Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn nr. 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG L 194) (28401).

(Zie vergadering van 17 december 2002.)

De beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Voorzitter. Ik heb deze afronding overgenomen van collega Stekelenburg. Ik deel u allen mede dat het hem erg goed gaat: hij hoeft zelfs niet bestraald te worden.

Wij zijn blij dat de staatssecretaris op haar begroting enige ruimte heeft gevonden. We hadden om meer gevraagd, maar ik weet uit een vorig leven dat het soms erg moeilijk is om een paar miljoen te vinden die je echt kunt uitgeven. Ik ga er dus van uit dat deze 10 mln echt worden uitgegeven – en niet slechts virtueel – om mensen daadwerkelijk in staat te stellen om van de gewoonte van het roken af te komen en hen daarbij te ondersteunen.

Dat brengt mij bij het volgende. Mensen kunnen best zo verslaafd zijn geraakt vanwege de toevoegingen in sigaretten. Het lijkt me dus uitstekend om daar meer inzicht in te hebben. Hierbij speelt ook de vraag of wij wel per se moeten weten wat er in elke sigaret zit. Ik bedoel, de receptuur van Coca Cola is ook heel geheim, Pepsi Cola mag absoluut niet weten wat daar allemaal in zit – al is het volgens mij allemaal gewoon suikerwater. Misschien is er een vorm te vinden waarin deze informatie wel bekend kan worden, maar niet per sigaret of pijptabak exact traceerbaar – zo kunnen we tegemoetkomen aan de spanning met het fabrieksgeheim. Graag hoor ik een oplossing van de staatssecretaris.

Doordat in de gesubsidieerde sector zo ontzettend wordt toegezien op het niet roken, merk ik dat er veel problemen kunnen ontstaan in wijkcentra, speeltuingebouwen, de klaverjasclubs van ouderen en dergelijke. Als wij in Nederland mensen zelfs in staat stellen om een licht gebruik van marihuana te maken, dan zou ik het echt geen goede zaak vinden als oma straks op straat een sigaret moet gaan staan roken omdat dit verder nergens anders meer mag. Ons beleid is vooral gericht op ontmoediging, vooral onder jongeren, maar ik hoop dat het niet zal leiden tot een heksenjacht; dat je in Nederland zo'n beetje alles mag doen, behalve een sigaret opsteken.

Dit gezegd hebbend, erken ik dat mijn fractie dit ontmoedigingsbeleid van ganser harte ondersteunt. Want inderdaad, het is een slecht gebruik.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter. De plenaire behandeling van de wijziging van de Tabakswet is aangehouden in de laatste vergadering van het vorige jaar om de staatssecretaris de gelegenheid te geven om de toezegging van het vorige kabinet aan deze Kamer, namelijk om 15 mln euro extra in te zetten voor de preventie van tabaksgebruik, alsnog waar te maken. Dit naar aanleiding van de door de gehele Kamer gesteunde motie. Wij hadden daarover destijds een pittige discussie – gebrek aan dualisme kan mijn fractie in dezen in ieder geval niet worden verweten! Ik prijs de staatssecretaris en spreek mijn oprechte bewondering uit voor haar snelle reactie en de 10 mln die zij alsnog beschikbaar heeft gesteld voor de verbetering van de preventie van tabaksgebruik. Dat getuigt van daadkracht, betrokkenheid en betrouwbaarheid. Waar missionaire voorgangers, ministers, faalden, slaagt deze demissionaire staatssecretaris wel. Onze hartelijke complimenten daarvoor!

Met de miljarden die in de afgelopen jaren beschikbaar zijn gekomen voor de wachtlijsten, voor de uitbreiding van de behandelings- en verzorgingscapaciteit, mocht de preventie inderdaad niet wederom worden vergeten en geen prioriteit krijgen, terwijl juist daarvan zoveel mag worden verwacht. Wij zullen het volgend kabinet kritisch volgen bij het structureel maken van de middelen. Graag vernemen wij te zijner tijd van de staatssecretaris op welke wijze zij de 10 mln euro heeft ingezet. Ik herinner haar eraan dat in de motie primair gevraagd is om dit bedrag in te zetten voor het verbeteren van de preventie op de scholen. De middelen die daarvoor beschikbaar zijn, zijn tot op heden namelijk als ontoereikend beoordeeld. Onze fractie is zeer content met wat de staatssecretaris momenteel heeft bereikt op dit punt.

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden die zij in eerste termijn heeft gegeven op door ons gestelde vragen. De resultaten van de procedure die zij bij de Europese Unie heeft gestart om de vertaalfout in de toelichting bij artikel 3e te herstellen, zal u te zijner tijd schriftelijk aan de Kamer mededelen. Daardoor wordt in elk geval op dat punt iedere onduidelijkheid uit de wereld geholpen. Ik dank haar voor de toezegging en de gecreëerde duidelijkheid.

Voorts dringt mijn fractie er bij de staatssecretaris nogmaals op aan dat zij de implementatie van Europese regelgeving daadwerkelijk één op één laat plaatsvinden. U heeft in zowel de schriftelijke voorbereiding als de eerste termijn te kennen gegeven dat zij dat wil doen. Er zijn geen redenen voor de regering om af te wijken van wat in de richtlijn is gesteld.

Wij willen nog graag duidelijkheid over het waarborgen van het fabrieksgeheim bij het opgeven van de ingrediënten die in de tabak zijn verwerkt. Onze fractie vindt het terecht dat die informatie wordt gevraagd. Gelet op het gestelde in de richtlijn, namelijk dat het fabrieksgeheim dient te worden gerespecteerd, vragen wij ons toch af waarom het systeem van samengestelde lijsten, in Nederland niet kan worden toegepast. In Denemarken en Duitsland wordt het namelijk wel gebruikt in het kader van de implementatie van deze richtlijn. Noch uit de schriftelijke voorbereiding, noch uit de discussie is ons helemaal helder geworden waarom Denemarken en Duitsland dat wel hebben geaccepteerd. Deze landen implementeren de Europese richtlijn toch ook getrouw? Zijn ze in overtreding? Hebben ze het niet goed gedaan? De methode past toch in de verdere geharmoniseerde implementatie van deze richtlijnen? Het gaat ons er niet om of het standpunt van de industrie in dezen juist is of niet. Het gaat erom of de richtlijnen juist worden geïnterpreteerd. Die juridische duidelijkheid willen wij nog graag verkrijgen. Wij hebben vernomen dat het overleg met de partijen over de ministeriële regeling die thans wordt voorbereid over dit onderwerp, niet erg vlot verloopt. Er is op dat punt nog lang geen overeenstemming.

Wil de staatssecretaris erop letten dat er goed en compleet overleg wordt gevoerd met alle betrokkenen over de implementatie van de vele maatregelen die voortvloeien uit deze en andere wijzigingen van de Tabakswet? Het is een proces dat diep ingrijpt in het maatschappelijk verkeer. Natuurlijk betekent overleg voeren niet dat in alle gevallen ook overeenstemming wordt bereikt, maar het betekent wel dat er serieus naar de argumenten wordt geluisterd en dat ze worden meegewogen in de uiteindelijke besluitvorming. Daarom ook hebben wij destijds nadrukkelijk gevraagd om van het gevoerde overleg verslag te doen en bij de diverse AMvB's die nog moeten worden ingediend, aan te geven hoe het overleg is gevoerd en waarom er wel of geen overeenstemming is bereikt. Wij zullen de regering daar in de toekomst ook aan houden. Wil de staatssecretaris misschien ook nog eens kijken naar het voorstel van VNO/NCW om op een meer gestructureerde wijze overleg te voeren met haar ministerie? Er moeten tenslotte nog heel wat stappen worden gezet. De creatie van rookvrije werkplekken en de reclamebesluiten zijn hier voorbeelden van. Wil de staatssecretaris aangeven hoe zij over dat voorstel denkt en of zij voornemens is dat ook door te voeren? Het zal haar duidelijk zijn dat onze fractie graag instemt met onderhavig wetsvoorstel.

De heer Van Heukelum (VVD):

Voorzitter. Om te beginnen bedank ik de staatssecretaris namens mijn fractie voor haar beantwoording in eerste termijn. Net als eerdere sprekers ben ik blij dat zij alsnog in staat is geweest 10 mln euro voor preventie tevoorschijn te toveren. Ik dank haar echter niet in de geweldige bewoordingen die collega Werner heeft gebezigd, want ik hoef haar geen twee keer te zien blozen. Uiteraard ben ik het met de heer Werner eens, maar ik wil wel opmerken dat het bijna vanzelfsprekend was dat de motie zou worden uitgevoerd. De motie is hier tenslotte met veel nadruk neergelegd en het siert de staatssecretaris dat zij de ernst van het debat goed heeft verstaan.

Te zijner tijd zou ik graag van de staatssecretaris vernemen hoe zij dit geld heeft besteed. Ik hoop niet dat het geld gebruikt gaat worden voor – om de woorden van mevrouw Ter Veld te gebruiken – een heksenjacht op opa en oma in het bejaardenhuis. Deze mensen krijg je toch niet meer van de sigaar af en dat hoeft wat mij betreft ook niet meer. De nadruk moet liggen op voorlichting, met name gericht op jongeren. Als jongeren niet beginnen met roken, wordt het alleen maar beter.

Ondanks de euforie over de beschikbare 10 mln euro – overigens hadden wij 15 mln euro gevraagd – moeten wij niet vergeten dat het eigenlijk om iets anders ging. Vorige keer is in het debat aangehaald dat het eigenlijk om een heel technisch wetsvoorstel ging, namelijk de aanpassing van de Tabakswet aan de Europese richtlijnen.

In eerste termijn heb ik een drietal punten aangeroerd. Mijn eerste punt ging over kleurverschillen. De staatssecretaris heeft nog eens herhaald wat de minister ook al in de Tweede Kamer heeft gezegd, namelijk dat wij de wet gaan uitvoeren. Dat betekent dat kleurverschillen vooralsnog mogelijk blijven in Nederland. Wij moeten het daarmee dan maar doen en hopen dat dit ook gaat werken. Ik blijf erbij dat ik het slordig en niet erg netjes vind om het een in de wettekst te zetten en iets anders in de memorie van toelichting.

Dat geldt ook voor het tweede punt dat ik heb aangeroerd, namelijk de waarschuwingsteksten vanaf uiterlijk 1 januari 2007 op sigaretten die voor de export bestemd zijn. Ook hier is sprake van verschil in formulering. In de richtlijn staan bepalingen over sigaretten, terwijl men in de Nederlandse regelgeving spreekt over het veel wijdere begrip tabaksproducten. Hierover heeft de staatssecretaris gezegd dat de richtlijnen de leidraad vormen en dat het hier alleen over sigaretten gaat. Bij de formulering van wetgeving moeten wij mijns inziens zorgvuldiger zijn.

Over blijft mijn derde punt over de bescherming van het fabrieksgeheim. In mijn ogen is dat probleem nog niet tot volle tevredenheid opgelost. Artikel 6, lid 2, van de richtlijn bevat de volgende bepaling: de lidstaten zorgen voor verspreiding met alle geëigende middelen van de overeenkomstig dit artikel verstrekte inlichtingen ten einde de consument te informeren. Nu komt het: daarbij moet wel rekening worden gehouden met de bescherming van informatie over specifieke productformules die onder het fabrieksgeheim vallen. Dat spoort op zich met de Wet openbaarheid van bestuur, die voorschrijft dat de overheid een taak heeft bij de bescherming van het fabrieksgeheim. Hoe verhouden de Richtlijn en de Wet openbaarheid van bestuur zich tot artikel 3, vierde lid, van het wetsvoorstel, waar gesteld wordt dat openbaring alleen achterwege blijft voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen onevenredige benadeling van de verstrekker? In eerste termijn heeft de staatssecretaris gezegd dat in de Richtlijn openbaarmaking niet wordt uitgesloten. Ik zou zeggen: was het maar waar dat dit er stond, maar het staat er niet. Er staat dat openbaarmaking moet plaatsvinden. Het is een dwingend voorschrift van de Richtlijn, maar er moet rekening worden gehouden met de bescherming van de verstrekker. Hoe doet de regering dit? Hoe kan zij het bedrijfsleven de bescherming van bedrijfsgeheimen garanderen?

In eerste termijn heb ik de staatssecretaris gevraagd of zij bereid is om in samenspraak met het bedrijfsleven te komen tot een regeling die recht doet aan de voorgeschreven bescherming. De EU-richtlijn is bedoeld om te komen tot een vorm van harmonisatie van internationale regelgeving. Duitsland en Denemarken kennen een andere vorm van regelgeving. Voeren deze landen de richtlijn niet goed uit of Nederland? Ik zou graag willen dat de staatssecretaris contact opneemt met het bedrijfsleven. Het is zelfs zo, dat de "grote baas" van VNO-NCW, de heer Schraven in onze richting zijn zorg over deze gang van zaken heeft uitgesproken. Als er op dit niveau van het bedrijfsleven over dit soort zaken met ons wordt gecommuniceerd, vind ik dat ik een beroep mag doen op de staatssecretaris om te bezien of zij met het bedrijfsleven kan komen tot een gezamenlijke aanpak van het probleem. Op macro-economisch gebied en verder op vrijwel elk terrein is er sprake van overleg volgens het poldermodel. Waarom zou dat niet lukken in de tabaksbranche? Ik doe nogmaals een klemmend beroep op de staatssecretaris om zelf dit overleg met het bedrijfsleven aan te gaan.

De voorzitter:

Alvorens ik het woord geef aan de heer Hessing, wil ik even een omissie goedmaken en reageren op de eerste zin van de bijdrage van mevrouw Ter Veld. Uiteraard vindt de Kamer het buitengewoon verheugend om te horen dat het goed gaat met de heer Stekelenburg. Wij zijn in gedachten bij hem en hopen hem spoedig weer in ons midden te zien. De verwachting is, dat dit redelijk snel het geval zal kunnen zijn, als ik hem goed heb begrepen.

De heer Hessing (D66):

Voorzitter. Ik sluit mij gaarne bij uw woorden aan.

Het is verleidelijk het debat vandaag dunnetjes over te doen, omdat wij veel tijd hebben laten verlopen sinds de eerste termijn. Ik denk echter dat het verstandig is te proberen aan die verleiding enige weerstand te bieden. Ook ik bedank de staatssecretaris voor het feit dat zij een oprechte poging heeft gedaan om geld te reserveren. Daarin is zij ook geslaagd. De reservering bedraagt niet de gevraagde 15 mln euro. Het is 10 mln euro geworden en dit bedrag is nog niet structureel. Gezien de demissionaire status van de staatssecretaris denk ik echter dat er een optimaal resultaat is bereikt.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tabakswet heeft de minister destijds toegezegd dat serieus overleg gevoerd zou worden over de vele uitvoeringsmaatregelen die nog getroffen moesten worden. Dit overleg zou uiteraard moeten plaatsvinden binnen de kaders van de wet en ik denk niet dat de intentie van de Eerste Kamer destijds is geweest dat dit overleg zou moeten leiden tot afwijking van de wet. Onze intentie was wel dat partijen serieus zouden worden genomen. Het komt mij voor dat de brief van de staatssecretaris van 13 januari 2003 een beetje verongelijkt overkomt. Zij stelt dat het geen pas geeft het overleg tussen het ministerie en de betrokken partijen af te schilderen als een wassen neus. Mijn fractie heeft die woorden in elk geval niet gebezigd. In de brief van de minister van 23 september 2002, gericht aan de heer Van den Berg, directeur van de Vereniging van schouwburg- en concertgebouwdirecties, is in elk geval niet de juiste toon getroffen, in het licht van de toezegging van de minister dat er serieus overleg zou worden gevoerd. Het heeft mij overigens verbaasd dat die brief is geschreven door de minister en niet door de staatssecretaris. In een vijfregelig briefje wordt de briefschrijver op zijn plaats gezet.

Ik citeer even: "In uw brief van 19 augustus zet u nogmaals uw bezwaren uiteen. Inhoudelijk is hierop reeds gereageerd. Ik zie geen reden om van het in die brief verwoorde standpunt af te wijken. Mocht u niettemin toch behoefte hebben aan een afspraak, dan kan dat."

Deze toonzetting is op zijn minst een beetje vermoeid. Het is alsof er wordt gezegd: u hebt het niet begrepen, ik leg het nog wel een keertje uit. Dit is toch niet het ruimhartige en serieuze overleg dat de fracties in deze Kamer voor ogen stond na de toezegging van de minister. Mijn fractie heeft niettemin uiteraard wel kennis genomen van de in de brief van 13 januari jongstleden aangegeven toezegging om alsnog overleg te voeren met de brancheorganisatie. Mijn fractie is uiteraard erkentelijk voor die toezegging en wil van de resultaten van dat overleg wel graag op de hoogte gesteld worden, gelet op de voorgeschiedenis.

Ook mijn fractie heeft van VNO-NCW een brief van 23 januari jongstleden mogen ontvangen, waarin aandacht wordt gevraagd voor de uitwerking van artikel 3b over de fabrieksgeheimen. Wij hebben begrepen dat het overleg hierover nog niet echt tot overeenstemming heeft geleid. Dan druk ik me misschien nog zwak uit. Wellicht kan de staatssecretaris ons informeren over de stand van zaken op dit punt. In navolging van de heer Werner maak ook ik er melding van dat de heer Schraven in genoemde brief gewag maakt van een voorstel van VNO-NCW om het overleg met de overheid verder te structureren, omdat er nogal wat overleg moet plaatsvinden. Ik laat mij niet uit over de structuurvorm die VNO-NCW heeft voorgesteld. Ik kan mij alleen best voorstellen dat het op zijn minst passend is om er een reactie op te geven, zodat men weet waar men aan toe is. Blijkbaar is die reactie niet of nog niet gegeven of niet toereikend geweest, want de heer Schraven geeft aan, het uitblijven van een reactie stuitend te vinden. Dit zijn nogal stevige woorden uit de mond van de heer Schraven. Die kwalificatie neem ik niet over. Ik wil wel graag van de staatssecretaris vernemen op wat voor een manier zij tot een goed overleg met betrokken partijen denkt te komen.

Het laatste punt betreft de lichtere kleurvakken. In de brief van 13 januari jongstleden wordt nog eens bevestigd dat volgens de toelichting bij artikel 3e de lichtere kleurvakken onder het verbod vallen en dat wij daar als zodanig op dit moment niets aan kunnen doen. Mijn fractie bevestigt dat de tekst van de wet als zodanig niet uitsluit dat daaronder lichtere kleurvakken vallen, maar dat wij voorlopig in Europa in ieder geval niet voorop wensen te lopen en dus het gebruik van lichtere kleurvakken niet aanpakken. Ik denk dat deze constatering overeenstemt met hetgeen de staatssecretaris hier in eerste termijn redelijk breed heeft geformuleerd.

De heer Van den Berg (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ook de fracties van de SGP en de ChristenUnie zeggen de staatssecretaris heel hartelijk dank voor haar inspanning om in ieder geval een groot deel van het gevraagde geld te krijgen. Wij doen dat in sobere bewoordingen. Zo opereren onze fracties ook in het parlement, aan de ene zijde van het Binnenhof en aan de andere zijde. De heer Werner zette hoog in. Hij had ook wel wat goed te maken. Hij heeft de eerste keer ook stevig ingezet. Ik dacht: die kan er wat van. De toonhoogte is wat verschillend, maar onze dank is niet minder.

In eerste termijn hebben onze fracties uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor artikel 3b van de Tabakswet. Als wij goed zijn geïnformeerd – collega's hebben er ook al op gewezen – is het overleg met het bedrijfsleven over de uitvoering tot nu toe niet hoopgevend. Als dat problemen blijft geven, wat betekent dat dan? Gaat men dan met een klacht naar Europa? Hoe schat de staatssecretaris dat in?

Als vervolg daarop lijkt het ons verstandig om nog eens naar de richtlijn te kijken. Ook daarop hebben anderen al gewezen. In artikel 6, tweede lid, wordt het een en ander geregeld. Voor ons blijft het de vraag waarom dat niet is overgenomen. Het lijkt ons dat dan een heleboel moeilijkheden waren voorkomen. Ik begrijp dat dit nu niet kan worden toegezegd, want dat zou weer een nieuwe procedure vergen. Als die echter op niets uitlopen, is het vaak verstandiger het op een andere wijze te doen. Wij krijgen van de staatssecretaris graag meer informatie over dat overleg.

Verder sluiten wij ons aan bij de brief van de heer Schraven. Tevens horen wij graag van de staatssecretaris hoe het geld voor de preventie is ingezet en met welke resultaten.

De heer Van Schijndel (GroenLinks):

Voorzitter. Op 26 maart 2002 hebben wij in deze Kamer al uitgebreid over het tabaksontmoedigingsbeleid gesproken bij de behandeling van de Tabakswet. Die discussie gaan wij nu niet overdoen; wij spreken nu over de aanpassing van de EU-richtlijn. Tijdens genoemd debat van 26 maart heeft collega Werner een motie ingediend die wij mee hebben ondertekend. Ook voor GroenLinks heeft het voorkomen van rookgedrag prioriteit, met name als het er om gaat jongeren van het roken af te houden. Hoewel je natuurlijk nooit te oud bent op te stoppen, kost dit als je eenmaal verslaafd bent grote moeite. Ik spreek uit eigen ervaring. Zoals bekend, werd de motie aangenomen. De motie zelf noemt geen bedrag, maar de indiener heeft in zijn bijdrage het bedrag van 15 mln euro genoemd, "nodig om een geloofwaardige start te maken met preventie", zoals hij toen zei. Ook toenmalig minister Borst had dit bedrag in gedachten, zo deelde zij ons in reactie op de motie mee.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel ter aanpassing van de Tabakswet aan de EU-richtllijn op 17 december 2002 bleek dat het vorige en het huidige kabinet de motie niet hadden uitgevoerd. Ik blijf het nalatig vinden dat de regering ons dat niet eerder heeft gemeld. Maar de staatssecretaris beloofde ons, na kritiek uit deze Kamer op het niet uitvoeren van de motie, binnen drie weken na te gaan of alsnog extra geld vrijgemaakt zou kunnen worden voor preventie. Ik was toen nogal sceptisch over de slaagkans, want waarom zou nu lukken wat eerder niet kon. Maar een wonder is geschied. In haar brief van 13 januari 2003 deelt de staatssecretaris ons mee dat zij voornemens is bij de Voorjaarsnota 2003 circa 10 mln euro vrij te maken binnen de VWS-begroting via de zogenaamde eindejaarsmarge 2002. Onze vreugde wordt echter wel enigszins getemperd omdat dit altijd nog 5 mln euro minder is dan gevraagd en omdat het hier een eenmalig bedrag betreft. Preventie is natuurlijk een permanente activiteit en geen eenmalige. Daarom dient hiervoor structureel geld vrijgemaakt te worden en dus niet incidenteel. De staatssecretaris stelt dat zij een structurele regeling aan een nieuw kabinet zal overlaten. En dat begrijpen wij. Een bedrag behoeft zij dan ook niet te noemen, maar we vragen haar toch om zich uit te spreken voor het beleidsuitgangspunt dat een structurele financiële oplossing noodzakelijk is. Als zij die toezegging doet, zijn wij tevreden en kunnen wij, afgezien van het verhaal over de motie, dit wetsvoorstel steunen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Ook ik ben blij van mevrouw Ter Veld te horen dat het beter gaat met de heer Stekelenburg en dat hij aansterkt. Ik zeg namens het kabinet en mijzelf als mens dat ik het fijn vind om dit te horen.

Voorzitter. Ik begin met de heer Werner en de 10 mln euro. De heer Van den Berg zei al: hij kan er wat van! De emoties lopen bij de heer Werner aan beide kanten soms hoog op, maar dat is vanuit een zeer goede betrokkenheid. Ik heb er nooit aan getwijfeld dat het recht uit het hart kwam en niet vanuit de gedachte dat er een vorm van dualisme gespeeld zou moeten worden. Ik heb ernstig mijn best gedaan om nog geld beschikbaar te krijgen. Ik ben blij dat het gelukt is om dat bedrag vrij te maken vanuit de eindejaarsmarge, hoewel het bedrag nog niet geheel tegemoetkomt aan de wensen van deze Kamer.

Het spreekt uiteraard voor zich dat preventie buitengewoon belangrijk is, maar ik ga niet in bedragen spreken. Ik kijk daarbij naar de afgevaardigde van GroenLinks. We hebben in de Toekomstverkenningen van de volksgezondheid gezien dat het met Nederland op dat gebied niet goed gaat. Nederland gaat eerder achteruit dan vooruit wat zijn plek in de Europese rangorde betreft. Dat is niet goed. Wij moeten daar zeer hard aan werken. Preventie blijft belangrijk. Het is ook voor een komend kabinet belangrijk om hierop in te zetten. Ik zal daarvoor vanuit mijn departement ook bouwstenen laten aandragen. Ik heb dat in het vorige debat ook al gezegd. Hierbij is dat nogmaals toegezegd.

Mevrouw Ter Veld vroeg of het nodig is om per sigaret te weten wat erin zit. De richtlijn schrijft het voor. We willen dat op die manier in beleid omzetten. Daarnaast is er ook nog een andere reden, die van meer principiële aard is. De consument heeft er recht op, te weten wat er precies aan ingrediënten in welke sigarettensoort zit. Overigens krijgt de consument niet specifiek de percentages te zien, maar het maximum. Bij voedingsmiddelen ligt dat anders. Bij genetisch gemodificeerde organismen zijn we daar nog preciezer in. Dat willen we ook. We zijn op het gebied van sigaretten dus nog enigszins coulant. De consument zou hier misschien zelfs iets op aan te merken kunnen hebben. Ik ben ervan overtuigd dat het van belang is dat de consument per soort sigaret kan zien wat de maximale percentages aan ingrediënten zijn, zodat hij of zij bewust een keuze kan maken. Ik vind dat vanuit principieel oogpunt heel belangrijk. Ik houd daar graag aan vast.

Voorzitter. Natuurlijk moeten we geen heksenjacht willen ontketenen op mensen die in hun laatste levensfase nog graag genieten van een pijpje. We moeten echter tegelijkertijd in ogenschouw nemen dat er wel degelijk een aantal gewonnen levensjaren kunnen zijn op het einde, wanneer je je hieraan niet blootstelt. Het is belangrijk om te bezien hoeveel speelruimte de besturen van instellingen hebben om tegemoet te komen aan de wensen van hun klanten door het inrichten van rookruimten. Ik vind uiteraard niet dat de overheid dit dan moet financieren. Het is van belang om hier ruimte voor te scheppen, maar tegelijkertijd rekening te houden met het belang van de volksgezondheid.

Voorzitter. Daar gaat het bij deze richtlijn tenslotte om. De richtlijn beoogt tabaksconsumptie te ontmoedigen. Het maatschappelijk belang van minder ziekte en sterfte door roken komt heel nadrukkelijk naar voren en wordt boven het commercieel belang van tabaksfabrikanten gesteld. Het overleg met de tabaksfabrikanten en andere betrokkenen is soms heel moeilijk vanwege tegengestelde belangen. Het is niet gemakkelijk om iedereen rond de tafel te krijgen. Bij de tabaksfabrikanten onderling is dat geen probleem, maar degenen die tegen roken zijn hebben er moeite mee om met de tabaksfabrikanten rond de tafel te gaan zitten.

Als het aan mij ligt, komt er zo goed mogelijk overleg met iedereen, uitgaande van de principiële stellingname van de richtlijn en van de wet waar wij ons aan te houden hebben, zoals al is opgemerkt. Het is niet de bedoeling om alle betrokkenen van mij of mijn ambtenaren te vervreemden door het opstellen van ontmoedigende brieven. Integendeel. Ik zeg toe dat ik erop zal toezien dat uit de brieven niet blijkt dat wij eigenlijk geen prijs stellen op verder overleg. Het zal soms wel moeilijk zijn. Als het gaat om een commercieel belang, kan men zich voorstellen dat er vaak een andere weg wordt gezocht dan waarvoor wij kiezen op grond van onze verantwoordelijkheid voor het publieke belang van de volksgezondheid, waarvoor wij beleid maken, zoals de richtlijn voorschrijft. Hoe dan ook, het departement zal blijven informeren over hoe het met het overleg gaat en wat de uitkomsten daarvan zijn. Als het soms spaak loopt, zullen wij de Kamer daarvan op de hoogte stellen. Dat zal de andere kant ongetwijfeld ook doen, maar ik denk dat het goed is, als het kabinet dat ook doet.

De heer Werner en anderen vroegen specifiek naar het inzetten van geld voor preventie. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Hierover hoort men nog.

Wij hebben het de vorige keer ook gehad over hoe het zit met het waarborgen van het fabrieksgeheim. Zoals ik al zei, bestaan er bij de industrie commerciële belangen, waardoor zij denken dat het lastig is, als zij door de richtlijn worden genoopt om informatie te verstrekken waaruit mogelijkerwijs zaken voortvloeien die niet direct profijtelijk zijn, sterker nog, die hen in een bepaald daglicht plaatsen waar zij niet zoveel behoefte aan hebben. Volgens de richtlijn moeten de gegevens echter wel openbaar worden gemaakt in de lijsten die men heeft gezien, de A- en B-lijsten.

Er is gevraagd waarom er geen drie lijsten zijn, zoals in andere Europese landen. Door het Verenigd Koninkrijk en België wordt de richtlijn net zo vertaald als door ons. Daar zit verschil in. De manier waarop wij de richtlijn omzetten, is eigenlijk een letterlijke vertaling of een één-op-één-benadering. Als een land voor iets anders kiest, kan het op problemen stuiten, stel ik mij zo voor. Wij hebben gekeken hoe wij dat zo zuiver mogelijk kunnen doen. Anderen hebben een andere weg gekozen. Ik zou dat niet gedurfd hebben, omdat ik denk dat dit niet overeenkomt met de tekst van de richtlijn.

Er speelt nog een ander probleem. Op het moment dat je drie lijsten neemt, is voor de consument niet meer na te gaan wat er precies in de sigaretten zit die hij rookt. Wij denken dat het zuiverder is tegenover de consument om de lijsten zo te krijgen zoals wij ze nu zien. Het komt voort uit een principiële benadering van een één-op-één-vertaling van de richtlijn in beleid en uit onze houding tegenover de consument en de manier waarop hij zijn keuze kan bepalen. Dat is voor ons een principiële insteek.

De heer Werner heeft gezegd dat er eventueel openbaar moet worden gemaakt, maar dan wel rekening houdend met. In juridische termen duidt rekening houden met op een relatieve weigeringsgrond. Openbaarmaking met uitzondering van bedrijfsgeheimen zou neerkomen op een absolute weigeringsgrond.

Het is logisch dat artikel 3b, vierde lid, bepaalt dat bij de openbaarmaking van bedrijfsgeheimen een afweging moet worden gemaakt. Openbaarmaking van bedrijfs- en fabricagegegevens blijft achterwege voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de onevenredige benadeling van de verstrekker van die gegevens. Dat is altijd een afweging.

Ik heb de vorige keer gezegd dat ik zou vertellen hoe die afweging wordt gemaakt. Ik heb dat even laten uitzoeken. Er zijn natuurlijk twee mogelijkheden: de gang naar de minister van VWS of de gang naar de Europese Commissie. Zo kan de antirokersbeweging als belanghebbende een verzoek aan de minister van VWS doen.

Ik kom te spreken over de beoordeling en kijk daarbij naar artikel 3b, vierde lid. Het gaat hierbij om een belangenafweging. De openbaarmaking van bedrijfs- en fabricagegegevens inclusief productformules en receptuur blijft achterwege voor zover het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de onevenredige benadeling van de fabrikant. Dit is een afweging vergelijkbaar met die in de Wet openbaarheid van bestuur. Tegen een beslissing staat bezwaar open alsmede beroep op de nationale bestuursrechter. De bestuursrechter kan eventueel een prejudiciële vraag stellen over uitleg van de EU-richtlijn aan het Europees Hof. Wij kunnen natuurlijk niets zeggen over de uitkomst daarvan, maar dat is de gang die gemaakt wordt wanneer het verzoek aan de minister van VWS gedaan wordt. Wanneer door een belanghebbende een verzoek aan de Europese Commissie gedaan wordt, is artikel 4 van verordening 1049 aan de orde. Die is vergelijkbaar met de Nederlandse regeling. Daarin staat openbaarmaking voorop, maar die kan in bijzondere gevallen achterwege blijven ter bescherming van de commerciële belangen inclusief het intellectueel eigendom van de oorspronkelijke verstrekker. Geheimhouding vindt niet plaats als een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het volksgezondheidsbelang. In geval van documenten afkomstig van een lidstaat wordt de betrokken lidstaat om een opinie gevraagd. Een beroep is dan weer mogelijk bij het Europees Hof.

De Wet openbaarheid van bestuur is een algemene regel waar wij ons in Nederland aan houden. Maar vanwege de richtlijn die gebiedt om toch openbaar te maken wanneer sprake is van een zeer groot belang dat opweegt tegen het belang van de producent, moet er natuurlijk een mogelijkheid zijn om een beroep te doen op die specifieke regeling. Dat gaat weer uit boven de algemene regel. Die gang zal gemaakt moeten worden. Dat is de feitelijke situatie die deze richtlijn ons brengt.

De heer Van Heukelum (VVD):

Waarom moet alles zo moeilijk worden gemaakt? Eén ding staat vast: de gegevens moeten gepubliceerd worden. Die moeten openbaar gemaakt worden en de consument moet daar kennis van kunnen nemen. Daarover bestaat geen enkel misverstand, daarover is de richtlijn helder. Maar de richtlijn zegt vervolgens: lidstaten, u moet daarbij wel rekening houden met ... In het voorliggende wetsvoorstel wordt het uitgangspunt geformuleerd dat alles wordt gepubliceerd, tenzij. Dat is in mijn ogen een omkering van datgene wat de richtlijn voorschrijft. De staatssecretaris zou eruit kunnen komen als zij in overleg met het bedrijfsleven probeert een gezamenlijke formulering te vinden. Natuurlijk heeft het bedrijfsleven belangen. Dat begrijp ik ook wel. Maar je kunt wel een heleboel gela..., pardon een heleboel gezeur... Het is vanmiddag wel moeilijk om de juiste woorden te vinden.

De voorzitter:

Ook deze voorzitter staat het gebruik van dergelijke woorden echt niet toe, noch die van de heer Van Schijndel, noch die van u.

De heer Van Heukelum (VVD):

Ik had mijn woorden ook al gecorrigeerd. Men kan dus een heleboel gezeur en juridische procedures voorkomen. Nogmaals, ik pleit er niet voor dat de richtlijn niet uitgevoerd wordt. Die moet worden uitgevoerd. Maar er kan een heleboel ellende en een heleboel juridisch getouwtrek worden voorkomen als overeenstemming met het bedrijfsleven wordt bereikt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het zou inderdaad heel mooi zijn als wij daar overeenstemming over zouden kunnen bereiken. Maar dan nog, de richtlijn schrijft ons voor om de consumenten daarover te informeren. Dat doen wij al door hen per merk te informeren over het maximumgehalte van de stoffen die in de sigaretten zitten. Ik merk daarbij op dat je nog veel stelliger in de leer zou kunnen zijn als je het zou willen doen overeenkomstig de besluiten die wij hier ten aanzien van enkele andere voedingsmiddelen hebben genomen. Dat is hier echter niet het geval. Wij informeren de consument dus ook nog niet eens over de exacte gehalten. Eerlijk gezegd, denk ik dat er niet veel ruimte in zit. Ik zie geen mogelijkheid om de tabaksindustrie op dat punt nog tegemoet te komen. Ik zou dus ook niet die drielijstensystematiek willen volgen, omdat een dergelijke systematiek tot gevolg heeft dat de consument niet meer kan zien wat er in de door hem gewenste sigaret zit. Daar zit niet veel rek in. Als in een bepaalde lidstaat een weg wordt gevolgd en Nederland met wat andere lidstaten een andere koers inslaat, is het wellicht mogelijk dat men bij de Europese Commissie gaat vragen hoe het zit. Het gevolg daarvan kan overigens zijn dat de Commissie nog wat strenger wordt in de leer als het gaat om de uitleg. Ik weet dan ook niet hoe groot de behoefte is om de Commissie te bevragen.

Wij hebben duidelijk gekozen. Wij nemen daarmee de eigen verantwoordelijkheid optimaal op ons. Wij hopen hiermee een goede stap te zetten. Dat neemt niet weg dat wij natuurlijk met alle betrokkenen in overleg willen blijven. Het gaat er dan niet om anderen te duperen, maar om de richtlijn goed uit te voeren.

De heer Werner (CDA):

Bij afweging van het belang van de volksgezondheid en de consumenten ten opzichte van het belang van de producenten zouden wij wellicht de opvatting van de staatssecretaris willen volgen. De staatssecretaris heeft een- en andermaal bekendgemaakt die richtlijn één op één in te willen voeren. Dat geeft mij het vertrouwen dat het overleg met de werkgevers vanuit een goed startpunt is ingezet door het departement. Ik beluister in de woorden van de staatssecretaris dat Nederland niet alleen staat in Europa in de manier waarop een en ander vorm gegeven gaat worden in een ministeriële regeling. Andere landen doen hetzelfde. Nederland doet dus niet iets dat afwijkt van alle andere landen.

Heeft de staatssecretaris enig idee hoe dit in Amerika is geregeld? Ik weet wat van de Food Health en Drug Administration. Dat zijn heel strenge jongens. Het is mij opgevallen in de brief dat een van de tabaksfabrikanten zich niet kan vinden in het standpunt van het collectief. Ik heb het gevoel dat hier en daar andere overwegingen een rol kunnen spelen. Ik kan die niet overzien.

Tegen die achtergrond vraag ik de staatssecretaris om zelf overleg met de industrie te voeren en te bezien wat de gevoeligheden zijn.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

België, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk zitten op de lijn van de Nederlandse benadering. Denemarken en Duitsland kiezen een andere aanpak. In de Verenigde Staten is bij het roken en de ontmoediging daarvan het beleid heel scherp gesteld, zeker als het gaat om de publieke ruimte. Mevrouw Ter Veld zou wellicht alleen al vanwege haar opmerking bekeurd kunnen worden als dat beleid ook hier zou gelden. Ik weet niet precies de juridische "ins and outs". Die durf ik niet zomaar neer te leggen. Het is belangrijk dat wij met het oog op de dynamiek van onze samenleving aanhaken bij hetgeen hier op draagvlak en op consistent beleid van het bestuur kan rekenen. Nogmaals, wij hebben hier een bepaalde grondhouding ten opzichte van de omgang met de consument en het belang van volksgezondheid. Wij hebben daarbij bepaalde afwegingen gemaakt en ik denk dat wij op dit moment een goede lijn volgen. Er is zeker geen sprake van een "Alleingang". Helderheid is het beste uitgangspunt voor goed overleg. Als de Kamer hiermee kan instemmen, dan ben ik ervan overtuigd dat wij met alle betrokkenen goed zullen kunnen overleggen over volgende stappen en dat zullen wij zeer constructief doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik feliciteer de staatssecretaris met het behaalde resultaat.

De vergadering wordt van 15.47 uur tot 16.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Nu de bewindslieden van LNV en VROM nog niet aanwezig zijn, stel ik eerst het wetsontwerp inzake veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal aan de orde. Wij zijn de staatssecretaris dankbaar dat zij is gebleven, want nu kunnen wij vaart houden in de afhandeling van de agenda.

Naar boven