9 Inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren ( 35010 ).

De voorzitter:

Dan is thans aan de orde het wetsvoorstel 35010, Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren. Vanochtend heeft de beraadslaging over dit wetsvoorstel plaatsgevonden. Ik heet de staatssecretaris wederom van harte welkom in de Eerste Kamer.

Tijdens de beraadslaging heeft de heer Kox een ordevoorstel gedaan om dit wetsvoorstel op een later moment in stemming te brengen, wanneer ook het door de staatssecretaris aangekondigde wetsvoorstel waarmee de niet-indexering wordt hersteld deze Kamer heeft bereikt. De staatssecretaris is in het kader van dit debat verzocht om een brief waarin zij nader toelicht waarom stemming over wetsvoorstel 35010 vandaag noodzakelijk is. Die brief is hedenmiddag rondgestuurd. Tevens is het stenografisch verslag van het debat van vanochtend rondgestuurd.

Ik kom straks terug op het ordevoorstel van de heer Kox. Wenst een van de leden een korte derde termijn naar aanleiding van de brief? Ik merk op dat een derde termijn gewenst wordt. Kan de Kamer hiermee instemmen? Dat is het geval. Dan open ik de derde termijn.

De beraadslaging wordt heropend.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de woordvoerders. Ik geef desgewenst als eerste het woord aan mevrouw Sent. Zij ziet af van een derde termijn. Dan geef ik het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben de brief vanmiddag ontvangen. Dank u wel daarvoor, staatssecretaris. Daarin wordt meer expliciet aangegeven dat het vandaag niet behandelen van of niet stemmen over het wetsvoorstel mogelijk risico's inhoudt voor het ophogen van het kindgebonden budget voor paren. Dat mogelijke risico vinden wij te groot om vanavond niet over het wetsvoorstel te stemmen, want wij willen er gewoon niet aan bijdragen dat deze verhoging van het kindgebonden budget niet per 1 januari kan plaatsvinden. Mijn fractie adviseert dus toch om het vanavond in stemming te brengen.

De voorzitter:

Mevrouw De Bruijn-Wezeman, wilt u nog even blijven staan? Er is een interruptie voor u van mevrouw Sent.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik zou mevrouw De Bruijn graag willen vragen hoe zij de onderbouwing in de brief beoordeelt.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik heb vanmorgen aan de staatssecretaris gevraagd wat er procedureel nodig is om ervoor te zorgen dat in ieder geval datgene wat het wetsvoorstel regelt, namelijk een ophoging van het kindgebonden budget voor paren, ook daadwerkelijk doorgang gaat vinden per 1 januari aanstaande. Ik begrijp uit de brief — nogmaals, ik lees dat ook echt in de onderbouwing van de brief — dat daar voor de Belastingdienst de nodige voorbereidende werkzaamheden zijn, dat er een voorschot moet komen dat al in december uitbetaald moet worden, dat de mensen daarvóór nog benaderd moeten worden per brief en dat daar gewoon tijd voor nodig is. Bovendien begrijp ik uit de brief dat als wij het wetsvoorstel niet vóór 1 september aanvaarden we het budget dat daarmee gemoeid gaat, namelijk de €500.000 die onderdeel is van het wetsvoorstel, in feite gewoon niet hebben verankerd in de besluitvorming over de wetgeving. Dat risico wil ik gewoon niet lopen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb nog één vraag. Ik wijs mevrouw De Bruijn er graag op dat we regelmatig voorbereidende werkzaamheden bij de Belastingdienst doorvoeren, nog voordat een wetsvoorstel is aanvaard. Het Belastingplan is daar een mooi voorbeeld van. In december stemmen we erover en voorafgaand daaraan vinden er al voorbereidende handelingen plaats bij de Belastingdienst. De vraag die ik nog heb aan mevrouw De Bruijn is of zij op de hoogte is van de berichtgeving van het kabinet bij de behandeling van dit wetsvoorstel, waarin de Kamer werd aangespoord om het wetsvoorstel voor het reces af te handelen. Want dat is mij namelijk niet bekend.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik ben niet op de hoogte van de reactie van het kabinet daarover. Ik heb daar zojuist wel bij de staatssecretaris naar geïnformeerd, maar misschien kan zij zelf antwoord geven op de vraag waarom dit wetsvoorstel dan niet eerder geagendeerd is voor deze Kamer omdat het vóór 1 september afgehandeld moest worden.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als laatste. Vindt mevrouw De Bruijn het dan met mij bijzonder dat het nu aan de orde komt en dat het niet eerder aan de orde is geweest in de commissie?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

In die zin is het wellicht bijzonder als er in een procedure iets fout loopt. Ik kan me voorstellen dat u daar vraagtekens bij hebt. Aan de andere kant hebben we het hier vanmorgen ook over kafkaiaanse toestanden gehad, namelijk dat mensen bijvoorbeeld niet krijgen waar ze recht op hebben als wij zo strak vasthouden aan bepaalde regelgeving. Ik wil daar niet aan meedoen door in deze Kamer te zeggen: wij houden er strikt aan vast; dit is niet van tevoren aangevraagd; dit is de regel en wij gaan pas stemmen over dit wetsvoorstel wanneer de novelle of de wetswijziging voorligt. Daar wil ik dan niet aan meedoen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar de heer Van Gurp van GroenLinks of hij behoefte heeft aan een derde termijn. Nee. Dan de heer Ester. Die heeft geen behoefte aan een derde termijn. Dan is het woord aan de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Over het ordevoorstel komen we straks te spreken. Ik ga nu in op de brief. In de brief zegt de staatssecretaris dat het van groot belang is dat dit wetsvoorstel voor 1 september in werking treedt. Ik wijs erop dat de vaste procedure van deze Kamer is dat we over wetsvoorstellen die met spoed behandeld dienen te worden — voor het zomerreces of voor het winterreces — een brief van de minister-president krijgen waarin de voorstellen worden vermeld. Die brief is niet gekomen. Dat betekent volgens onze standaardprocedure, onze vaste procedure, dat dit geen spoedeisend wetsvoorstel is. In de memorie van antwoord en in de nadere memorie van antwoord is er op geen enkele manier melding van gemaakt dat deze wet op 9 juli zou moeten worden aangenomen. In de commissie is daar geen enkel woord over gewisseld. De staatssecretaris heeft dat niet gezegd. Ook de staatssecretaris van belastingzaken heeft ons dat niet gemeld.

Ervan uitgaande dat wij een consistente regering hebben, leid ik hieruit af dat dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk behandeld moet worden, maar dat er geen enkele reden is om te zeggen dat het niet afgehandeld zou kunnen worden in de eerste vergadering na het zomerreces. Ik wijs de staatssecretaris erop dat de informatie die daar staat, namelijk dat wij het weten en wisten, dus niet waar is. Ik heb inmiddels geconstateerd dat ook de staatssecretaris heeft vastgesteld dat de brief die er had moeten zijn, de brief van de minister-president, er gewoon niet is. Dat betekent dat we alles volgens de normale procedures moeten doen en geen nieuwe procedures zouden moeten gaan uitvinden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan geef ik het woord aan mevrouw Oomen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik zou graag willen vaststellen — dat komt wat mij betreft uit het debat — dat de hersteloperatie het gevolg is van een omissie van de dienst Toeslagen en dus losstaat van deze wet, als ik het goed heb. Dat is vaststelling en vraag één.

Ik vraag me ook af of deze omissie, zoals de regering die noemt, hersteld kan en gaat worden op het moment dat wij hier afscheid van elkaar nemen en of de projectgroep, die al aan het werk is, er ook voor zorgt dat er geen verdere fouten ontstaan.

Het derde punt is dat wij ons als CDA-fractie afvragen of de Belastingdienst, de dienst Toeslagen, nadat die ook kennis heeft genomen van de manier waarop we dit voorstel van wet behandeld hebben, niet voldoende comfort heeft om alvast te starten met de voorbereiding van hetgeen men moet gaan uitkeren per 1 december.

Ik zou graag op deze vragen antwoord willen hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Oomen. Tot slot mevrouw Moonen. Zij heeft geen behoefte aan een derde termijn. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris. Kunt u meteen antwoorden? Dat gaat lukken.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel, ook voor de gelegenheid om nog een derde termijn over dit wetsvoorstel te kunnen hebben. Ik ben blij dat de inhoud van het wetsvoorstel op instemming zou kunnen rekenen, althans, zo heb ik het geproefd. Maar ik heb me er heel goed van vergewist dat de procedure rondom dit wetsvoorstel onderwerp is geworden van discussie. Ik zou daar graag nog een reflectie op geven. Daarnaast heb ik nog een aantal inhoudelijke vragen van mevrouw Oomen gehoord.

De berichtgeving vóór het reces. Inderdaad, een brief zoals gebruikelijk in de Eerste Kamer in geval van spoedwetgeving heb ik niet gezien. Er zijn wel contacten geweest over de gewenstheid om het wetsvoorstel voor het zomerreces te behandelen. Maar ik begrijp dat dat niet conform de afgelopen procedure is. Wat dat betreft geef ik ruiterlijk toe dat we dit wat mij betreft goed moeten evalueren, want — ik zeg het maar even heel eerlijk — ik had echt een probleem gehad als het inderdaad na het zomerreces geagendeerd was.

Wat is er rondom het debat gebeurd? Het debat stond geagendeerd. Zeer recent, nog afgelopen weekend, bereikte mij informatie over de macro-economische berichtgeving en die heeft ertoe geleid dat ik afgelopen maandag een brief naar de Kamer heb gestuurd, omdat ik dat kennis vond die hoort in dit debat. Ik heb geprobeerd om me daarin dienstbaar op te stellen, zowel ten opzichte van de zorgen die vanuit de Tweede Kamer waren geuit over de koopkrachtbespreking in augustus, alsook in het licht van dat ik weet dat er altijd zeer integer met procedures wordt omgegaan in de Eerste Kamer. Ik heb gemeend de mogelijkheid te moeten suggereren om middels een bepaalde handelwijze naar dit vraagstuk te kijken. Maar dat is slechts een suggestie van mijn kant, want uiteindelijk is het uiteraard de Kamer zelf die beslist.

De hersteloperatie staat inderdaad los van de operatie van de dienst Toeslagen, zeg ik tegen mevrouw Oomen. Dat klopt. We herstellen de fouten uit het verleden. Daarvoor is een aparte projectorganisatie opgestart. Tegelijkertijd is er de huidige operatie, het inregelen van een wetswijziging, die echt wel wat voeten in de aarde heeft omdat het gaat over het maken van een verschil tussen paren en alleenstaanden, over afbouwpunten, over het informeren van ouders en over voorschotten die al in december uitgekeerd moeten worden. Daarvan heeft de Belastingdienst in zijn uitvoeringstoets gezegd: uiterlijk 1 september moeten wij daar kennis van hebben. Dat is ook de reden waarom ik er zelf van uitging — naar nu blijkt abusievelijk — dat dat inderdaad indien mogelijk ook zou leiden tot behandeling vóór deze datum. De data die ik vanmorgen in het debat heb genoemd, waren 1 september voor de Belastingdienst en 15 oktober voor de indexatie.

We hebben vanmorgen ook gedachten gewisseld over de druk die er staat op de uitvoeringsorganisaties. Om maar een voorbeeld te geven: in 2008, toen we deze wet omzetten in de systemen die er toen waren, was er nog geen sprake van een uitvoeringstoets. Omdat er zo veel druk op de uitvoering is, hecht het kabinet grote waarde aan de haalbaarheid van wetgeving die wij doorvoeren. Dus als de Belastingdienst zegt "uiterlijk 1 september moeten wij het weten", dan vind ik dat zeer relevante informatie en kan ik niet zomaar zeggen — ik zou dat ook niet willen — dat we het dan maar een paar weken later doen, vooral ook omdat ik inmiddels ook weet wat voor een wereld aan informatie en ICT-systemen daarachter zit. De dienst Toeslagen kan uiteraard starten met voorbereidingen. Dat zal wel moeten. Maar — ik heb daar ook nog even overleg met mijn collega over gehad — de uitvoeringstoets is zeer duidelijk. En gegeven de omvang van de werkzaamheden van de Belastingdienst vind ik het ook van belang dat ze echt weten waarmee ze te maken hebben. Dat is toch een uitspraak van een Kamer. Dat is toch de wet die voorligt. Dat wordt in de uitvoeringstoets wel gevraagd. Ik zou daar toch aan vast willen houden, me realiserend dat dit proces geen schoonheidsprijs verdient, zoals ook wel bleek in de derde termijn.

Voorzitter. Ik hoop dat ik in ieder geval heb kunnen aangeven dat ik in alle transparantie heb geprobeerd juist datgene te doen wat inhoudelijk gewenst was. Ik denk ook dat dit inhoudelijk tot weinig discussie heeft geleid. Iedereen zegt dat het goed is dat de mensen die in de afgelopen jaren op vele manieren de rekening van de crisis hebben betaald, daar nu ook wat van terug gaan krijgen. We moeten de rekening daarvoor niet bij een groep gaan leggen. Ik heb dat debat in ieder geval graag gevoerd en ik hoop dat ik in het debat rondom het proces op deze wijze toch nog dienstbaar kan zijn aan uw Kamer.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kom terug op het ordevoorstel van de heer Kox. Wie kan ik daarover het woord geven? De heer Kox.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Voor ons ligt een wetsvoorstel waarvan de elementaire onderdelen kunnen rekenen op brede steun in deze Kamer. Desalniettemin werd dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer door vier partijen afgewezen, omdat er een bepaling in stond die volgens die partijen te verstrekkend was. Inmiddels heeft de staatssecretaris ons gisteren meegedeeld dat ze die redenering deelt, en dat die bepaling dus niet in deze wet thuishoort. Er ligt dus een wetsvoorstel voor met een bepaling die er niet in thuishoort. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat ze daarvoor een novelle wil maken. Het is staande praktijk van dit huis dat als je een novelle aankondigt, je die zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer voorlegt en daarna hier terug laat komen, waarna het wetsvoorstel met de novelle, het gewijzigde wetsvoorstel, samen in stemming wordt gebracht. Er zijn geen redenen aangegeven om van die procedure af te wijken. Ik heb aangegeven dat er een precedent is in 2008, met dezelfde wet en dezelfde novelle, met ongeveer dezelfde strekking: aanpassing van de bedragen. Die wet verscheen uiteindelijk in november in het Staatsblad.

Voorzitter. Ik denk dat het heel goed doenlijk is — want ik denk dat hier brede overeenstemming over is — dat als de staatssecretaris morgen een novelle naar de Tweede Kamer stuurt, de Tweede Kamer die op haar eerste vergaderdag — dat is denk ik 3 september — goedkeurt en wij geheel en al in staat zijn om daar op 10 september een klap op te geven. Dan hebben we de procedure gevolgd zoals hij gevolgd moet worden. Deze hele wet is al een aaneenschakeling van dingen die niet hadden moeten gebeuren. Ik doe daarom met klem een beroep op de Kamer om dit wetsvoorstel af te handelen zoals het afgehandeld moet worden. Ik zou het gênant vinden dat vier partijen hier nu gedwongen worden voor een wet te stemmen waar een bepaling in staat die er ook volgens de staatssecretaris niet in thuishoort, alleen maar om dan te zeggen "we hebben vandaag gestemd en dan gaan we waarschijnlijk op 10 september ook de gewijzigde wet goedkeuren". Dat moeten we niet doen. Deze Kamer hoort te hechten aan de procedures die afgesproken zijn. Zoals gezegd, als de regering had gewild dat we dit voor het zomerreces afhandelen, dan hebben we daar een vaste procedure voor.

Voorzitter. Ik ben er erg voor dat we ons houden aan de procedures. Nog een keer: het maakt geen verschil. Ik ben ervan overtuigd dat de Belastingdienst heel goed in staat is om deze wet te implementeren, anders had de Belastingdienst dat ons wel verteld. In het afgelopen halfjaar heeft de Belastingdienst ons dat niet verteld. De staatssecretaris van belastingzaken heeft ons dat niet verteld en deze staatssecretaris heeft dat niet verteld. Ik reken op de consistentie van de regering, dus ik doe een ordevoorstel om dit voorstel in stemming te brengen zo gauw als de novelle door de Tweede Kamer is aangenomen. Ik denk dat dat op 10 september zou kunnen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Kox. Wie kan ik nog meer het woord geven over het ordevoorstel van de heer Kox? Mevrouw Jorritsma?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voorzitter, ik doe het graag aan de interruptiemicrofoon. Ik vind het heel jammer dat de heer Kox deze positie kiest. Ik heb inmiddels mails gezien, die gewisseld zijn tussen het ministerie van Sociale Zaken en onze Griffie, waarin de vraag is gesteld of we het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk willen behandelen. Dat is niet conform hoe het formeel zou moeten; daar heeft de heer Kox volstrekt gelijk in. Maar ik vind dat de staatssecretaris nu wel diep genoeg door het stof gegaan is om te erkennen dat het niet de schoonheidsprijs verdient. Er is aangekondigd dat er een wijziging van de wet komt, of dat nou een novelle of een reparatiewet is. Ik heb inmiddels begrepen dat ook een wet die in deze Kamer aanvaard is, maar nog niet is ingegaan, met een novelle hersteld kan worden. Daar zijn we het allemaal over eens. Er ligt een brief waarin dat wordt aangekondigd en toegezegd. In feite stemmen we over een wet waarvan slechts het deel dat vanwege de Belastingdienst zo snel mogelijk in stemming moet komen, alvast aanvaard wordt. Vervolgens komt de reparatie op het onderdeel waar de Kamer het in grote meerderheid over eens is, namelijk het punt dat er wel geïndexeerd moet worden. Ik vind eerlijk gezegd dat we het proces, ondanks het falen in de interactie tussen kabinet en Kamer over het proces, niet zodanig moeten beïnvloeden dat wij het risico gaan lopen dat de mensen die er recht op hebben straks op 1 januari het geld niet krijgen. Dat zou voor mij de reden zijn om het ordevoorstel van de heer Kox niet te steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Jorritsma. Dan de heer Knapen.

De heer Knapen (CDA):

Voorzitter. In elk geval zouden wij graag even willen schorsen om die afweging tussen procedures en mensen, die wij tenslotte allemaal moeten maken, zorgvuldig te kunnen maken.

De voorzitter:

Een verzoek om schorsing dus. Zijn er nog andere leden die het woord wensen te voeren over het ordevoorstel van de heer Kox? De heer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Er worden eigenlijk een paar termen door elkaar gebruikt. Ik kan me voorstellen dat het geen ordentelijke wetgeving is als we vandaag stemmen over het wetsvoorstel terwijl er een novelle ligt. Daar ben ik het helemaal mee eens. Maar als we spreken over vandaag stemmen en een reparatiewet, dan is dat misschien een andere kwestie. Ik denk dat we dat moeten wegen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. De heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Wat de heer Schalk zei, is inderdaad des Pudels Kern. Spreken we over een novelle of over een reparatiewet? Wellicht had de staatssecretaris beter niet kunnen zeggen dat het een novelle is, want als het een reparatiewet is, is dit een wet en komt er een reparatiewet. Dat is één.

Twee: los van de procedure en de belangen van de burger, als de Belastingdienst zegt dat het niet uitvoerbaar is voor 1 september, althans, dat zij die garantie niet kan geven, weegt dat uiteindelijk voor mijn fractie zo zwaar dat wij eigenlijk vinden dat deze wet zou moeten worden aanvaard. Aansluitend op de opmerking over novelle of reparatiewet: het volgende voorstel kan ook tijdig behandeld worden, maar dan weten we in ieder geval zeker dat er voor de groep waar het hier over gaat, de rechtszekerheid is dat dit gaat gebeuren conform het voorstel van het kabinet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Wenst nog een van de leden het woord over het ordevoorstel van de heer Kox? De heer Cliteur.

De heer Cliteur (FvD):

Mijnheer de voorzitter. Wij willen alleen even zeggen dat wij overtuigd zijn door het verhaal van mevrouw Jorritsma en dat wij het belangrijker vinden dat er voor 1 januari 2020 geen benadeelde groepen ontstaan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Cliteur. De heer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Volgens mij is er nu voldoende gezegd over deze wet. Ik heb alle begrip voor het ordevoorstel van de heer Kox, maar ik denk toch dat de belangen van de burger waar het hier om gaat, voor moeten gaan. Ik stel voor om zo snel mogelijk te stemmen over het ordevoorstel en vervolgens over de wet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Mevrouw Bredenoord.

Mevrouw Bredenoord (D66):

Voorzitter. Wat de D66-fractie betreft verdient de procedure misschien geen schoonheidsprijs, maar als de Belastingdienst inderdaad aangeeft dat er voor 1 september over gestemd moet zijn, dan denken wij ook dat we vandaag moeten stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bredenoord. Mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kan me aansluiten bij het betoog van mevrouw Jorritsma. Het risico voor vele gezinnen is te groot als de Kamer daar nu geen besluit over zou nemen. Tegelijkertijd hebben we ook gemerkt in de beantwoording van de staatssecretaris dat wij erop kunnen rekenen dat de reparatiewetgeving — want zo zie ik het, dat is dan misschien een interpretatieverschil — hier op tijd in dit huis ligt. Wie weet kunnen we dan zo weer op 10 september met deze staatssecretaris een nieuw parlementair jaar inluiden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Wenst een van de leden nog het woord over het ordevoorstel van de heer Kox? Zo niet, kan de Kamer dan het verzoek van de heer Knapen om schorsing ondersteunen? Dat is het geval. Dan stel ik voor te schorsen voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 19.25 uur tot 19.31 uur geschorst.

De voorzitter:

Het is gebruikelijk dat het woord eerst wordt gegeven aan de persoon die de schorsing heeft gevraagd, maar de heer Kox heeft gevraagd om daarvoor even het woord te mogen. Met uw instemming geef ik het woord aan de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Ik zou het ordevoorstel willen terugtrekken en ik wil om een korte vierde termijn vragen, om nog één vraag aan de staatssecretaris voor te leggen.

De voorzitter:

Kunnen de leden akkoord gaan met een korte vierde termijn? Dat is het geval.

De beraadslaging wordt heropend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Om tot een dusdanige oplossing te komen dat uiteindelijk iedereen voor iets kan stemmen waar we allemaal voor zijn, verzoek ik de staatssecretaris om toe te zeggen, gebruikmakende van de bepalingen in de wet, dat het artikel waarin de niet-indexering is vastgelegd niet in werking zal treden dan nadat de staatssecretaris haar reparatiewet aan de Tweede en Eerste Kamer heeft voorgelegd. Dat betekent dat iedereen die de oude wet geweldig vond gewoon voor kan stemmen en dat iedereen die de wet met die omstreden bepaling erin niet goed vindt, ook voor kan stemmen. Het verzoek aan de staatssecretaris is dus om de wetsbepaling die de niet-indexering regelt niet in werking te laten treden dan nadat de reparatiewet hier is. Ik heb begrepen dat de tekst van de wet die mogelijkheid biedt. Als we die toezegging kunnen krijgen, kunnen we toch nog een mooie afsluiting hebben voor het zomerreces.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Van de zijde van de Kamer nog inbreng? Nee. Dan is het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Ik waardeer heel erg dat we er zo proberen te komen. Volgens mij hebben we met reparatiewetgeving een mooie brug te pakken. Ik wil even juridisch kijken of dit een wet is waarbij ik kan zeggen dat ik dit artikel later in werking laat treden. Het is niet heel gebruikelijk, maar misschien kan ik ook twee minuten schorsen. Op dit moment is de informatie die ik heb over deze wet dat het niet kan, omdat alles tegelijkertijd in werking zou treden. Ik weet dat het soms kan, dus ik wil het graag even uitzoeken. Het lijkt mij een mooie manier om eruit te komen. Maar ik wil in ieder geval toezeggen dat ik met reparatiewetgeving kom. Ik werk op dit moment al aan de wetswijziging, die al tijdens het zomerreces naar de Raad van State gaat. Dus overal zit spoed achter. Ik heb in ieder geval de toezegging gedaan dat ik kom met reparatiewetgeving voor de indexatie op een dusdanig tijdstip dat die nog kan ingaan voordat de wet voor dat deel in werking treedt. Ik weet alleen niet of ik dat formeel in de wet zo kan aangeven. Dat zou ik graag even willen uitzoeken.

De voorzitter:

De staatssecretaris wenst een schorsing voor twee minuten. Kan de Kamer zich verenigen met dat verzoek? Dan schorsen wij voor twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Ik heb iets wat niet kan, maar ook iets wat wel kan. Wat niet kan, is de wet gedifferentieerd in werking laten treden. Dat komt omdat aan het eind van deze wet staat dat die in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dan had er moeten staan dat de verschillende bepalingen op verschillende momenten in werking treden. Alleen dan had dit gekund. Dan had ik dat ook heel graag gedaan. Ik kan het Kabinet van de Koning echter wel verzoeken om het koninklijk besluit op een later moment te doen. Ik kan publicatie in de Staatscourant dan pas laten plaatsvinden op het moment dat de reparatiewetgeving door beide Kamers is aangenomen. Uiteraard ben ik van harte bereid om dat toe te zeggen.

De heer Kox (SP):

Dat is precies de juiste oplossing. Samen komen we een heel eind.

Staatssecretaris Van Ark:

Heel goed. Bij dezen zeg ik dat van harte toe, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven