erover eens zijn dat hoge prijzen in niemands belang zijn. Dat dit bij de OPEC is doorgedrongen, is mede het resultaat van een ander initiatief, het Internationaal Energieforum van vorig jaar mei in Amsterdam.

Voorzitter. Ik kom op de problematiek van het bevorderen van investeringen. De EU-OPEC-dialoog is op 9 juni gestart. Wij hebben toen de standpunten uitgewisseld. Ik zei het al, de OPEC-landen hebben zelf ook zorgen over de hoge olieprijzen. Deze worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats is er een zekere schaarste ontstaan door de sterk toegenomen vraag van de afgelopen tijd, met name vanuit nieuwe industrielanden zoals China en India, maar wel degelijk ook door de ontwikkelingen in de VS. De OPEC-landen hebben zorgen over de hoge olieprijzen, want potentieel daalt daardoor hun afzet. Zij zouden heel graag – en dat is een belangrijk signaal – de productiecapaciteit fors uitbreiden per 1 juli aanstaande. Dat is een mededeling die gedaan is. Zij verhogen het productieplafond verder als de prijzen hoog blijven. De extra productie zorgt voor een evenwichtige verhouding tussen vraag en aanbod en die evenwichtige verhouding drukt de olieprijs. De EU-OPEC-dialoog was niet een eenmalige exercitie, maar een die wij zullen voortzetten.

De heer De Krom stelde een vraag over de relatie tussen euro en dollar. Op zichzelf heeft die relatie een minimaal effect. Het is wel zo dat wij in de afgelopen periode door de hoge euro – dat is een van de grote voordelen van de euro, overigens – een lagere prijs in dollar betaald hebben, omdat de olieprijs in dollar is uitgedrukt. Maar het is vooral een kwestie die onzekerheid geeft op de energiemarkt. Terrorisme en de beschikbaarheid van oliebronnen zijn zorgen die met de dollarrelatie te maken hebben.

Ten slotte had de heer Hessels een vraag over de flexibiliteit. Hij vroeg om toepassing van artikel 10 a, lid 1. Ik ben het in die problematiek met de benadering van de heer Hessels eens. DTe is in gesprek met GTS op dit terrein. Het hebben van een handelsbeurs is heel belangrijk. Ik hoop direct na de zomer daarop terug te komen, want het is absoluut mijn inzet om de handel verder te stimuleren en daarmee de flexibiliteit te bevorderen.

Voorzitter. Ik geloof dat ik daarmee gekomen ben aan het einde van mijn beantwoording. Ik vat heel kort samen. Door investering aan de kant van de OPEC en het benutten van de mogelijkheden van de vrije markt kunnen wij als overheid iets doen aan de gestegen prijzen. De DTe-problematiek heb ik aan de orde gesteld. Daar waar de prijzen onredelijk zijn, moeten wij ingrijpen. Andere opties zijn niet gewenst. Wij moeten geen prijsplafond invoeren en wij moeten ook geen compensatie invoeren, omdat een koopkrachtbeleid via deze weg niet gewenst zou zijn.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Dank u dat ik de gelegenheid krijg om mij te verontschuldigen, omdat ik te laat ben. Ik ging om kwart voor vijf naar een bijeenkomst waar ik een inleiding moest houden. Toen was de planning nog dat dit debat om half acht zou beginnen. Niemand heeft mij gewaarschuwd toen de planning werd veranderd, dus dat zal ik een volgende keer beter moeten regelen.

Ik heb begrepen dat de minister op veel vragen antwoord heeft gegeven die ik ook gesteld zou hebben als ik aanwezig was geweest. Gelukkig hebben de collega's die vragen gesteld. Er is een vraag die ik niet heb horen langskomen. Ik ben niet per se voor een generieke maximumprijs op dit moment. Ik vertrouw er op dat iedere prijsverhoging vooraf wordt getoetst vanwege de aanmeldingsprocedure van vier weken bij DTe. DTe heeft ook al een paar keer bij een bepaald bedrijf gezegd dat de prijs te hoog wordt en dus omlaag moet. Tot juli vorig jaar was de regel dat de prijs van gas niet meer dan 1,4 eurocenten mocht stijgen of dalen per halfjaar. Dat is geen absoluut prijsplafond, maar het is wel een rem op prijsstijgingen. Ik heb de minister in eerdere schriftelijke rondes gevraagd waarom wij dat niet invoeren. Daarop zei de minister dat de markt vrij moet werken. Hij stelt nu zelf in zijn betoog vast dat het nog niet zo ver is, dat er nog geen concurrentie is in de wholesalemarkt, in de detailmarkt en internationaal. Dan is toch op zijn minst ter bescherming van de consumenten een rem op de gasprijs gepast, zoals die er ook altijd was?

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik acht het niet gewenst om in een proces waarin wij juist bezig zijn, markten verder te liberaliseren, een signaal te geven dat behoort bij een totaal niet vrije markt. Het is een kwestie van perceptie. Als wij nu een signaal geven dat de energieprijzen, zij het gematigd, omhoog gaan, dan zou dat toch het beeld geven dat wij niet geloven in onze geliberaliseerde markt. De heer De Krom zei eerder dat ons probleem op dit moment eerder is dat er te weinig liberalisatie is dan te veel. Daar ben ik het mee eens. Het signaal van de heer Crone gaat precies weer in de verkeerde richting. Dat paste bij een beleid dat sterk aanbodgericht was, zoals wij dat in het verleden hadden. Wij willen dat consumenten zelf invloed gaan uitoefenen. Vasteprijscontracten zijn een instrument om de prijs te matigen, zoals ook bij hypotheekrente het geval is. Dat middel is vooral geschikt voor grote energieverbruikers, maar het kan ook worden gebruikt in een ander verband. De techniek ervan kan worden uitgewerkt. Ik vind niet dat de overheid een instrument dat bij een ander type markt hoort, moet toepassen in de nieuwe context.

De heer Crone (PvdA):

U spreekt uzelf tegen. U zegt dat wij op weg zijn naar marktwerking, maar dat het nog niet zover is en dat er daarom een sterke toezichthouder nodig is. Zo lang er niets gebeurt, is alleen de consument het slachtoffer van het gebrek aan marktwerking. Hij kan immers niet switchen op de retailmarkt. Zijn inkopers – ik neem nu Nuon, Essent en Eneco in bescherming – zijn niet in staat om goedkoop gas te kopen omdat de Gasunie de dominante partij is en er geen concurrentie is op de wholesalemarkt. Ik accepteer niet dat u zegt dat er nog geen concurrentie is, maar dat de consument pech heeft gehad. Het is het één of het ander. Als de markt werkt, leg ik mij erbij neer. Als de markt niet werkt, wil ik er op zijn minst een rem in hebben. Dat is toch een heel logische redenering?

Minister Brinkhorst:

Het is een erg theoretische redenering. De redenering gaat ervan uit dat wij in het verleden een onbevredigende situatie hadden. U wilt nu instrumenten hanteren vanuit een onbevredigende situatie. Het beleid moet zijn gericht op het zo snel mogelijk bevorderen van de liberalisering. Ik neem op Europees niveau initiatieven. De Europese Commissie heeft het initiatief genomen om marktwerking in Europees verband aan de orde te stellen. Het initiatief van Nederland om te liberaliseren, wordt in sterke mate gesteund door de Eurocommissaris. Tegen die achtergrond zou het niet verstandig zijn om een instrument te hanteren dat teruggrijpt naar het verleden in plaats van een instrument dat is gericht op de toekomst.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik ben bijzonder teleurgesteld door het antwoord van de minister. Hij prijst de liberalisering de hemel in, maar wij zien alleen de energieprijzen de hemel ingaan. De liberalisering werkt niet, of werkt nog niet goed volgens de heer Crone. Wij zijn de grip kwijt en de minister wil niets meer doen. Hij doet niets voor de consumenten. Zijn leuze "een sterke markt vraagt een sterkte overheid" is daarmee gewoon gebakken lucht. Hij wil niets. Hij wil geen maximumprijzen omdat die niet goed zijn voor de innovatie. Hij geeft geen middelen voor investeringen wat dat is niet goed voor het milieu. Hij wil geen prijsdiscriminatie en geen discussie over koopkracht. Hij wil niet eens de toezegging doen dat hij zich binnen het kabinet hard wil maken hiervoor. Nergens blijkt uit wat hij direct gaat doen voor de consument die met grijze haren en zorgen kijkt naar de stijgende prijzen. Ik vind het tijd voor actie en daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Gerkens

overwegende dat door de liberalisering van de energiemarkt de rem op prijsstijgingen van gas en elektriciteit weg is;

overwegende dat een doorsnee huishouden dit en volgend jaar aanzienlijk meer geld kwijt dreigt te raken voor gas en elektriciteit;

constaterende dat het instrument van de maximumprijs kan worden ingezet;

verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 1 juli 2005, maximumprijzen voor gas in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75(29800 XIII).

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden, met name dat op het punt van de gasbeurs. Hij zei dat hij daar al mee bezig is en dat hij in september na actie van DTe met een voorstel zal komen. Ik had een motie voorbereid over dit punt en ik had mij al verzekerd van voldoende steun in de Kamer. Ik laat nu uiteraard de minister zijn werk doen. Als dat echter niet afdoende is, zal ik er in september op terugkomen en zal ik deze motie weer uit de kast halen.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Misschien kan in het vervolg de eerste termijn wegblijven, want ik heb gemerkt dat de collega's – en zo ken ik ze ook – alle belangrijke punten al aan de orde hebben gesteld. De minister heeft op bijna alles een teleurstellend antwoord gegeven. En zo ken ik hem ook. Ik moet dus in tweede termijn nog het woord voeren. Het moet namelijk toch beter. Ik overdrijf nu lichtelijk. Overigens dank ik de minister voor zijn antwoord, waar veel goeds in zit.

In ieder geval is het goed dat de minister vertrouwen heeft in de marktwerking, ook dat hij daarin gelooft. Hij denkt dat er bij liberalisatie geen maximumprijzen moeten gelden, omdat die van alles verstoren. Dat ben ik helemaal met hem eens, maar zijn veronderstelling dat er een marktwerking is, is niet juist. Hij zegt dat zelf ook, als hij opmerkt dat hij heel hard bezig is met alles te organiseren. Ik steun de collega's die zeggen dat de wholesalemarkt eindelijk eens moet gaan werken. Dat is het fundament. De inkopers, of dat nu Nuon, Essent, Eneco of nieuwkomers zijn, kan ik niet verwijten dat zij duur gas inkopen, want zij kunnen het nergens goedkoper krijgen. Ik neem ze dus af en toe in bescherming, als dat nodig is.

Ook de retailmarkt klopt niet. Daar hebben wij het vaak genoeg over gehad. Als de veronderstelling is dat liberalisatie zich niet verdraagt met maximumprijzen, heeft de minister daarin gelijk. De veronderstelling begint echter bij het verkeerde punt: er is geen liberalisatie; er is onvoldoende marktwerking. Dan zoekt het water het laagste punt en dan betaalt de consument een te hoge prijs.

Ik vind dat het onze taak is om te zeggen dat de marktwerking nog niet is zoals wij willen. Daarom zijn er nog steeds beschermingsconstructies nodig. Of die nu volgend jaar voorbij zijn of over vijf jaar, dat zien wij dan wel weer. Ik heb dus toch behoefte aan beschermingsconstructies. Ik spreek de minister dan ook aan in zijn rol als marktmeester en als aandeelhouder van de Gasunie. Zolang de gasmarkt niet werkt, moet de minister opnieuw een prijzenrem instellen. Dat kan hij als marktmeester en als aandeelhouder bevorderen. Op die manier worden de prijsstijgingen in ieder geval afgeremd. Ik zal daarover een motie indienen.

In die motie bepleit ik ook om de helft van de extra gasbaten in te zetten voor compensatie van de burgers. Dit is niet nieuw, want bijna alles wat ik nu zeg, heb ik vanaf oktober al in onder andere schriftelijke vragen aan de minister voorgelegd. Dit is niet in strijd met de opmerking dat de gasbatenopbrengst voor investeringen is, voor het FES. Dat deel houd ik vrij met mijn voorstel. Wij weten sinds jaar en dag dat het ene deel van de gasbaten naar het FES gaat. Daar kom ik dus niet aan. Het andere deel blijft in de schatkist en dat kunnen wij vrij besteden. Die spelregels ken ik goed als financieel woordvoerder.

De heer De Krom (VVD):

Ik ben nu echt verbaasd. Toen wij met u in het paarse kabinet zaten, hebben wij heel duidelijk afgesproken dat de aardgasbaten niet een soort grabbelton moesten worden waarin iedereen naar believen zou graaien om daarmee overdrachtsuitgaven te doen. Die baten zouden echt gebruikt moeten worden voor infrastructuurprojecten op de lange termijn om economische groei en innovatie op lange termijn te verzekeren. Dat hebben wij gezamenlijk besloten. Kennelijk betekent uw verandering van rol (nu oppositiepartij) ook een verandering van standpunt. Is dat inderdaad het geval? Ik beluister het wel in uw woorden.

De heer Crone (PvdA):

Ik vind dat in ieder geval minder erg dan de VVD, die in dit kabinet een heel ander beleid voert dan in het vorige kabinet. In dit geval verwijt de pot niet de ketel dat die zwart ziet. Ik zal het nog eens uitleggen. De gasbaten vanwege extra gasverkoop bestaan uit twee dingen. Het ene deel wordt gevormd door de gasbaten die wij krijgen als aandeelhouder van de Gasunie, dus dividend en dat soort dingen. Dat is ook het deel waar wij recht op hebben; dat is het aandeel in de gasprijs. Het andere deel wordt gevormd door vennootschapsbelasting en btw. Wij hebben afgesproken dat het ene deel naar het FES gaat. Dat willen wij zo houden, omdat dit bestemd is voor versterking van de structuur. Het andere deel valt echter als normale overige belastingmiddelen in de schatkist. Wij mogen zelf beslissen wat wij daarmee doen. Ik houd mij dus aan de afspraken. Het kabinet kan dat niet als bezwaar inbrengen. Nogmaals, ik houd mij aan de spelregels; ik verander ze ook niet. Overigens staat er geen straf op nieuwe inzichten. Als ik nieuwe inzichten zou hebben, zou dat dus mogen. Ik vind het wel jammer dat u al deze nieuwe inzichten hebt in dit kabinet; die staan zo haaks op uw inzichten uit de tijd dat u deel uitmaakte van "paars".

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Crone

constaterende dat de energiebedrijven opnieuw prijsstijgingen hebben aangekondigd, waardoor de tariefstijging oploopt tot € 200;

overwegende dat gezien de loonontwikkeling veel huishoudens hiermee te zwaar belast worden;

overwegende dat de retailmarkt een oligopolistisch karakter kent en de groothandelsmarkt te sterk wordt gedomineerd door één bedrijf;

overwegende dat de prijsrem, zoals die tot voor kort bestond, door de Gasunie niet meer wordt toegepast;

verzoekt de minister, zorg te dragen voor de volgende maatregelen:

  • 1. in zijn rol als marktmeester en aandeelhouder van de Gasunie wordt de prijsrem opnieuw ingevoerd;

  • 2. de DTe bekijkt door middel van een toets of de tarieven nog wel redelijk zijn en stelt zo nodig maximumtarieven vast;

  • 3. de minister laat weten wanneer de resultaten van het NMa-onderzoek te verwachten zijn en of het hierbij gaat om een onderzoek naar kartelvorming, misbruik van economische machtsposities of beide;

  • 4. de helft van de extra gasbaten wordt teruggegeven aan de burger via lastenverlichting;

verzoekt de minister voorts om voorstellen hierover te doen bij de Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76(29800 XIII).

De heer Crone (PvdA):

Ik had behoefte aan een debat op korte termijn – vandaag, maar het had ook morgen gekund – omdat ik wilde vragen om een actie in het kader van de Voorjaarsnota, voor lastenverlichting. De minister zou voorts als aandeelhouder en marktmeester de prijsrem nog voor 1 juli kunnen invoeren.

De heer Hessels (CDA):

Het laatste punt van de motie betreft de inzet van extra FES-middelen voor compensatie. Heb ik de heer Crone er vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden niet voor horen pleiten om vanavond niet een debat te voeren over de manier van compenseren? Ik dacht toch echt dat ik hem dat hoorde zeggen.

De heer Crone (PvdA):

Ik moet de heer Hessels corrigeren. Ik heb niet gezegd dat wij de FES-middelen willen inzetten voor lastenverlichting, maar de gasbaten, het deel dat niet in het FES gaat. Daar had ik het niet over met de heer De Krom.

Ik heb voorts gezegd dat wij niet vanavond met minister Zalm een totaal debat over de koopkracht moesten voeren. Dan zou het niet alleen over de gasprijs gaan, maar ook over ziektekosten, huursubsidie en wat al niet. Ik heb vanmiddag gezegd dat ik met minister Brinkhorst wilde bespreken wat wij met de markt doen. Door een verkeerde marktwerking wordt de minister rijk en de burger arm. Ik vind dat minister Zalm, maar ook minister Brinkhorst als aandeelhouder, geld aan de burger moet teruggeven. Dat hoort bij dit debat. Hoe zij dat doen, is techniek van de Voorjaarsnota.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik beperk mij tot de twee ingediende moties. Voor mijn afwijzing van de motie van mevrouw Gerkens verwijs ik kortheidshalve naar mijn opmerkingen in eerste termijn. Het invoeren van maximumprijzen is ongewenst, om de vier redenen die ik heb aangegeven.

De heer Crone vraagt bij motie om terug te keren naar een oude situatie. De vooronderstelling is dat er machtsmisbruik is door de Gasunie. Daarvoor is geen spoor van bewijs. De NMa zou natuurlijk heel goed proberen dat te achterhalen. De heer Crone wijst mij terecht aan als de marktmeester. Ik ben er zeer van overtuigd dat ik als strenge marktmeester optreed. Er is geen sprake van misbruik. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat de prijsstijging direct is gerelateerd aan de wereldmarkt. De wereldmarktprijzen van gas en olie zijn inwisselbaar. De prijzen op de markt volgen elkaar. Dat merken wij ook in Europees verband. Tegen die achtergrond is een maximumprijs – het is toch een vorm van maximumprijs waarop de heer Crone doelt – ongewenst.

De heer Crone (PvdA):

U doet nu net alsof ik zeg dat de Gasunie zich schuldig maakt aan machtsmisbruik. Ik stel alleen maar vast dat uit alle onderzoeken van DTe blijkt dat de groothandelsmarkt vastzit. Dan hebben wij het over de gasmarkt, inclusief de flexibiliteitsdiensten. Ik hoor van alle grote inkopers, zowel grootverbruikers als distributiebedrijven, dat er met de Gasunie niet valt te onderhandelen over langdurige contracten of andere contracten met een vorm waardoor zij een beetje kunnen gaan concurreren. Het zit vast of het zit niet vast en wat dat betreft bent u het eens met DTe of niet. Ik ben het echter met DTe eens; ik hoor dit zelf ook vanuit de markt.

Minister Brinkhorst:

Als er sprake is van vastzittende markten dan is het wenselijk om die markten los te maken en is het van belang die markten tot ontwikkeling te brengen. Het meest contraproductief is om in zo'n situatie te streven naar maximumprijzen. Ik zeg nogmaals tegen de heer Crone dat hij hierbij met een oud instrumentarium en een oud beleid bezig is, dat hij wil toepassen op het nieuwe instrumentarium met een nieuw beleid. Tegen die achtergrond is dat echter niet gewenst. Ik ga evenwel serieus op zijn problematiek in.

De heer Crone vindt het gewenst om de aardgasbaten hiervoor in te zetten. Welnu, ik denk dat de problematiek betreffende al dan niet lastenverlichting inderdaad bij de voorjaarsnota aan de orde komt. Er is zeker een discussie aan de gang op dit ogenblik over de vraag hoe wij groei kunnen bevorderen. Ik denk echter dat het prematuur is wat de heer Crone voorstelt en dat het niet gezegd is dat het verstandig zou zijn om een deel van de aardgasbaten daarvoor aan te wenden. Om die reden moet ik de motie van de heer Crone dan ook afwijzen. Ik ontraad het de Kamer, deze motie aan te nemen.

De beraadslaging wordt gesloten

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van dit spoeddebat. Ik stel voor, de beide moties toe te voegen aan de stemmingslijst van morgen. Dan kunnen wij daar morgen meteen over stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 19.52 uur

Naar boven