Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Het van rechtswege verlenen van erkenningen voor landelijke publieke omroep en verkorting van de duur van erkenningen en voorlopige erkenningen voor landelijke publieke omroep (Tijdelijke wet verkorting erkenningenduur publieke omroepen) (29866).

(Zie vergadering van 23 maart 2005.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Mijn fractie heeft gemengde gevoelens over het wetsvoorstel, zoals ik tijdens het debat al heb gezegd. Het is gelegenheidswetgeving, voortkomend uit andere gelegenheidswetgeving om BNN in het bestel te houden. Het is ook nog eens wetgeving die met terugwerkende kracht ingaat. Voor ons zijn dat twee redenen om tegen het wetsvoorstel te zijn.

Een goede reden om voor het wetsvoorstel te zijn, is het feit dat als de staatssecretaris de publieke omroep daadwerkelijk wil hervormen, wij het nieuwe bestel zo snel mogelijk in de steigers willen zien staan. In dat geval zouden wij akkoord kunnen gaan met een huidige erkenningsperiode van drie jaar in plaats van vijf. Of de staatssecretaris daadwerkelijk die gewenste doorbrak zal realiseren, is allerminst zeker. De omroepverenigingen raken weliswaar terecht hun positie in het bestuur van de publieke omroep kwijt, maar behouden hun voorkeurspositie bij het leveren van programma's en het opsouperen van het omroepbudget. Wij zullen het zien als mevrouw Van der Laan in april met haar plannen komt.

Wij gunnen haar vandaag voor deze ene keer het voordeel van de twijfel en zullen voor het wetsvoorstel stemmen.

De artikelen 3 t/m 9 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66, de VVD, het CDA en de LPF voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven