Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het voorstel van wet van de leden Remkes, Zijlstra en Scheltema-de Nie tot wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees parlement, alsmede de Ambtenarenwet in verband met de intrekking van de non-activiteitsbepalingen (24701).

(Zie vergadering van 22 januari 1998.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Tijdens het debat over de non-activiteitsregeling is een nota van wijziging voorgesteld die tegemoetkomt aan de ook door de CDA-fractie geconstateerde overgangsproblemen. Deze verbetering neemt echter niet weg dat het wetsvoorstel niet door de CDA-fractie zal worden gesteund. Het afschaffen van de non-activiteits- regeling voor rijksambtenaren levert geen enkele bijdrage aan het wegnemen van belemmeringen om meer personen uit de private sector in de Tweede Kamer of het Europees Parlement te krijgen. De CDA-fractie is tevens van mening dat met dit wetsvoorstel een verkeerd signaal wordt afgegeven in de richting van sociale partners. Die worden immers gestimuleerd om collectieve regelingen in het leven te roepen, terwijl de rijksoverheid ze zelf afschaft.

De artikelen I t/m III en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, het GPV, de SGP, de RPF, de VVD, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+ en de CD voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Mag ik de indieners vragen of zij bereid zijn het wetsvoorstel te verdedigen in de Eerste Kamer der Staten-Generaal?

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Dat zal ons een groot genoegen zijn.

De voorzitter:

Dan kunnen wij het wetsvoorstel doorzenden naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven