Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 90, pagina 5783-5794 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 90, pagina 5783-5794 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het voorstel van wet van de leden Dittrich, Halsema en Van Nieuwenhoven houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs) (28652).
(Zie vergadering van 23 juni 2004.)
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Mevrouw Van Nieuwenhoven moet zich verontschuldigen omdat zij vanmiddag het woord voert tijdens de crematie van mevrouw Verwey-Jonker. Dat geeft mij de gelegenheid om mevrouw Verwey-Jonker in deze Kamer met ere te noemen.
Ik verzoek de leden zich in de tweede termijn zeer te beperken in interrupties. Zoals u weet, heb ik de eerste termijn niet kunnen voorzitten, maar uit de Handelingen en anderszins heb ik begrepen dat de leden ruim de gelegenheid hebben gehad om elkaar te interrumperen.
Mevrouw Kraneveldt (LPF):
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met een welgemeend compliment. De heer Dittrich heeft mede namens de twee andere indieners met veel verve en gelukkig ook met de nodige humor het initiatiefvoorstel verdedigd. Hij deed mij een beetje denken aan een promovendus, geflankeerd door twee paranimfen.
In de fractievergadering van de LPF kwamen wij vrij snel tot de conclusie dat wij voor dit wetsvoorstel moeten stemmen. Niet omdat wij voorstanders zijn van prijsafspraken – integendeel – maar omdat wij in dit geval de cultuurpolitieke voordelen laten prevaleren. Het gaat tenslotte om het resultaat voor de consument en als wij zien wat er in het buitenland allemaal gebeurt, is duidelijk dat diens belang door dit wetsvoorstel het beste is gediend.
Ruim voor de stemming zal het gewijzigde amendement-Kraneveldt in het bezit van de leden zijn. Gevraagd is, de evaluatietermijn te verlengen van drie tot vijf jaar en dan de evaluatie om de vijf jaar te herhalen. Het amendement is inmiddels in die zin aangepast.
Het amendement van mevrouw Van Vroonhoven strekt ertoe het ZBO-deel uit het wetsvoorstel te schrappen. Ik vind dat noch de indieners, noch de staatssecretaris in eerste termijn overtuigend hebben aangetoond dat het ZBO-deel van het wetsvoorstel moet blijven zoals het is. Er wordt jaarlijks een relatief gering bedrag aan boetes opgelegd en er worden weinig berispingen uitgedeeld. Het argument dat het rechterlijk apparaat enorm wordt belast als er geen ZBO in het geding is, lijkt ons al te dramatisch. Er zijn in het debat diverse alternatieven aangedragen, zoals de NMa, de SER en het Commissariaat van de media. Ik heb inmiddels begrepen dat laatstgenoemde instantie het toezicht op zich wil nemen en dat zonder al te veel moeite en kosten kan doen. Kunnen de indieners dat bevestigen? Misschien dat wij ons kunnen vinden op deze vorm van toezicht en regulering.
Mevrouw Vergeer heeft een amendement ingediend met betrekking tot een vaste prijs voor schoolboeken. Wij zullen niet voor dat amendement stemmen gezien de bijzondere aard van deze categorie boeken. Het schoolboek is immers niet te vergelijken met het algemene boek. Er is geen sprake van bijzondere boeken met een voorraadrisico; de boekhandelaar weet precies hoeveel boeken hij moet inkopen. Bovendien is er geen sprake van keuzevrijheid voor de consument.
Het is jammer dat de brief van de Europese Commissie nog niet binnen is. Wij hadden graag haar mening gehoord in plaats van de indirecte weergave van de indieners. Wij zullen echter niet dwars gaan liggen en vinden dat er morgen moet worden gestemd over het wetsvoorstel. Als zich onverhoopt toch problemen voordoen, zullen wij dat ongetwijfeld vernemen. Ik heb begrepen dat er dan ook staatsrechtelijk nog best het een en ander aan te verhelpen valt zonder het over het zomerreces heen te moeten tillen.
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Voorzitter. Er is sprake van een zekere tijdsdruk, want de behandeling in de Eerste Kamer en daarmee de vaste boekenprijs na januari 2005 komen in de knel als wij het onderhavige wetsvoorstel niet aannemen. Die tijdsdruk heeft niets te maken met een gebrek aan doortastendheid van de indieners. Terecht hebben zij in antwoord op een vraag van de heer Van der Vlies erop gewezen dat de kabinetten-Balkenende de boel nogal hebben laten versloffen. Dat voorbeeld hoeven wij niet te volgen.
Vorige week hebben wij besloten om de tweede termijn uit te stellen om de brief van de Europese Commissie over de Europeesrechtelijke aspecten van het wetsvoorstel bij de behandeling te kunnen betrekken. Helaas is inmiddels duidelijk geworden dat wij vooralsnog geen absolute zekerheid zullen verkrijgen dat het wetsvoorstel "European proof" is. Nu is mijn fractie ook niet van mening dat Nederland altijd het braafste jongetje van de Europese klas hoeft te spelen. Het is echter wel goed om te weten welke risico's hieraan vastzitten. Kan de staatssecretaris aangeven wat de consequenties zijn als het onwaarschijnlijke mocht gebeuren en de Europese Commissie onverhoopt toch onze wet op de vaste boekenprijs afkeurt?
In eerste termijn heb ik de heer Slob beloofd om na te denken over de vaste boekenprijs voor de categorie wetenschappelijke boeken. Voor socialisten is het denken, zo u weet, geen zweverig gedoe, maar hangt het sterk samen met de praxis. Daarom liep ik deze week een boekhandel binnen en vroeg daar naar het boek van Boris Dittrich "Een blauwe stoel in paars". Ik verwachtte immers niet dat ik hele stapels van deze bestseller zou aantreffen in de supermarkt of bij de Free record shop.
Ik vroeg meteen of dit boek onder de categorie wetenschappelijke boeken viel. Het personeel bleek goed op de hoogte van het onderscheid tussen het algemene en wetenschappelijke boek. In de boekhandel was geen verdeling in het algemene en wetenschappelijke boek te zien, maar er was wel degelijk rekening mee gehouden. Toch, en vooral bij politieke boeken, stonden de algemene en wetenschappelijke boeken door elkaar. Een onderzoekje! Indien het om het leven van de desbetreffende politicus ging, betrof het een algemeen boek. Ging het om een boek waarin vele aspecten aan de orde kwamen in ditzelfde leven, dan was het een wetenschappelijk boek. Een onderzoekje in vijf boekhandels!
Deze boeken stonden dus allemaal op dezelfde plank. In veel boekhandels hebben ze niet zoveel wetenschappelijke boeken en om die reden worden ze vaak gewoon bij de algemene boeken ondergebracht. Voor de koper zijn ze niet te onderscheiden, maar voor het personeel is het een heldere verdeling. Zoiets kan ook geen kwaad. Niet iedere boekenkoper hoeft de hele regelgeving voor de boekverkoop immers te kennen. Een boekenkoper als ik is echter wel onverkort gebaat bij een divers boekenaanbod en dat beoogt het onderhavige wetsvoorstel te waarborgen.
Moet de vaste boekenprijs voor een wetenschappelijk boek als "Een blauwe stoel in paars" nu in één moeite met de schoolboekenprijs op de helling? Ik meen van niet. Het wetenschappelijke boek mag geen excuus worden om de vaste boekenprijs voor algemene boeken uit te hollen. Dat gevaar is echter wel aanwezig bij min of meer wetenschappelijke uitgaven van literatuur. Daarvoor zou dan immers geen vaste boekenprijs meer gelden. Bovendien heeft het wetsvoorstel slechts betrekking op de Nederlandse en Friestalige boeken. Omdat wetenschappelijke boeken tegenwoordig vaker worden gepubliceerd in vreemde talen, zijn de bezwaren die gelden voor de vaste schoolboekenprijs, slechts beperkt van toepassing op het wetenschappelijke boek.
In de eerste termijn hebben verschillende sprekers uitgebreid stilgestaan bij de constructie met een zelfstandig bestuursorgaan dat de naleving van de vaste boekenprijs zou moeten handhaven. de PvdA-fractie is geen voorstander van bureaucratie en dus ook tegen een wildgroei van zelfstandige bestuursorganen. Zowel de indieners als de staatssecretaris hebben mij echter verzekerd dat dit zelfstandig bestuursorgaan een duurzame, lichte constructie zou kennen, namelijk een vergaderfrequentie van een dagdeel per maand en een budget dat is gebaseerd op het huidige bedrag van 40.000 euro aan jaarlijks opgelegde boetes.
Ook de moeilijkheden die kleven aan alternatieven voor de handhaving via het burgerlijk recht, zijn een belangrijk punt in mijn afweging. Als de Kamer van mening is dat voor algemene boeken de vaste boekenprijs moet blijven voortbestaan, moeten wij niet kiezen voor een constructie die niet valt te handhaven. Dan zou de vaste boekenprijs namelijk zo vaak worden ontdoken, dat het aantal boekhandels alsnog naar bijvoorbeeld het Belgische niveau daalt.
Alles welbeschouwd lijkt het mij een te riskant avontuur om af te zien van de ZBO-constructie. De staatssecretaris heeft in haar brief van 29 juni helder uit de doeken gedaan waarom wij moeten vasthouden aan de ZBO-constructie. Wij hebben allemaal kennis kunnen nemen van de argumenten van de indieners en de staatssecretaris. Maar misschien verschillen wij in de mate waarin hun woorden ons hebben weten te overtuigen.
De PvdA-fractie is dus een voorstander van het wetsvoorstel. De heer Dittrich beëindigde zijn inbreng in eerste termijn met enkele wonderschone regels. Ik zal trachten om daar twee mooie regels aan toe te voegen:
Mensen weest vooral bedachtzaam,
En ga nu akkoord met het zelfstandig bestuursorgaan!
De heer Van der Vlies (SGP):
Moet het een nieuw ZBO worden of voelt u ook wel sympathie voor de suggestie van de staatssecretaris om het te positioneren bij het Commissariaat voor de media?
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Dat zou ook een mogelijke constructie zijn.
Mevrouw Vergeer (SP):
Voorzitter. De SP-fractie is zeer tevreden over deze wet die een vaste boekenprijs ondersteunt en daarmee de pluriformiteit en de beschikbaarheid van literatuur en lectuur in Nederland. Het debat over de ZBO's heeft voldoende argumenten geleverd om de indieners ook daarin te steunen. Wij hebben wel onze twijfel uitgesproken over de effecten van het loslaten van de vaste boekenprijs voor schoolboeken en daar ook een amendement over ingediend.
De heer Dittrich gaf in het debat van 23 juni aan zijn twijfels te hebben over het eventueel dalen van de prijs. Dat valt nog te bezien, zo sprak hij. Ook eerder verwees ik al naar het onderzoek van de SEO. Uit dat onderzoek bleek dat de vaste boekenprijs geen aanwijsbare invloed heeft gehad op de stijgende prijs van schoolboekpakketten in het voortgezet onderwijs. Recente prijsstijgingen bleken het gevolg van onderwijsvernieuwing en veranderende opvattingen over het onderwijs. Regioplan is met een aanvullend onderzoek gekomen en ook daar blijkt niet uit dat de vaste boekenprijs iets met die prijsstijging te maken heeft. Ik citeer een zin uit het rapport: Regioplan heeft niet met zekerheid kunnen vaststellen of de laatste stijging wordt veroorzaakt door uitgevers of dat distributeurs hier voor een deel debet aan zijn.
De heer Dittrich verwees naar de motie van de heer De Vries. In deze motie wordt gesteld dat de boekenprijs moet worden vrijgegeven voor schoolboeken omdat dit de prijs gunstig zou beïnvloeden. De fracties van SP en GroenLinks hebben tegen die motie gestemd. Ik wil de initiatiefnemers niet uit elkaar spelen, maar misschien is dit toch een argument. Is de heer Dittrich van mening dat het loslaten van de vaste boekenprijs de prijs van schoolboeken in brede zin zal doen dalen? Waarom volgt hij klakkeloos een meerderheid van de Kamer, als hij die mening niet is toegedaan?
Het SEO-rapport geeft aan dat de prijs zou kunnen dalen maar dan onder zeer specifieke randvoorwaarden. Ik citeer: zoals gezegd, is de invloed van de vaste boekenprijs op de uitgeversmarge marginaal waardoor er geen reden is om aan te nemen dat de druk op de uitgevers zal toenemen wanneer de overheid de vaste boekenprijs eventueel afschaft. Alleen wanneer de overheid eventueel afschaffing van de vaste boekenprijs combineert met maatregelen die de prijsgevoeligheid naar de vraag van schoolboeken bevorderen, zal de druk op de uitgeversmarge kunnen toenemen.
Er worden voorts een aantal suggesties gedaan voor flankerende maatregelen, bijvoorbeeld het invoeren van een versterkte vorm van marktwerking en scholen de hort op sturen om te gaan onderhandelen. Ik vind niet dat er voldoende waarborg is dat er geen scholen zullen zijn die niet zo goed uit deze onderhandelingen zullen komen, en meer zullen gaan betalen. Ik ben ook nog altijd van mening dat er geen waarborg is gegeven voor het voorkomen van een tweedeling tussen rijkere en armere scholen en tussen ouders op basis van portemonnee. De SP-fractie wil kijken naar de echte oorzaken van de hoge prijzen van schoolboeken en daar iets aan doen. Mijn fractie zal dan ook met voorstellen komen. Wij zeggen: laat deze wet toch verschoond blijven van een onderscheid dat op dit moment niet gestoeld is op argumenten.
Het is van belang dat de wet geëvalueerd wordt. In dit verband moet natuurlijk ook worden gekeken naar de schoolboeken. De SP-fractie zou graag zien dat in de evaluatie de lastenverzwaring wordt meegenomen die het onderhandelen voor scholen gaat opleveren. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van prijsverschillen voor scholen. Hoe kan een beeld worden gekregen van de gewijzigde prijs-kwaliteitverhouding van schoolboeken? Van belang is ook of dit invloed heeft op de winstmarges van boekhandelaren.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Voorzitter. Ook ik bedank de heer Dittrich, mevrouw Halsema en mevrouw Van Nieuwenhoven voor de zorgvuldige wijze waarop zij al onze vragen hebben beantwoord. De vragen die wij hier en daar nog hadden, zijn dan ook verdwenen, zeker in zoverre de indieners in staat waren daarop antwoord te geven. Op één punt waren zij daartoe niet in staat, te weten het punt van de Europese dimensie en de mededinging, maar dat valt hen niet te verwijten. Ik denk dat de indieners gelijk hebben als zij erop wijzen dat de Europese dimensie voor Nederland eigenlijk ook niet zoveel anders is dan voor de andere landen met een vaste boekenprijs. Garanties dat de Europese Commissie nooit tegen de vaste boekenprijs in actie zal komen, zullen straks ook in de brief niet worden gegeven. Met die onzekerheid kunnen wij op dit moment wel leven. Wat gebeurt er nu als uit de brief zal blijken dat bepaalde onderdelen of formuleringen de Europese Commissie uiteindelijk dermate niet bevallen dat wij daar iets aan zouden moeten doen? Kan daar iets over worden gezegd en ook over de vraag hoe wij dit dan zouden kunnen doen?
Op het punt van de toezichthouder en de figuur van het ZBO heeft de eensluidende boodschap van collega Dittrich en staatssecretaris Van der Laan ons overtuigd. Wij waren er al van overtuigd dat toezicht nodig is. Wij hebben weinig aan een vaste boekenprijs als er niet ook een vorm van effectief toezicht is. Anders zou deze wet een tandeloos monster zijn geweest. Dit vormt echter op zichzelf genomen onvoldoende reden om een nieuw zelfstandig bestuursorgaan op te richten. Dit had ook reden kunnen zijn om, zoals mevrouw Van Vroonhoven voorstelde, aansluiting te zoeken bij de NMa, het Commissariaat voor de media of de SER. Als argument om dit niet te doen, werd aangegeven dat het voor deze toezichthouders een branchevreemde of taakvreemde activiteit zou zijn, waar zij bepaald niet op zitten te wachten. Zij hebben dit ook te kennen gegeven. Dat argument vond ik wel valide en dat heeft ons overtuigd. Daarbij komt de toezegging van de staatssecretaris dat het niet om een ZBO, maar om een ZBO'tje gaat, waar uiteindelijk niet meer geld naartoe zal gaan dan strikt genomen nodig is.
Rest mij de hoop uit te spreken dat dit wetsvoorstel ook in de Eerste Kamer op een snelle en voorspoedige behandeling zal kunnen rekenen, zodat er geen gat gaat vallen tussen het moment waarop de ontheffing op de mededinging vervalt en het moment waarop deze Wet op de vaste boekenprijs in werking zal treden. Dat zal hopelijk per 1 januari 2005 kunnen zijn.
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik bedank de indieners hartelijk voor hun beantwoording in eerste termijn. Wij hebben allemaal kunnen constateren dat dit met veel overtuiging en intrinsieke gemotiveerdheid heeft plaatsgevonden. Het was voor de indieners ook heel plezierig dat de staatssecretaris zich in hetzelfde koor heeft gevoegd en heel erg positief was over het initiatiefwetsvoorstel. Wij maken ook wel eens een andere reactie van de regering op initiatiefwetsvoorstellen mee.
Ik constateer ook dat er door middel van een nieuwe nota van wijziging een aantal heel goede veranderingen is doorgevoerd, met name rond artikel 3 en artikel 12. Deze veranderingen gaan best ver, maar dat heeft het wetsvoorstel aan kracht doen toenemen.
In de eerste termijn hebben wij kanttekeningen geplaatst bij een drietal punten. Ik wil hierop nog kort ingaan. In de eerste plaats betreft dit de onzekerheid of datgene wat wij hier met elkaar bedenken en bedacht hebben, Europa-proof zou zijn. In dat opzicht heeft mijn fractie er steeds aan gehecht dat wij van de Europese Commissie een brief zouden ontvangen met een beoordeling van het wetsvoorstel. Of die brief zou moeten aangeven dat het wetsvoorstel voor 100% op die wijze mogelijk is, laat ik dan maar even in het midden, maar het zou wel duidelijkheid geven over de vraag hoe er van de kant van Europa over gedacht wordt. Wij hoeven dan niet alleen af te gaan op het verslag van gesprekken die hetzij door de heer Dittrich hetzij door de staatssecretaris zijn doorgegeven. Wij moeten met elkaar constateren dat die brief er niet ligt en dat betreur ik. Ik zou dat wel zorgvuldiger hebben gevonden. Een meerderheid van de Kamer heeft besloten om de tweede termijn toch door te laten gaan. Het is niet anders, maar wij hadden dat standpunt er wel graag bij gehad. Het valt mij ook al op dat in de brief die wij daarover hebben ontvangen van de indieners het oordeel van de Europese Commissie toch wel wat wordt afgezwakt ten opzichte van de verwachting die wij er in hadden. In de brief die de indieners ons op het laatste moment nog hebben gestuurd, wordt in feite aangegeven dat de Europese Commissie daar nooit heel duidelijk een opvatting over zal geven en dat zij altijd later nog in beweging kan komen als er misschien toch iets niet goed was. Onze verwachting was toch wel dat de Europese Commissie nadrukkelijker zou aangeven wat wel en niet klopt van de initiatieven die hier genomen zijn. Maar goed, het is niet anders.
Verder zijn wij erg bezig geweest met de vraag of wetenschappelijke boeken al dan niet onder de vaste boekenprijs moeten vallen. Ik heb dat vraagstuk als heel lastig ervaren. Ik heb ook aangegeven dat ik een amendement had voorbereid. Ik heb het toen echter bewust niet ingediend. Ik wilde eerst de discussie hier voeren en van buiten de Kamer horen wat er aan opvattingen daarover zoal leeft. Ik blijf van mening dat er zeker argumenten te noemen zijn voor het niet loslaten van de vaste boekenprijs op de wetenschappelijke boeken. Er zijn argumenten voor, deze boeken eenzelfde behandeling te geven als de boeken voor het voortgezet onderwijs. Toch ben ik ook niet ongevoelig voor de argumenten die zijn gegeven om de vaste boekenprijs juist wel voor de wetenschappelijke boeken te laten gelden. Dat heeft ertoe geleid dat ik, alles overziend, heb besloten om mijn amendement niet in te dienen. Op het moment dat ik dat wel doe, voel ik een heel grote verantwoordelijkheid voor de gevolgen die dat amendement, als het al de eindstreep haalt, zou hebben op de langere termijn voor de branche van de wetenschappelijke boeken. Ik ken de gevolgen niet op basis van onderzoeken bij allerlei boekhandelaren, maar dat je wat losmaakt, is wel duidelijk. Uiteindelijk is mijn conclusie dat wij het dan maar gewoon de eerstkomende vijf jaar op deze manier zouden moeten doen en op basis van de evaluatie kunnen wij dan de wetenschappelijke boeken mogelijkerwijs altijd later nog een andere behandeling geven.
Dan blijft over de discussie over ZBO of geen ZBO. In eerste termijn is al duidelijk geworden dat wij niet zitten te wachten op een nieuw ZBO, ongeacht de vraag of het een heel stevig of eerder een wat slanker ZBO betreft. Ik vind de argumentatie die daarvoor gegeven is niet in alles even steekhoudend. Naar onze mening zou een aardige tussenvariant kunnen zijn dat wij geen nieuw ZBO oprichten, maar dat wij het onderbrengen bij het Commissariaat voor de media, een optie waarvan de staatssecretaris zegt dat het zeker een mogelijkheid is. Als wij er op die manier met elkaar uit zouden kunnen komen, dan zou dat heel wat waard zijn.
Voorzitter. Ik wou het in mijn tweede termijn hierbij laten.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de indieners van de vele vragen mijnerzijds. Mijn fractie acht de vragen helder beantwoord. Dat geldt in ieder geval voor de vragen over de meerwaarde van de vaste boekenprijs als vrijblijvend en generiek instrument. Dat geldt ook voor de vragen over de positie van schoolboeken voor po, vo, svo en de bve-sector, die uitgezonderd zijn van de vaste boekenprijs. In eerste termijn had ik met name vragen bij de positie van het wetenschappelijke boek of het studieboek dat gebruikt wordt in het hbo en het wetenschappelijk onderwijs. Waarom wordt daar geen uitzondering voor gemaakt? Hier hebben de indieners een adequaat antwoord op gegeven, gezien het diffuse karakter van het veld en de schade die uitzondering zou kunnen berokkenen aan de wetenschap. Voorts hoop ik dat studenten hun weg zullen kunnen vinden naar de kortingsmogelijkheden die met een AMvB gerealiseerd zullen moeten worden. Graag hoor ik een reactie hierop. Dat is tegelijkertijd de reactie van de fractie van GroenLinks op het amendement-Vergeer. Zoals mevrouw Vergeer heel duidelijk aangaf, hebben wij inderdaad in 2003 gestemd tegen de uitzondering van de schoolboeken als het gaat om dit wetsvoorstel. Nu is er sprake van voortschrijdend inzicht. Dat is gebaseerd op geluiden en signalen uit het onderwijs. Zowel van Ouders & Coo als van schoolbesturen is er een duidelijk signaal gekomen dat deze vrijstelling een belangrijk gegeven zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van schoolboeken en voor het in toom houden van de schoolkosten. Daarop is ons voortschrijdend inzicht gebaseerd. Daarnaast is er natuurlijk ook een overtuigend antwoord van de indieners gekomen. Daarop hebben wij ons gebaseerd wat betreft het amendement-Vergeer.
De argumenten van mevrouw Vergeer zijn voldoende aan bod gekomen in het debat en er is wat ons betreft voldoende op gereageerd. Zij zegt dat er geen garantie is dat de schoolboeken goedkoper zullen worden. Dat klopt, maar het omgekeerde is ook het geval. Er is ook geen garantie dat de schoolboeken even duur zullen blijven. Mevrouw Vergeer zegt dat de schoolboeken misschien even duur zullen blijven en ik zeg dat zij misschien goedkoper worden.
Mevrouw Vergeer (SP):
Nu lijkt het een beetje een welles-nietesdiscussie. Dat is hetzelfde in de rapporten die zijn verschenen. Er is geen bewijs dat de prijs zal dalen en er is ook geen bewijs dat deze zal stijgen. Wij zien op tegen de lastenverzwaring voor de scholen doordat zij moeten gaan optreden als boekhandelaar, als inkoper en als onderhandelaar. Wij maken ons ook zorgen over de tweedeling die tussen scholen kan optreden.
U had het over voortschrijdend inzicht. Een van inzichten die het rapport van het SEO ons verschaft, is dat er twee belangrijke randvoorwaarden zijn. Er moet of een krachtige medezeggenschapsraad zijn en invloed van de ouders of de overheid moet het budget voor de schoolboeken aan scholen geven binnen de lumpsum. Dat zou ertoe kunnen leiden dat de schoolboeken voortaan gratis zijn voor ouders, zoals mijn partij graag wil. De overheid financiert de boeken dan en de scholen gaan inkopen bij uitgevers. Dat is een andere situatie. Aan die randvoorwaarden wordt niet voldaan. Daarom vind ik dat wij eerst een evaluatie moeten afwachten. Ik hoor graag wat de fractie van GroenLinks ervan vindt dat niet aan die randvoorwaarden wordt voldaan.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U stelt de randvoorwaarden die in het rapport van SEO naar voren zijn gekomen. Ik neem aan dat u ook signalen hebt gekregen uit het onderwijsveld. Die signalen zijn heel duidelijk. Veel schoolbesturen en ook ouders zouden gebaat zijn bij deze uitzondering juist omdat zij verwachten dat daarmee de schoolkosten lager zullen worden. Nu is er sprake van een monitoringmoment en van een evaluatie. Wat mij betreft zal deze evaluatie moeten uitwijzen of dit het geval zal zijn of niet.
Mevrouw Vergeer (SP):
Ik begrijp dat u misschien met ons over een aantal jaren weer voortschrijdend inzicht hebt.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U stelt het wel erg cru. Ik heb van u nog geen reactie gehoord op de signalen uit het onderwijsveld en op de signalen van Ouders & Coo, namelijk dat zij verwachten dat de schoolkosten lager zullen worden en dat de kosten voor boeken lager zullen worden. Ik vind het eerlijk gezegd erg gemakkelijk om te zeggen dat de situatie is zoals zij is. In de huidige situatie betalen ouders en scholen veel te veel voor boeken. Als dit een mogelijke oplossing is voor die te hoge schoolkosten, grijpen wij deze kans met beide handen aan.
Mevrouw Vergeer (SP):
Ook van Ouders & Coo zijn het alleen maar verwachtingen. Degenen die werkelijk onderzoek hebben gedaan, zeggen dat de prijzen van schoolboeken afhankelijk zijn van heel andere dingen. Ik vind dat wij daar eerst werk van moeten maken voordat wij dit glibberige pad opgaan dat tot tweedeling tussen scholen kan leiden. Over dat laatste hoor ik u niet.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U wacht en u kijkt of er misschien een politieke verandering zal zijn waardoor uw en onze wensen zullen worden ingewilligd. Ondertussen blijven de schoolkosten hoog. Daar koop ik eerlijk gezegd geen bananen voor en ook geen boeken, zeker geen te dure boeken. Volgens mij hebben wij dit onderwerp nu afdoende behandeld.
Er waren ook verschillende vragen over de oprichting van een ZBO dat toetsing en handhaving in de hand zou nemen. De fractie van GroenLinks ziet de gevaren van bureaucratie en wildgroei bij het fenomeen ZBO. Daar hoeven wij alleen maar de krant voor open te slaan of naar het journaal te kijken.
Dat neemt echter niet weg dat zowel de indieners als de staatssecretaris en misschien met name de staatssecretaris, op zeer overtuigende wijze de kanttekeningen en bezwaren tegen het amendement hebben toegelicht. Zoals de staatssecretaris in het antwoord en in haar brief heeft toegelicht, heeft de overheid een eigenstandige verantwoordelijkheid. Dat betekent dat er een zo licht mogelijk ZBO moet komen. De suggestie van de staatssecretaris van een extra kamer bij het commissariaat zullen wij in onze overwegingen betrekken als een reële mogelijkheid.
Ik sluit mij aan bij de vragen van de collega's over goedkeuring door de Europese Commissie.
Ten slotte dank ik de indieners voor dit initiatief. Beter laat dan nooit. Als het aan het kabinet, Paars of niet, had gelegen... Ik weet zeker dat elke boekliefhebber – bestaand en nog niet geboren, jong en oud – gebaat is bij het boek. In een tijd waarin angsten en twijfels, haat en geweld ons in bepaalde mate beheersen, geeft het boek rust en bezinning, naast de mogelijkheid om vanuit je luie stoel de wereld materieel en spiritueel te verkennen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mijnheer de voorzitter. Ik complimenteer de initiatiefnemers met hun antwoord. Het was hoe dan ook helder en compleet. Op alle vragen die ik inbracht, is gereageerd. Dat mag met voldoening worden gemarkeerd.
Over de doelstelling van de wet zijn wij, de initiatiefnemers en de SGP-fractie, het eens. Wij hadden nog wat discussie over de vormgeving. Ik heb nog een enkel punt daarover. Toen mevrouw Eijsink sprak over haar excursie naar vijf boekwinkels vanwege een boektitel van de auteur Dittrich, steeg bij mij de spanning. Ik vroeg mij af of het niet zou uitlopen op een verwijzing naar De Slegte voor de restantverkoop. Over vaste boekenprijzen gesproken! Er is een genre en er is een volume aan boeken en titels, waarbij ik wel eens strategisch opereer en afwacht totdat het bij De Slegte te bekomen valt. Dat is – let wel! – echter geen diskwalificatie van het oeuvre van de heer Dittrich.
Ik wil op drie punten nog ingaan. Allereerst stel ook ik vast dat wij de vorige week een punt maakten van de verdere plenaire behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel in afwachting van de brief van de Europese Commissie over de mededingingsrechtelijke aspecten die eraan verbonden zijn. De brief is er echter nog niet. Het zou een simpele brief kunnen zijn. Er zijn twee nota's van wijziging en inmiddels ook een technische vervolmaking, die zojuist werd rondgedeeld, op dit punt. De initiatiefnemers hebben ervoor gekozen de Franse formulering te introduceren in hun initiatief. Dat is een goedgekeurde formulering. Het zou toch een kwestie van afstempelen moeten zijn, zo werd gesuggereerd. De brief is er dus nog niet. Met een gezonde portie wantrouwigheid, die een politicus eigen moet zijn, zou je dan denken dat er vast nog complicaties zijn. Dat is dus nog verborgen. Laat het echter niet gebeuren dat ik een dezer dagen voor een wetsvoorstel stem, waarvan ik overmorgen of begin volgende week verneem dat het zich niet verdraagt met regelgeving waaraan wij ook gebonden zijn. Ik wil dus een zo betrouwbaar mogelijk signaal over de inschatting van de initiatiefnemers. In dit geval kijk ik echter ook naar de staatssecretaris, die zich grosso modo affien verklaard heeft met het wetsvoorstel. Hoe denkt zij erover? Welke risico's lopen wij op dit punt? Ik voel niet de behoefte om de plenaire behandeling op te houden, maar ik vind het toch een serieuze vraagstelling.
Ik kom bij een tweede punt, de toezichtstructuur. Daarop is een amendement van mevrouw Van Vroonhoven c.s. ingediend om het vooreerst aan de zelfregulering over te laten en via een uitdrukkelijke evaluatiebepaling gade te slaan wat er gebeurt en gebeurd is, om vervolgens navenant te reageren. Ik heb goed geluisterd naar de initiatiefnemers, maar vooral ook naar de staatssecretaris en ik heb haar brief van 29 juni jl. nog eens nauwlettend gelezen. Het is een openbare gedachtewisseling, een debat, en dat betekent dat je naar elkaar moet luisteren en er voor open moet staan dat een ander je kan overtuigen. Ik had aanvankelijk gekozen voor de insteek van mevrouw Van Vroonhoven, betreffende zelfregulering, maar de opbouw van het betoog van de staatssecretaris en haar argumentatie heeft mij doen bedenken dat er een toezichtstructuur nodig is die verankerd ligt in het publieke domein, want daar hebben wij het dan over. Dat is mijn uiteindelijke conclusie op dit punt.
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):
Dat stelt mij natuurlijk teleur, mijnheer Van der Vlies. Dat kunt u zich voorstellen. Mijn directe vraag aan u betreft het volgende. U heeft de brief van de staatssecretaris gelezen en bent daar kennelijk van doordrongen. Echter, de staatssecretaris houdt wel voet bij stuk en geeft niet toe...
De heer Van der Vlies (SGP):
Nee, maar zij geeft wel argumenten.
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):
Ja, maar al met al is wat zij zegt dat wij een nieuw ZBO in het leven roepen en daarmee stelt u zich op in een positie waardoor wij terug bij af zijn. Op die wijze planten wij een nieuwe boom in het oerwoud van de ZBO's.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik ben niet op voorhand dogmatisch tegen elk ZBO. Ik kijk eerst naar de functionaliteit: wat hebben wij aan problemen te verwachten en hoe moeten wij die oplossen? Ik heb zelf bij interruptie vorige week een casus geschetst, naar aanleiding waarvan vak K ging glunderen, denkende: dat is nu precies onze argumentatie om het aan het publieke domein te hechten. U herinnert zich dat nog wel. Ik heb mij door de brief van de staatssecretaris laten overtuigen en dat zeg ik dan ook maar in alle eerlijkheid.
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):
Als ik zeg dat u daarmee terug bent bij af, bedoel ik tevens te zeggen dat in de loop van het debat verschillende alternatieven de revue zijn gepasseerd. Die alternatieven zijn voor u ook minder bespreekbaar?
De heer Van der Vlies (SGP):
Het is niet terug bij af. Ik heb ook gekeken naar de alternatieven en naar de aanbeveling – zo vat ik het op – van de staatssecretaris. Haar argumentatie spoort met wat wij vorige week gezamenlijk vonden: als het een ZBO moet worden, dan een zo licht mogelijke structuur – daar zijn toezeggingen op gedaan – en een zo licht mogelijke variant. Het is dan eigenlijk haar aanbeveling, zo lees ik de laatste alinea van de brief van de staatssecretaris, om het Commissariaat voor de media het adres te doen zijn voor een toezichtsorgaan. Dat kan een kamer zijn binnen het Commissariaat voor de media. Nu, dan ben ik niet terug bij af, want dat was één van de alternatieven die vorige week rondgingen. Daarbij heb ik dan nog wel de vraag wat dit betekent voor het initiatiefwetsvoorstel, qua tekst. Immers, het Commissariaat voor de media is een bestaand orgaan en de vraag is of dit dan niet expliciet in de wet moet worden genoemd. In dat geval zou er een nota van wijziging dienen te komen, ervan uitgaande dat de initiatiefnemers, alles overziende, ook vinden dat het zo kan. Dat betekent immers voor hun wetstekst nog wel het een en ander en dat zouden wij dan even gauw moeten regelen. Graag verkrijg ik op mijn vragen, die ik hiermee impliciet heb gesteld, een antwoord.
Voorzitter. Ik kom bij mijn derde en laatste punt; dat betreft de schoolboeken. Ook dat is iets dat ik nog even op mij heb laten inwerken. Een onderscheid blijf ik toch wel zien tussen enerzijds wetenschappelijke boeken en anderzijds wat ik maar even noem: schoolboeken voor het wo en het hbo, die de stand van de wetenschap introduceren bij en beschrijven voor de student. Dat vind ik wat anders dan het wetenschappelijke boek waar iedereen in geïnteresseerd zou kunnen zijn, namelijk als een aanvulling op wat iemand ervan weet. Dat zijn toch nog wel enkele categorieën. Dat onderscheid wordt ook gemaakt in twee artikelen in de Staatscourant van 23 juni jl. Dat was de dag waarop de initiatiefnemers de Kamer van antwoord voorzagen. Dat had toen dus nog geen rol kunnen spelen. Ik beschikte daar althans pas een dag later over. Er wordt weliswaar gepleit voor het initiatiefwetsvoorstel op dit punt, maar er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen soorten wetenschappelijke boeken. Ik hoor daar graag een reactie op van de initiatiefnemers.
De heer Balemans (VVD):
Voorzitter. Ik wil de indieners bedanken voor de adequate wijze waarop zij de vragen hebben beantwoord. Dan rijst natuurlijk meteen de vraag of dat voldoende en overtuigend is geweest. Vanuit het perspectief van de indieners zou mijn antwoord volmondig "ja" zijn. Dan is de volgende vraag natuurlijk of dat heeft geleid tot een wijziging van het standpunt van de VVD over de vaste boekenprijs. Dat is niet het geval, want er blijft een verschil, maar dat betreft niet specifiek de inhoud van het voorstel, maar gaat om het principe van wat er geregeld gaat worden. Daarbij speelt voor de VVD de discussie over de rol van de overheid en het publiekrechtelijke domein een rol. Wij vinden dat de overheid terughoudend moet zijn en alleen iets publiekrechtelijk moet regelen als dat strikt noodzakelijk is. Vanuit die uitgangspunten vinden wij dat een publiekrechtelijke regeling niet nodig is. Wij hebben er vertrouwen in dat ook het vrijlaten van een vaste boekenprijs voldoende garanties biedt om een ruim verspreid en breed aanbod van boeken en muziekuitgaven te hebben. Ik realiseer mij dat ik op dat punt van mening verschil met de indieners, maar ik ben wel blij met de wijze waarop zij de vragen beantwoord hebben.
De brief van de Europese Commissie blijft betreurenswaardig. De indieners zullen die ook betreuren. Daarover verschillen wij dus niet van mening. Zij spreken in de brieven en e-mails een bepaald verwachtingspatroon uit waar dat toe zal leiden, maar wij hebben geen zekerheid. Ik vind dit een moeilijk punt, omdat wij als VVD niet beschikken over alle documenten om dit debat definitief af te handelen, hoewel wij nu spreken in tweede termijn. Het is dan ook de vraag wat dat betekent voor de stemmingen. Die brief zou daarvoor cruciaal kunnen zijn.
Mevrouw Kraneveldt (LPF):
De heer Balemans sprak over de principiële keuze van de VVD-fractie als het gaat om de inmenging van de overheid in bepaalde zaken. Daarom is hij niet voor deze wet inzake de vaste boekenprijs. Ik was vanochtend echter in debat met zijn collega de heer Rijpstra over de Nederlandse film. De analogieën met dit debat drongen dan ook meteen op. Ik zie mevrouw Halsema knikken, want die was er ook bij. Zijn VVD-collega was toen van mening dat als het gaat om het filmbeleid, de overheid er een en ander aan geld tegenaan moet gooien en er allerlei stimulansregelingen moeten komen. Ik hoor hem nu andere dingen zeggen dan uw collega Rijpstra. Misschien moet daar in de VVD-fractie maar eens goed over gediscussieerd worden.
De heer Balemans (VVD):
Ik ken collega Rijpstra heel goed. Ik was niet bij het debat en ik kan daar dan ook nauwelijks iets over zeggen. Ik weet ook niet hoe hij dat debat heeft gevoerd. Ik onderschrijf de doelstelling van de indieners. Ik ben er echter niet van overtuigd dat een publiekrechtelijke regeling of wetsvoorstel nodig is om ervoor te zorgen dat er sprake zal blijven zijn van een breed en wijd verspreid aanbod. Misschien ligt het bij de filmwereld anders. Dat kan ik niet beoordelen. Misschien bevindt de film zich in een zwakkere positie en is dat de inschatting geweest van collega Rijpstra. Ik ben niet bij dat debat geweest en ik kan dat dan ook niet beoordelen. Het is een interessant punt, maar dat verandert niets aan de stellingname die ik namens de VVD neerleg als het gaat om dit wetsvoorstel.
Mevrouw Kraneveldt (LPF):
Ik wil wel vaststellen dat dat principiële standpunt ten aanzien van marktwerking en de rol van de overheid daarin, bij de VVD de ene keer wel en andere keer niet geldt. Wat is er dan nog principieel aan?
De heer Balemans (VVD):
Misschien moeten wij elkaar nog eens spreken over de uitgangspunten van de VVD. De VVD gaat uit van een uitermate terughoudende overheid. Een overheid regelt in onze ogen pas iets met terughoudendheid als het strikt noodzakelijk is vanuit een bepaald perspectief. De indieners zien dat perspectief wel en daarom willen zij de vaste boekenprijs regelen. Op dat punt verschil ik van mening met de indieners. Ik maak een andere inschatting, met respect voor de argumentatie van de indieners, en kom tot de conclusie dat hier geen publiekrechtelijke regeling noodzakelijk is. Ik blijf bij mijn uitgangspunten. Er is een verschil van mening over de vraag of hier een overheidsregeling moet komen of niet.
Voorzitter. Zoals ik in eerste termijn al zei, zou ik kiezen voor zelfregulering. In dit verband trek ik een parallel met wat wij gedaan hebben bij de sponsoring op scholen. Ook bij de sponsoring op scholen hebben wij ervoor gekozen niet over te gaan tot een publiekrechtelijke regeling. Wij hebben ervoor gekozen dat over te laten aan de sector zelf. De sector mag zelfregulerend werken en heeft convenanten afgesproken. De verwachting is dat dit zal werken, maar wel met de dreiging dat er een wettelijke regeling komt als het verkeerd uitpakt. Voor die insteek kies ik ook bij het onderwerp dat nu aan de orde is. De sector moet het eerst proberen via zelfregulering. Als dat niet werkt, kan bezien worden of een wettelijke regeling noodzakelijk is.
Voorzitter. Ik realiseer mij heel goed dat ik de heer Dittrich heb uitgedaagd met een citaat over Pippi Langkous. Hij heeft mij daar ook fantastisch op geantwoord. Mijn dochtertje was heel trots dat hij dat deed. Zij zei: die meneer heeft Pippi Langkous in de Tweede Kamer genoemd. Ik wil de bal nu terugspelen. Pippi Langkous is een meisje dat ruimte kiest en ook ruimte krijgt, ondanks de wens van tante Pastellia om haar in een kindertehuis te stoppen. Dat is precies de insteek die wij kiezen bij dit debat. Dat betekent, met alle respect voor de indieners en met grote waardering voor het werk dat zij gedaan hebben, dat wij de sector de ruimte willen geven om het zelf te reguleren en dat wij geen behoefte hebben aan een vaste boekenprijs. Ik zal dit wetsvoorstel dan ook niet steunen, zij het met een beetje pijn in het hart. Ik zeg hier wel bij dat ik u oprecht alle succes toewens, de knopen en stemmen tellend in dit huis, bij de verdediging in de Eerste Kamer.
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):
Voorzitter. Hoe het CDA staat ten opzichte van het initiatiefwetsvoorstel van de heer Dittrich, mevrouw Halsema en mevrouw Van Nieuwenhoven mag duidelijk zijn. Ook wij zien de noodzaak in voor het verankeren van de vaste boekenprijs in de wetgeving. Wat dat betreft verdient het wetsvoorstel onze volledige ondersteuning. Ook wij willen het huidige letterenklimaat graag behouden. Daarvoor is dit wetsvoorstel broodnodig.
Mij viel op in dit debat dat de indieners, met name de heer Dittrich, in hun beantwoording open waren. De heer Dittrich was heel zorgvuldig, maar onvermurwbaar. Hij was met geen enkel argument te overreden. De staatssecretaris sloot daar naadloos bij aan.
Voorzitter. Kort wil ik de vier punten noemen die voor mijn fractie van wezenlijk belang zijn. In de eerste plaats noem ik het evaluatiemoment. In de tweede plaats zien wij het niet zitten om een apart ZBO in het leven te roepen dat toezicht moet houden. In de derde plaats zijn wij blij dat de schoolboeken uit het wetsvoorstel gelicht waren. In de vierde plaats noem ik de Europese context.
Samen met mevrouw Kraneveldt hebben wij een amendement ingediend dat ertoe strekt een evaluatie na drie jaar te houden. Die termijn is nu gesteld op vijf jaar. Ik begrijp de argumentatie daarvoor goed. Het is belangrijk om de markt zijn werk te laten doen, voordat een goede beoordeling mogelijk is. Ik vraag de indieners om kort in te gaan op de gevolgen hiervan voor de ouders van schoolgaande kinderen. Wat de effecten zijn van het loslaten van de vaste boekenprijs voor de schoolboeken valt nog niet te zeggen. Het is mogelijk dat de prijs van de schoolboeken straks omhoog gaat. De schoolgaande kinderen zitten dus wat dat betreft vijf jaar in onzekerheid.
Dan kom ik bij de enorme discussie over het op poten zetten van een nieuw ZBO. Wij zagen en zien daar absoluut geen heil in. Wij vinden het niet nodig dat er weer een nieuw ZBO opgetuigd wordt, ondanks de argumenten dat het een klein ZBO is. Het is toch weer een nieuwe boom in het oerwoud van ZBO's.
Wij hebben goed naar de staatssecretaris geluisterd. Zij heeft ons een fikse brief gestuurd. Ik heb verschillende alternatieven aangedragen, maar de heer Dittrich ging er in zijn antwoord niet op in. Hij sloot zich er absoluut voor af. Ik sta nog steeds open voor alternatieven als wij maar geen nieuw ZBO in het leven hoeven te roepen. Ik blijf bij mijn amendement. Dat staat als een paal boven water. Met het wetsvoorstel zoals het er nu uitziet, kunnen wij niet leven.
De Europese houdbaarheid roept twijfels op. De brief waarop wij wachten, is er nog niet. In de ons omringende landen bestaat het voorgestelde systeem al. Het is te veel gevraagd moedwillig op het oordeel van de Europese Commissie vooruit te lopen. Ik heb dus mijn twijfels over de verdere voortgang. De Europese afloop moet goed zijn. De Kamer mag daarover niet in onzekerheid verkeren.
De afgelopen twee weken zijn enkele nota's van wijziging binnengedruppeld. Onze dank daarvoor. Wij zien ze als een goede aanvulling op en verbetering van het wetsvoorstel.
Tot slot complimenteer ik de indieners van het wetsvoorstel. Ik dank hen voor de beantwoording. Het is waarschijnlijk de laatste keer dat ik hier sta en u op deze manier kan toespreken. De indieners verdienen een pluim voor de gedegen wijze waarop zij hiermee de afgelopen jaren bezig zijn geweest. Want dat het een lang traject is geweest, kunnen wij wel zeggen.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. Namens de indieners bedank ik de woordvoerders van harte voor alles wat zij naar voren hebben gebracht. Ik dank hen met name voor de complimenten die zij niet alleen gaven aan de indieners, maar ook aan degenen die ons hebben ondersteund, de staf. Mevrouw Van Nieuwenhoven betreurt het niet aanwezig te kunnen zijn. Het is een lang traject geweest. Wij praten al vele jaren over de vaste boekenprijs en de datum van 1 januari 2005 die nadert. Het is voor ons een hele eer dit debat in de Kamer met u te mogen voeren.
Wij hebben vorige week uitvoerig geantwoord. Ik constateer dat er nog maar een paar thema's resteren die bespreking behoeven. Dat ontslaat ons van de verantwoordelijkheid breed uit te pakken over de cultureel-politieke doeleinden van de vaste boekenprijs. Ik begrijp dat vrijwel iedereen het daarmee eens is.
Een aantal onderwerpen komt in de bijdragen van alle woordvoerders terug. Ik noem de Europese context en het feit dat de brief van de Europese Commissie er niet is, de discussie over het zelfstandig bestuursorgaan, de discussie over wetenschappelijke boeken en schoolboeken en de evaluatie. Deze thema's keerden bij iedereen terug.
Ik ga van start met de Europese context en het feit dat de brief er niet is. Ook wij, indieners, vinden het bijzonder jammer dat de brief van de Europese Commissie er niet is. Wij veronderstelden vorige week tijdens de eerste termijn dat die brief er in ieder geval voor vandaag zou zijn. Wij zogen dat niet uit onze duim, maar hadden dat begrepen uit de ambtelijke contacten met ambtenaren van de Europese Commissie. Het is ons de afgelopen dagen duidelijk geworden dat die brief niet zou komen voor vandaag. Er valt ook niet met zekerheid te zeggen wanneer die brief wel komt. Daarom hebben wij gemeend verslag te moeten doen van die ambtelijke besprekingen. Dat verslag is terug te vinden in de brief die de Kamer vandaag of gisteren heeft bereikt. Ik zal er heel kort op ingaan. De ambtenaren van Economische Zaken en van OCW hebben gesproken met de ambtenaren van de Europese Commissie in Brussel, met name met de economen van het directoraat-generaal van de mededinging. De economen waren nogal kritisch, zoals altijd over deze onderwerpen, en zij hebben een aantal aanmerkingen gemaakt, met name op artikel 3 van ons wetsvoorstel. Dat is aan ons teruggerapporteerd. Wij hebben voor zeker willen gaan en wij hebben daarom een nota van wijziging ingediend die artikel 3 heeft vervangen. Voor artikel 12 geldt dat er gesprekken zijn geweest met de NMa, de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Ook artikel 12 hebben wij op basis van die gesprekken aangepast.
Vervolgens is de vraag wat er is gebeurd bij de Europese Commissie. Nadat de mensen van de afdeling mededinging zich erover gebogen hebben, zijn de mensen van de afdeling cultuur zich daarover gaan buigen. Ik kan het niet met zekerheid zeggen, maar ik sluit niet uit dat de cultuurmensen daar anders over denken dan de economische mensen. In ieder geval is er discussie binnen de Europese Commissie. Wij zijn via de nota's van wijziging aan de veilige kant gaan zitten. Wij hebben de kritiek van de mededingingsambtenaren ter harte genomen en in wijzigingen voorgelegd. Er zal dus hoe dan ook een brief komen van de Europese Commissie en wij verwachten dat de tekst zo zal luiden als wij in de brief aan de Kamer hebben laten weten.
Nu begrijp ik dat veel woordvoerders denken dat er een soort goedkeuringsstempel gegeven wordt. Velen schijnen te denken dat de Europese Commissie een brief stuurt waarin komt te staan dat zij het voorstel dat in het Nederlandse parlement in behandeling is, goed of slecht vindt. Zo zal het natuurlijk nooit zijn. Het zou staatsrechtelijk ook heel vreemd zijn als wij ons als Tweede Kamer als het ware afhankelijk maken van een goedkeuring door de Europese Commissie. Nee, de Europese Commissie zal een risico-inschatting maken van de argumenten die rond het interstatelijke verkeer een rol zouden kunnen spelen. Die risico-inschatting is gegeven in de informele gesprekken. Wij hebben er dus het volste vertrouwen in dat wat in de nota's van wijziging is neergeslagen, tegemoetkomt aan de meest strenge critici van de Europese Commissie. Het kan in wezen alleen maar meevallen als de mensen van de cultuurafdeling de uiteindelijke brief van de Europese Commissie zouden kunnen beïnvloeden.
Ik snap heel goed dat er bij de Kamer een zekere onzekerheid is. Die hebben wij natuurlijk ook. Als de brief van de Commissie er is, zal dat natuurlijk ook aan de Kamer bekend worden gemaakt. Het is natuurlijk mogelijk dat dan blijkt dat het wetsvoorstel nog een aanpassing behoeft. Hopelijk is het dan al bij de Eerste Kamer in behandeling. Als het strikt noodzakelijk is, kunnen wij natuurlijk altijd via een novelle aan de Tweede Kamer voorleggen welk onderdeel wij moeten veranderen. Nogmaals, wij denken dat dit niet zal gebeuren.
Dan stap ik nu over naar het tweede onderdeel dat door alle sprekers naar voren is gebracht. Dat is de discussie rond het zelfstandig bestuursorgaan. Onze positie is heel duidelijk. Wij hebben in ons wetsvoorstel een heel klein ZBO opgenomen, bestaande uit drie tot vijf mensen. Zij zullen op basis van een piepsysteem reageren als mensen in de praktijk, uitgevers of boekverkopers, zich niet aan de vaste boekenprijs houden. Dat is dan via het wetsvoorstel een publiekrechtelijke regeling geworden.
Uit de inbreng in tweede termijn blijkt dat de woordvoerders verschillende posities innemen. Sommigen scharen zich achter het voorstel van de initiatiefnemers en de regering om te kiezen voor een klein ZBO. Anderen geven echter de voorkeur aan zelfregulering. Er zitten ook smaken tussen, want er zijn ook woordvoerders die de voorkeur geven aan een bestaand ZBO, mits het onafhankelijk toezicht kan worden gewaarborgd. Wij hebben goed naar u geluisterd en geconstateerd dat waarschijnlijk een meerderheid van de Kamer voor het amendement van mevrouw Van Vroonhoven zal stemmen als dit amendement kaarsrecht overeind blijft staan.
Met kracht van argumenten hebben wij aangegeven dat wij zelfregulering geen verstandige route vinden. In de brief van de staatssecretaris wordt overigens ook keurig aangegeven dat het geen goede gang van zaken zou zijn. Om tegemoet te komen aan de aarzelingen en bezwaren van de Kamer hebben wij gemeend dat wij moeten komen met een nota van wijziging. In deze nota van wijziging wordt geregeld dat er geen nieuw zelfstandig bestuursorgaan zal komen. Daarmee komen wij dus tegemoet aan de wens van de meerderheid van de Kamer. Wij willen echter wel vasthouden aan het onafhankelijk toezicht en daarom stellen wij in deze nota van wijziging voor om dat toezicht onder te brengen bij een al bestaand zelfstandig bestuursorgaan, te weten het Commissariaat voor de media. Ik merk op dat dit een van de suggesties is van mevrouw Van Vroonhoven in eerste termijn.
De SER is naar onze mening geen goede keuze. De NMa heeft verder aangegeven dat zij geen belangstelling heeft. Het Commissariaat voor de media heeft ons echter laten weten bereid te zijn om de vaste boekenprijs te controleren als de Kamer zich daartoe uitspreekt.
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):
Ik waardeer het zeer dat de indieners tegemoetkomen aan de serieuze bezwaren van de Kamer. Ik wil hen echter wel vragen om de werking en de functie van dit toezichtsorgaan expliciet bij de evaluatie te betrekken.
De heer Dittrich (D66):
Ik denk dat ik u dat nu al mag toezeggen. Het zal namelijk echt goed onderzocht moeten worden. Ik ben net als u benieuwd of de staatssecretaris het daarmee eens is, want zij is uiteraard degene die u formeel deze toezegging moet doen. Ik kan u wens in ieder geval goed invoelen.
Vorige week heb ik uitgebreid gediscussieerd met met name mevrouw Vergeer over de vraag of het wel zo zinvol is om de vaste boekenprijs voor schoolboeken uit de wet te lichten en vrij te maken. In eerste termijn heb ik de motie van mevrouw Dijksma uit het jaar 2000 aangehaald, omdat daaruit bleek dat de Tweede Kamer toen in grote meerderheid een voorstander was van het loslaten van de vaste boekenprijs. Inmiddels is de motie van de heer Jan de Vries c.s. onder mijn aandacht gebracht. Deze motie is in november 2003 ingediend bij de behandeling van de onderwijsbegroting. Hieruit blijkt dat niet alleen in 2000 maar ook in november 2003 een meerderheid van de Kamer zich heeft uitgesproken voor het schrappen van de vaste boekenprijs voor schoolboeken. Het is dus een wens die al langer leeft.
De motie die is ingediend door de fracties van het CDA, de VVD, de SGP en de ChristenUnie, wordt gemotiveerd met het argument dat schoolboeken goedkoper worden door het loslaten van de vaste boekenprijs. Ik moet mevrouw Vergeer toegeven dat dit niet uit onderzoek blijkt. Er is onderzoek gedaan naar de schoolboekenmarkt. Daar zijn wij in onze eerste termijn uitgebreid op in gegaan. Dat is een aparte en heel beperkte markt die bestaat uit maar een paar schoolboekuitgeverijen. Uit het onderzoek van het SEO is gebleken dat het loslaten van de vaste boekenprijs geen invloed heeft op de prijs van schoolboeken. Er is ook geen zekerheid over die prijsbewegingen te geven. Het is zelfs niet mogelijk om zekerheid te geven over de oorzaken daarvan. Ik hoorde het interruptiedebatje tussen mevrouw Vergeer en mevrouw Azough. Het zou theoretisch mogelijk zijn dat de prijzen van schoolboeken nog gaan stijgen. Ik verwacht het niet, maar wij kunnen het echt niet uitsluiten. Door het loslaten van de vaste boekenprijs voor schoolboeken worden de culturele doelstellingen in ieder geval niet aangetast.
Mevrouw Vergeer heeft gevraagd of wij de evaluatie niet kunnen aangrijpen om te kijken hoe het met de schoolboeken gaat en wat voor lastenverzwaringen het voor scholen en ouders met zich meebrengt. De staatssecretaris zal hier nog op ingaan. Ik moet eerlijk zeggen dat het vreemd is om daar op in te zoomen bij de evaluatie omdat wij de vaste boekenprijs loslaten voor de schoolboeken. Mevrouw Vergeer heeft weliswaar een amendement ingediend om deze vaste boekenprijs voor schoolboeken vast te houden, maar als ik de reacties van de Kamerleden hoor, denk ik niet dat dit onderdeel van de wetstekst gaat uitmaken. Ik hoorde mevrouw Kraneveldt net zeggen dat zij haar amendement heeft aangepast en de evaluatie na vijf jaar wil laten plaatsvinden. Mevrouw Vergeer vindt het zo belangrijk dat de prijs van schoolboeken niet omhoog gaat en daarom begrijp ik niet dat zij vijf jaar wil wachten. Ik kan mij voorstellen dat de SP-fractie zegt: daar zou veel eerder naar gekeken moeten worden.
Daarom stel ik voor, deze zaken los te koppelen. In een onderwijsdebat met de minister van OCW kan dan worden gekeken of er op veel kortere termijn geëvalueerd kan worden. Als de prijzen van schoolboeken de pan uit rijzen, dan kan ik mij voorstellen dat de onderwijswoordvoerders met de minister van OCW zeggen: dit gaat ons te ver, misschien moeten wij ingrijpen.
Mevrouw Vergeer (SP):
Dat onderwijsdebat gaat ook zeker gevoerd worden. U stelt nu voor, de vaste boekenprijs voor schoolboeken los te laten door deze niet op te nemen in het wetsvoorstel. Hiermee zetten wij een experiment in gang om te kijken hoe dat uitpakt. De SP-fractie maakt zich om een aantal redenen zorgen over dat experiment. Daarom vraag ik ook om dat punt mee te nemen in de evaluatie. Als je de vaste boekenprijs loslaat zonder dat je zeker weet dat dit zal bijdragen aan prijsdaling, loop je het risico dat er een tweedeling ontstaat tussen scholen op grond van de portemonnee van ouders. Een ander risico is dat de keuzevrijheid van individuele scholen wordt belemmerd door het ontstaan van inkoopcombinaties die samen één boekenpakket hebben. Dat zijn twee grote nadelen. De nadelen wegen voor ons op dit moment zwaarder.
De heer Dittrich (D66):
Ik begrijp uw punt want dat is ook de reden waarom u dat amendement hebt ingediend. U hebt gevraagd waarom de indieners de Kamermeerderheid volgen. Dat is natuurlijk omdat wij democratisch zijn aangelegd. Als de meerderheid van de Kamer niet één keer, maar verschillende keren heeft gezegd "laat de vaste boekenprijs voor schoolboeken los", dan is dat niet zomaar iets. Zekerheid over het niveau van de prijzen hebben wij niet. Het is heel logisch dat u zegt dat dit goed moet worden bekeken bij een evaluatie. Ik vraag mij alleen af of wij dat niet apart met de minister van Onderwijs zouden moeten bespreken, zodat daar op een eerder moment naar gekeken kan worden. Dat neemt niet weg dat er ook naar de schoolboekenmarkt gekeken kan worden wanneer deze evaluatie plaatsvindt, wat binnen vijf jaar moet gebeuren. Ik zou dat echter niet echt als een hoofdpunt van de evaluatie willen zien.
Mevrouw Vergeer (SP):
Ik heb nog een afsluitende opmerking. Ik acht de nadelen van het loslaten toch groter dan eventuele voordelen, omdat het een lastenverzwaring is voor de scholen, het feit dat er onderhandeld moet worden, zorgt immers voor meer beheerslasten. Voorts kan het tot een tweedeling van scholen leiden en de vrijheid van individuele scholen mogelijk beperken. Dat wilde ik nog zeggen om uit te leggen waarom ik het amendement toch wil handhaven. Niettemin wil ik de discussie met de minister van Onderwijs aangaan, natuurlijk.
De heer Dittrich (D66):
U presenteert die bezwaren nu als feiten. Het staat nog te bezien of het zich inderdaad zo gaat ontwikkelen dat het tot lastenverzwaringen zal leiden en niet tot een prijsdaling. Het zou ook heel goed kunnen dat de scholen zich verenigen en op een handige manier inkopen of onderhandelen, waardoor zij wel kortingen weten te bedingen bij de paar schoolboekenuitgevers die er zijn. Maar dat is in de toekomst kijken. Het zal goed in de gaten moeten worden gehouden.
Mevrouw Kraneveldt (LPF):
In een interruptiedebatje tussen mevrouw Vergeer en de heer Dittrich is net even gerefereerd aan mijn amendement. Wij hebben nu inderdaad gekozen voor een evaluatietermijn van vijf jaar. Het gaat hier immers om het algemene boek en drie jaar zou wel erg snel na inwerkingtreding van de wet zijn. Het amendement zegt ook expliciet dat het om de werking van de wet gaat. Als je de schoolboeken eruit haalt, is dat ook werking van de wet, dus de schoolboeken zullen daarin zeker meegenomen worden. Ik kan mevrouw Vergeer geruststellen: wij zullen zeker suggesties ondersteunen om wat eerder een evaluatie mee te pakken voor die schoolboeken. Volgens mij hoeven de twee dingen elkaar niet te bijten.
De heer Dittrich (D66):
Wij zijn mevrouw Kraneveldt dankbaar voor haar ondersteuning. Overigens valt ons op dat de LPF-fractie wel tegen het loslaten van de vaste boekenprijs voor schoolboeken heeft gestemd.
Mevrouw Kraneveldt (LPF):
Wij hebben daar toen bewust niet voor gestemd, omdat wij niet de conclusie wilden trekken die in de motie staat, namelijk dat de prijzen dan lager zullen worden. Tot die conclusie waren wij ook niet gekomen. Bovendien wilden wij de behandeling van dit wetsvoorstel afwachten, waar toen die boeken nog niet uit waren. Wij dachten dat dit de plek zou zijn om daarover te discussiëren. Dat is de reden geweest waarom wij daar toen niet voor hebben gestemd.
De heer Dittrich (D66):
Het is goed dat u dat nog even onder onze aandacht brengt, maar het verandert niets aan onze positie in dezen.
Ik vond de rondtocht interessant die mevrouw Eijsink langs vijf boekhandels heeft gemaakt, op jacht naar mijn boek "Een blauwe stoel in paars". Net zoals de heer Van der Vlies was ik erg benieuwd naar de uitkomsten. Ik wil eigenlijk wel horen of u het dan nu ook gekocht hebt, want dat is natuurlijk ook belangrijk, niet alleen voor mij, maar ook voor de behandeling van dit wetsvoorstel.
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Ik heb het boek direct gekocht toen het een aantal jaren geleden uitkwam, zonder dat ik ooit op een blauwe stoel gezeten had. Wat de opmerking over De Slegte betreft, durfde ik daar natuurlijk nog niet eens naar toe te gaan, dat begrijpt u ook.
De heer Dittrich (D66):
Dan wil ik het toch echt voor De Slegte opnemen, want in ieder geval sommige van de indieners zijn regelmatig bij De Slegte te vinden. Er is niets mis met De Slegte. Sterker nog, vaak is het zo dat als de vaste boekenprijs is opgeheven en u weet dat dit in ons wetsvoorstel kan, dan kan de prijs naar beneden gaan en dan kom je heel goede boeken bij De Slegte tegen, die je voor een habbekrats kunt kopen. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Dus voor De Slegte verandert er geloof ik niet erg veel met de aanvaarding van dit wetsvoorstel.
De grens met wetenschappelijke boeken is inderdaad lastig te trekken. Sommigen van u hebben dat ook gezegd. Wij zijn de heer Slob heel erg erkentelijk voor het feit dat hij, gehoord de uitwisseling van argumenten, ervan afziet, een amendement op het wetsvoorstel in te dienen teneinde wetenschappelijke boeken uit te zonderen. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat dit nu juist iets is wat in de evaluatie, waarover mevrouw Kraneveldt het had, goed zal worden meegenomen. Dit betekent dat er inmiddels al een heel rijtje is van zaken waar wij bij de evaluatie op gaan letten. De afbakening tussen wetenschappelijke boeken en schoolboeken is er daar een van. Mevrouw Kraneveldt heeft gezegd dat de uitstraling naar de schoolboeken en het loslaten daarvan sowieso wordt meegenomen, omdat dit de werking van de wet is. Uiteraard gaat het ook over de uitstraling van internet op de boekenmarkt. Mevrouw Van Vroonhoven had wat dat betreft een punt in haar eerste termijn. Er leven vragen als: wat zijn de ontwikkelingen en de trends en hoe gaat het met de kruissubsidiëring? Al dergelijke aspecten zullen in de evaluatie moeten worden meegenomen. Wij zijn mevrouw Kraneveldt heel dankbaar dat zij zich ervan heeft laten overtuigen dat drie jaar echt iets te kort is en dat vijf jaar een goede termijn is om te bezien hoe het met de behandeling van dit wetsvoorstel in de praktijk gaat, ook in de richting van het Commissariaat voor de media. Ook dit is een punt dat moet worden meegenomen: hoe doen de mensen het die nu toch een taak toebedeeld krijgen die ik in mijn eerste termijn branchevreemd heb genoemd? Het Commissariaat voor de media heeft laten weten op zichzelf genomen bereid te zijn om deze taak op zich te nemen als de Kamer dat wil. De vraag is hoe het dit in de praktijk zal doen. Dat is ook van belang in het kader van de evaluatie.
Mevrouw Azough heeft gevraagd hoe in de praktijk zal worden omgegaan met het wetenschappelijke boek en de studenten. In artikel 13 van het wetsvoorstel hebben wij een kortingsregeling opgenomen. In de toelichting op dat artikel staat dat studenten er gebruik van kunnen maken en dat dit bij algemene maatregel van bestuur verder zal worden ingevuld. Dit wordt verder in de evaluatie betrokken, om te bezien hoe dit in de praktijk gaat.
Ik geloof dat ik nu alleen Pippi Langkous nog moet bespreken.
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):
Voordat u aan uw ludieke slot gaat beginnen, deel ik aan de indieners van het wetsvoorstel mee, ook namens de andere indieners van het amendement over het ZBO, mevrouw Kraneveldt en de heer Balemans, dat wij dit amendement intrekken, omdat dit via de nota van wijziging voorligt.
De voorzitter:
Het amendement-Van Vroonhoven-Kok c.s. (stuk nr. 20) is ingetrokken.
De heer Dittrich (D66):
Dat doet ons enorm deugd. Nu ik dit hoor, dien ik de nota van wijziging in. De concepttekst hebt u kunnen lezen.
De eerste termijn hebben wij afgesloten aan de hand van het voorbeeld van de dochter van de heer Balemans, drie jaar oud en op internet al aangekomen bij de website van Pippi Langkous. De heer Balemans heeft daar ook nu weer op gereageerd. Pippi Langkous is niet alleen uit op avontuur, maar als zij op avontuur gaat, wil zij zeker weten dat het uiteindelijk ook goed komt. Zij speelt dus op safe en wij willen dat ook doen met dit wetsvoorstel. Als wij het avontuur helemaal zouden aangaan en de vaste boekenprijs zouden loslaten, waar de VVD-fractie voor kiest, zou er misschien iets teloor kunnen gaan van het Nederlandstalige en Friestalige boek en de bladmuziek, wat niet meer terug te halen is als het misgaat. Om die reden hebben wij ervoor gekozen om de huidige praktijk in een wetstekst vast te leggen en daarvan een publiekrechtelijke regeling te maken. Dus wat dat betreft handelen wij in de geest van Pippi Langkous door de vaste boekenprijs te behouden.
Ik ben aan het eind gekomen van mijn beantwoording, mede namens de beide andere indieners. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng en voor de souplesse om het amendement in te trekken en akkoord te gaan met een nota van wijziging.
Staatssecretaris Van der Laan:
Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Er zijn twee kleine punten overgebleven waarover vragen aan het kabinet zijn gesteld. Deze betreffen de positie van de Europese Commissie en de vraag wat er gebeurt als de Commissie het er niet mee eens is. De indieners hebben al risico's aangegeven. Omdat dit wetsvoorstel dicht aanschurkt tegen het Franse model dat reeds positief is beoordeeld door de Commissie, schatten wij in dat de kans zeer klein is dat er grote problemen zullen zijn. Wij willen dat uiteraard wel zeker weten door middel van een brief. Ik laat de procedure volledig aan de indieners over.
Ik heb nog een opmerking over de juridische situatie. Als de Europese Commissie vindt dat er in strijd is gehandeld met de mededingingsregelgeving van de Europese Unie, kan zij ervoor kiezen om naar aanleiding van een klacht een procedure te starten. Wij schatten echter in dat dit niet snel zal gebeuren gelet op het feit dat deze wetgeving zeer grote gelijkenis vertoont met de wetgeving in andere landen. De inschatting dat de Commissie dat politieke risico zal nemen, achten wij zeer klein. Op basis van recente jurisprudentie kan de NMa ervoor kiezen om de nationale wet te toetsen aan het Europese recht naar aanleiding van klachten. Dat is de formele juridische positie. Wij schatten echter net als de indieners in dat het allemaal goed zal komen.
Het kabinet zal in het bijzonder verantwoordelijk zijn voor de evaluatie. Ik zeg toe dat de onderbrenging bij het Commissariaat voor de media bij de evaluatie zal worden betrokken. Ik zal met de minister van OCW overleggen over de wijze waarop de evaluatie van het vrijgeven van de prijs van schoolboeken zou kunnen plaatsvinden en welke vragen moeten worden gesteld om de causale relatie tussen het wetsvoorstel en de prijsontwikkeling van schoolboeken in een context te plaatsen. Er moet worden gewerkt met verschillende invalshoeken. Daarom is het goed dat de verantwoordelijkheid van de minister van OCW in ogenschouw wordt genomen bij de evaluatie van de gang van zaken rond schoolboeken.
Ik wil de indieners complimenteren en ik dank hen voor de goede samenwerking die, ook ambtelijk, met ons heeft plaatsgevonden.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, morgen over dit wetsvoorstel te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-5783-5794.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.