Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, houdende een verbeterde formulering van de hardheidsclausule inzake de export van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering naar het buitenland (27895).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Stroeken (CDA):

Voorzitter. Bij de Wet BEU (Beperking export uitkeringen) is geregeld dat uitkeringen krachtens de Wajong niet exporteerbaar zijn. Wel werd ingezien dat dit soms tot onredelijke uitkomsten zou kunnen leiden. Daarom is er een hardheidsclausule aan toegevoegd. Nu blijkt dat deze hardheidsclausule niet voldoende recht doet aan de mogelijk veel schrijnende situaties en wordt een verruiming voorgesteld.

Het CDA heeft de afgelopen jaren bij verschillende gelegenheden aangedrongen op het wel exporteerbaar maken van de Wajong-uitkeringen. Bij de behandeling van de Wet BEU heeft mijn toenmalige collega Bijleveld daartoe een voorstel ingediend. Zelf heb ik bij de evaluatie van die wet, maar ook in verschillende AO's datzelfde voorstel neergelegd, maar tot nu toe tevergeefs. Ook heeft het CDA twijfels geuit omtrent de rechtmatigheid van het exportverbod in het licht van Verordening 1408/71. Ik citeer uit de nieuwsbrief van Europarlementariër Bartho Pronk: "Tot voor kort hoefden de lidstaten dit soort regelingen niet uit te voeren indien ze geplaatst werden op een speciale uitzonderingslijst (de zogenaamde bijlage II-bis). Nu heeft kort geleden het Europees Hof van Justitie in de arresten Jauch en Leclere bepaald dat deze regeling "onverenigbaar is met het beginsel van vrij verkeer van werknemers in het EG-verdrag, met name indien deze prestaties geen bijzondere prestaties zijn, maar onder de traditionele takken van sociale zekerheid vallen". In het licht van de nieuwe jurisprudentie gaat de Europese Commissie onderzoeken of de regelingen op de uitzonderingslijst nog wel voldoen aan de door het hof vastgestelde voorwaarden. Commissaris Diamantopoulou zegde Bartho Pronk toe om nog dit jaar een voorstel te doen voor een opgeschoonde lijst." Overigens betekent dit voor het CDA niet dat indien de rechtmatigheid van het exportverbod vaststaat, dat ook rechtvaardig is. Daarvoor leggen wij andere maatstaven aan.

De staatssecretaris stelt dat er 129.000 Wajong-gerechtigden zijn, waarvan ruim 500 in het buitenland. De kosten van de Wajong zijn voor 2001 geraamd op 2,8 mld gulden. Hoeveel extra Wajonggerechtigden verwacht de staatssecretaris door de uitbreiding van de hardheidsclausule, hoeveel indien de Wajong wel exporteerbaar zou zijn, zoals wij wensen en wat zijn daar dan de meerkosten van?

Ik herhaal nog maar eens dat de leden van de CDA-fractie vinden dat de Wajong-uitkering exporteerbaar moet worden gemaakt. Wij ons niet zullen neerleggen bij een afwijzing. De huidige hardheidsclausule en de voorgestelde verruiming zijn echt veel te mager. Indien het exportverbod uiteindelijk toch gehandhaafd blijft, moet in een hardheidsclausule ook ruimte zijn voor de kwaliteit van leven. In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de staatssecretaris dat de criteria van de verbetering van de werksituatie en de reïntegratiemogelijkheden centraal zullen staan. Dat is veel en veel te beperkt en doet geen recht aan de factoren als verzorging en sociaal leefmilieu, met name voor uitkeringsgerechtigden met zwaardere handicaps.

Voorzitter. Wij vinden het kortom een mager voorstel, sociaal gezien onvoldoende. Van 129.000 gehandicapte uitkeringsgerechtigden wordt een zeer klein aantal uitgezonderd, omdat zij, meestal noodgedwongen, naar het buitenland moeten vertrekken. Het betreft enkele gehandicapte Nederlandse jongeren die het toch al erg moeilijk hebben en die ten onrechte hun uitkering kwijtraken. Grensoverschrijdend sociaal denken, is absoluut noodzakelijk, niet alleen op die gebieden die ons door Europa keihard worden opgelegd, maar ook omdat wij dat zelf zo vinden!

De heer Santi (PvdA):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel is een vervolg op het amendement dat mijn collega José Smits heeft ingediend. In eerste instantie was het mogelijk een hardheidsclausule te regelen bij algemene maatregel van bestuur. Op valide gronden kan achteraf worden gezegd dat het beter is dit in de wet vast te leggen. Dit zou geen probleem zijn als niet in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag beperkingen worden opgelegd aan de interpretatie van die hardheidsclausule. Ik kom hierop nog terug. Verder zal ik ingaan op de mogelijkheid van export van de Wajong-uitkering. Mijn fractie heeft er grote moeite mee dat dit zo gemakkelijk wordt afgedaan.

Ik wil eerst ingaan op de positie van grensarbeiders. Mijn fractie heeft hierover vragen gesteld onder verwijzing naar het rapport van de commissie Grensarbeiders van 21 mei jl. De commissie stelt nadrukkelijk dat de niet-exporteerbaarheid onevenredig hard kan uitwerken als een Wajong-gerechtigde van zijn Nederlandse werkkring verhuist naar de grensstreek in België en Duitsland. De commissie heeft daarom aanbevolen een regeling te treffen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen. Het antwoord van de regering is mager en dan zeg ik het beleefd. Zij stelt dat de hardheidsclausule van toepassing is op Wajong-gerechtigden die als grensarbeider willen gaan werken. Ik krijg hierop graag een toelichting. Als er een hardheidsclausule is, is die uiteraard van toepassing op grensarbeiders en anderen die naar het buitenland trekken. Toch is niet duidelijk wat hier wordt bedoeld, ook in het licht van het rapport van de commissie Grensarbeiders. Dit is een speciale problematiek waarover in de Kamer uitvoerig is gesproken, maar waarvoor nog wel een oplossing moet worden gevonden.

De regering zegt nadrukkelijk dat de hardheidsclausule is gericht op gevallen waarin verbetering van de werk- c.q. reïntegratiemogelijkheden centraal staat. Het uitgangspunt is dat de jong gehandicapte ten behoeve van de verbetering van de individuele werk- of leefomstandigheden genoodzaakt moet zijn om naar het buitenland te verhuizen. Dan is export van de Wajong mogelijk. Mijn fractie heeft in het verslag gevraagd waarom deze hardheidsclausule niet wordt verruimd en ook van toepassing wordt verklaard als de keuze om naar het buitenland te verhuizen, wordt ingegeven door omstandigheden van ouders, verzorgers of partners van de Wajong-gerechtigde. De regering schrijft dat dit niet onder de hardheidsclausule valt. De verbetering van de kwaliteit van het leven kan een goede reden zijn om naar het buitenland te verhuizen. Waarom wijst de staatssecretaris deze reden af? Hij schrijft dat hij niet tevoren kan aangeven wat wel en wat niet onder de hardheidsclausule valt. Waarom wordt dan op voorhand gezegd dat dit er niet onder valt? Het is duidelijk dat mijn fractie niet gelukkig is met de toepassing van de hardheidsclausule zoals de staatssecretaris die in de stukken voorstelt.

Mijn fractie heeft gevraagd waarom exporteren naar het buitenland niet mogelijk is. Ik zal de juridische gedachten achter deze vraag nu niet weergeven, maar ik wijs op de verordening en bijlage 2bis. De uitspraken van deskundigen waaronder de heer Pennings en het Newtonarrest wijzen uit dat er geen aanleiding is om de mogelijkheid van export af te wijzen. Uit de nieuwe jurisprudentie en stukken maak ik eerder op dat de Europese Commissie ook niet zo zeker van haar zaak is: haar lijkt de toevoeging van de Wajong aan die bijlage immers nog steeds gerechtvaardigd. De staatssecretaris verwijst hier ook naar in zijn nota naar aanleiding van het verslag. Verder is het best mogelijk dat die onduidelijkheid later in een juridische procedure zal worden afgestraft; zo is bekend dat de FNV een exportverbod bij het Europese Hof zal aanvechten. Dus waarom kan de Wajong niet uit bijlage 2bis worden geschrapt?

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij heeft de PvdA altijd de exporteerbaarheid gesteund. Een jaar geleden wierp de staatssecretaris het probleem op dat mensen uit het buitenland naar Nederland kunnen komen en de regeling zo kunnen misbruiken. In het standpunt van Pennings, namelijk dat met een referte-eis het oneigenlijk gebruik kan worden voorkomen, ziet de heer Santi kennelijk een reden voor steun aan de exporteerbaarheid van de Wajong, los van onder andere de hardheidsclausule.

De heer Santi (PvdA):

Dat hangt af van het antwoord van de staatssecretaris. Wij denken dat het mogelijk is, maar de visie van de Europese Commissie speelt ook een rol. Ik zou graag willen weten wat er tegen het schrappen is. Als dat gebeurt, dan ontstaat namelijk weer ruimte voor de exporteerbaarheid. De PvdA zou dat laatste graag willen, maar wel met de referte-eis. Hoe die referte-eis moet worden ingericht, is een tweede. De verwijdering van het exportverbod is voor ons zeker de juiste weg.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Dat klinkt mij goed in de oren.

De heer Santi (PvdA):

Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris op mijn vragen over de hardheidsclausule en de export van de Wajong af. Collega Stroeken en ik hebben een amendement over het exportverbod voorbereid, maar hebben dat nog niet ingediend.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter. De GroenLinksfractie is nog steeds van mening dat de Wajong exporteerbaar moet zijn; en dat niet alleen om de vrij beperkte reden van verbetering van werksituatie of reïntegratie, want dat is echt te mager. Hoe sociaal een land is, kan altijd worden afgemeten aan de manier waarop het omgaat met de zwaksten. Doorgaans is Nederland daar niet slecht in: de Wajong zelf is een voorbeeld van een regeling die in meer landen had mogen worden ingevoerd, omdat die een vorm van inkomensbescherming biedt aan jong gehandicapten. Waarom doen wij dan zo zuinigjes als een aantal mensen, een beperkte groep, naar het buitenland verhuist? Dit kan ook om sociale redenen zijn, zoals de verbetering van de kwaliteit van leven; het hoeft niet per se met reïntegratie of werk te maken te hebben. Het sociale karakter van ons land hoeft niet bij de grens op te houden, zeker als het mogelijk is om de Wajong te exporteren.

Als de GroenLinksfractie wijst op de mogelijkheid van het verbinden van een referte-eis aan de exporteerbaarheid – dus mensen moeten een tijd in Nederland hebben gewoond voordat dit mogelijk is – dan reageert de regering daar eigenlijk niet op en zegt, onder verwijzing naar weer andere arresten, dat de exporteerbaarheid mag worden verboden. Dat is toch geen antwoord! De regering maakt vast een goede kans om haar standpunt te kunnen handhaven vanwege bepaalde Europese regels en arresten. Misschien kan inderdaad in de bijlage worden gezet dat het onmogelijk is om de Wajong te exporteren. Dat wil niet zeggen dat het wenselijk is. Het sluit zeker niet uit dat wat wij voorstellen mogelijk is. Er is geen Europese regel die verbiedt dat wij de Wajong exporteren, zeker als het mogelijk is een referte-eis te stellen. Volgens mij toont Pennings overtuigend aan dat Europa gezien het arrest Newton zich niet zal verzetten tegen een referte-eis in dezen. In dat geval is er geen enkele belemmering om de exporteerbaarheid te regelen.

De redenering van de regering was tot nu toe dat er geen lek systeem moet worden gemaakt waarbij het gemakkelijk is om bijvoorbeeld vanuit Italië met een gehandicapte naar Nederland te komen die hier dan Wajong-rechten krijgt en daarna teruggaat naar Italië om de rest van zijn leven te teren op de zak van de Nederlandse belastingbetaler. Ik ben door het artikel van de jurist Pennings ervan overtuigd dat met zo'n referte-eis die mogelijkheid effectief kan worden voorkomen. Dan verzet zich niets tegen de exporteerbaarheid van de Wajong. Niets verzet zich er dan tegen de Wajong onder de voorwaarden van de wet BEU te brengen. Dat betekent dat als mensen op een gegeven moment wel kunnen werken, zij ook moeten solliciteren, net als voor de WAO geldt. Wat dat betreft, blijven alle controlemechanismen in stand, ook in het buitenland.

Ik zie dan ook eigenlijk geen grond voor de volhardende houding van de regering om exporteerbaarheid af te wijzen. Ik heb dus eigenlijk geen behoefte aan een hardheidsclausule, zeker niet aan een ingeperkte. Ik zou eigenlijk tegen de staatssecretaris willen zeggen: neem dit wetsvoorstel mee naar huis en kom terug met een voorstel over een exporteerbare Wajong.

Ik weet niet of er een Kamermeerderheid is voor het terugsturen van dit wetsvoorstel. Als anderen ervoor kiezen de weg te gaan van het eerst oprekken van de hardheidsclausule en het later nog eens op de agenda zetten van de exporteerbaarheid, ben ik daar ook voor in. Gehoord de heren Santi en Stroeken denk ik dat er een meerderheid in de Kamer is voor exporteerbaarheid van de Wajong. Over hoe wij dat precies bereiken, wil ik nog graag met de collega's overleggen, maar wat mij betreft moet het eindresultaat zijn dat de Wajong exporteerbaar wordt.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. In een eerder debat vorig jaar heeft de Partij van de Arbeidfractie een amendement ingediend om het mogelijk te maken bij AMvB nadere regels te stellen om de mogelijkheid van export van Wajong-uitkeringen te verruimen. Wij vonden dat amendement veel te veel ruimte bieden en hebben ertegen gestemd, maar het is toch aanvaard. De regering kiest ervoor met deze wetswijziging de amendering te laten vervallen en in plaats daarvan een beperktere hardheidsclausule op te nemen. Die clausule strekt ertoe dat Wajong-uitkeringen kunnen worden geëxporteerd, indien het niet kunnen exporteren tot grote onbillijkheden zou leiden, waarbij bijvoorbeeld moet worden gedacht aan het om dringende medische redenen in het buitenland wonen.

Ik meen dat ik in de schriftelijke voorbereiding van deze behandeling al aan de orde heb gesteld dat het nadeel van het noemen van voorbeelden is dat daarover dan veel vragen komen en dat het lijkt alsof de voorbeeldgevallen de enige gevallen zijn die ervoor in aanmerking komen. Ik begrijp dat het niet anders kan, omdat het een hardheidsclausule is. Er zit wel wat spanning in. Mij lijkt de oplossing van de regering in eerste instantie redelijk, al zal ik voordat ik een definitief standpunt inneem met grote interesse luisteren naar de antwoorden van de staatssecretaris op de interessante vragen van collega Stroeken en andere collega's.

Ik heb nog een vraag over de handhaafbaarheid en de controle. Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat waar nodig handhavingsmaatregelen moeten worden genomen. Begrijp ik het goed dat, omdat bestaande handhavingsverdragen vooral de exporteerbare uitkeringen op grond van de wet BEU betreffen, er een gat valt als het gaat om Wajong-uitkeringen die eventueel op grond van een succesvol beroep op de hardheidsclausule kunnen worden geëxporteerd? Ik begrijp uit de schriftelijke voorbereiding dat handhavingsmaatregelen mogelijk zijn in de vorm van aparte afspraken dan wel op grond van een bestaand verdrag met gebruikmaking van de afgesproken regelingen ten behoeve van arbeidsongeschiktheidcontroles. Steeds vermeldt de regering er enigszins cryptisch bij: indien nodig. Mij is niet helder waarop die woorden indien nodig steeds slaan. Mij is voorts niet duidelijk naar welk land Wajong-uitkeringen kunnen worden geëxporteerd in het geval dat er met succes een beroep is gedaan op de hardheidsclausule en of de mogelijkheden van een bestaand verdrag afdoende zijn. Ik heb in de schriftelijke voorbereiding al verzocht om een antwoord op deze punten, maar mij is het antwoord niet duidelijk geworden. Graag wil ik dat de staatssecretaris nu op deze punten ingaat en duidelijk maakt hoe anders het initiatief zal worden genomen tot het maken van goede handhavingsafspraken.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Enkele betogen zijn natuurlijk totaal niet verrassend. De fracties van CDA en GroenLinks hebben zich altijd tegen het opheffen van de exporteerbaarheid van, destijds, de AAW en nu de Wajong gekeerd. Ik begrijp dat zij dit wetsvoorstelletje aanvatten om dit opnieuw te berde te brengen. Wij hebben deze discussie al zo'n drie, vier keer gevoerd. Men zal begrijpen dat ik het niet nodig vind om weer op alle fundamentele punten van discussie in te gaan. De regering houdt staande dat een exportverbod als generiek beleid belangrijk is.

Wat mij wel een beetje verbaast is dat de PvdA-fractie nu heel sterk lijkt uit te stralen eigenlijk toch wel voor opheffing van het exportverbod te zijn. Niet alleen heeft zij destijds voor de Wajong gestemd, waarin het exportverbod heel duidelijk was opgenomen. Mevrouw Bijleveld diende toen een amendement in om dat ongedaan te maken. De PvdA is daarin niet meegegaan. Ook bij de invoering van de Wet BEU hebben wij hierover uitvoerig gediscussieerd. De fractie van de PvdA heeft zich toen andermaal geconformeerd aan het regeringsstandpunt dat algemene exporteerbaarheid niet wenselijk zou zijn. Toen mevrouw Smits het amendement dat wij met dit wetsvoorstel vervangen indiende, pleitte zij voor een hardheidsclausule. Zij heeft toen volgehouden dat zij geen algemene exportlicentie voor de Wajong wilde.

De heer Santi (PvdA):

Mevrouw Bijleveld heeft bij de behandeling van de Wet BEU een amendement ingediend, maar dat ging meer over de vraag wat er in het kader van de Wet BEU mogelijk was. Het algemene gevoelen was dat het technisch niet kon. Daarom is het amendement toen niet ondersteund.

Wij zijn niet van standpunt veranderd. Wij hebben altijd gevonden dat de Wajong in moeilijke gevallen geëxporteerd moet kunnen worden. Op een gegeven moment kun je tot een iets ander standpunt komen. Ik heb de Handelingen nageslagen op wat mevrouw Smits heeft gezegd. Zij heeft met nadruk gezegd, dat de exporteerbaarheid verruimd moest worden.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Het was niet een kwestie van verruimen, want er was helemaal geen exporteerbaarheid. De fractie van de PvdA heeft er een paar keer mee ingestemd dat de Wajong niet kon worden geëxporteerd. Zij heeft wel naar voren gebracht dat zij voor de moeilijke gevallen een hardheidsclausule zou willen. Het wetsvoorstel voorziet daarin. Zij gaat nu echter veel verder en wil eigenlijk een algemene exporteerbaarheid van de Wajong. Dat standpunt heeft de fractie van de PvdA nog nooit ingenomen.

Prof. Pennings heeft veel artikelen over de Wajong geschreven, waar ik vaak mee word geconfronteerd. Hij meent dat de problemen wel oplosbaar zijn, door het invoeren van een referte-eis enz. Dat is echt niet het geval. Het probleem zou kunnen worden opgelost als wij in staat waren om een referte-eis in de Wajong op te nemen. De regering zou geen punt van exporteerbaarheid maken als je na een minimaal aantal jaren in Nederland te hebben gewoond het recht daartoe zou kunnen krijgen. Uit de Europese jurisprudentie kan worden afgeleid dat de eis van zes jaar ingezetenschap voor het recht op een Wajong-uitkering niet aan EU-onderdanen kan worden gesteld. Het exportverbod in de Wajong is ook in overeenstemming met de praktijk in de meeste landen in Europa om voorzieningen niet te exporteren.

In het befaamde arrest-Cabanis is bepaald dat het niet is toegestaan voor EU-onderdanen een woonplaatsvereiste te verbinden aan het recht op een uitkering. Hetzelfde kan worden gesteld voor de exporteerbaarheid van een uitkering. Nu heeft prof. Pennings gezegd dat het arrest-Newton uitkomst zou kunnen bieden. Dit biedt echter geen aanknopingspunten voor het invoeren van een referte-eis, omdat dit arrest inmiddels is achterhaald door een wijziging van verordening 140871 uit 1992. Deze wijziging maakt het de lidstaten mogelijk, binnen de Europese Unie bijzondere niet op de betaling van premie of bijdragen berustende uitkeringen als de Wajong niet te exporteren door deze in te schrijven in bijlage 2bis. De Commissie is inmiddels zo ver dat zij de Wajong bij uitstek ziet als een voorbeeld van een uitkering die opgenomen kan worden in die bijlage. Ik denk dat europarlementariër Pronk de heer Stroeken hierover een e-mail heeft gestuurd.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan de redenering van de staatssecretaris toch niet volgen. Het zijn twee afzonderlijke zaken; het Newtonarrest is niet ontkracht door verordening 140871. Deze verordening maakt het inderdaad mogelijk, de Wajong door plaatsing op die lijst niet te exporteren, maar dit zegt toch niets over de mogelijkheid om een referte-eis te hanteren en de exporteerbaarheid wél te handhaven? Het zijn afzonderlijke zaken, ik snap dus niet waarom de mogelijkheid om export van de Wajong te voorkomen in strijd zou zijn met het Newtonarrest. Daar gaat dat arrest helemaal niet over.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter. Ik ben niet zo hooggeleerd als prof. Pennings en ik beschik dan ook niet over de parate kennis die nodig is om dit stante pede juridisch te onderbouwen, maar mijn ambtenaren hebben mij verzekerd dat het invoeren van een referte-eis juridisch onmogelijk is. Als het wel mogelijk mocht blijken, dan zal ik zo'n eis invoeren en dan mag voor mijn part de Wajong exporteerbaar worden gemaakt. Daar zit ik niet mee; het is dus geen kwestie van onwil, het is de interpretatie van de jurisprudentie die het mij belet.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Goed, als dat...

De voorzitter:

Nee, nu de heer Stroeken. U heeft antwoord gekregen.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Nee, dat laatste...

De voorzitter:

U heeft een antwoord Hoogervorstgekregen. Het woord is aan de heer Stroeken.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik ben het er niet mee eens, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is dan jammer voor u.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik snap niet waar deze strengheid ineens vandaan komt.

De voorzitter:

De voorzitter staat interrupties toe. De heer Stroeken heeft nu het woord.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik leg me...

De voorzitter:

Houd op met dat gezeur!

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Dit pik ik niet. Ik wil een fatsoenlijke discussie voeren over een belangrijk punt. Als je één vraag stelt, is het toch wel gebruikelijk om nog een vervolgvraag te stellen, in dit geval wat de staatssecretaris nu gaat doen. Ik wil dus niet dat u dit gezeur noemt.

De voorzitter:

De voorzitter staat interrupties toe of niet. En als u op deze manier tegen mij spreekt, sta ik een nog een interruptie natuurlijk helemaal niet toe. Nu de heer Stroeken.

De heer Stroeken (CDA):

Voorzitter. De laatste opmerking van de staatssecretaris over de exporteerbaarheid is interessant. Hij zegt dat hij een referte-eis zal invoeren als dat juridisch mogelijk is. Ik zal er in tweede termijn op terugkomen. Overigens heb ik geen e-mail van de heer Pronk gekregen, maar die heeft in het Europese Parlement in het licht van de nieuwe jurisprudentie gevraagd of de Europese Commissie dit zou willen onderzoeken. En Commissaris Diamantopolou heeft toegezegd, nog dit jaar een voorstel met een opgeschoonde lijst te zullen doen. Het lijkt mij dan ook heel duidelijk dat Nederland eventueel door Brussel zal worden teruggefloten, omdat dit aan de heer Pronk is toegezegd.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Als er nieuwe regelgeving komt in Europa, ontstaat er natuurlijk een nieuwe situatie. Maar ja, daar leven wij op dit moment niet mee en daarop kan ik nu niet anticiperen.

De heer Stroeken (CDA):

Het punt is dat wij van mening zijn dat het wel exporteerbaar gemaakt kan worden.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik kan het heus wel exporteerbaar maken. Dat is het probleem niet. Mijn probleem is dat ik het niet exporteerbaar wil maken zolang ik niet de mogelijkheid heb, een referteperiode in te bouwen.

De heer Stroeken (CDA):

Wij denken dat dit kan.

De voorzitter:

Nee, nu ook u niet meer.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Mijn informatie is tot nu toe steeds geweest dat het niet kan. Als het nu of in de toekomst mogelijk blijkt, ben ik altijd bereid tot een wijziging van de wet. Ik kan niet anders doen dan afgaan op het juridische advies dat mijn mensen mij geven.

De heer Stroeken vroeg naar de kosten van eventuele verruiming van de hardheidsclausule of van het exporteerbaar maken van de Wajong. Deze zijn bij benadering niet te schatten. Ik zal dit dus ook niet doen, te meer omdat wij ervoor bevreesd zijn dat zonder een referteperiode exporteerbaarheid leidt tot gedragseffecten. Deze kan ik op dit moment niet beoordelen.

De heer Santi vroeg naar de gevolgen voor de grensarbeid. Ook vroeg hij om een nadere duiding van het hardheidsbegrip. Ik vind het moeilijk om dit in algemene zin te zeggen. De essentie van een hardheidsclausule is juist dat je beoordeelt of de gevolgen in een individueel geval blijven binnen de geest van de wet dan wel leiden tot een kennelijke onrechtvaardigheid of onbillijkheid. Ik wil het dus graag in de praktijk laten ontstaan. Om die reden was het amendement van mevrouw Smits onwerkbaar. Dit gaf mij de mogelijkheid, bij AMvB nadere regels te stellen. Dat doe ik liever niet. Ik wil wel een duiding geven. Het kan een grond zijn als een Wajonger de mogelijkheid heeft, over de landsgrenzen te reïntegreren en te gaan werken. Kwaliteit van het leven is een ongelooflijk vaag begrip, maar ik kan mij voorstellen dat er ook in het geval van een Wajonger die ter wille van zijn gezondheid naar Zwitserland moet verhuizen, sprake kan zijn van kennelijke onbillijkheid. Bij deze twee voorbeelden wil ik het laten. Ik laat het graag aan de uitvoering over om de hardheidsclausule met verstand te hanteren.

De heer Stroeken en de heer Santi hebben klaarblijkelijk een amendement op zak, nog niet ingediend, dat ertoe strekt, de Wajong echt exporteerbaar te maken. Dit amendement druist helemaal in tegen de geest van dit wetsvoorstel, want dit voorziet er juist in, de Wajong niet exporteerbaar te maken behalve in gevallen van hardheid. Ik ken de regels rondom destructieve amendementen niet, maar dit lijkt mij een destructief amendement. Aanneming ervan zal voor mij dan ook reden zijn om het wetsvoorstel in te trekken. Ik zeg het gewoon maar voor alle duidelijkheid.

De heer Wilders heeft een vraag gesteld over de handhaafbaarheid. Omdat het om heel beperkte aantallen gaat, kan ik mij niet voorstellen dat dit een enorm probleem wordt. Er komt een evaluatie van de wet BEU, waaruit blijkt dat wij onderhand met bijna de hele wereld een verdrag hebben. Ik kan mij voorstellen dat wij bij export naar landen waarmee wij een verdrag hebben, wat dus meestal het geval zal zijn, aansluiten bij de afspraken die daarin staan. In de verdragen zelf zijn natuurlijk geen Wajong-bepalingen opgenomen.

De heer Wilders (VVD):

Dat moet dan wel gebeuren voordat de uitkeringen worden geëxporteerd. Dat het om weinig mensen gaat, kan geen argument zijn, want bij de behandeling van de wet BEU hebt u hier verkondigd dat met ieder land een verdrag kan worden gesloten, ook als het om vier mensen gaat, maar dat er wel een verdrag moet zijn gesloten voordat er iets wordt geëxporteerd. Wij moeten niet met twee maten gaan meten.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Dit zijn gevallen waarnaar individueel is gekeken en waarbij een inschatting is gemaakt van de nood van de desbetreffende mensen. Het is een individuele benadering, veel strenger dan bij welke export dan ook. Ik kan mij dan ook niet voorstellen dat dit in de praktijk een probleem wordt.

De heer Wilders (VVD):

De staatssecretaris zegt zelf in de schriftelijke voorbereiding dat ook hij de wenselijkheid van handhaving ziet. Ik vraag de staatssecretaris dan ook, te proberen dat tevoren te regelen.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Natuurlijk zal ik dat pogen, maar ik wil er op een praktische manier mee omgaan. Het kan nooit om een groot probleem gaan.

De voorzitter:

Wil de Kamer een tweede termijn, of heeft de heer Harrewijn er behoefte aan om zijn interruptie alsnog in de vorm van een vraag te plaatsen?

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik wil graag een tweede termijn.

De heer Stroeken (CDA):

Voorzitter. Op dit moment krijgen 129.000 gehandicapte jongeren in Nederland een uitkering in het kader van de Wajong. Dat is een heel groot goed. Wij veronderstellen dat het, op het moment dat deze regeling experteerbaar wordt inclusief referte-eis hoogstens een paar honderd extra uitkeringen betekent. Vandaar dat wij vasthouden aan ons standpunt dat deze uitkering exporteerbaar moet zijn. Dat vonden wij en dat vinden wij nog steeds. De AAW waaruit de Wajong is ontstaan, zou ook exporteerbaar zijn geweest. De staatssecretaris is echter van mening dat dit juridisch niet mogelijk is.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik heb duidelijk gemaakt dat de Wajong juridisch wel exporteerbaar kan zijn maar dat het instellen van een referteperiode niet kan.

De heer Stroeken (CDA):

Ik wilde ook zeggen: de Wajong inclusief referte-eis. Het lijkt mij niet verstandig om een amendement in te dienen want wij willen graag in overleg met de regering tot een oplossing komen. Ik wil echter wel de volgende motie indienen.

Voorzitter: Hillen

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wajong een opvolger is van de volksverzekering AAW;

overwegende dat uitkeringen krachtens de AAW exporteerbaar waren;

overwegende dat voor de export van Wajong-uitkeringen vergelijkbare regels zouden moeten gelden als bij de volksverzekeringen;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke mogelijkheden en bezwaren er bestaan – mede in het licht van het Europese recht – om de exporteerbaarheid van Wajong-uitkeringen onder het regime van de Wet BEU te brengen en de Tweede Kamer vóór 1 februari 2002 hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stroeken en Santi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(27895).

De heer Santi (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Hij heeft aangegeven dat, wanneer het juridisch mogelijk is, hij op ieder moment wil kijken naar de haalbaarheid van het exporteren van Wajong-uitkeringen onder het regime van de Wet BEU. In dat licht mag het geen verwondering wekken dat wij de motie van de heer Stroeken hebben meeondertekend.

De beantwoording van de staatssecretaris over de hardheidsclausule stemt ons niet echt tevreden. Wij blijven van mening dat er sprake moet zijn van een verruiming van de interpretatie van de hardheidsclausule en dat die zeker niet zo beperkend mag zijn zoals nu het geval is in de memorie van toelichting. Daarom dien ik hierover namens mijn fractie een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel tot wijziging het begrip "onbillijkheid van overwegende aard" zeer eng wordt geïnterpreteerd;

overwegende dat de Wajong-uitkering een minimumvoorziening is voor mensen die niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien;

overwegende dat naast betere mogelijkheden op de arbeidsmarkt en medische redenen ook het meeverhuizen naar het buitenland of het gaan wonen in het buitenland bij naasten van wie de Wajong-gerechtigde zorgafhankelijk is, kan leiden tot een verbetering van de individuele levensomstandigheid;

verzoekt de regering, in richtlijnen voor het uitvoeringsinstituut werknemersverzekering ter uitvoering van de hardheidsclausule voor het exportverbod van Wajong-uitkeringen, in tegenstelling tot wat in de memorie van toelichting staat, op te nemen dat de hardheidsclausule ook toegepast kan worden als de keuze om te verhuizen niet direct wordt bepaald door omstandigheden die samenhangen met de Wajong-gerechtigde zelf maar met de naasten waarvan de Wajong-gerechtigde zorgafhankelijk is, de situatie waarin de Wajonggerechtigde hierbij zijn uitkering kwijtraakt aan te merken als "onbillijkheid van overwegende aard", en de Tweede Kamer te informeren omtrent de nieuw op te stellen richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag,

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Santi en Stroeken. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(27895).

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet zeggen dat ik het antwoord van de staatssecretaris heel interessant vond. Hij heeft klip en klaar gezegd dat wanneer het mogelijk is de referte-eis te hanteren, hij bereid is om de Wajong-uitkeringen exporteerbaar te maken en onder het regime van de Wet BEU te brengen. Dat is een toch een flinke stap verder ten opzichte van een jaar geleden. De optie waarbij de overheid toch enige controle houdt over eventueel misbruik en de aanzuigende werking vanuit het buitenland, zou een tussenweg kunnen zijn waardoor de staatssecretaris en de Kamer er toch nog gezamenlijk uitkomen. Alleen, ik ben op basis van de nota naar aanleiding van het verslag nog steeds niet overtuigd van het feit dat die referte-eis niet toepasbaar is. Ik vraag de staatssecretaris daarop nog explicieter in te gaan, ook waar het gaat om de juridische aspecten, want ik vind dat zijn huidige redenering wat langs het Newtonarrest heen schiet. Ik heb een motie van die strekking opgesteld die ik bij dezen zou willen indienen.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Wat u vraagt, zal ik zo meteen toezeggen.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

In dat geval behoef ik de motie niet in te dienen. Als dat dan inderdaad het punt is waarop wij elkaar kunnen vinden, dan zal een Kamermeerderheid daar mijns inziens mee akkoord kunnen gaan, ook de heren Santi en Stroeken gehoord hebbende.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter. Ik adviseerde de heer Harrewijn zijn motie niet in te dienen omdat ik al aan zijn verzoek voldoe. Ik heb de motie van de heren Stroeken en Santi zo uitgelegd dat mij gevraagd wordt alle mogelijkheden en onmogelijkheden van exporteerbaarheid in relatie tot de referte-eis nog eens op een rij te zetten. Ik wil dat graag doen. Het zal overigens wel enige tijd kosten om dit helder op papier te krijgen. Het lijkt mij alleen niet verstandig, de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel daarop te laten wachten. Ik beloof de Kamer dat ik haar de bedoelde notitie zo snel mogelijk zal doen toekomen.

In de motie van de heer Santi wordt mij gevraagd, richtlijnen te ontwikkelen. Ik wijs erop dat het eerder door mevrouw Smits ingediende amendement terzake niet uitvoerbaar was. Er werd namelijk in voorgesteld dat ik bij AMvB richtlijnen zou ontwikkelen, maar dit kan niet bij de toepassing van een hardheidsclausule. Als deze motie wordt aangenomen, leg ik haar zo uit dat het UWV hierover wordt gehoord. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De heer Wilders (VVD):

Begrijp ik het goed dat u toezegt wat in de motie van de heer Stroeken wordt gevraagd?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik zal de Kamer een notitie sturen met alle juridische in en outs van de exporteerbaarheid met betrekking tot de referte-eis. Ik heb deze motie dus als het ware omarmd.

De heer Stroeken (CDA):

Voorzitter. Met plezier kondig ik aan dat ik mijn motie intrek.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Stroeken/Santi (27895, nr. 6) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 17.47 uur tot 19.30 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven