TOELICHTING
I ALGEMEEN DEEL
1. Aanleiding
Met deze wijzigingsregeling zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd voor de uitvoerbaarheid
van de Subsidieregeling maatschappelijke initiatieven trans-Atlantisch slavernijverleden
(voor Europees Nederland).1 In deze wijzigingsregeling:
-
1. zijn de begripsbepalingen geactualiseerd;
-
2. zijn concrete aanvraagtijdvakken en subsidieplafonds toegevoegd;
-
3. is de definitie van de aanvragers aangescherpt;
-
4. zijn de subsidiabele activiteiten en kosten geconcretiseerd;
-
5. is de rol van een adviescommissie toegevoegd en is de beoordeling van de aanvragen
hierop aangepast;
-
6. is de wijze van subsidieverstrekking aangepast;
-
7. is verduidelijkt waar de aanvragen ingediend kunnen worden;
-
8. zijn de verplichtingen van de subsidieontvanger geactualiseerd; en
-
9. is de datum van inwerkingtreding expliciet gemaakt.
2. Achtergrond subsidieregelingen slavernijverleden
Op 19 december 2022 bood de minister-president namens de regering excuses aan voor
het Nederlands handelen in het verleden met betrekking tot het slavernijverleden.
De excuses kwamen na jarenlange strijd door activisten uit het Koninkrijk en Suriname.
Parallel aan de excuses werd ook een kabinetsreactie2 uitgebracht op het in juli 2021 gepresenteerde onderzoeksrapport ‘Ketenen van het
verleden’3 van de Dialooggroep Slavernijverleden. De dialooggroep adviseerde in haar rapport
om onder andere de volgende acties te ondernemen4:
-
• Vergroot het bewustzijn over de trans-Atlantische slavernij via onderzoek, onderwijs
en kunstzinnige projecten.
-
• Versterk de kennis over de betekenis van discriminatie in het dagelijks leven.
-
• Maak het slavernijverleden zichtbaar zodat dit een gedeelde geschiedenis kan worden.
Om de adviezen van de dialooggroep op te volgen is onder andere deze subsidieregeling
in het leven geroepen, gericht op kennis en bewustwording, erkenning en herdenken
en een beter begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en de verwerking
daarvan en specifiek bedoeld voor maatschappelijke initiatieven. De reikwijdte van
het fonds waar de subsidieregeling maatschappelijke initiatieven onderdeel van uitmaakt
is het trans-Atlantisch slavernijverleden; dat wil zeggen voor organisaties uit het
hele Koninkrijk der Nederlanden en Suriname.5 Hierbij heeft het kabinet beoogd dat er een geografische balans is in de besteding
van de middelen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in tempo, aanpak
en organisatie, en recht wordt gedaan aan de specifieke behoeften vanuit verschillende
gemeenschappen. In dit kader is besloten de beschikbare € 100 miljoen voor de regeling
maatschappelijke initiatieven op te splitsen in drie delen: € 33 miljoen voor respectievelijk
(Europees) Nederland, het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname6. Deze aanpak biedt de mogelijkheid tot maatwerk per geografisch gebied, waarbij voor
elk gebied afzonderlijk een passende regeling is ontwikkeld met respect voor de plaatselijke
werkwijze, processen en tempo. Bijgaande regeling betreft de regeling maatschappelijke
initiatieven trans-Atlantisch slavernijverleden voor Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba,
Sint Eustatius en Sint Maarten.
3. Totstandkoming en uitgangspunten van de Subsidieregeling maatschappelijke initiatieven
Trans-Atlantisch slavernijverleden 7
Uitganspunten
De uitgangspunten voor de subsidieregeling voor Europees Nederland komen voort uit
het rapport ‘Ketenen van het verleden’, de kabinetsreactie van 19 december 2022 op
het rapport van de Dialooggroep slavernijverleden, de voortgangsbrief van 23 juni
2023 ‘Brief vervolgtraject excuses slavernijverleden’8, diverse gesprekken en werksessies die zijn gevoerd met nazaten van tot slaaf gemaakten
en andere betrokkenen en het rapport naar aanleiding van de door het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties georganiseerde dialoogsessies9 over het slavernijverleden.
Tevens heeft er een internetconsulatie plaatsgevonden voor de initiële publicatie
van de subsidieregeling voor de standaard minimale termijn van 30 dagen van 16 februari
tot en met 16 maart 2024. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft deze wijzigingsregeling
niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen nieuwe omvangrijke gevolgen
voor de regeldruk heeft.
Na publicatie van de initiële subsidieregeling is het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW), onderdeel Uitvoering Van Beleid (UVB), aangewezen als uitvoerder
van de subsidieregeling. Daarop is er samen met UVB gewerkt aan de operationalisering
van de subsidieregeling en is door UVB een Uitvoeringstoets op Misbruik en Oneigenlijk
gebruik (UMO-toets) uitgevoerd. De uitvoeringstechnische wijzigingen en door de UMO-toets
geïdentificeerde risico’s zijn vervolgens doorgevoerd in deze wijzigingsregeling.
Doelstellingen
Voor subsidie komen in aanmerking maatschappelijke initiatieven die substantieel bijdragen
aan ten minste een van de genoemde doelstellingen in de kabinetsreactie van 19 december
2022:
-
• het verwerven van een beter begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en
het tegengaan van de gevolgen van de doorwerking van het slavernijverleden in het
heden;
-
• de verwerking van het slavernijverleden, maatschappelijk en persoonlijk;
-
• het bevorderen van kennis en bewustwording over het slavernijverleden; of
-
• de erkenning en herdenking van het slavernijverleden.
Deze doelen kennen hun basis in het adviesrapport Ketenen van het Verleden, maar zijn
aangescherpt om aanvragers duidelijkheid te bieden over hoe zij aansluiten bij de
subsidiabele activiteiten. In deze wijzigingsregeling worden de subsidiabele activiteiten
benoemd onder artikel I, onderdeel G.
Het verwerven van een beter begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en
het tegengaan van de gevolgen van deze doorwerking in het heden ziet toe op het vergaren
van kennis over de doorwerking van het slavernijverleden binnen verschillende sectoren.
De gevolgen van de slavernij beperken zich namelijk niet tot enkele sectoren, maar
hebben een reikwijdte in de hele maatschappij. Hierbij moet niet alleen de geschiedenis,
maar ook de sociaaleconomische, medisch-psychische, spiritueel-religieuze en cultureel-politieke
aspecten van het verleden en heden met betrekking tot de slavernij worden betrokken.10
In de dialooggesprekken met de gemeenschappen werd benadrukt dat het benoemen, bespreken
en erkennen van het slavernijverleden een essentieel onderdeel is van de verwerking
ervan.11 Voor het creëren van bewustwording en begrip over de doorwerking van het slavernijverleden
is het bevorderen van kennis en (maatschappelijke) dialoog nodig. De doelstelling
van de subsidieregeling is daarom niet om individuele helingstrajecten of herstelbetalingen
te bekostigen, maar juist de mogelijkheid te bieden voor subsidieaanvragers om projecten
te organiseren voor het vergroten van de veerkracht van de gemeenschap tegen discriminatie
en racisme en het bevorderen van gezondheid en welzijn van de gemeenschap in relatie
tot het slavernijverleden. Ook biedt de subsidieregeling de mogelijkheid voor organisaties
die werken ten behoeve van de nazaten van tot slaafgemaakten om zich verder te professionaliseren,
door middel van het volgen van een opleiding, cursus of training voor bestuursleden
om hun bestuurlijke taken uit te voeren, voor medewerkers in loondienst een opleiding,
cursus of training die toeziet op inrichting of verbetering van de administratieve
organisatie, of het laten (ver)-bouwen van een website.
Een van de aanbevelingen van de dialooggroep luidt: maak het slavernijverleden zichtbaar
zodat dit een gedeelde geschiedenis kan worden.12 Andere projecten zullen ook voor een breder publiek toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld
een kunsttentoonstelling. Zo kan door het organiseren van bijeenkomsten die de dialoog
over het slavernijverleden bevorderen en het documenteren van kennis van (voor)ouders
door oral history projecten kennis van de maatschappij in brede zin worden vergroot en maatschappelijke
dialoog op gang worden gebracht. Hiermee komt de volledige impact van de subsidieregeling
ten goede van de nazaten.
Beoogde effecten van de subsidieregeling
-
1. Een duurzame doorontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, specifiek organisaties
die zich bezighouden met het onderwerp slavernijverleden en in lijn met de hiervoor
genoemde doelstellingen. Daarom biedt de subsidieregeling aan rechtspersonen de mogelijkheid
voor het professionaliseren van hun organisatie.
-
2. Bevordering van beter begrip van de doorwerking, het tegengaan van de gevolgen van,
de verwerking, bevordering van kennis en bewustwording en erkenning en herdenking
van het slavernijverleden door middel van verschillende soorten projecten. Dit vindt
plaats door specifiek maatschappelijke organisaties – die zo laagdrempelig mogelijk
projecten hiervoor kunnen organiseren, met oog voor onderlinge samenwerking waardoor
de veerkracht en betrokkenheid binnen de gemeenschappen wordt versterkt en een breder
en gevarieerder publiek wordt bereikt.
Om de gemeenschap van nazaten en andere betrokkenen te ondersteunen bij het indienen
van aanvragen, zijn er voorafgaand aan inwerkingtreding informatiesessies georganiseerd
over het doel van de subsidieregeling, de eisen waar een aanvraag aan moet voldoen
en de criteria waaraan de aanvraag wordt beoordeeld. Er is ook stil gestaan bij subsidieverplichtingen
zoals de verantwoording van de subsidie na afloop van de activiteiten.
Na het eerste jaar van de regeling zal een tussentijdse evaluatie worden uitgevoerd,
die onder andere toeziet op:
-
• De laagdrempeligheid en toegankelijkheid van de regeling: op basis van ervaringen
die gedeeld worden vanuit de aanvragers en de uitvoeringspraktijk wordt bekeken of
er wijzigingen in de aanvraagprocedure nodig zijn om de doelstellingen en beoogde
effecten van deze regeling te (blijven) behalen.
-
• De subsidieplafonds: om ervoor te (blijven) zorgen dat middelen effectief worden gealloceerd
en gebruikt, wordt de financiële balans opgemaakt en bekeken of een herverdeling tussen
de verschillende subsidieplafond wenselijk is.
Naar aanleiding van de eerste evaluatie zullen mogelijke wijzigingen worden meegenomen
en worden bepaald wat het volgende gewenste evaluatiemoment is.
4. Wettelijk kader
Deze wijzigingsregeling is evenals de initiële subsidieregeling opgesteld op grond
van de Kaderwet overige BZK-subsidies en het Kaderbesluit BZK-subsidies. Subsidies
die worden verstrekt krachtens deze regelingen worden verstrekt volgens de regels
van deze wet en dit besluit.
Staatssteun
De wijzigingen in de regeling hebben geen gevolgen voor de toepassing van de EU-staatssteunregels.
Dit is toegelicht in de artikelsgewijze toelichting van de op 1 juli 2024 gepubliceerde
Subsidieregeling.13
5. Regeldruk
Om in aanmerking te komen voor een subsidie moeten organisaties een aantal stappen
doorlopen: (1) een subsidieaanvraag indienen die volledig is in haar benodigde gegevens
en aansluit bij de subsidiabele kosten en activiteiten zoals toegestaan door de regeling;
(2) het subsidiebesluit verkrijgen en (3) de gesubsidieerde activiteiten uitvoeren
conform het in de subsidieaanvraag opgestelde activiteitenplan en de begroting en
de in het subsidiebesluit opgelegde subsidieverplichtingen. Bij professionaliseringssubsidies
en de subsidie voor kleine initiatieven wordt er een ambtshalve besluit tot subsidievaststelling
genomen. Dit betekent dat er een steekproef wordt gedaan om de resultaten van de uitgevoerde
activiteiten te controleren. Bij subsidies tot aan € 125.000 dient er een verzoek
tot subsidievaststelling te worden ingediend, vergezeld met een eindverslag. Bij subsidies
hoger dan € 125.000 dient er bij het verzoek tot subsidievaststelling niet alleen
een eindverslag te worden ingediend maar ook een controleverklaring. Er is op basis
van artikel 7 van het Kaderbesluit BZK-subsidies uitgegaan van een administratieve
last van een uur met een gemiddeld uurtarief van € 47 voor bedrijven. Er is gekozen
voor een vast bedrag ter vereenvoudiging van de uitvoering.
In de regeling is er per subsidiecategorie een bedrag opgenomen voor de vergoeding
van de gemaakte kosten voor het aanvraagproces. Dit bedrag wordt alleen toegekend
wanneer de subsidie wordt toegewezen. Het invullen van het elektronisch formulier
voor vaststelling wordt hier niet in meegenomen, omdat dit bij de laagste bedragen
niet van toepassing is.
De verwachting is dat er per in totaal maximaal tussen de 820 en 2478 subsidies worden
verstrekt gedurende de looptijd van de regeling.
De verdeling hiervan is als volgt:
-
• Categorie 1 (professionaliseringssubsidie): 400 verleningen.
-
• Categorie 2 (kleine maatschappelijke initiatieven): tussen de 340 en 1700 verleningen.
-
• Categorie 3 (middelgrote maatschappelijke initiatieven): tussen de 56 en 28 verleningen.
-
• Categorie 4 (grote maatschappelijke initiatieven): tussen de 24 en 98 verleningen.
Uitgangspunten14:
-
• Alle aanvragen worden door rechtspersonen zonder winstoogmerk gedaan.
-
• Tussen de 820 en 2478 verleningen in totaal, waarvan tussen de 24 en 98 aanvragen
ook een controleverklaring moeten aanleveren.
-
• Er is uitgegaan van een last van uur met een gemiddeld uurtarief van € 47 voor rechtspersonen.
-
• Voor de accountantsverklaring wordt uitgegaan van een standaardbedrag van € 10.000.
In totaal komt dat neer op de volgende regeldrukkosten:
Taak
|
Uurtarief rechtspersonen
|
Eenheid (uren)
|
Kosten alle aanvragen
|
Kennisnemen van de regeling
|
€ 47
|
1
|
€ 38.540 tot € 116.466
|
Opstellen begroting en plan voor het initiatief
|
€ 47
|
3
|
€ 19.740 tot € 97.666
|
Invullen elektronisch aanvraagformulier
|
€ 47
|
1
|
€ 38.540 tot € 116.466
|
Invullen elektronisch formulier verzoek tot subsidievaststelling
|
€ 47
|
1
|
€ 38.540 tot € 116.466
|
Kosten accountantsverklaring
|
€ 10.000
|
Tussen 24 en 98
|
€ 24.000 tot € 98.000
|
Totaal
|
|
|
€ 115.663 tot € 545.064
|
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Met deze wijzigingsregeling zijn in artikel 1 van de initiële subsidieregeling een
aantal definities (begripsbepalingen) aangepast of vervallen.
De definitie grassroots organisaties is vervallen omdat het artikel over de aanvragers (artikel 10) is gewijzigd en de
definitie verder in de regeling niet terugkomt.
In de definitie nazaten van tot slaaf gemaakten is verduidelijkt dat het gaat om de trans-Atlantische slavernij.
De definitie trans-Atlantisch slavernijverleden is aangepast naar alleen slavernijverleden. De trans-Atlantische afbakening van het begrip is meegenomen in de wijziging van
de definitie.
Het begrip initiatieven is verduidelijkt met de toevoeging dat dit om projecten gaat. Dit sluit aan bij de
verduidelijkingen die zijn gemaakt bij het artikel over de subsidiabele activiteiten
(artikel 8).
Artikel I, onderdeel B
Met deze wijzigingsregeling is het subsidieplafond in artikel 4 van de subsidieregeling
aangepast omdat vanuit de totaal beschikbaar gestelde € 33.333.333 een bedrag moet
worden gereserveerd voor de uitvoeringskosten van de regeling zelf. Dit is gebruikelijk
bij de uitvoering van subsidieregelingen. In totaal is € 29.333.333 beschikbaar voor
de regeling subsidie maatschappelijke initiatieven trans-Atlantisch slavernijverleden
voor de periode 11 augustus 2025 tot en met 3 mei 2028. Wanneer het bedrag van de
subsidieplafonds dat per boekjaar beschikbaar is niet volledig wordt benut, schuift
het resterende bedrag door naar het volgende boekjaar.
De subsidie is verdeeld in vier categorieën:
-
1. Een subsidie voor het professionaliseren van organisaties zonder winstoogmerk die
werkzaam zijn op het thema slavernijverleden (€ 5.000);
-
2. Een subsidie voor kleine maatschappelijke initiatieven (tussen € 5.000 en € 25.000);
-
3. Een subsidie voor middelgrote maatschappelijke initiatieven (tussen € 25.000 en € 125.000)
-
4. Een subsidie voor grote maatschappelijke initiatieven (tussen € 125.000 en € 500.000).
Elke categorie heeft twee tijdvakken vrijgegeven en per tijdvak geldt een subsidieplafond.
Per aanvraagtijdvak zijn de volgende maximale bedragen beschikbaar:
-
• Deel 1, professionaliseren van organisaties zonder winstoogmerk: in tijdvak 1 en in
tijdvak 2 is maximaal € 1.000.000 beschikbaar;
-
• Deel 2, kleinschalige initiatieven: in tijdvak 1 en in tijdvak 2 is maximaal € 4.000.000
beschikbaar;
-
• Deel 3, middelgrote initiatieven: in tijdvak 1 en in tijdvak 2 is maximaal € 3.500.000
beschikbaar;
-
• Deel 4, grootschalige initiatieven: in tijdvak 1 is maximaal € 6.333.333 beschikbaar
en in tijdvak 2 is maximaal € 6.000.000 beschikbaar.
Artikel I, onderdeel C
Artikel 5. Aanvraagtijdvakken
In totaal zijn er 8 aanvraagtijdvakken, 2 per categorie vastgesteld binnen de regeling.
Categorie 1 wordt in 2025 en 2027 opengesteld. Voor categorie 2 geldt dat deze in
2025 en 2028 wordt opengesteld, categorie 3 wordt opengesteld in 2026 en 2027 en tot
slot volgt de openstelling van categorie 4 in 2026 en 2027.
Artikel 6. Subsidiecategorieën
Voor categorie 1 geldt: subsidies worden alleen verleend aan aanvragers die werken
ten behoeve van de in artikel 2 genoemde doelen. Dit betekent dat uit de statutaire
doelen van de aanvrager of eerder uitgevoerde activiteiten door de aanvrager blijkt
dat de organisatie activiteiten uitvoert die bijdragen aan de verwerking, kennis en
bewustwording over, en/of erkenning en herdenking van het trans-Atlantisch slavernijverleden.
Voor categorie 4 geldt: subsidies worden alleen verleend voor projecten met een blijvende
of langdurige impact, of een groot bereik, die het slavernijverleden en de gedeelde
geschiedenis zichtbaar maken. Dit betekent bijvoorbeeld dat het project een breed
publiek trekt, op verschillende manieren kennis over het slavernijverleden en de doorwerking
overbrengt op dit publiek en/of blijvende educatieve materialen worden ontwikkeld
die bij andere organisaties of instanties kunnen worden gebruikt.
Artikel I, onderdeel D
Het artikel met de subsidieaanvraagvereisten is komen te vervallen omdat de aanvraagvereisten
zijn verwerkt in artikel 11 (nieuw).
Artikel I, onderdeel F
Het vijfde en zesde lid van het artikel vervallen en zijn verder aangescherpt in artikel
9 (nieuw).
Artikel I, onderdeel G
Artikel 8. Subsidiabele activiteiten
Met deze wijzigingsregeling zijn de subsidiabele activiteiten voor alle categorieën
aangescherpt, om zo meer helderheid aan de aanvrager te bieden over waarvoor subsidie
kan worden aangevraagd. In deze toelichting is dit verder toegelicht met een aantal
voorbeelden van projecten.
Voor de subsidiabele activiteiten, genoemd in het eerste 1, onderdeel b, geldt dat
de in de aanvraag opgenomen opleiding, cursus of training uitsluitend gericht is op
het inrichten van de administratieve organisatie van de aanvrager. De betreffende
medewerker(s) is/zijn in loondienst bij de aanvrager. Het beoogd effect van deze subsidiecategorie
is dat organisaties de mogelijkheid krijgen zich zodanig te ontwikkelen zodat zij
beter in staat zijn om een aanvraag in te dienen voor de hogere subsidiecategorieën.
De subsidiabele activiteiten voor de projecten die vallen binnen categorie 2, 3 en
4 zijn gelijk (voor categorie 4 geldt een aanvullende vereiste met betrekking tot
de impact van het project). Zoals het rapport Ketenen van het Verleden aangeeft beperken
de gevolgen van de slavernij zich niet tot enkele sectoren, maar hebben een reikwijdte
in de hele maatschappij. Daarom kunnen de activiteiten van het project toezien op
een breed scala aan onderwerpen. Een aantal voorbeelden zijn:
-
• Projecten gericht op het vergroten van kennis over het eigen slavernijverleden en/of
in relatie tot het slavernijverleden en bewustwording van de doorwerking ervan op
individuele en gemeenschapspatronen om de veerkracht van de gemeenschap tegen discriminatie
en racisme te vergroten, met aandacht voor empowerment, voorlichting, en ondersteuning
in situaties van discriminatie (subsidiabele activiteiten a).
-
• De organisatie van gemeenschapsbijeenkomsten en evenementen met als doel heling binnen
diverse gemeenschappen, waarbij de nadruk ligt op het samenbrengen van gemeenschapsleden
en het bevorderen van sociale samenhang. Dit ziet bijvoorbeeld ook toe op gezondheidsvoorlichting,
waarbij de doorwerking van het slavernijverleden op de mentale en fysieke gezondheid
van nazaten wordt onderzocht en besproken (subsidiabele activiteiten b).
-
• Projecten waarin evenementen worden georganiseerd die de maatschappelijke dialoog
en het begrip over (de doorwerking van) het slavernijverleden bevorderen door middel
van lezingen, seminars en paneldiscussies en hiermee bijdragen aan de verwerking van
het slavernijverleden. Hieronder vallen ook oral history projecten, waarmee de kennis van voorouders en generaties wordt geconserveerd en
overgebracht op bijvoorbeeld jongeren (subsidiabele activiteiten c, d en e).
-
• De ontwikkeling van lesmateriaal over het eigen slavernijverleden en/of het verleden
van de Afrikaanse landen van herkomst, ontwikkeling van educatieve programma's voor
gemeenschappen en/of scholen, inclusief lesmateriaal en interactieve workshops. Dit
lesmateriaal kan bijvoorbeeld een website, app of virtuele tour zijn die informatie
en educatief materiaal over het slavernijverleden bieden (subsidiabele activiteit
f). Gelet op het brede bereik dat met alle projecten wordt beoogd, wordt van de aanvragers
gevraagd het ontwikkelde lesmateriaal op hun website te plaatsen of op andere wijze
te publiceren, zodat het voor iedereen toegankelijk is.
-
• Organisatie van culturele uitingen (zonder winstoogmerk) die de dialoog en het begrip
bevorderen in de betrokken gemeenschappen en in de samenleving als geheel, zoals het
opzetten van tentoonstellingen en het organiseren van voorstellingen en culturele
workshops (subsidiabele activiteit g).
Wetenschappelijk onderzoek is niet subsidiabel.
Artikel 9. Subsidiabele kosten
Met deze wijzigingsregeling is het artikel over de subsidiabele kosten uitgebreid
met een specificatie van de mogelijke subsidiabele kosten binnen de subsidieregeling:
Dit schept meer helderheid voor de aanvragers over welke mogelijkheden zij hier wel
of niet in hebben en helpt dit de aanvrager met het opstellen van de projectbegroting.
Onder subsidiabele kosten vallen alleen de kosten die direct zijn verbonden aan de
uitvoering van de activiteiten. Daarom moet de subsidieaanvraag worden onderbouwd
met een specificatie van de kosten die zullen worden gemaakt voor de verschillende
activiteiten. Beoogde inkomsten dienen te worden verwerkt in de begroting van de subsidieaanvraag:
de subsidieaanvraag mag niet zijn ingestoken om winst te maken voor de aanvrager.
Over de direct subsidiabele kosten voor de uitvoering van activiteiten wordt een standaard
percentage van 15% als toeslag (ook bekend als overheadkosten) berekend. Dit percentage
is een vaste vergoeding voor alle overige projectgebonden kosten waaronder reis- en
transportkosten, catering, kantoorkosten en aanschaf van benodigde materialen voor
het project. De controleverklaring t.w.v. € 10.000 en de opslag ter vergoeding van
het honorarium van een subsidieadviseur of de regeldrukkosten van de aanvrager vallen
hier dus niet onder.
Investeringen in (duurzame) gebruiksgoederen – waaronder verstaan wordt goederen waarvoor
afschrijvingen nodig zijn – zijn niet toegestaan. Daarnaast zijn externe kosten subsidiabel.
Externe kosten zijn kosten waarvan een factuur overgelegd kan worden – bijvoorbeeld
voor de inhuur van mensen of voor kosten die nodig zijn om de activiteit uit te voeren
voor zover deze kosten niet onder de overhead vallen. In de verantwoording zal daarvoor
de opdrachtbevestiging, facturen, betaalbewijzen en eventuele offertes voor vastgelegd
moeten worden.
Ook is in deze regeling een vergoeding vastgesteld voor de kosten voor de uren die
nodig zijn om een aanvraag in te dienen of een subsidieadviseur. Dit betekent dat
bij elke aanvraag in categorie 2 t/m 4 standaard in de begroting dit vaste bedrag
als opslag wordt opgenomen.
Categorie 1 biedt organisaties die werkzaam zijn ten behoeve van nazaten van tot slaafgemaakten
de mogelijkheid tot professionalisering en versterking van hun organisatie door middel
van een subsidie van € 5.000. Om in aanmerking te komen voor deze subsidie, dient
minimaal een bedrag van € 4.348 te worden verantwoord. Het resterende deel van de
subsidie, € 652 zal worden toegekend als de 15% toeslag (overhead). Indien er niet wordt voldaan aan dit minimale bedrag, wordt de subsidieaanvraag
afgewezen.
Voor de vrijwilligersvergoeding, directe loonkosten en het tarief van een externe
adviseur zijn in de regeling vaste uurtarieven gegeven. Het vaste uurtarief van € 65
van directe loonkosten is gebaseerd op schaal 10 van de Handleiding Overheidstarieven
(HOT)15 directe uren, omdat dit gemiddeld genomen passend is bij het takenpakket en functieniveau
van medewerkers in een projectteam. Er is gekozen om een maximaal uurtarief t.w.v.
€ 135 voor kosten voor een externe adviseur te hanteren, omdat dit enerzijds zorgt
voor lagere administratieve lasten (omdat er geen offertes hoeven te worden opgevraagd,
want alles blijft onder de € 135) en anderzijds omdat dit marktconform is. De vergoeding
van € 10.000 voor de controleverklaring wordt alleen opgenomen als vast bedrag in
de aanvraag voor categorie 4, omdat dit een vereiste is voor de verantwoording.
De minister toetst bij de subsidievaststelling of het aannemelijk is dat deze kosten
daadwerkelijk zijn gemaakt, of zij direct zijn verbonden met de uitvoering van de
activiteiten waarvoor de subsidie is ontvangen en of het om redelijke kosten gaat.16
Artikel I, onderdeel H
Met deze wijzigingsregeling is verduidelijkt dat alleen rechtspersonen zonder winstoogmerk
aanvragen kunnen indienen.
Artikel I, onderdelen I t/m K
Met deze wijzigingsregeling zijn de artikelen over de aanvraagvereisten, de beoordeling
van de aanvragen, de weigeringsgronden en de wijze van subsidieverstrekking aangescherpt.
Daarnaast is de adviescommissie ingevoegd in de subsidieregeling. Deze toevoeging
is verwerkt in de beoordeling van de aanvragen.
Artikel 11. Subsidieaanvraagvereisten
Met deze wijzigingsregeling is gespecificeerd waar de aanvraag moet worden ingediend.
De minimale subsidieaanvraagvereisten zijn opgenomen in het Kaderbesluit BZK-subsidies
in artikel 11, derde lid, maar zijn ter volledigheid in deze toelichting nogmaals
benoemd. Deze gelden voor alle vier de categorieën. Concreet moet in de aanvraag het
volgende worden opgenomen:
-
a) een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;
-
b) een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de betreffende subsidieregeling;
-
c) een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de geraamde inkomsten
en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd;
-
d) een tijdsplanning van de activiteit met de startdatum en verwachte datum van afronding
van het activiteitenplan;
-
e) indien voorschotten worden aangevraagd, een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende
het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van 6 maanden;
-
f) het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief
een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat;
-
g) indien van toepassing, het inschrijfnummer van de aanvrager bij de Kamer van Koophandel.
In het belang van heldere informatie uitwisseling tussen aanvrager en subsidieverstrekker
zijn de vereisten a tot en met d vervat in een elektronische aanvraagformulier (artikel
11, eerste lid) dat moet worden gebruikt.
Ook is in deze wijzigingsregeling opgenomen dat met het indienen van de aanvraag de
subsidieaanvrager ermee instemt dat het subsidiedossier, met uitzondering van persoonsgegevens,
openbaar wordt gemaakt. Dit betekent dat bij een verzoek op basis van Wet open overheid
(Woo)17 mogelijkerwijs documentatie vanuit het subsidietraject gedeeld moet worden bij de
indiener van het Woo-verzoek. Hierbij zullen nooit persoonsgegevens openbaar worden
gemaakt, tenzij dit persoonsgegevens betreft die verwerkt zijn in de naamgeving van
de aanvragende rechtspersoon (zijnde bijvoorbeeld de naam van de stichting).
Indien de aanvrager een andere partij machtigt om de aanvrager te representeren in
(een deel van) de subsidieaanvraag dient dit te worden bevestigd in een machtigingsformulier.
In het machtigingsformulier wordt ten minste opgenomen: de naam van de gemandateerde
organisatie, de omvang van het mandaat, en de handtekening van de aanvrager.
Artikel 12. Beoordeling van aanvragen
Een aanvraag kan binnen het aanvraagtijdvak worden ingediend via het e-portaal op
www.uitvoeringvanbeleidszw.nl. Wanneer er meer subsidie wordt aangevraagd dan het beschikbare budget, dan wordt
de behandelvolgorde van de aanvragen bepaald door middel van loting. Als een aanvraag
vervolgens in behandeling wordt genomen, vindt er een volledigheidstoets plaats. Alleen
subsidieaanvragen die de gevraagde gegevens – zoals aangegeven in artikel 11 – bevatten
worden als volledig beoordeeld. Indien er gegevens ontbreken hebben de aanvragers
twee weken de tijd om de aanvraag aan te vullen. Niet volledige aanvragen worden nadat
de aanvraag alsnog volledig is gemaakt achteraan de behandelvolgorde geplaatst. De
inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvraag vindt vervolgens plaats op grond
van de criteria die zijn vastgelegd in het Kaderbesluit BZK-subsidies en de subsidieregeling.
Wanneer een aanvraag voor categorie 3 of 4 niet voor een subsidie in aanmerking lijkt
te komen, omdat de activiteiten niet voldoende aansluiten met de doelen zoals benoemd
in artikel 2, wordt de Adviescommissie gevraagd de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (BZK) te adviseren (zie de toelichting bij artikel 13).
De keuze om aan de hand van loting de behandelvolgorde te bepalen is niet expliciet
benoemd in artikel 8 van het Kaderbesluit BZK-subsidies. Op grond van artikel 3:1,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten bij het vaststellen van
een (subsidie-)regeling in beginsel alle betrokken belangen worden afgewogen (artikel
3:4, eerste lid, Awb) en mag een regeling niet onevenredig zijn in verhouding tot
de met regeling te dienen doelen (artikel 3:4, eerste lid, Awb). Met de keuze om loting
op te nemen in deze subsidieregeling is invulling gegeven aan de verplichting van
artikel 3:1 Awb en zijn de belangen gewogen van de betrokken doelgroepen van deze
subsidieregeling. Uit de consultatie en de dialoogsessies met nazaten blijkt dat het
bepalen van de behandelvolgorde op basis van binnenkomst nadelige gevolgen heeft voor
de doelgroep die we met de regeling graag willen bereiken. Dergelijke organisaties
hebben in de praktijk vaak minder ervaring met het indienen van subsidieaanvragen
waardoor zij meer tijd nodig hebben om een aanvraag in te dienen dan grotere organisaties
met meer ervaring op dit punt. Bij het behandelen van vragen op volgorde van binnenkomst,
kan het later indienen van een aanvraag tot gevolg hebben dat deze aanvraag niet meer
in behandeling wordt genomen. Dat zou een onevenredig negatief effect hebben op een
deel van de doelgroep van deze subsidieregeling, wat niet aansluit bij de bedoeling
van het Kaderbesluit BZK-subsidies en deze subsidieregeling.
De keuze voor loting, neemt de tijdsdruk op aanvragers weg om direct na het openen
van het aanvraagtijdvak een aanvraag in te dienen. Daarnaast is bij overschrijding
van het beschikbare budget de kans dat de aanvraag in behandeling wordt genomen voor
ieder gelijk. Hierdoor wordt een gelijk speelveld gecreëerd voor alle aanvragers.
De periode waarin subsidiabele activiteiten kunnen worden uitgevoerd en subsidiabele
kosten worden gemaakt (de projectperiode) start op de datum van de subsidieverlening
en bedraagt, afhankelijk van de subsidiecategorie, maximaal één of vier jaar.
Met toevoeging van dit artikel zijn de artikelen 10 (de rangschikking van aanvragen)
en 11 (beoordelingscriteria) uit de initiële subsidieregeling vervallen.
Artikel 13. Adviescommissie
Onderdeel van het beoordelingsproces is een externe Adviescommissie, die in artikel
13 is toegevoegd in deze wijzigingsregeling. Wanneer een aanvraag voor categorie 3
of 4 niet voor een subsidie in aanmerking lijkt te komen, omdat de activiteiten niet
voldoende aansluiten met de doelen zoals benoemd in artikel 2, wordt de Adviescommissie
gevraagd de Minister van BZK te adviseren. De Adviescommissie toetst dan of (toch)
voldoende sprake is van een project dat verband houdt met de doelen van de regeling
en adviseert de Minister van BZK vervolgens schriftelijk om de subsidie wel of niet
te verlenen. De Adviescommissie is hierin onafhankelijk en onpartijdig, zonder last
of ruggespraak. Met inachtneming van het advies van de Adviescommissie besluit de
Minister van BZK over het wel of niet verlenen van de subsidie, waarbij de minister
gemotiveerd kan afwijken van het ontvangen advies. De beslistermijn is dan niet 13
maar 22 weken. Het advies van de Adviescommissie zal openbaar worden gemaakt.
Voor de adviescommissie wordt een apart instellingsbesluit opgesteld.
Artikel 14. Weigeringsgronden
Weigeringsgrond d (de aanvrager onvoldoende geworteld is in de gemeenschap) is komen te vervallen. Dit omdat de subsidiabele activiteiten zijn gespecificeerd,
waarin rekening is gehouden met dat een deel van de projecten toegespitst zal zijn
op de gemeenschap, en een deel van de projecten voor een breder publiek toegankelijk
zullen zijn. Aanvragers dienen in hun projectplan aan te tonen hoe het project aansluit
bij de doelen zoals genoemd in artikel 2. Hiermee komt de volledige impact van deze
regeling ten goede van de nazaten. In aanvulling op de weigeringsgronden die zijn
benoemd in de subsidieregeling, volgt uit artikel 4:25, tweede lid, Awb dat een subsidie
wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou
worden overschreden.
Artikel 15. Wijze van subsidieverstrekking
Met deze wijzigingsregeling is dit artikel aangepast om aan te geven waar de subsidievaststelling
moet worden ingediend. Voor categorie 1 (€ 5.000) en 2 (€ 5.000 tot € 25.000) vindt
bij toekenning een 100% bevoorschotting plaats van het volledig aangevraagde bedrag.
In de beschikking wordt opgenomen op welke datum de activiteiten uiterlijk moeten
zijn verricht. Voor categorie 1 en 2 geldt dat achteraf een steekproef wordt uitgevoerd,
waarbij het diploma, certificaat of bewijs van deelname, de facturen van de opleiding,
cursus of training en/of de facturen van de (ver)bouw van een website kunnen worden
opgevraagd. Ook moet dan vastgesteld kunnen worden dat de beoogde doelgroep (een bestuurder
of werknemer in loondienst) de scholing heeft gevolgd.18
Voor categorie 3 (€ 25.000 tot € 125.000) en 4 (€ 125.000 tot € 500.000) vindt de
bevoorschotting per half jaar (6 maanden) plaats, lineair, met het eerste voorschot
direct bij verlening. Dit betekent dat het bedrag voor de bevoorschotting evenredig
wordt verdeeld over het aantal half jaren binnen de totale looptijd van het project
tot een maximum van 80%. Per jaarlijkse voortgangsrapportage wordt beoordeeld of het
bevoorschottingsritme aangepast zou moeten worden. In aanvulling hierop heeft de aanvrager
de mogelijkheid om in de subsidieaanvraag een weergave van de liquiditeitsprognose
op te nemen, per tijdvak van een half jaar (6 maanden), indien een lineaire bevoorschotting
niet past bij de verschillende fasen en activiteiten van het project.19 Voor zowel categorie 3 als 4 moet na afronding van de activiteiten een verzoek tot
subsidievaststelling ingediend worden, vergezeld van een eindverslag over de bereikte
resultaten, bestede middelen en de mate waarin het project heeft bijgedragen aan de
gestelde doelen in overeenstemming met de subsidievoorwaarden.20 Voor categorie 4 geldt dat de vaststellingsaanvraag ook een controleverklaring omvat,
conform artikel 7:48 Awb.
Artikel 16. Verplichtingen subsidieontvanger
De verplichtingen voor de subsidieontvanger zijn als volgt opgesomd in artikel 21
van het Kaderbesluit BZK-subsidies:
-
a. de activiteit uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de
beschikking tot subsidieverlening, of, indien direct een beschikking tot subsidievaststelling
wordt gegeven, overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de subsidievaststelling;
-
b. te voldoen aan de verplichtingen die door de minister aan de subsidie zijn verbonden;
-
c. op verzoek van de minister medewerking te verlenen aan openbaarmaking van de gegevens
en de resultaten van de gesubsidieerde activiteit, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs
niet kan worden gevergd;
-
d. op verzoek van de minister alle medewerking te verlenen aan een door de minister ter
zake van de toepassing en de effecten van dit besluit ingesteld evaluatieonderzoek,
die de minister redelijkerwijs nodig heeft bij de uitvoering van dat evaluatieonderzoek;
-
e. indien een egalisatiereserve is gevormd, deze zo veilig mogelijk te beheren;
-
f. onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan de minister van de indiening bij de
rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring
van hem;
-
g. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen en voor de overige activiteiten
een gescheiden administratie te voeren;
-
h. de in het kader van de subsidieverstrekking gevoerde administratie te bewaren tot
vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling of, indien sprake
is van staatssteun, gedurende een andere bij ministeriële regeling of bij beschikking
aangegeven termijn;
-
i. op verzoek van de minister nadere informatie aan te leveren ten behoeve van nadere
verantwoording aan de Europese Adviescommissie, op basis van de artikelen 106, tweede
en derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
dan wel een van de Europese steunkaders.
Aanvullend is met deze wijzigingsregeling toegevoegd dat voor activiteiten in categorie
2 t/m 4 geldt dat een urenadministratie wordt bijgehouden en er een vrijwilligersovereenkomst
moet worden afgesloten indien er in de activiteiten gebruik wordt gemaakt van vrijwilligers.
Artikel I, onderdeel L, en artikel II
Met deze wijzigingsregeling is expliciet gemaakt op welke datum de Subsidieregeling
maatschappelijke initiatieven Trans-Atlantisch slavernijverleden (voor Europees Nederland)21 in werking treedt. Met deze inwerkingtredingsdatum – zijnde 11 augustus 2025 – en
met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten. Het moment van inwerkingtreding van de subsidieregeling is zo dicht
mogelijk op de publicatiedatum bepaald vanwege de nadrukkelijke wens van de doelgroep
van de subsidieregeling om de subsidieregeling zo snel mogelijk operationeel te maken.
11 augustus is om uitvoeringstechnische redenen het eerste moment waarop de uitvoerder
aanvragen kan gaan verwerken. Deze wijzigingsregeling moet in werking treden voor
het tijdstip van inwerkingtreding (11 augustus 2025) van de subsidieregeling, zodat
de door deze wijzigingsregeling gewijzigde subsidieregeling op dat tijdstip in werking
treedt. Aangezien de subsidieregeling al sinds 1 juli 2024 bekend is bij de doelgroep
en er informatiebijeenkomsten worden georganiseerd om de doelgroep voor te bereiden
op de openstelling, worden er geen nadelige effecten verwacht vanwege het afwijken
van de minimuminvoeringstermijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark