Vragen van de leden Klaver (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Ouwehand (PvdD), Azarkan (DENK), Dassen (Volt) en Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 (ingezonden 9 februari 2023).

Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 24 mei 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1757. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2171. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2504. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2573. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2611. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2612. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2615. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2617. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2663.

Vraag 1

Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030:

  • b. Halvering van de stikstofuitstoot;

  • c. 15% van de landbouwgrond voor biologische landbouw (& een Europees doel van 25%);

Antwoord 1

  • b. De kabinetsdoelstelling voor de reductie van stikstof is niet vastgelegd als halvering van de uitstoot. Om te borgen dat stikstofreductie (in voldoende mate) plaatsvindt, zijn depositiedoelstellingen opgenomen in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn). In 2025 moet 40% van het areaal met stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde zijn gebracht. In 2030 geldt dat voor 50%, en in 2035 voor 74%. Het kabinet werkt – op basis van het coalitieakkoord en het advies van de heer Remkes – aan een wet waarmee de doelstelling voor stikstofreductie wordt versneld van 2035 naar 2030.

  • c. In maart 2021 heeft de Europese Commissie (EC) een Organic Action Plan gepubliceerd.1 Met dit Organic Action Plan geeft de EC invulling aan de Europese Green Deal, de Boer-tot-bord-strategie en de Biodiversiteitsstrategie. De Commissie streeft naar 25% biologisch landbouwareaal in de Europese Unie in 2030.

    Aan elke lidstaat is gevraagd een nationale strategie op te stellen, waarin de bijdrage aan de Europese ambitie uitgewerkt wordt binnen de eigen nationale context. Het kabinet heeft in 2021 aangegeven gehoor te willen geven aan de oproep.2 Het Nederlandse actieplan omvat een ambitie voor 2030 en beschrijft wat ik de komende jaren ga doen om dit doel te bereiken. Nederland heeft de ambitie dat in 2030 15% van het landbouwoppervlak voor biologische landbouw wordt gebruikt (Kamerstuk 30 252, nr. 78).

Vraag 2

Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?

Antwoord 2

  • b. In het kader van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) rapporteert een consortium bestaande uit het PBL, het RIVM en Wageningen University & Research (WUR) periodiek over de voortgang van de stikstofreductie en natuurverbetering. Op 24 oktober 2022 is de eerste stikstofrapportage3 gepubliceerd, waarin op basis van de meest actueel beschikbare gegevens de historische en verwachte ontwikkeling van de emissies en de neerslag van stikstof in beeld is gebracht. De conclusie in de rapportage is, dat – op basis van het beleid tot 1 mei 2020 – in 2030 de hoeveelheid stikstofneerslag op 43 procent van het oppervlak natuur onder de norm valt, met een bandbreedte van 40 tot 51 procent.

    Omdat derhalve het risico bestaat dat de doelstelling niet gehaald wordt, is in de structurele aanpak stikstofreductie en natuurversterking (Kamerstuk 35 334, nr. 182) een omvangrijk en breed pakket aan bronmaatregelen opgenomen. Dit pakket is vastgelegd in het programma stikstofreductie en natuurverbetering (Psn). Inmiddels blijkt dat de opbrengst van dit pakket lager is dan verwacht, ondanks alle inspanningen hierop. Dit blijkt uit de rapportage over de voortgang van de bronmaatregelen die recent met uw de Kamer gedeeld heb (Kamerstuk 34 682, nr. 114). Een nieuwe raming als onderdeel van de stikstofrapportage vindt eind 2023 plaats. Daarop vooruitlopend is reeds besloten tot bijsturing van het landelijke pakket maatregelen, bijvoorbeeld door de aanpak gericht op het wegnemen van de uitstoot van piekbelasters en aanvullende middelen gereserveerd voor maatregelen in de industrie, mobiliteit of in de bouw, waaronder de aanpak van industriële piekbelasters.4Bovendien werken Rijk en provincies aan het Nationaal Programma Landelijk Gebied en de gebiedsprogramma’s voor het versnellen van de depositiedoelstelling van 2035 naar 2030 conform het coalitieakkoord. Het doelbereik is onverminderd uitgangpunt en indien nodig worden aanvullende maatregelen worden genomen conform de monitorings- en bijsturingssystematiek van het Psn.

  • c. Met het «Actieplan voor groei van biologische productie en consumptie» wordt gestuurd op een versnelling van de groei van het biologische landbouwareaal. In 2023 kwam het biologisch areaal uit op 4,4%. Om het doel van 15% landbouw areaal voor biologische landbouw in 2030 te halen, zullen er nog flinke stappen gezet moeten worden. In het Nederlandse actieplan is berekend dat dit een groei betekent van ca. 80.000 hectare nu, naar ca. 300.000 hectare in 2030. Dit is onderdeel van het actieplan dat in december 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 30 252, nr. 78).

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?

Antwoord 3

  • b. Er is een risico is dat de doelstelling niet gehaald wordt. De structurele aanpak stikstof en de diverse maatregelen die Rijk en provincie momenteel uitwerken in het kader van de eerder genoemde gebiedsprogramma’s en het Nationaal Programma Landelijk Gebied zitten evenwel nog niet in deze ramingen.

    Desondanks zet het kabinet in op versterking van het landelijke pakket, bijvoorbeeld door de aanpak gericht op het wegnemen van de uitstoot van piekbelasters. Verder heeft het kabinet € 100 miljoen extra vrijgemaakt voor verdere versterking van het pakket bronmaatregelen. Deze komt bovenop de € 500 miljoen uit de reservemiddelen van de structurele aanpak stikstof. Hiervan wordt € 400 miljoen gelijk ingezet voor het programma Schoon en Emissieloos bouwen. Daarnaast is er een resterend budget van € 200 miljoen aan reservemiddelen. Dit bedrag wordt gereserveerd voor maatregelen in de industrie, mobiliteit of in de bouw, waaronder de aanpak van industriële piekbelasters. In 2023 wordt besloten of deze € 200 miljoen op een kosteneffectieve manier kan worden ingezet voor stikstofreducerende maatregelen in deze sectoren.

  • c. Het is duidelijk dat om de areaal doelstelling van 300.000 ha te realiseren, de vraag van de consument en markt aanzienlijk moet toenemen. Afgelopen jaar is het aandeel biologische landbouwgrond van 3, 84% naar 4,4% toegenomen. Het marktaandeel biologisch is momenteel ongeveer 3%. Om dit te versnellen wordt onder meer gewerkt aan een consumentencampagne, de marktontwikkeling en een pilot rijksinkoop. Kennis ontwikkeling- en deling speelt hierbij een belangrijke rol. De uitvoering van het actieplan en de ontwikkeling van biologische consumptie, markt en productie zal doorlopend worden gemonitord en waar nodig zal de inzet bijgesteld worden.

Vraag 4

Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?

Antwoord 4

  • b. Eind 2023 verschijnt de volgende stikstofrapportage waarin het totale effect van de genomen en voorgenomen bronmaatregelen geraamd wordt. Daaruit moet blijken of de huidige doelstelling voor 2030 gehaald wordt.

  • c. De uitvoering van het actieplan biologisch zal doorlopend worden gemonitord en waar nodig bijgestuurd om de doelstelling te halen. Het plan wordt iedere twee jaar geëvalueerd, de eerste keer in 2026.

Vraag 5

Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden? (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen);

Antwoord 5

  • b. Zoals bij antwoord op vraag 3b is aangegeven toont de raming van het RIVM (43 procent van het oppervlakte natuur valt onder de kritische depositiewaarde) aan dat er een risico is dat de doelstelling niet gehaald wordt. De diverse maatregelen uit de structurele aanpak stikstof en de maatregelen die Rijk en provincie momenteel uitwerken in het kader van de gebiedsprogramma’s en het Nationaal Programma Landelijk Gebied zitten evenwel nog niet in deze ramingen. Ook de versterking van het landelijke pakket aan maatregelen zoals de aanpak piekbelasters en de verdere versterking van het bronmaatregelenpakket zijn niet in deze prognoses meegenomen.

  • c. De inzet voor biologische landbouw is fors en past in de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouw. Om die positie ook daadwerkelijk in te nemen is groei van de sector nodig. Met dit actieplan stuurt het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan op een versnelling van de groei van het biologische landbouwareaal naar 15% in 2030. Dat betekent een groei van ca. 80.000 hectare nu naar ca. 300.000 hectare in 2030 en is een forse ambitie.

    Met dit actieplan neemt de rijksoverheid het initiatief. Een brede inzet van vele partijen is nodig om stappen te zetten. Ook aan de hoofdtafel van het landbouwakkoord is versterking van de biologische sector en het aantrekken van de vraag van consument en markt een belangrijk gespreksonderwerp dat zal moeten leiden tot concrete acties. U wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.

Vraag 6

Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden, zeker gelet op het feit dat deze vragen al eerder zijn ingediend, maar de Minister-President ze niet heeft beantwoord?

Antwoord 6

Zoals in eerdere correspondentie is aangegeven is zorg gedragen dat deze vragen zijn beantwoord voor de Verantwoordingsdag en het daarna volgende Verantwoordingsdebat. De vragen zijn één voor één beantwoord voor wat betreft de onderwerpen die het Ministerie van LNV aangaan.

Naar boven