Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Defensie over WOB-documenten met betrekking tot de invloed van het NCTV op het coronabeleid (ingezonden 30 november 2022).

Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Defensie (ontvangen 26 januari 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1101.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving met betrekking tot de verregaande invloed van de NCTV op het coronabeleid?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u uitleggen waarom de rol van de NCTV bij het vormgeven van en de besluitvorming over het coronabeleid zo ontzettend groot was? Vanwaar de verregaande spilfunctie van dit orgaan, dat deel uitmaakte van alle overleg- en besluitvormingsstructuren?

Antwoord 2

Alvorens in te gaan op de rol van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), is het van belang aan te geven dat onderhavige berichtgeving een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid. Het betreffende bericht lijkt mede geconstrueerd te zijn op basis van informatie uit verschillende Wob-verzoeken, die in een verschillende context zijn samengesteld door verschillende departementen. Uit deze opbrengst wordt vervolgens selectief geciteerd, de berichten worden niet in de volledige context geplaatst, meningen en aannames worden als feiten gepresenteerd en vervolgens worden conclusies getrokken.

Dit laat onverlet dat de NCTV een coördinerende rol speelde tijdens de coronacrisis. De rol van de NCTV in de besluitvorming ten aanzien van het coronabeleid valt in twee fases uiteen. De eerste fase behelsde de periode tussen begin maart 2020 tot en met juni 2020. Vanwege de brede maatschappelijke consequenties (volksgezondheid, sociaal, financieel, economisch) van Covid-19 was in die periode de nationale crisisstructuur geactiveerd. Dit is aan uw Kamer gemeld in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 13 maart 2020.2 De Minister van Justitie en Veiligheid is de coördinerend Minister voor crisisbeheersing. De NCTV geeft daarbij invulling aan deze coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister.

Overige ministeries vervullen rollen binnen die structuur, of vervullen vanuit hun beleidsveld een eigen rol, zoals tijdens de genoemde periode het geval was voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met betrekking tot de infectieziektebestrijding, bijvoorbeeld ten aanzien van de vaccinatiecampagne. Eind juni 2020 leek de acute crisis als gevolg van COVID-19 voorbij. Om de gevolgen van COVID-19 ook na deze fase op te kunnen vangen is een separate structuur ingericht, waarbij door het kabinet werd besloten over de aanpak in de hiertoe opgerichte Ministeriële Commissie COVID-19 (MCC-19). Opschaling in de crisisstructuur was op dat moment niet langer nodig.

In de MCC-19 werden zowel besluiten genomen over maatregelen voor de acute bestrijding van het virus als besluiten om adequaat in te spelen op de middellange en lange termijngevolgen van de crisis. Alle leden van het Kabinet waren lid van de MCC-19. Ook het Veiligheidsberaad was vertegenwoordigd in de MCC-19 evenals de drie planbureaus, zijnde het Centraal Plan Bureau (CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).3

Bij het toenemen van het aantal besmettingen en het stijgende aantal ziekenhuisopnames, droeg vanaf 1 oktober 2020 (tot maart 2022) de NCTV weer zorg voor de coördinatie van en advisering over de besluitvorming over de korte termijn maatregelen (acute crisisbeheersing). U kunt bij de coördinatie daarmee concreet denken aan de organisatie en voorbereiding van voornoemde overleggen ten behoeve van een overzichtelijke besluitvorming. Zo bracht de NCTV ten behoeve van de besluitvorming in de coronacrisis alle relevante documenten bijeen, zoals adviezen en analyses, verzamelde de NCTV de benodigde informatie van betrokken departementen en organisaties en verwerkte deze tot opties voor de integrale besluitvorming voor maatregelen en adviezen. Voorts bracht de NCTV een beeld bijeen van de impact op de uitvoering en handhaving. De NCTV verzorgde de afstemming en voorbereiding van de besluitvorming met de departementen en zorgde voorts voor een tijdige verspreiding van de voorbereiding en stukken. Daarmee brak de tweede fase van betrokkenheid van de NCTV in de bestrijding van de pandemie aan. Daarnaast werd in deze periode ook het nationaal kernteam crisiscommunicatie (NKC) weer geactiveerd.4

Vraag 3

Waarom werd al in 2019 het Land Information Manouvre Centre (LIMC) opgericht, als dit orgaan bedoeld was als onderdeel van het instrumentarium om de coronacrisis te bestrijden, terwijl deze crisis in Nederland op dat moment nog helemaal niet bestond en waarom werd dit orgaan aangestuurd door het NCTV, door welke personen en met welke bevoegdheid? Werden vanaf dat moment ook al burgers online gemonitord en zo ja, waarom, met welk doel en op basis van welke (wettelijke) gronden?

Antwoord 3

Het LIMC is in maart 2020 door de Koninklijke Landmacht opgericht en is nooit door de NCTV aangestuurd. Het rapport van de onafhankelijke Commissie Brouwer, dat samen met de beleidsreactie door de Minister van Defensie, mede namens de Staatssecretaris, op 13 januari jl. naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 32 761, nr. 258) concludeert dat voor de trendanalyses door het LIMC van gebeurtenissen rondom COVID-19 de benodigde rechtsbasis (de juridische grondslag) ontbrak en daarmee onrechtmatig was. De onafhankelijke commissie stelt daarbij ook vast dat het LIMC «niet de intentie» had om persoonsgegevens te verwerken. Uit hun onderzoek «is niet gebleken» dat er door het LIMC «specifiek naar individuen werd gezocht of dat er profielen werden bijgehouden van personen»

Vraag 4

Klopt het dat er werd overwogen om drones in te zetten voor het monitoren van de naleving van bepaalde maatregelen door burgers, zoals bijvoorbeeld de avondklok?

Antwoord 4

Drones worden regelmatig ingezet voor uiteenlopende toepassingen, zoals handhaving en toezicht, het opsporen van vermiste personen en onderzoek na verkeersongevallen. Op verzoek van het bevoegd gezag en onder leiding van de politie heeft in 2020 (de periode waar in de berichtgeving naar wordt verwezen) inzet van (defensie)drones plaatsgevonden ter ondersteuning van de handhaving van de openbare orde en veiligheid, waaronder de coronamaatregelen. Overigens was dit niet voor de handhaving van de avondklok, omdat deze in 2020 niet van kracht was.

Vraag 5

Klopt het dat het NCTV, het LIMC, het Openbaar Ministerie (OM), het Ministerie van Defensie en de politie nauw met elkaar samenwerkten en data uitwisselden, met als doel gericht burgers en burgerorganisaties te monitoren en op te sporen? Zo ja, op welke wettelijke gronden is dit gebeurd? Kunt u aangeven of het wettelijk is toegestaan dat deze afzonderlijke organen op deze manier gegevens en data over burgers met elkaar delen? Klopt het dat de NCTV als opdrachtgever voor deze activiteiten buiten de wet handelde? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren en worden hieraan consequenties verbonden?

Antwoord 5

Nee, dit klopt niet. Hierover bent u eerder geïnformeerd in antwoord op Kamervragen «over de aansturing van het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC) door de NCTV, de samenwerking tussen het LIMC en de Nationale Politie bij social media surveillance, alsmede over de informatievoorziening aan de Tweede Kamer» van 23 juni 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3251).

Vraag 6

Klopt het dat voormalig Minister van Defensie de Kamer (bewust) verkeerd heeft geïnformeerd over de (onwettelijke) activiteiten van het LIMC, aangezien zij daar veel eerder vanaf wist dan zij de Kamer heeft verteld, zoals blijkt uit openbaargemaakte WOB-verzoeken? Zo ja, kunt u hierop reflecteren en worden hieraan consequenties verbonden? Wisten andere personen binnen het Ministerie van Defensie en/of andere personen binnen het kabinet en/of de betrokken departementen ook al eerder van de activiteiten van het LIMC?

Antwoord 6

Nee dit klopt niet. Ik verwijs u verder graag naar het rapport van de Commissie Brouwer en de beleidsreactie zoals genoemd in vraag 3.

Vraag 7

Waarom werd er door het CTV grote druk uitgeoefend voor het implementeren van het zogenaamde Nationale Detectie Netwerk (NDN), dat interne en privacygevoelige data vanuit verscheidene organisaties moest doorspelen richting de overheid? Klopt het dat voor het doordrukken hiervan zelfs werd overwogen dit als voorwaarde te stellen bij de vaccinonderhandelingen met farmaceuten?

Antwoord 7

Het Nationaal Detectie Netwerk (NDN) is niet ingesteld om interne en privacygevoelige data vanuit verscheidene organisaties door te spelen richting de overheid. Evenmin is er vanuit de NCTV druk uitgeoefend om het NDN in te stellen. Het NDN is een samenwerkingsverband tussen het NCSC, de AIVD, de MIVD én hierop vrijwillig aangesloten rijksoverheidsorganisaties en vitale aanbieders, dat gericht is op het digitaal veiliger maken van Nederland. In het NDN wordt dreigingsinformatie gedeeld om cybersecurityrisico’s en gevaren sneller waar te nemen. Het NCSC, de AIVD en MIVD verzamelen uit verschillende bronnen informatie over cyberdreigingen. Dit wordt verrijkt met technische en tactische analyses en gedeeld binnen het NDN. Als een cyberdreiging wordt waargenomen kunnen de vrijwillig aangesloten organisaties snel op de hoogte worden gesteld zodat zij, indien nodig, passende maatregelen kunnen treffen en vrijwillig dreigingsinformatie met het NCSC kunnen terug delen. Daarnaast draagt het NDN bij aan een actueel landelijk beeld van (de ontwikkelingen rondom) digitale dreigingen. De rol van de NCTV in relatie tot het NDN is die van opdrachtgever van het NCSC. De NCTV verstrekt het NCSC de financiële middelen voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van het NDN en is daarnaast op strategisch niveau betrokken bij de ontwikkeling van het NDN. Het NCSC, de AIVD en MIVD verrichten hun activiteiten in het kader van het NDN met inachtneming van de voor deze organisaties geldende wettelijke kaders.

Voor onder meer instellingen waar intensive care wordt of kan worden verleend en fabrikanten van geneesmiddelen heeft gedurende de periode van juni 2020 tot augustus 2021, vanwege de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19, gegolden dat zij deel uitmaakten van doelgroep waaraan het NCSC krachtens de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen bij cyberdreigingen en -incidenten bijstand verleent. Gedurende deze periode werden zij dientengevolge door het NCSC onder meer voorzien van informatie en adviezen over hen aangaande cyberdreigingen en -incidenten. In dit verband bestond er voor deze organisaties ook de mogelijkheid van het vrijwillig aansluiten op het NDN. Daarmee kregen deze organisaties, net als de hierop al aangesloten rijksoverheidsorganisaties en vitale aanbieders van het NCSC ook op deze wijze informatie over cyberdreigingen en -incidenten en was het voor hen evenzeer mogelijk vrijwillig dreigingsinformatie met het NCSC terug te delen.

Het laten deelnemen van farmaceuten aan het NDN is nooit onderdeel geweest van de gezamenlijke Europese inzet in de onderhandelingen met farmaceuten over de aankoop van COVID-19-vaccins.

Vraag 8

Kunt u de grote betrokkenheid bij en invloed op de coronamaatregelen van het NCTV uitleggen? Waarom heeft de NCTV een dusdanig bepalende rol gespeeld bij het vormgeven en invoeren van maatregelen en op welke bevoegdheidsgronden is dit gebeurd? Klopt het dat in al veel eerdere stadia dan publiekelijk werd gecommuniceerd werd gesproken over maatregelen zoals een mondkapjesplicht en de avondklok? Kunt u verklaren waarom hier al zo vroeg op werd aangestuurd, wat waren hiervoor de overwegingen en waarom is door de NCTV actief aangestuurd op het vormgeven van (spoed)wetgeving om dergelijke maatregelen een juridische basis te geven?

Antwoord 8

De suggestie dat de NCTV heeft aangestuurd op bepaalde besluiten is onjuist. Zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 2 is het de taak van de NCTV om besluitvorming te faciliteren en voor te bereiden. Daarbij wordt in voorkomende gevallen ook nagedacht over scenario’s die nog geen werkelijkheid zijn maar wel voorstelbaar.

De juridische reden om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) tot stand te brengen is dat de noodverordeningen waarop maatregelen berustten om de epidemie van covid-19 te bestrijden, uit het oogpunt van democratische legitimatie voor de langere termijn minder geschikt zijn dan een wet die is vastgesteld door regering en Parlement.5 Voor het invoeren van de mondkapjesplicht en van de avondklok is vervolgens geen (spoed)wetgeving gemaakt als juridische basis. De mondkapjesplicht stond in de (bij uw Kamer nagehangen) Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19, die berustte op de Twm. Duidelijkheid en handhaafbaarheid waren redenen het dragen van mondkapjes juridisch zoals plicht vorm te geven, waar eerder slechts een dringend advies gold. De redenen staan uitgewerkt in de toelichting op de regeling6 en zijn gewisseld in debatten met uw Kamer7. De avondklok is ingevoerd met de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19. Deze berustte eveneens op bestaande wetgeving (artikel 8 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, Wbbbg).8 De reden hiervoor, zo is ook bij de totstandbrenging van de Twm benoemd, was dat de Twm voor een avondklok geen basis bood.9 Later is die regeling omgehangen naar artikel 58j Wpg op grond van de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19. Dit was wel een nieuwe (spoed)wet, maar die is uitsluitend voorgesteld om een wettelijke basis te behouden voor de avondklok, mocht in hoger beroep de uitspraak van de voorzieningenrechter standhouden waarin was geoordeeld dat de Wbbbg ten onrechte was geactiveerd.10 Ook nadat die uitspraak was teruggedraaid door het gerechtshof (hetgeen later is bevestigd door de Hoge Raad), is het kabinet de Wpg blijven gebruiken als basis voor de avondklok, mede omdat uw Kamer had verzocht toepassing van de Wbbbg te beëindigen als de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19 in werking zou treden.11

Vraag 9

Kunt u uitleggen waarom vanaf de zomer van 2020 blijkbaar alle coronamaatregelen door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de NCTV werden vormgegeven en de input/feedback van andere ministeries, in het bijzonder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, daarin nauwelijks werden meegenomen en deze departementen ook nauwelijks invloed hadden op het vormgeven van deze maatregelen?

Antwoord 9

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was en is gedurende de gehele duur van de coronacrisis verantwoordelijk voor de Volksgezondheid. Vanwege de brede maatschappelijke consequenties (volksgezondheid, sociaal, financieel, economisch) is in de periode maart 2020 tot en met juni 2020 de nationale crisisstructuur opgeschaald. De stelling dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de NCTV alle coronamaatregelen nam en andere departementen, in het bijzonder het Ministerie van VWS, nauwelijks werden meegenomen en nauwelijks invloed hadden op het vormgeven van deze maatregelen is niet juist.

In de periode maart-juni 2020 en oktober 2020 – maart 2022 heeft de NCTV een coördinerende rol vervuld bij de aanpak van de coronacrisis, waaronder de te nemen maatregelen ter bestrijding van de pandemie. Een coördinerende rol betekent dat alle ministeries hun eigen verantwoordelijkheden behielden voor de beleidsterreinen waar zij voor verantwoordelijk zijn, maar dat de NCTV dit bij elkaar bracht voor een eenduidige en samenhangende aanpak. Dit gebeurde in continue afstemming met betrokken ministeries. De aanpak als zodanig was een gezamenlijke inspanning.

Vraag 10

Kunt u verklaren waarom de NCTV in sommige gevallen doelbewust opereerde zonder juridische grondslag en bovendien actief een risico-analyse opstelde voor de overweging om zonder juridische grondslag te werk te gaan? Bent u van mening dat een dergelijke ondermijning van de democratische rechtsstaat, nota bene door het Ministerie van Justitie en Veiligheid zelf, geoorloofd was?

Antwoord 10

De risico-analyse waar in de vraag naar verwezen wordt, houdt geen verband met de voorbereiding van coronamaatregelen. Voor zover in dit kader wordt gedoeld op de discussie over de juridische grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeven van de coördinatie- en analysetaak van de NCTV, verwijs ik volledigheidshalve naar eerdere Kamerbrieven en antwoorden op Kamervragen, waarin is ingegaan op de bedoelde risico-analyse.12

Vraag 11

Klopt het dat de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Twm) een initiatief was van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en niet van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo ja, op welke basis was het Ministerie van Justitie en Veiligheid bevoegd om (eenzijdig) initiatief te nemen voor wetgeving voor een crisis met betrekking tot de volksgezondheid?

Antwoord 11

De Twm is aangekondigd in een Kamerbrief van de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid (JenV).13 Dit was geen eenzijdig initiatief. Hij schreef namelijk over een wens van het kabinet, mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), en voor Medische Zorg en Sport. De bijzondere betrokkenheid van de Minister van JenV vloeide voort uit het feit dat maatregelen destijds stonden in noodverordeningen van voorzitters van veiligheidsregio’s en gezaghebbers. Het beleid inzake veiligheidsregio’s en inzake de bestrijding van rampen en crises behoort tot de portefeuille van de Minister van JenV.

Vraag 12

Waarom lijkt handhaving van (verregaande) coronamaatregelen en het inperken van rechten en vrijheden van de samenleving de voornaamste overweging te zijn geweest bij het gevoerde coronabeleid, in plaats van het waarborgen van de volksgezondheid?

Antwoord 12

Het inperken van rechten en vrijheden van de samenleving is nooit, laat staan de voornaamste overweging geweest bij het gevoerde coronabeleid. Het doel van het coronabeleid was om de overbelasting van de zorg te voorkomen, kwetsbaren te beschermen en zicht te houden op het virus.

Vraag 13

Welke connecties heeft het NCTV met andere internationale veiligheids- en inlichtingendiensten en op welke manier is daarmee tijdens de coronacrisis samengewerkt? Hebben deze buitenlandse diensten invloed gehad op de beleidsvoering en/of besluitvorming van het NCTV en het Ministerie van Justitie en Veiligheid? Zo ja, op welke manier? Welke afspraken zijn er gemaakt, welke informatie is gedeeld en door wie? Waarom is de Tweede Kamer hierover nooit geïnformeerd?

Antwoord 13

De NCTV heeft in het kader van de corona-aanpak geen contact gehad met andere internationale veiligheids- en inlichtingendiensten. Zij hebben geen invloed gehad op de beleidsvoering en/of besluitvorming van de NCTV en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Vraag 14

Waarom zijn er tijdens de coronacrisis en gelijktijdig aan het traject van de Twm nog verscheidene andere wetswijzigingen binnen het beleidskader van het Ministerie van Justitie en Veiligheid doorgevoerd, die allemaal te maken hadden met monitoring en surveillance van burgers?

Antwoord 14

Het is mij niet duidelijk op welke wetswijzigingen hier wordt gedoeld. In zijn algemeenheid blijkt de reden voor elke wetswijziging uit de considerans van de wet, de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel en de parlementaire behandeling.

Vraag 15

Waarom is actief geprobeerd om de oppositiepartijen voor de parlementaire behandeling al te laten instemmen met de Twm, bijvoorbeeld door bepaalde «deals» met deze partijen aan te gaan, in ruil voor instemming met de wet?

Antwoord 15

Instemmen met wetgeving, zoals de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19, heeft plaats op het moment van stemming in Tweede Kamer en Eerste Kamer en niet eerder. Wel is het zo dat in een eerder stadium nagegaan kan worden of er gevoeligheden leven bij partijen waar op voorhand rekening mee gehouden kan worden. Dit teneinde het wetgevingsproces geen vermijdbare vertraging op te laten lopen. Deze sondering doet echter geenszins afbreuk aan het uitgangspunt dat Kamerleden stemmen zonder last zoals ook vastgelegd in artikel 67 lid 3 van onze Grondwet.

Vraag 16

Kunt u uitleggen waarom de NCTV inmiddels bij meer politieke kwesties verregaande betrokkenheid en invloed heeft en wat hiervoor de overwegingen en de rechtvaardiging zijn?

Antwoord 16

De NCTV treedt op onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid, tevens de coördinerend Minister op het gebied van crisisbeheersing. De NCTV geeft invulling aan deze coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij het activeren van de crisisstructuur (ICCB/MCCB) draagt de NCTV zorg voor de coördinatie van besluitvorming met een spoedeisend karakter over het geheel van maatregelen, voorzieningen, voorschriften en handelingsperspectieven die in samenwerking met betrokken publieke en private partners met het oog op een samenhangende aanpak moeten worden getroffen. Voor het overige gelden de reguliere besluitvormingsstructuren. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn antwoorden op vragen 2 en 9.

Vraag 17

Kunt u een overzicht geven van prominente/leidinggevende personen bij de NCTV en hun rol en bevoegdheden tijdens de coronacrisis? Wat is hun achtergrond, maken zij op dit moment nog steeds uit van het NCTV en zo ja, in welke hoedanigheid en zo nee, waar zijn deze mensen naartoe gegaan?

Antwoord 17

Nee. De staatsrechtelijke verantwoordelijkheid voor ambtelijke gedragingen berusten uitsluitend bij de betrokken bewindspersoon of diens ambtsopvolger. Dat geldt dus ook voor alle ambtelijke werkzaamheden binnen mijn departement ten tijde van de coronapandemie. Het middels een schriftelijke Kamervraag informeren naar persoonsgegevens van ambtenaren en hun achtergrond is als zodanig dan ook niet gepast.


X Noot
1

Bomen en Bos Substack, 27 november 2022, «WOB-dossier: De orkestratie van een staatsgreep door de NCTV», https://bomenenbos.substack.com/p/de-orkestratie-van-een-staatsgreep.

X Noot
2

Kamerstuk 25 295, nr. 107.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 430.

X Noot
5

Kamerstuk 35 526, nr. 3, p. 1.

X Noot
6

Stcrt. 2020, 62 032, para. 2.

X Noot
7

Handelingen II 2020/21, nr. 26, item 9, p. 48, en Kamerstuk 25 295, nr. 799, p. 24 e.v.

X Noot
8

Stcrt. 2021, 4191.

X Noot
9

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, G, p. 37 (antwoord op vraag 39 van de leden van de GroenLinks-fractie).

X Noot
10

Kamerstuk 35 732, nr. 3, para. 1.

X Noot
11

Kamerstuk 35 732, nr. 21.

X Noot
12

Kamerstuk 32 761, nr. 180, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021/22, nr. 515.

X Noot
13

Kamerstuk 35 300-VI, nr. 124.

Naar boven