Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met de vergoedbaarheid van schade als gevolg van het overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten (28781).

(Zie vergadering van 9 maart 2010.)

De voorzitter:

Ik heet de minister van Justitie van harte welkom. Er is verzocht om een hoofdelijke stemming. Ik verzoek alle leden te controleren of zij de presentielijst hebben getekend. Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD):

Voorzitter. Uit het onderzoek van professor Akkermans cum suis is naar voren gekomen dat naasten en nabestaanden behoefte hebben aan erkenning en genoegdoening, als een naaste als gevolg van een ongeval is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. Uit het onderzoek van professor Akkermans is ook gebleken dat de naasten en nabestaanden veel prijs stellen op een persoonlijke wijze van aanbieden van de schadevergoeding. Het wetsvoorstel komt tot op zekere hoogte tegemoet aan deze behoefte aan erkenning en genoegdoening van naasten en nabestaanden.

Toch zijn er ook veel bezwaren tegen het wetsvoorstel aan te voeren. Ik zal die nu niet herhalen, want mijn fractie heeft die bezwaren in het plenaire debat in drie termijnen voldoende naar voren gebracht. De bezwaren van de VVD-fractie zijn maar zeer ten dele door de regering weggenomen. Vooral de bezwaren over de vergoeding van affectieschade in geval van ernstig en blijvend letsel zijn niet in voldoende mate weggenomen. Mijn fractie houdt dan ook grote twijfels over de houdbaarheid van het wetsvoorstel. Het is juist de taak van deze Kamer om die te beoordelen. De VVD-fractie zal dan ook tegen het wetsvoorstel stemmen.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Voorzitter. Wij stemmen vandaag over een wet die naasten en nabestaanden van slachtoffers van voornamelijk verkeersongevallen eindelijk een gezicht geeft. Zoals mevrouw Broekers ook al zei, blijkt uit onderzoek, waar deze Kamer overigens zelf om heeft gevraagd, dat erkenning van het leed dat ook de naasten en nabestaanden treft, in de vorm van een financiële genoegdoening, heel belangrijk voor hen is. Alle spelers in het veld vragen ons om dit wetsvoorstel, dat vanaf 2004 in het parlement ligt, aan te nemen: van slachtoffers tot verbond van verzekeraars, via advocaat en rechterlijke macht. De SP-fractie vindt dit een goede wet en ik weet dat veel anderen in dit huis, dwars door alle partijen heen, dat ook vinden. Wij zijn benieuwd of dat ook tot uiting zal komen in hun stemgedrag.

De heer Van de Beeten (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft zeer geworsteld met het wetsvoorstel. Er is een brede consensus, vermoedelijk ook in deze Kamer, dat een ontwikkeling naar een claimcultuur ongewenst is. Tegelijkertijd bestaat bij slachtoffers, naasten en nabestaanden van slachtoffers van verkeersdelicten, geweldsmisdrijven en bedrijfsongevallen duidelijk de behoefte aan erkenning van ondervonden leed. Die behoefte bestaat vaak niet zozeer uit de verwachting van hoge vergoedingen, als wel uit de snelle afwikkeling van schade en inkomensschade – en dat is nog niet geregeld – in het geval dat de naaste van een slachtoffer met blijvend en ernstig letsel zijn of haar partner of kind wil blijven verzorgen.

De CDA-fractie is daar zeer voor, maar deze zaken worden nu juist niet geregeld bij dit wetsvoorstel. Het voorliggende wetsvoorstel vertaalt erkenning van soms onpeilbaar leed of onvervangbaar verlies naar een financiële vergoeding. Dat acht de CDA-fractie uiteindelijk ongewenst. Zij vreest dat het voorstel per saldo niet bijdraagt aan de gewenste erkenning. Om deze redenen zal de CDA-fractie tegenstemmen.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Zoals ik reeds tijdens de eerste termijn van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel, op 12 september 2006, namens de fracties van de SGP en de ChristenUnie te kennen heb gegeven, bestonden bij onze fracties ernstige twijfels of dit wetsvoorstel, gegeven de serieuze problematiek, het adequate antwoord mocht heten. In derde termijn heeft de heer Van de Beeten, mede namens onze fracties, een aantal wetgevingsprocedurele bedenkingen – zo typeer ik ze maar – verwoord. Onze vaststelling is dat aan onze bezwaren slechts zeer ten dele tegemoet is gekomen. Dientengevolge zal het wetsvoorstel onze steun moeten ontberen.

Mevrouw Haubrich-Gooskens (PvdA):

Voorzitter. Onze fractie zal instemmen met het wetsvoorstel over affectieschade. Daar hebben wij twee redenen voor, een inhoudelijke en een procedurele. De inhoudelijke reden is dat dit wetsvoorstel een eerste aanzet is voor een meer algemene regeling voor derdenschade in het Nederlands burgerlijk recht. Dat is een onontkoombare maatschappelijke ontwikkeling die verder zijn beloop moet krijgen en waarvoor dit wetsontwerp echt de eerste stap zou zijn.

De procedurele reden is dat deze Kamer nu tweemaal de behandeling heeft uitgesteld om antwoord te krijgen op twee onderzoeksvragen. De eerste vraag is: bestaat er bij nabestaanden behoefte aan vergoeding van affectieschade? De tweede vraag luidt: kan dit adequaat worden uitgewerkt in een AMvB? Beide vragen zijn positief beantwoord. In onze visie is dan ook genoeg reden om nu positief te zijn over dit wetsvoorstel.

In stemming komt het wetsvoorstel.

Vóór stemmen de leden: Koffeman, Kox, Laurier, Leijnse, Linthorst, Meindertsma, Meulenbelt, Meurs, Noten, Peters, Putters, Quik-Schuijt, Reuten, Schouw, Slager, Slagter-Roukema, Smaling, Strik, Sylvester, Tan, De Vries, Westerveld, Böhler, Van Driel, Eigeman, Engels, Hamel, Haubrich-Gooskens, Ten Hoeve en Ten Horn.

Tegen stemmen de leden: Kuiper, Lagerwerf-Vergunst, Leunissen, Van der Linden, Rosenthal, Schaap, Schuurman, Tiesinga, Vedder-Wubben, De Vries-Leggedoor, Werner, Willems, Asscher, Van de Beeten, Benedictus, Van den Berg, Van Bijsterveld, De Boer, Broekers-Knol, Doek, Dölle, Dupuis, Duthler, Essers, Franken, Goyert, De Graaf, Hendrikx, Hermans, Hillen, Hofstra, Holdijk, Huijbregts-Schiedon, Janse de Jonge, Van Kappen en Kneppers-Heijnert.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit wetsvoorstel met 36 tegen 30 stemmen is verworpen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven