Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet fonds economische structuurversterking (28119).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Bolhuis (PvdA):

Voorzitter. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet fonds economische structuurversterking beoogt een aantal verfijningen aan te brengen in de voeding van het fonds. Daar is een tamelijk technische discussie over mogelijk. Daarnaast heeft de regering bij het wetsvoorstel een onderwerp van meer principieel belang betrokken, te weten de toekomstige rol van staatsdeelnemingen c.q. overheidsbedrijven. Op dat punt verschilt de PvdA-fractie principieel van mening met het kabinet, gezien de teksten die dit wetsvoorstel begeleiden. Over de staatsdeelnemingen is er een nota die de Kamer nog niet behandeld heeft en waar het kabinet op vooruit grijpt. Ik doe dat niet te veel, omdat dat vandaag het kader niet is, maar ik ontkom er niet aan om toch een paar punten te noemen.

De overheid heeft, naar ik aanneem, met een overheidsdeelneming een bepaalde publieke doelstelling en publieke belangen. Als zij die niet heeft, is er geen reden voor een dergelijke overheidsdeelneming aan de betrokken onderneming en kan daarvan worden afgezien. Ik begin daarmee, omdat het lijkt alsof dat fundamentele punt in de nota Beleid inzake staatsdeelnemingen veronachtzaamd wordt. Als er ter borging van het publiek belang bewust risicodragend geïnvesteerd moet worden, moet dat kunnen en is het een overheidstaak. In de nota staat al bij voorbaat dat dit eigenlijk geen overheidstaak is en dat is dus onjuist. De minister van Economische Zaken investeert trouwens tot ons genoegen ook in bijvoorbeeld Twinning; dat is natuurlijk wel degelijk een risicodragende zaak. De borging van het betrokken publieke belang kan dus mede vorm krijgen door een staatsdeelneming. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij TenneT, waarop het wetsvoorstel onder andere betrekking op heeft.

In situaties waar al dan niet natuurlijke monopolies aanwezig zijn, is een overheidsbedrijf vaak een noodzakelijkheid. Op een zeker moment kan er een wijziging optreden in de situatie, waardoor vervreemding van het overheidsbedrijf een optie wordt. Dan is er kennelijk geen publiek belang meer gemoeid met het in stand houden van het bedrijf. De publieke belangen zijn dan anderszins geregeld, bijvoorbeeld in wetgeving. Die zorgt ervoor dat onderwerpen zoals de toegankelijkheid, de zekerheid van de voorziening en de prijsstelling adequaat geregeld zijn. Via het mededingingsbeleid wordt geregeld dat er concurrentie is op de betrokken markt. In bijvoorbeeld de telecomsector kan vervreemding van KPN zonder problemen plaatsvinden, gezien de omvang van de concurren tie die zo langzamerhand is ontstaan in die sector en ervan uitgaande dat onze publieke belangen via de Opta en allerlei regelgeving goed gewaarborgd zijn. Overigens lijkt mij de opmerking in de nota, dat derden tegen concurrentie moeten worden beschermd, onjuist. Het kabinetsbeleid is juist gericht op bevordering van mededinging en niet op het niet-oprichten van een overheidsdeelneming als dat concurrentie zou bevorderen.

De Staat is niet te vergelijken met een normale aandeelhouder. Als dat wel zo zou zijn, zou de overheid helemaal niet moeten deelnemen in de betrokken onderneming. De afwijking is dat de overheid als aandeelhouder tevens haar publieke belangen in het oog moet houden. Ook de commissaris in de raad van commissarissen van een dergelijk bedrijf moet dat natuurlijk doen. Dat is ook in het belang van het betrokken bedrijf, hoewel het wel eens haaks kan staan op wat in een doorsnee onderneming gebeurt. Dat betekent dat de overheid een andere aandeelhouder is dan een gewone aandeelhouder.

In de genoemde nota volgt het kabinet veel van de overwegingen die ik noem, maar stelt vervolgens plotseling dat deelnemingen in beginsel tijdelijk zijn. In het verlengde daarvan is dit tot norm verheven voor het voorliggende FES-wetsvoorstel. Daar voelt de fractie van de PvdA niets voor. Dit temeer, gelet op de wat grove terminologie in de nota van wijziging, stuk nr. 6, waarin de minister van Economische Zaken stelt dat de toepassing van de genoemde norm, waarin dan nog de escapeclausule "in beginsel" was opgenomen, met zich brengt dat de staatsdeelnemingen verworven op of na 1 januari 2000 tijdelijk zijn. Dus er is geen sprake meer van "in beginsel"; zij zijn gewoon tijdelijk. Dat is natuurlijk nog maar zeer de vraag. Als via regelgeving het betrokken publieke belang goed kan worden beschermd, hebben wij hier geen problemen mee. Maar de minister heeft zich laten kennen als de minister die zonder meer wil privatiseren en die voor de betrokken belanghebbenden vaak niet zulke goede oplossingen weet aan te dragen. Niets voor niets zijn wij al zoveel jaar in discussie over privatisering van de energiesector. Uiteindelijk moest via de motie-Crone c.s. afgedwongen worden dat er beleidsregels kwamen. Om die reden heb ik samen met de heer Van den Akker een amendement ingediend dat ertoe strekt op dit punt de oude situatie te handhaven in de wet. Mocht dat tot problemen leiden of mocht een andersoortige oplossing gewenst zijn, bijvoorbeeld bij vervreemding van het nieuwe pakket aandelen KPN, dan staat de PvdA-fractie natuurlijk open voor een pragmatische oplossing op ad-hocbasis.

Ten slotte heb ik nog wat technische kritiekpunten. De regering wil voor deelnemingen verworven op of na 1 januari 2000 de verwervingskosten in mindering gaan brengen op de verkoopkosten van de deelneming en het saldo ten gunste van het FES brengen in plaats van de huidige formule toe te passen die de verkoopopbrengst ten gunste van de staatsschuld brengt en de rentevrijval naar de voeding van het fonds sluist. Ik zeg het maar kort in mijn eigen woorden, want als ik de formulering uit het wetsvoorstel moet voorlezen, ben ik twee minuten langer bezig. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat, indien de structurele aankooplasten hoger zijn dan de structurele verkoopbaten, er geen negatieve mutatie – dus onttrekking – in de FES-voeding plaatsvindt. Ik vind dat echter niet terug in de tekst van het wetsvoorstel. Op basis van lid 5b, waar de wijze van berekening staat opgesomd, moet ik constateren dat een negatieve uitkomst van die berekening niet uitgesloten is. Dat is misschien niet geheel hypothetisch gelet op de koersontwikkeling van het aandeel KPN van het afgelopen jaar. Bij de vorige bespreking van het FES twee jaar geleden, sprak de VVD-woordvoerder mevrouw Voûte over een opbrengst bij vervreemding van KPN van 40 tot 50 mld gulden. De heer Zalm gaf toen aan dat hij de aanmoedigingen van de Kamer om die deelneming te verkopen zou navolgen. Wij weten wat er feitelijk gebeurd is en wij weten dus ook dat er grote wijzigingen kunnen zijn in die verkoopopbrengsten. Om die reden vraag ik aandacht voor die formule. Een ander nadeel dat aan die formulering kleeft, is dat in die berekeningen een aantal elementen wordt opgesomd waarvan de hoogte onderwerp van discussie kan zijn: de geraamde dividendinkomsten bij aankoop, verkoop en dergelijke. Daarom strekt mijn amendement ertoe, die formulering uit het wetsvoorstel te halen.

Dan nog een paar andere wijzigingen in het wetsvoorstel. Het heeft onze instemming dat de opbrengsten van de te veilen rechten in de vorm van een annuïteit ten gunste komen van de voeding van het fonds. Na afloop van de periode waarop dat recht betrekking heeft, ontstaat immers een nieuwe situatie en kan het recht opnieuw worden vervreemd. Of niet, maar dat is een keuze die dan gemaakt kan worden. Onze fractie vraagt zich af waarom dit blijkens de tekst van het wetsvoorstel beperkt wordt tot opbrengsten uit veilingen van wederkerende vergunningen om etherfrequenties te gebruiken. Ook op een ander gebied dan dat van de etherfrequenties is het denkbaar dat een recht door de overheid geveild wordt. Naar aanleiding van vragen onzerzijds hierover in het verslag geeft de regering aan dat deze opbrengsten op basis van artikel 2, lid 2d, ten gunste van het FES kunnen worden gebracht. Dat vind ik een wat zwakke redenering. Ik zou er liever van uitgaan dat dergelijke veilopbrengsten in principe ten gunste van het FES komen en dat, als dit niet gebeurt, de regering de Kamer daarover bericht. Dan is er discussie mogelijk over de vraag of er sprake is van een zodanige afwijking ten opzichte van de situatie die wij nu bespreken, de veiling van de UMTS-frequenties, dat voeding van het fonds uit de opbrengst niet wenselijk is. Ik verwijs naar de opbrengst van de lopende vergelijkende toets in de radiosector waar wij zo'n 15 mln euro aan inkomsten hebben. Waarom komen die inkomsten niet ten gunste van het FES?

Het wetsvoorstel spreekt expliciet over geveilde rechten, terwijl voorstelbaar is dat je niet veilt, maar dat je met het oog op het bereiken van een goede opbrengst een ander allocatiemechanisme gebruikt. Ik heb altijd gedacht dat dit een "beauty contest" werd genoemd, maar ik heb sinds ik Kamerlid ben geworden begrepen dat ik hier moet spreken van een vergelijkende toets. Kortom, een ander middel om een bepaald schaars recht van de overheid ten gunste van een bepaalde belanghebbende te brengen. Ook in dit geval antwoordt de regering naar aanleiding van vragen in het verslag dat eventuele opbrengsten ten gunste van het fonds kunnen worden gebracht. Mijn fractie verzoekt de regering om meer helderheid op dit punt. Het is niet goed voorstelbaar dat opbrengsten die via een veiling gegenereerd worden, anders behandeld worden dan opbrengsten die via een vergelijkende toets of ander allocatiemechanismen binnenkomen.

Het wetsvoorstel heeft gedeeltelijk terugwerkende kracht naar het jaar 2000. De slotwetten voor het jaar 2000 zijn al vastgesteld. Worden zij als gevolg van dit wetsvoorstel weer gewijzigd? Is daar al rekening mee gehouden? Hoe wordt dat precies gedaan?

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter. Met de fractie van de Partij van de Arbeid heeft de fractie van het CDA een amendement ingediend dat erin voorziet dat staatsdeelnemingen verworven vanaf 1 januari 2000 niet als tijdelijk worden beschouwd.

De overheid heeft in oktober vorig jaar 100% van het landelijke hoogspanningsnet verworven. Dit is een buitengewoon belangrijke, zo niet de belangrijkste investering na 1 januari 2000. De CDA-fractie heeft zich hiervoor altijd sterk gemaakt. Een amendement van mijn hand bij de wijziging van de Elektriciteitswet in maart 1999 om het hoogspanningsnet voor 100% in handen van de overheid te krijgen, heeft het toen niet gehaald. Voor ons is dat reden geweest, tegen de wijziging van de Elektriciteitswet te stemmen. De minister wilde namelijk niet verder gaan dan 50% plus één aandeel.

Uiteindelijk is het via de Eerste Kamer wel gelukt onder druk van VVD-senator Loudon en de CDA-fractie in de Eerste Kamer. De minister moest voor dat hoogspanningsnet, maar ook voor andere delen terug naar de Raad van State en de Tweede Kamer. Het hoogspanningsnet is toen toch voor 100% in handen van de overheid gekomen.

Aangezien TenneT, de landelijke netbeheerder, volgens de wet verantwoordelijk is voor een betrouwbare energievoorziening en wij Californische toestanden in Nederland willen vermijden en aangezien tevens via dat hoogspanningsnet de internationale verbindingen worden onderhouden, hecht de CDA-fractie er zeer veel waarde aan om het landelijk hoogspanningsnet via de aankoop van de aandelen van TenneT voor 100% in overheidshanden te krijgen. Voor de CDA-fractie is het duidelijk dat dit niet van tijdelijke aard mag zijn. De minister heeft bij de behandeling van de overgangswet elektriciteitsproductiesector steeds gezegd dat het slechts van tijdelijke aard is. Wij vinden dat het hoogspanningsnet permanent in handen van de overheid moet blijven, tenzij de Tweede Kamer anders beslist.

De plicht om een betrouwbare energievoorziening in stand te houden en de voorwaarden voor onafhankelijk netbeheer maken het volgens de CDA-fractie noodzakelijk dat deze staatsdeelneming permanent in overheidshanden blijft en niet zonder toestemming van de Kamer mag worden geprivatiseerd. De taken van TenneT lenen zich volgens mijn fractie niet voor privatisering. Om die reden hebben wij het amendement met de fractie van de Partij van de Arbeid ingediend.

De voorzitter:

Ik begrijp dat nu opeens de heer Vendrik het woord wil voeren. Er zit echter ook een zaal te wachten op de minister voor een algemeen overleg. Ik hoop dat hij het in een of twee minuten kan afhandelen en dat zich niet nog meer leden melden om het woord te voeren. Ik wijs u erop dat u in het vervolg beter wel kunt intekenen en u terug kunt trekken, dan dat u zich op het laatste moment meldt. Dat is echt lastiger.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat zal ik doen, voorzitter. Ik verkeerde echt in de veronderstelling dat de behandeling van deze FES-wet zou dubbelen met het algemeen overleg over het energierapport. Het spijt mij. Ik zal proberen het de volgende keer beter te doen.

De voorzitter:

Dit onderwerp staat sinds vorige week donderdag op de agenda, mijnheer Vendrik! De plenaire vergadering heeft altijd voorrang boven een overleg. Dat had u kunnen weten. Laten wij er niet te lang over praten en begint u aan uw inhoudelijke bijdrage.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb vier opmerkingen. Wij spreken voor de tweede keer in deze kabinetsperiode over de wijziging van de voeding van het FES. Bij verschillende gelegenheden heeft mijn fractie al aangegeven dat wij deze discussie breder willen zien. Politieke besluitvorming over de voeding van het FES kan niet los worden gezien van de aanwending van de verschillende fondsen. Met andere woorden: het gaat om de criteria die in de FES-wet gehanteerd worden om het geld dat via het FES wordt binnengehaald, daadwerkelijk te besteden. Ook dat is een kleine handicap van het wetsvoorstel. Ik heb bij gelegenheid van de schriftelijke voorbereiding beide bewindslieden uitgedaagd daarover iets te zeggen. Zij hebben dat geweigerd. Dat is erg jammer. Uiteindelijk zou het daarover moeten gaan. Pas dan is een politiek oordeel te geven over waar investeringsfondsen voor bedoeld zijn, waar de gelden in geïnvesteerd moeten worden en hoe daar een bepaalde voeding uit voortvloeit. In die zin is deze discussie mij iets te technisch.

Ik moet zeggen dat het politiek oordeel van mijn fractie positief is, al was het maar omdat deze twee liberale ministers ons in verkiezingstijd vergasten op een wetsvoorstel dat er de facto op neerkomt dat de aflossing van de staatsschuld lichtelijk wordt vertraagd. Dat is een politieke pikanterie die ik mij niet wil laten ontnemen. Het is onmogelijk om daar geen steun aan te verlenen. Ik ga graag de bühne op om dat hier te markeren. Er komt structureel meer geld beschikbaar voor het FES en er gaat minder geld naar de aflossing van de staatsschuld. Dat is goed, met de kanttekening dat daarbij het debat hoort over de vraag waar het geld naartoe gaat. Daar moet een volgend kabinet maar over beslissen. Wat ons betreft komt daarbij de voedingssystematiek van het FES vol in het daglicht te staan.

De derde opmerking betreft de tijdelijke deelneming. De heer Bolhuis heeft daar voldoende over gezegd. Ik heb sympathie voor zijn amendement. Ook mij is opgevallen dat in het wetsvoorstel alleen wordt gesproken van tijdelijke deelnemingen, terwijl het ook mogelijk is om vanuit het FES permanente deelnemingen te financieren. Ik neem KPN als voorbeeld. Is dat een tijdelijke deelneming? Ik heb het gevoel dat dit een tamelijk permanent-tijdelijke deelneming aan het worden is. De toekomst zal het leren.

Mijn laatste opmerking betreft de benzinemarkt. Ik heb uit de voorstellen van het kabinet begrepen, waarover wij onlangs hebben gesproken, dat de opbrengst van de eerste ronde van de veiling teruggaat naar de zittende partijen. Valt die opbrengst daarmee geheel buiten het bestek van het wetsvoorstel? Gaat die één op één naar de zittende partijen of loopt er een route van deze vergoeding via het FES naar deze zittende partijen? Kan de minister van Financiën mij dat uitleggen?

Minister Zalm:

Voorzitter. Er bestaat een klassieke werkverdeling: ik doe de voeding en mevrouw Jorritsma de uitgaven.

Ik denk dat er sprake is van een groot misverstand. Waarom is de wijziging ten aanzien van de deelnemingen ingevoerd? Om de gewone rijksuitgaven te beschermen. Ik neem het voorbeeld van KPN, waarbij het Rijk voor een paar miljard aan aandelen heeft gekocht. De rentelasten daarvan drukken op de begroting en drukken in principe andere uitgaven weg. Het wetsvoorstel beoogt dat bij de verkoop van de aandelen de gelden die dit oplevert niet direct naar het FES vloeien, maar dat eerst de voorfinanciering wordt afgerekend. Vermeden moet worden dat door dit soort transacties onderwijs, zorg en veiligheid in het gedrang komen. Daarvoor is het bedoeld. De discussie spitst zich toe op de tijdelijkheidskwestie. Het idee hierbij was om de Kamer een plezier te doen en het een beetje eenvoudig te houden. Uit het feit dat iets weer wordt verkocht, blijkt al dat het tijdelijk is. In die zin hadden de elementen van tijdelijkheid niet in de memorie van toelichting opgenomen hoeven worden. Wij hadden gewoon kunnen stellen: bij verkoop van deelnemingen die na 1 januari 2000 zijn aangeschaft, speelt een verrekening met de rijksbegroting. Mocht het zo zijn dat wij TenneT nooit verkopen – de diepste wens van de heer Van den Akker – dan speelt dit punt niet, ook niet als het als tijdelijk is gekwalificeerd. Alleen verkopen zijn immers interessant voor het FES. Bij het verkoopmoment gaat het FES spelen. Ik probeer te vermijden, los van inhoudelijke debatten over de vraag wat al dan niet tijdelijk is, dat bij verkoop niet direct feest ontstaat voor de voeding van het FES en de investeringen. Bij een aanschaf komen de rentelasten immers ten laste van de rijksbegroting. Er moet eerst afgerekend worden, teneinde te voorkomen dat andersoortige rijksuitgaven het kind van de rekening worden.

De fracties van CDA en GroenLinks hebben daar wat kritische vragen over gesteld en wij dachten in onze onschuld dat wij het probleem simpel konden oplossen. Meer hebben wij niet beoogd. Nu is het een soort theologisch debat geworden over de deelnemingenpolitiek, maar dat is wat mij betreft niet aan de orde bij dit wetsvoorstel. Ik ben dan ook tegen aanneming van het amendement. Eerst verdringen wij allerlei uitgaven omdat wij een deelneming aanschaffen. Als wij er dan vanaf zijn, zou er weer ruim baan moeten zijn voor die reeds verdrongen uitgaven, maar dat gebeurt niet. Dan zijn onderwijs en veiligheid weer de klos, want dan wordt het geld gebruikt om er wegen van aan te leggen en dat geeft geen pas. Wij hebben om allerlei goede redenen een bedrag van 5 mld gulden in KPN gestopt en dat brengt een rentelast mee van ongeveer 5% over 5 mld gulden. Als wij dat bedrag van 5 mld weer incasseren, dan mag het voordeel niet naar de infrastructuur gaan. Die rentelasten zijn immers uit de rijksbegroting gefinancierd. Wij hebben dat met pijn en moeite moeten inpassen in onze reguliere uitgaven.

Nu geef ik toe dat wij er verstandig aan hadden gedaan als wij die kwestie van tijdelijk of niet tijdelijk buiten de discussie hadden gelaten. Wij hadden gewoon moeten zeggen dat er een verrekening wordt toegepast bij alles wat na 1 januari 2000 is aangeschaft en naderhand verkocht. Uit het feit dat het verkocht wordt, blijkt al dat het tijdelijk is. Misschien heb ik met deze mondelinge toegift het probleem al wat kunnen verminderen. Er staat overigens ook "in principe", want er zijn ook andere deelnemingen. Ik denk dan aan kapitaalverhogingen van het IMF, de Wereldbank en de EIB, zaken die in mijn fantasie als permanent gekwalificeerd kunnen worden. Misschien kan deze toelichting de heer Bolhuis ervan weerhouden om te persisteren in dit amendement. Ik bied mijn excuses aan voor de verwarring die de regering blijkbaar heeft gesticht. Om de reguliere rijksuitgaven te beschermen, moeten wij het geld terugkrijgen als wij een keer iets voorfinancieren. Pas daarna kunnen wij kijken of wij iets aardigs voor het FES kunnen doen.

Wat betreft de rechten kunnen wij de lijn die wordt uiteengezet in het algemeen volgen. Het geld dat via veilingen of anderszins binnenkomt, is bestemd voor het FES. De heer Vendrik merkte terecht op dat zich iets bijzonders voordoet bij de benzinemarkt. Als iemand zijn eigen vergunning koopt, dan moet hij maximaal 15% van de waarde c.q. het verschil tussen zijn eigen bod en dat van de tweede bieder inleveren. Dat komt dan in aanmerking voor het FES. De opbrengst van de tweede veilingronde gaat in principe geheel naar het FES. Het zal vermoedelijk via een annuïteitenberekening gebeuren. Dan storten wij de opbrengst en de rente over de periode dat het recht geldt als voeding in het FES.

Voor een bepaald type aandelen, namelijk de aandelen die na 1 januari 2000 zijn gekocht, is nog geen budgettaire terugwerkende kracht aanwezig. Dat zou hebben gespeeld als wij begin 2000 aandelen hadden gekocht en als wij ze in 2000 weer hadden verkocht. Dat speelt nu niet. Als deze aandelen in de toekomst worden verkocht, dan krijgen zij een andere behandeling dan de aandelen die wij al veel langer hebben.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik begrijp uw verhaal over de tijdelijkheid, maar u verstaat iets anders onder tijdelijkheid dan de minister van Economische Zaken. De CDA-fractie vindt dat wij sommige zaken permanent in overheidshanden moeten houden met het oog op een betrouwbare energievoorziening. Dat staat haaks op uw verhaal over de tijdelijkheid wat betreft de financiering.

Minister Zalm:

Als de heer Van den Akker gelijk krijgt met zijn filosofie, wordt er niet verkocht en speelt dit dus ook niet. Dan komt er geen opbrengst en zolang er geen opbrengst is – en als het permanent is, komt er geen opbrengst – is de vraag naar het FES niet aan de orde. De aanduiding tijdelijk is dus niet eens nodig: ex post zal blijken wat tijdelijk is. Als je verkoopt, blijkt het tijdelijk te zijn geweest en als je niet verkoopt, is het permanent. De voeding van het FES is alleen aan de orde als er wordt verkocht. Dan is het blijkbaar tijdelijk geweest.

De heer Bolhuis (PvdA):

Ik heb het antwoord gemist op mijn vraag over de opbrengst van de radiofrequenties. Wordt dit bedrag van 15 mln euro toegevoegd aan het FES?

Minister Zalm:

Ja, dit is wel in de geest van het FES. Wij zullen nog wel vaker wijzigingen moeten aanbrengen. Dit is nu niet in de wijzigingen opgenomen. Overigens herinner ik eraan dat wij toen nog uitgingen van een veiling onder het motto "level playing field" en de gedachte dat er geen discriminatie mocht zijn tussen "haves" and "haves not". Dit is een alternatief. Het lijkt mij in de rede liggen dat dit bedrag na aftrek van voorbereidingskosten naar het FES gaat. Ik vrees wel dat er dan niets overblijft.

Ik wil nog terugkomen op het punt van de negatieve opbrengst. Een opbrengst is altijd positief. In de memorie van toelichting is aangegeven dat het alleen over positieve saldi kan gaan.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter. Bij Twinning was echt sprake van tijdelijkheid, omdat ons oogmerk bij deze investering tijdelijk was. Bij dit soort zaken weet je het nooit zeker, misschien gaat Twinning wel failliet en dan kunnen wij niet meer verkopen. Dit is echter nadrukkelijk niet de bedoeling. Door het instorten van de ICT-markt hebben wij Twinning wat langer gehouden dan wenselijk was. Het doel is nog steeds verkoop.

Om geschiedvervalsing te voorkomen, wijs ik erop dat het niet zo is dat de 100% aankoop van TenneT is geschied via de acties van de heer Loudon en de heer Van den Akker. Dit is geschied in het kader van een uitruil van de bakstenen. Die moesten worden afgekocht van de SEP en daar moest iets tegenover staan. Wij hebben daar voorlopig TenneT tegenover gezet. Overigens was ook een meerderheid in deze Kamer niet van mening dat 100% van TenneT in eigendom van overheid hoefde te zijn.

Verder wijs ik erop dat wij de betrouwbare energievoorziening niet hebben geregeld via het aandeelhouderschap. Ik heb zelf gezegd dat ik er niet zoveel problemen mee heb om dit nu voorlopig in handen van de overheid te hebben, omdat wij in een transitiefase verkeren. Wij moeten eerst nagaan of het toezicht goed functioneert en of wij alles goed kunnen volgen zonder dat het aandeelhouderschap daarbij is betrokken. Het doel is ervoor te zorgen dat het bedrijf via de regelgeving en het toezicht daarop zodanig functioneert dat wij een betrouwbare energievoorziening hebben. Als dit goed loopt, wil ik de discussie aangaan met de CDA-fractie over de vraag of het dan nog nodig is om overheidsvermogen – dus belastinggeld – in het bedrijf te laten zitten.

De heer Van den Akker (CDA):

De minister spreekt over geschiedvervalsing. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet van 1998 is door de Kamer aangenomen op basis van een aandelenparticipatie van 50% plus één aandeel en ervan uitgaande dat de bakstenen van 8 mld gulden aan de eindverbruikers in rekening zouden worden gebracht. De Eerste Kamer heeft hieraan een einde gemaakt.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dit was niet het geval.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven