Vragen van de leden Klaver (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Ouwehand (PvdD), Azarkan (DENK), Dassen (Volt) en Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 (ingezonden 9 februari 2023).

Nader antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 16 mei 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1757. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2171. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2504. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2573. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2611.

Vraag 1

Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030:

  • d. 50% minder grondstoffengebruik;

Antwoord 1

  • d. Ten aanzien van vraag 1 d. over het grondstoffengebruik: Ja, dat klopt. Om precies te zijn spreekt het kabinet in het Rijksbrede Programma Nederland Circulair in 2050 uit 2016 de ambitie uit om 50% minder primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) te gebruiken. Er is echter een nuancering bij de doelstelling te plaatsen, waar ik later in de brief op terug kom.

Vraag 2

Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?

Antwoord 2

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceert om het jaar de Integrale Circulaire Economie rapportage (ICER) waarin het rapporteert over de voortgang van de circulaire economie transitie. De ICER beschrijft trends en doelbereik en doet aanbevelingen voor het verstevigen van de beleidsinzet. De meest recente ICER is op 26 januari 2023 gepubliceerd. Hierin wordt over de doelstelling gerapporteerd.

Van belang hierbij is te weten dat op verzoek van IenW in de zomer van 2021 de policy brief «Mogelijke doelen voor een Circulaire Economie»1 is uitgebracht. PBL schetst hierin een richtinggevend kader voor het uitwerken en concretiseren van doelen voor de circulaire economie. Zo stelt het PBL dat de transitie naar een circulaire economie niet te vangen is in één doelstelling. Door alleen de 2030 halveringsdoelstelling te hanteren, wordt er volgens het PBL onvoldoende rekening gehouden met de effecten van het gebruik van grondstoffen en andere manieren om het grondstoffengebruik te verminderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat sturen op de hoeveelheid grondstoffen die de economie ingaan, ertoe kan leiden dat zware materialen met weinig milieu-impact door lichte materialen met veel milieu-impact worden vervangen.

In het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) 2023–2030 dat op 3 februari jl. naar uw Kamer gezonden is (Kamerstukken 32 852, nr. 225), is aangekondigd dat de doelstelling om in 2030 50% minder abiotische grondstoffen te gebruiken, vervangen zal worden door een set aan overkoepelende doelen op nationaal niveau. Het huidige halveringsdoel is een richtinggevend doel dat concretisering en aanvulling nodig heeft om te zorgen dat we over de hele productketen circulariteit stimuleren. Zo is het ook nodig om te sturen op inzet van duurzame biogrondstoffen en secundaire grondstoffen, levensduurverlenging en hoogwaardige verwerking. Eind 2024 wordt de Kamer over de nieuwe doelenset geïnformeerd.

In afwachting van de nieuwe doelen monitort het PBL in de ICER de voortgang van de doelstelling om in 2030 50% minder primaire abiotische grondstoffen te gebruiken. Van deze doelstelling is de reikwijdte echter niet geformuleerd. Richt de doelstelling zich alleen op het grondstoffengebruik in Nederland of ook op het grondstoffengebruik in de keten? En gaat het om grondstoffen voor de economie of voor eigen consumptie? Het PBL rapporteert daarom vanuit vier verschillende reikwijdtes de voortgang van de doelstelling, namelijk: direct grondstoffengebruik voor de Nederlandse economie (DMI), grondstoffengebruik in de keten bestemd voor de Nederlandse economie (RMI), direct grondstoffengebruik voor consumptie in Nederland (DMC) en grondstoffengebruik in de keten voor consumptie in Nederland (RMC)2.

Bron: PBL Integrale Circulaire Economie Rapportage 2023

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?

Antwoord 3

Het PBL heeft in de ICER geen prognose voor de doelstelling opgenomen, wel geeft het PBL de trends weer (zie ook bovenstaande tabel) en concludeert dat een verdere intensivering van beleid nodig is om de doelstellingen voor circulaire economie te bereiken.

Vraag 4

Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?

Antwoord 4

Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord bij vraag 2.

Vraag 5

Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden? (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen);

Antwoord 5

In het NPCE zet het kabinet een belangrijke stap in het versnellen en opschalen van de transitie naar een circulaire economie. Wel ziet het kabinet dat er meer nodig is om de ambities te halen. Daarom gaan we met het NPCE in de hand in gesprek met betrokken partijen bij de circulaire economie over de bijdrage die zij kunnen leveren. Ook zetten we de komende jaren nog meer stappen en gaan we op zoek naar mogelijkheden om de circulaire economie opgave te kunnen realiseren. Separaat stuur ik u een brief toe met een overzicht van de mogelijke maatregelen om de circulaire-economiedoelen te halen. Ook verwacht ik eind dit jaar een beter onderbouwd beeld te kunnen geven van de effecten van de maatregelen in het NPCE en waar dat ons brengt qua voortgang in de transitie.

Vraag 6

Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden, zeker gelet op het feit dat deze vragen al eerder zijn ingediend, maar de Minister-President ze niet heeft beantwoord?

Antwoord 6

Helaas is het niet gelukt om de beantwoording binnen de termijn van drie weken te beantwoorden. Beantwoording had meer tijd nodig in verband met afstemming tussen departementen.


X Noot
2

In de DMI en de DMC wordt geen rekening gehouden met indirecte materiaalstromen bij de winning van grondstoffen in binnen- of buitenland en in hun verwerking in het buitenland. Wanneer in een land bijvoorbeeld ijzererts wordt gewonnen waarvan vervolgens staal wordt gemaakt, worden alle benodigde grondstoffen meegeteld. Maar wanneer staal wordt geïmporteerd, tellen de hiervoor gebruikte ertsen niet mee in de berekening van zowel DMI als DMC. Bij de berekening van de RMI en de RMC worden alle materialen uit de DMI resp. DMC omgerekend naar grondstoffen die eerder in de keten nodig zijn geweest om deze materialen te maken. Daarmee bevatten de RMI en de RMC ook materialen die voor de productie van geïmporteerde producten nodig zijn geweest, maar Nederland niet fysiek zijn binnen gekomen. (Bron: PBL_CBS_CircleEconomy_2020_Notitie over Circulair materiaalgebruik.pdf).

Naar boven