Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Wet privatisering ABP) (24205);

het wetsvoorstel Regels met betrekking tot de oprichting van de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (Wet Stichting USZO) (24222);

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet (invoering partnerpensioen), alsmede van de Uitkeringswet gewezen militairen (rechtspositionele erkenning van andere relatievormen dan het huwelijk) (24227);

het wetsvoorstel Vaststelling van een kader voor regeling van rechten en verplichtingen van overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel ter zake van vrijwillig vervroegd uittreden (Wet kaderregeling vut overheidspersoneel) (24217)

,

- van:

- de motie-Van Hoof c.s. over de implementatie van de OOW (24205, nr. 14);

- de motie-Zijlstra c.s. over invoering van het partnerpensioen vanaf 1990 (24227, nr. 9).

(Zie vergadering van 26 oktober 1995.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Hendriks:

Ik dank de minister voor zijn brief de dato heden als reactie op mijn brief van 27 oktober jl. Zijn motivatie deel ik niet. De nieuwe directie van het ABP kan immers geen garantie geven voor het louter voortbestaan van het geprivatiseerde Algemeen burgerlijk pensioenfonds na het jaar 2001. Ik verwijs hiervoor naar pagina 7 van het door de minister aangehaalde ABP-jaarverslag 1994, onder het kopje "gevolgen privatisering".

Tevens ontbreekt de garantie aan de ruim een half miljoen gepensioneerden voor het veilig stellen van de ABP-pensioenen na 2001. Binnen de wetskoepel Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW), waaronder het ABP na 1 januari 1996 zou gaan functioneren, bestaat ook geen garantie voor afdracht van de pensioenpremies. Een nadere wettelijke regeling en omschrijving van het begrip "pensioentoezegging" in de Pensioen- en spaarfondsenwet acht ik dan ook dringend noodzakelijk. De verantwoordelijkheid voor de afdracht van de pensioenbijdragen volgens de bestaande ABP-wet berust bij de overheidswerkgevers en daarmee gelijkgestelden. Binnen de Pensioen- en spaarfondsenwet komt deze verantwoordelijkheid te vervallen. Evenals de minister van Binnenlandse Zaken verwijs ik opnieuw naar het ABP-jaarverslag 1994. Op bladzijde 11 waarschuwt de ABP-directie voor de negatieve gevolgen die overheveling van het ABP naar de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) heeft.

Voorzitter! De regering verwijst steeds naar de marktwerking als richtsnoer voor haar handelen. Hiermee breekt zij de sociale welvaartsstaat verder af. De wettelijke ABP- en andere collectieve pensioenvoorzieningen zijn door vorige generaties ingevoerd om de armoede in dit land uit te bannen. Aan het ontstaan van een nieuwe armoede kan en wil ik niet meewerken.

Ten slotte: de overheid breekt eenzijdig de contracten open die zij met elke ambtenaar afzonderlijk heeft gesloten. Als de regering werkelijk zou staan voor die vernieuwing in de democratie die zij beoogt, dan had zij elke ABP-betrokkene gevraagd of hij of zij akkoord zou willen gaan met de voorgestelde pensioenwijzigingen. Indien het wetsvoorstel privatisering ABP wordt aangenomen, raad ik de regering aan dit alsnog te doen om procedures van gedupeerden te voorkomen.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Misschien kan ik inderdaad kort proberen de zaak in de richting van de heer Hendriks te verhelderen.

In de eerste plaats is het misverstand in het debat, en ook nu, een beetje ontstaan doordat de heer Hendriks zich baseert op jaarverslagen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds van 1993 en 1994, en daarbij negeert dat de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP nadien uitgebreid in deze Kamer aan de orde is geweest. Alle punten die hij aan de orde stelt, zijn daarbij ook zeer uitgebreid aan de orde gekomen. Hij baseert zich dus nog steeds op stukken die nu hun gelding niet meer hebben. Maar voor zover hij citeert uit het jaarverslag 1994, is het correct dat hij ook de volgende uitspraak citeert van de kant van de regering, namelijk dat in samenhang met de in 1995 ingevoerde gelijkheid tussen benodigde en feitelijke premie, de fondspositie ultimo 1994 gezond te noemen is. Er is dus echt geen reden voor de zorg die de heer Hendriks uitspreekt.

In de tweede plaats: voor zover hij spreekt over de garantie in relatie tot de indexering, zou ik hem kortheidshalve willen verwijzen naar het zeer uitgebreide debat dat we daarover vorige week in deze Kamer hebben gevoerd. Ik houd staande dat de materiële betekenis van de oude indexatieformule gelijk is aan die van de nieuwe indexatieformule. Ook daar dus geen reden tot zorg.

In de derde plaats: de heer Hendriks vreest dat het marktconform werken van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds zal leiden tot afbraak van de pensioenrechten van de gepensioneerden. Ik vind echter dat er geen enkele aanleiding is om dat te zeggen. In de eerste plaats zien we dat dat in de markt ook niet gebeurt, maar wat misschien nog belangrijker is: de overheid in de rol van werkgever is hier elk jaar weer partij. Wij zitten aan tafel als we de onderhandelingen met de sociale partners voeren. Zouden de vakbonden het af laten weten op het terrein van gepensioneerden, wat ik mij niet kan voorstellen, dan heeft de overheid in de rol van werkgever, om de reden die ook de heer Hendriks noemt, nog een eigen verantwoordelijkheid om die belangen veilig te stellen. Ik ben er daarom van overtuigd dat met het wetsvoorstel zoals het nu voorligt, er geen enkele reden is tot zorg. Ik ben dan ook helemaal niet bang dat dit leidt tot reeksen van procedures.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Dank u zeer voor de mogelijkheid een stemverklaring vooraf te mogen afleggen.

De belangen van anderhalf miljoen huidige en toekomstige ABP-gepensioneerden staan op het spel. Het ABP-fonds zal na aanneming van het wetsvoorstel niet meer zeker zijn van zijn voortbestaan. Dit staat nota bene in het laatste jaarverslag van het ABP. Meer handel in onzekere buitenlandse aandelen, dat is wat het ABP met de pensioengelden gaat doen. Onze pensioengelden zullen al flitsend door de elektronische wereldeconomie van de financiële zeepbellen gaan. Daarvoor heeft de nieuwe ABP-directie de ABP-gerechtigden onlangs eufemistisch...

De voorzitter:

Mag ik u erop wijzen dat een stemverklaring alleen dient ter motivering waarom men voor of tegen is? Zij kan niet leiden tot een herhaling van het debat.

De heer Hendriks:

Ik dacht dat ik hier twee minuten de tijd voor had.

De voorzitter:

Maar wel met inachtneming van wat ik zoëven heb gezegd: op basis van het Reglement van orde.

De heer Hendriks:

Dat zal ik zeker doen.

Door dit alles te verzwijgen, acht ik de politiek en de sociale partners medeplichtig aan de sluipende collectieve diefstal van het staatspensioenvermogen. Het failliet van voorgaande regeringen wordt afgekocht met pensioenvoorzieningen van anderhalf miljoen mensen. Aan zo'n koopmanstruc wens ik niet mee te werken. Daarom verklaar ik, behoudens het amendement op stuk nr. 13 van de heren Schutte en Bakker, tegen het wetsvoorstel privatisering ABP en de drie daarbij betrokken wetsvoorstellen te stemmen. Ten aanzien van het wetsvoorstel partnerpensioen verklaar ik, tegen te zullen stemmen omdat het huwelijk de solide basis is van de samenleving, en omdat er een echte discriminatie wordt ingevoerd van inwonende kinderen die hun ouders hebben verzorgd.

Ten slotte verzoek ik u, voorzitter, om hoofdelijke stemming over wetsvoorstel 24205.

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met wetsvoorstel 24205.

De artikelen 1 t/m 5 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Hoof/Bakker tot invoeging van een artikel 5a (stuk nr. 11, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, het AOV en de CD voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 11 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

De artikelen 6 t/m 9 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Schutte/Bakker (stuk nr. 13).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het GPV, de SGP, de RPF, D66, GroenLinks, de SP, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, de CD en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Artikel 10, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Schutte/Bakker (stuk nr. 13), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 11 t/m 57 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Hoof/Bakker (stuk nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66 en de CD voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel 58 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 59 t/m 76 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Hendriks wordt hoofdelijk gestemd.

Vóór stemmen de leden: Bijleveld-Schouten, Blaauw, Blauw, Van Blerck-Woerdman, Bolkestein, Boogaard, Van den Bos, Van Boxtel, Bremmer, Bukman, M.M. van der Burg, V.A.M. van der Burg, Van de Camp, Cherribi, De Cloe, Cornielje, Crone, Deetman, Van Dijke, Dittrich, Van den Doel, Doelman-Pel, Duivesteijn, Van Erp, Esselink, Essers, Fermina, Gabor, Van Gelder, Van Gijzel, Giskes, Van Heemskerck Pillis-Duvekot, Van Heemst, Heerma, Van der Heijden, Hessing, Hillen, Hoekema, Van der Hoeven, Hofstra, Van Hoof, Hoogervorst, De Hoop Scheffer, Houda, Huys, Jeekel, De Jong, Jorritsma-van Oosten, Kalsbeek-Jasperse, H.G.J. Kamp, M.M.H. Kamp, Keur, Klein Molekamp, De Koning, Korthals, Lambrechts, Lansink, Leerkes, Leers, Liemburg, Lilipaly, Marijnissen, Mateman, Van Middelkoop, Mulder-van Dam, Van Nieuwenhoven, Nijpels-Hezemans, Noorman-den Uyl, Van Oven, Passtoors, Van der Ploeg, Poppe, Rehwinkel, Reitsma, Remkes, Van Rey, Van 't Riet, Rijpstra, Roethof, Rosenmöller, Scheltema-de Nie, Schimmel, Schutte, Sipkes, Smits, Soutendijk-van Appeldoorn, Stellingwerf, Van der Stoel, Swildens-Rozendaal, Valk, Te Veldhuis, Verbugt, Verhagen, Verkerk, Versnel-Schmitz, Verspaget, Vliegenthart, Van der Vlies, Van Vliet, M.B. Vos, O.P.G. Vos, Voûte-Droste, Vreeman, B.M. de Vries, J.M. de Vries, Wallage, Van Walsem, Van Waning, Weisglas, Van Wingerden, Wolffensperger, Wolters, Woltjer, Ybema, Van Zijl, Zijlstra, Van Zuijlen, Adelmund, Van Ardenne-van der Hoeven, Augusteijn-Esser, Bakker, Beinema, Van den Berg en Biesheuvel.

Tegen stemmen de leden: Hendriks, Janmaat, Schuurman en Zonneveld.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met 124 tegen 4 stemmen is aangenomen.

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met wetsvoorstel 24222.

Artikel 1 wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Hoeven (stuk nr. 11, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat het lid Hendriks tegen dit gewijzigde amendement heeft gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

Artikel 2, zoals het is gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Van der Hoeven (stuk nr. 11, I en II), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 3 t/m 17 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de CD en het lid Hendriks tegen het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met wetsvoorstel 24227.

De artikelen I t/m VI en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de RPF, de SGP, het GPV, de CD en het lid Hendriks tegen het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met wetsvoorstel 24217.

In stemming komt het amendement-Bakker c.s. (stuk nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de RPF, de SGP, het GPV, de PvdA, de SP, de VVD, het AOV en de Unie 55+ voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Artikel 1, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Bakker c.s. (stuk nr. 9), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 2 t/m 4 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Hoof/Bakker (stuk nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, het AOV en de Unie 55+ voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel 5 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 6 t/m 11 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van der Hoeven tot invoeging van een artikel 11a (stuk nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, de CD, de RPF, de SGP, het GPV, GroenLinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De artikelen 12 en 13 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de CD en het lid Hendriks tegen het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Hoof c.s. (24205, nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de CD, de SP en het lid Hendriks tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Zijlstra c.s. (24227, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de SP, D66, de VVD, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV en de Unie 55+ voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Naar boven