TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Aanleiding en achtergrond
Op 19 december 2022 bood de Minister-President namens de regering excuses aan voor
het Nederlands handelen in het verleden met betrekking tot het slavernijverleden.
De excuses kwamen na jarenlange strijd door activisten uit het Koninkrijk en Suriname.
Parallel aan de excuses werd ook een kabinetsreactie1 uitgebracht op het in juli 2021 gepresenteerde onderzoeksrapport ‘Ketenen van het
verleden’2 van de Dialooggroep Slavernijverleden. De dialooggroep focuste zich op de doorwerking
van het trans-Atlantische slavernijverleden in de hedendaagse samenleving en was gericht
op een bredere erkenning en inbedding van dit gedeelde verleden. In de kabinetsreactie
van 19 december 2022 werden een aantal toezeggingen gedaan om de ontwikkeling van
toekomstig beleid gericht op erkenning, verwerking en maatschappelijke herstel te
bewerkstelligen. In deze kabinetsreactie kondigde het kabinet een subsidieregeling
aan voor maatschappelijke initiatieven gericht op:
-
• kennis en bewustwording;
-
• erkenning en herdenken;
-
• een beter begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en de verwerking daarvan.
Voor deze subsidieregeling is eenmalig een bedrag van € 100 miljoen euro vrijgemaakt.
De reikwijdte van het fonds waar de subsidieregeling maatschappelijke initiatieven
onderdeel van uitmaakt is het trans-Atlantisch Slavernijverleden; dat wil zeggen voor
organisaties uit het hele Nederlandse Koninkrijk en Suriname.3 Hierbij heeft het kabinet beoogt dat er een geografische balans is in de besteding
van de middelen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in tempo, aanpak
en organisatie, en recht wordt gedaan aan de specifieke behoeften vanuit verschillende
gemeenschappen.
In dit kader is besloten de beschikbare € 100 miljoen voor de regeling maatschappelijke
initiatieven op te splitsen in drie delen: € 33,3 miljoen voor respectievelijk (Europees)
Nederland, het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname.4 Deze aanpak biedt de mogelijkheid tot maatwerk per geografisch gebied, waarbij voor
elk gebied afzonderlijk een passende regeling is ontwikkeld met respect voor de plaatselijke
werkwijze, processen en tempo. Bijgaande regeling betreft de regeling maatschappelijke
initiatieven trans-Atlantisch slavernijverleden voor Europees Nederland.
2. Totstandkoming en uitgangspunten van de regeling
Uitgangspunten
De uitgangspunten voor deze subsidieregeling voor Europees Nederland komen voort uit
het rapport ‘Ketenen van het verleden’, de kabinetsreactie van 19 december 2022 op
het rapport van de Dialooggroep slavernijverleden, de voortgangsbrief van 23 juni
2023 ‘Brief vervolgtraject excuses slavernijverleden’5, diverse gesprekken en werksessies die zijn gevoerd met nazaten van tot slaaf gemaakten
en andere betrokkenen en het rapport naar aanleiding van de door het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties georganiseerde dialoogsessies6 over het slavernijverleden.
Tevens heeft er een internetconsulatie plaatsgevonden voor de standaard minimale termijn
van 30 dagen van 16 februari tot en met 16 maart 2024.7
Doelstellingen
In zijn essay voor de Dialooggroep Slavernijverleden constateert Alex van Stipriaan
dat weliswaar de zichtbaarheid van het slavernijverleden in Nederland is gegroeid,
maar dat anderzijds de onbekendheid met het slavernijthema in de samenleving nog groot
is.8 Op basis van meerdere onderzoeken stelt Van Stipriaan dat er een grote kloof is tussen
wat er inmiddels aan (wetenschappelijke) kennis over het Nederlandse slavernijverleden
beschikbaar is en het grote publiek. Zodoende kan er nog een hele grote slag gemaakt
worden in de ‘vertaling’ en verspreiding van kennis naar de rest van de samenleving.
Ook is volgens Van Stipriaan duidelijk dat inhoud, kwaliteit en kwantiteit van datgene
dat op dit gebied wel al gebeurt, kan worden verbeterd.
Hoewel er nog weinig bekend is over hoe kennisvergroting kan bijdragen aan het bewustzijn op dit terrein, zijn er wel indicaties
dat dit inderdaad het geval is. Felten vindt diverse aanwijzingen dat doceren op scholen
over de geschiedenis van slavernij en kolonisatie vanuit meerdere perspectieven, een
verandering van kennis en houding teweeg lijkt te brengen bij leerlingen en mogelijk
ook leidt tot meer bewustwording.9 Ook tv-series en documentaires kunnen een positieve invloed hebben op volwassenen
en jeugdige kijkers: op hun kennis, houding of bewustwording.
Naast kennis en bewustwording over het slavernijverleden als zodanig, gaat het ook
om de erfenis en de doorwerking ervan in het heden. Er is in meerdere wetenschappelijke
bronnen vastgesteld, dat de gevolgen van het slavernijverleden in het heden nog altijd
doorwerken. Uit onderzoek uit 2020 blijkt dat 30% van de Surinaamse Nederlanders en
33% van de Nederlands Caribische Nederlanders discriminatie ervaart. Ook blijkt uit
onderzoek dat discriminatie in Nederland op dit moment niet afneemt en dat deze groepen
Nederlanders op verschillende terreinen achterstanden hebben.10
Tegen deze achtergrond adviseerde de Dialooggroep Slavernijverleden in zijn rapport
om onder andere de volgende acties te ondernemen11:
-
• Vergroot het bewustzijn over de trans-Atlantische slavernij via onderzoek, onderwijs
en kunstzinnige projecten.
-
• Versterk de kennis over de betekenis van discriminatie in het dagelijks leven.
-
• Maak het slavernijverleden zichtbaar zodat dit een gedeelde geschiedenis kan worden.
Om die adviezen op te kunnen volgen is onder andere deze regeling in het leven geroepen.
In de kabinetsreactie van 19 december 2022 zijn deze doelstellingen als volgt beschreven:
-
• Een beter begrip van de doorwerking van het slavernijverleden.
-
• Het tegengaan van de gevolgen van de doorwerking van het slavernijverleden in het
heden.
-
• De verwerking van het slavernijverleden.
-
• Het bevorderen van kennis of bewustwording over het slavernijverleden.
-
• De erkenning en herdenking van het slavernijverleden.
Voor subsidie komen maatschappelijke initiatieven in aanmerking die substantieel bijdragen
aan ten minste een (1) van de bovengenoemde doelstellingen.
Naast de brede maatschappelijke bewustwording en transformatie met betrekking tot
het slavernijverleden krijgen in deze regeling initiatieven vanuit nazaten bijzondere
aandacht met het oogmerk om:
-
• aandacht te geven aan grassroots organisaties.
-
• Veerkracht en betrokkenheid binnen de gemeenschap te versterken.
-
• (beginnende) organisaties te versterken en te professionaliseren.
Bijzondere aandacht voor het bevorderen van grassroots organisaties
In het kader van de regeling voor maatschappelijke initiatieven is er gestreefd naar
het creëren van een inclusief en ondersteunend klimaat voor diverse lokale gemeenschappen.
Een specifieke focus ligt op het bevorderen van grassroots organisaties, die vaak
de spil vormen van authentieke lokale initiatieven. Deze organisaties, voortgekomen
uit de basis van de gemeenschappen van nazaten van tot slaaf gemaakten, hebben bewezen
bij uitstek in staat te zijn om op lokaal niveau innovatieve en effectieve programma's
te organiseren. Door gerichte ondersteuning te bieden aan deze grassroots initiatieven
wordt er beoogd niet alleen duurzame verandering te bewerkstelligen, maar ook de veerkracht
en betrokkenheid binnen de gemeenschappen te versterken. In de regeling zijn twee
faciliteiten opgenomen ter bevorderen van grassroots organisaties:
-
1. een voucher die grassroots organisaties kunnen inzetten tot professionalisering en
versterking van hun organisatie;
-
2. grotere gevestigde organisaties die samenwerken met grassroots organisaties voor hun
initiatief of grassroots organisaties opnemen in hun project krijgen een hogere rangschikking
bij de toekenning van de subsidie.
Om de gemeenschap van nazaten en andere betrokkenen te ondersteunen bij het indienen
van aanvragen, worden er informatiesessies georganiseerd over het doel van de subsidieregeling,
de eisen waar een aanvraag aan moet voldoen en de criteria waaraan de aanvraag wordt
beoordeeld. Er zal ook stil worden gestaan bij subsidieverplichtingen zoals de verantwoording
van de subsidie na afloop van de activiteiten.
3. Wettelijk kader
Deze regeling is opgesteld op grond van de Kaderwet overige BZK-subsidies en het Kaderbesluit
BZK-subsidies. Subsidies die worden verstrekt krachtens deze regeling worden verstrekt
volgens de regels van deze wet en dit besluit.
Verhouding tot het hoger recht: staatssteun
Tijdens het opstellen van deze subsidieregeling is rekening gehouden met de EU wet-
en regelgeving betreffende staatssteun. Subsidies op grond van deze regeling kunnen
staatssteun bevatten. Dit wordt gerechtvaardigd door artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
4. Administratieve lasten
Om in aanmerking te komen voor een subsidie vanuit deze subsidieregeling moeten (grassroots) organisaties een aantal stappen doorlopen: (1) een subsidieaanvraag indienen die
voldoet aan de beoordelingscriteria en volledig is in haar benodigde gegevens; (2)
het subsidiebesluit verkrijgen en (3) de gesubsidieerde activiteiten uitvoeren conform
de in de subsidieaanvraag opgestelde P*Q begroting en de in het subsidiebesluit opgelegde
subsidieverplichtingen.
Bij de professionaliseringsvouchers wordt er direct een besluit tot subsidievaststelling
genomen.
Bij subsidies tot aan € 125.000 dient er een verzoek tot subsidievaststelling te worden
ingediend, vergezeld met een eindverslag. Bij subsidies hoger dan € 125.000 dient
er bij het verzoek tot subsidievaststelling niet alleen een eindverslag te worden
ingediend maar ook een controleverklaring. Er is op basis van artikel 7 Kaderbesluit
BZK uitgegaan van een administratieve last van uur met een gemiddeld uurtarief van
€ 17,– voor burgers en € 47 voor bedrijven. Er is gekozen voor een vast bedrag ter
vereenvoudiging van de uitvoering.
De verwachting is dat er per aanvraagronde maximaal 387 subsidies worden verstrekt.
De verdeling hiervan is als volgt:
-
• Categorie 1 (professionaliseringsvoucher): 200
-
• Categorie 2 (kleine maatschappelijke initiatieven): 100
-
• Categorie 3 (middelgrote maatschappelijke initiatieven): 85
-
• Categorie 4 (grote maatschappelijke initiatieven): 2
Zeker in de eerste aanvraagrondes is de verwachting dat er meer aanvragen zullen zijn
dan er budget beschikbaar is. Op basis van de regelingen voor het Herdenkingsjaar
verwachten we dat het budget tweemaal overvraagd zal worden. Dan gaat het dus om circa
800 aanvragen, waarvan er maximaal 387 aanvragen leiden tot een subsidieverstrekking,
waarbij er maximaal 187 subsidievaststellingen zullen worden aangevraagd, waarvan
er 2 aanvragen ook een accountantsverklaring moeten aanleveren. Voor de accountantsverklaring
geldt dat kosten hiervoor gemiddeld liggen tussen de € 1.000 en € 2.500. In onderstaande
berekening is uitgegaan van € 2.000.
Per aanvraagronde komt dat neer op de volgende regeldruk kosten:
Taak
|
Uurtarief rechtspersonen
|
Eenheid (uren)
|
Kosten alle aanvragen
|
Kennisnemen van de regeling
|
€ 47
|
1
|
€ 37.600 (rechtspersonen)
|
Opstellen P*Q begroting en plan voor het initiatief
|
€ 47
|
3
|
€ 112.800 (rechtspersonen)
|
Invullen elektronisch aanvraagformulier
|
€ 47
|
1
|
€ 37.600
|
Invullen elektronisch formulier verzoek tot subsidievaststelling
|
€ 47
|
1
|
€ 8.789
|
Kosten accountantsverklaring
|
€ 2.000
|
|
€ 4.000
|
Totaal
|
|
|
€ 200.789
|
€ 200.789 maal 8 aanvraagrondes de regeling is € 1.606.000 aan regeldrukkosten.
I. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepaling
Nazaten van tot slaaf gemaakten
Nazaten van tot slaaf gemaakten verwijst naar de afstammelingen van mensen die in
het verleden tot slaaf zijn gemaakt. In de context van het trans-Atlantisch Slavernijverleden
doelt deze term op de generaties die zijn voortgekomen uit de generaties Afrikaanse
mensen, en inheemsen uit de Amerika’s en Marrons, die vanaf ongeveer 1528 tot 1863/1873
tot slaaf waren gemaakt. Deze term benadrukt ook de historische continuïteit van het
onrecht dat door slavernij is aangericht en de langetermijneffecten op de betrokken
gemeenschappen. Het erkent ook het belang van het begrijpen van de erfenis en doorwerking
van slavernij en het aanpakken van hedendaagse kwesties die voortkomen uit deze geschiedenis,
waaronder sociaaleconomische ongelijkheid, discriminatie en intergenerationele trauma's.
Gemeenschap
Gemeenschap in het kader van het slavernijverleden verwijst naar de groep mensen die
historisch gezien direct getroffen is door slavernij en de daarmee samenhangende praktijken.
Dit betreft de nazaten van tot slaaf gemaakten en de groep mensen met wie ze op basis
van gedeelde kenmerken, belangen of een gevoel van saamhorigheid verbonden zijn.
Trans-Atlantisch slavernijverleden
Het trans-Atlantisch Slavernijverleden verwijst naar het historische tijdperk (vanaf
begin 16e tot eind 19e eeuw) waarin miljoenen mensen, voornamelijk uit Afrika, werden ontvoerd, verhandeld
en tot slaaf gemaakt, en vervolgens gedwongen werden te werken op plantages, in mijnen
en in andere sectoren, met name in de Amerika’s (Noord- en Zuid-Amerika), Afrika en
delen van Europa. Deze gruwelijke praktijk van de slavenhandel vond plaats tussen
de 15e en 19e eeuw en was een systematisch proces van mensenhandel dat grote impact had op de betrokken
individuen en hun nakomelingen. De reikwijdte van deze subsidieregeling is het trans-Atlantisch
Slavernijverleden.
Grassroots organisaties
Grassroots organisaties in het kader van slavernijverleden verwijst naar organisaties,
culturele of maatschappelijke instellingen zonder winstoogmerk (stichting of verenigingen),
die op lokaal niveau zijn geworteld in de gemeenschap van nazaten van tot slaaf gemaakten
en georganiseerd zijn om specifieke kwesties met betrekking tot het slavernijverleden
aan te pakken, ten goede van de nazaten van tot slaaf gemaakten. Deze organisaties
zetten zich doorgaans in voor bewustwording, rechtvaardigheid, emancipatie en blijvende
positieve verandering en/of verbetering in het leven van nazaten.
Artikel 2. Subsidiedoel
De doelen van deze subsidieregeling sluiten aan bij de doelstellingen zoals benoemd
in de kabinetsreactie van 19 december 2022.12
Artikel 3. Staatssteun
Op basis van artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening13 (AGVV) kan steun voor activiteiten voor cultureel en instandhouding van het erfgoed
onder voorwaarden worden verleend. Op grond van dit artikel is het dus mogelijk om
100% subsidie te verlenen, mits er geen sprake is van een exploitatiewinst. Als hier
wel sprake van is, moet dit bedrag van de in aanmerking komende kosten worden afgetrokken.
Hierbij mag de aanvrager wel een redelijke winst behouden.
Artikel 53 AGVV is bijgevoegd als bijlage 1.
Artikel 4. Subsidieplafond
In totaal is € 33.333.333,33 beschikbaar voor deze regeling voor de periode 1 juli
2024 tot 1 juli 2029. Wanneer het maximale bedrag in een boekjaar niet volledig wordt
benut, schuift het resterende bedrag door naar het volgende boekjaar.
De subsidie is verdeeld in vier onderdelen:
-
1. Een subsidie voor het professionaliseren van grassroots organisaties (€ 5.000);
-
2. Een subsidie voor kleine maatschappelijke initiatieven (tussen € 5.000 en € 25.000);
-
3. Een subsidie voor middelgrote maatschappelijke initiatieven (tussen € 25.000 en € 125.000)
-
4. Een subsidie voor grote maatschappelijke initiatieven (tussen € 125.000 en € 500.000).
Per onderdeel geldt een subsidieplafond. In het eerste aanvraagtijdvak van de regeling
zijn per onderdeel van de regeling de volgende maximale bedragen beschikbaar:
-
• Deel 1 professionaliseren van grassroots organisaties: maximaal € 1.000.000 beschikbaar;
-
• Deel 2 kleinschalige initiatieven: maximaal € 4.000.000 beschikbaar;
-
• Deel 3 middelgrote initiatieven: maximaal € 2.333.333,33 beschikbaar;
-
• Deel 4 grootschalige initiatieven: maximaal € 1.000.000 beschikbaar.
Wanneer het subsidieplafond van één van voorgenoemde onderdelen niet wordt bereikt
kunnen deze middelen worden gebruikt voor volledige en tijdige aanvragen van een ander
subsidieonderdeel die zijn afgewezen door een te lage plek in de rangschikking. Dit
betekent bijvoorbeeld dat wanneer aanvragers uitgeloot worden voor de professionaliseringsvoucher,
zij alsnog in aanmerking hiervoor kunnen komen wanneer blijkt dat het subsidieplafond
niet is bereikt voor de gemeenschap versterkende initiatieven. Deze toekenning vindt
plaats op basis van de al bestaande rangschikking. Aanvragers die hoger staan op de
lijst zullen dus als eerste aan de beurt zijn.
Artikel 5. Aanvraagtijdvakken
Er is gekozen om alleen het eerste aanvraagtijdvak vast te leggen in de regeling zodat
de planning flexibel blijft en aanpassingen gedaan kunnen worden gedurende de loop
van de regeling. Op deze manier kunnen de lessen die worden geleerd naar aanleiding
van de planning van het eerste tijdvak worden toegepast in de planning van de volgende
tijdvakken. De data van de nieuwe aanvraagtijdvakken zullen transparant en ruim van
tevoren worden aangekondigd in de Staatscourant.
Artikel 6. Subsidiabele activiteiten
Onderdeel 1 – professionaliseren van grassroots organisaties
Dit onderdeel van de regeling biedt grassroots organisaties van nazaten en betrokken
gemeenschappen de mogelijkheid tot professionalisering en versterking van hun organisatie
door middel van een professionaliseringsvoucher van € 5.000,–, waarvan de toekenning
plaatsvindt op basis van loting indien het subsidieplafond wordt overschreden.
Deze voucher is bedoeld voor diverse activiteiten die gericht zijn op het versterken
van de organisatorische capaciteit en duurzaamheid van de organisaties. Hierbij wordt
gedacht aan de volgende mogelijkheden:
-
• Capaciteitsopbouw: ondersteuning voor workshops en trainingen gericht op het vergroten
van de vaardigheden en kennis van bestuursleden en medewerkers. Dit omvat ook begeleiding
bij het opzetten van effectieve bestuursstructuren en financieel beheer.
-
• Bevorderen van netwerkvorming: mogelijkheden om samenwerkingsverbanden te organiseren
en te versterken, waardoor organisaties beter verbonden zijn met relevante partners
en elkaar.
-
• Toegang tot middelen: verkrijgen van advies op maat en informatie over bestaande subsidie-
en financieringsmogelijkheden, evenals ondersteuning bij het schrijven van succesvolle
subsidieaanvragen.
-
• Technologische ondersteuning: training in het gebruik van moderne technologieën en
tools, met als doel het optimaliseren van digitalisering binnen de organisatie.
-
• Marketing en zichtbaarheid: ontwikkelen van effectieve marketing- en communicatiestrategieën
om de zichtbaarheid van de organisatie te vergroten, waardoor zij hun impact kunnen
vergroten.
-
• Advies over (financiële) duurzaamheid: ondersteuning bij het ontwikkelen van duurzame
financieringsmodellen op de lange termijn, waardoor met duurzaam financieel beheer
de continuïteit en zelfstandigheid van de organisaties worden bevorderd.
Deze diversiteit aan ondersteuningsmogelijkheden stelt organisaties in staat om op
maat gemaakte stappen te zetten naar een versterkte en veerkrachtige toekomst; peer to peer educatietrajecten kunnen hier dus ook onderdeel van uit maken. De voucher mag maximaal
2 keer worden aangevraagd, waarbij er tussen de aanvragen minimaal een aanvraagtijdvak
moet zitten. Op deze manier kan de professionalisering waarvoor de eerste voucher
is aangevraagd effect sorteren, voordat er een volgende aanvraag gedaan wordt. Dit
is terug te vinden onder artikel 12, onder g, in de regeling.
Onderdeel 2 en 3 – kleine en middelgrote maatschappelijke initiatieven
Dit onderdeel van de regeling omvat initiatieven ter versterking van de gemeenschap,
gericht op het bevorderen van veerkracht binnen de gemeenschappen van nazaten van
tot slaaf gemaakten en het vieren van hun veerkracht. Binnen dit segment van de regeling
zijn er twee subsidieopties beschikbaar: een 'kleine' subsidie tussen € 5.000 en € 25.000,
toegekend op basis van loting, en een 'middelgrote' subsidie variërend tussen € 25.000
en € 125.000, beoordeeld en gerangschikt door de minister op basis van de beoordelingscriteria
uit artikel 11. De projecten kennen een looptijd van maximaal vier jaar.
Deze initiatieven kunnen onder meer de volgende, doeleinden hebben:
-
• Sociale samenhang en netwerkvorming: organisatie van gemeenschapsbijeenkomsten en
evenementen met als doel heling en herstel binnen diverse gemeenschappen, waarbij
de nadruk ligt op het samenbrengen van gemeenschapsleden en het bevorderen van sociale
samenhang.
-
• Educatie en bewustwording:
-
• ontwikkeling van programma's gericht op het vergroten van kennis over het eigen slavernijverleden
en/of het verleden van de Afrikaanse landen van herkomst en bewustwording van de doorwerking
ervan op individuele en gemeenschapspatronen;
-
• educatieve initiatieven gericht op bewustwording, begrip en empowerment;
-
• onderwijs- en voorlichtingsprogramma's om de veerkracht van de gemeenschap tegen discriminatie
en racisme te vergroten, met aandacht voor empowerment, voorlichting, en ondersteuning
in situaties van discriminatie.
-
• Community projecten: financiering van door gemeenschappen geleide projecten die zich
richten op het delen van hun geschiedenis en ervaringen met betrekking tot slavernij.
Dit kan ook gaan om oral history projecten.
-
• Gezamenlijke ontwikkeling van impactvolle plannen/projecten:
-
• economische empowerment van de gemeenschap;
-
• bewustwording, educatie en emancipatie met betrekking tot de doorwerking van het slavernijverleden
op de mentale en fysieke gezondheid van nazaten;
-
• professionele netwerkvorming binnen gemeenschappen;
-
• gezondheidsvoorlichtingscampagnes;
-
• projecten ter bevordering van gezondheid en welzijn in de gemeenschap.
-
• Educatieve programma's en ontwikkeling van lesmateriaal over het eigen slavernijverleden:
en/of het verleden van de Afrikaanse landen van herkomst ontwikkeling van uitgebreide
educatieve programma's voor gemeenschappen, inclusief lesmateriaal en interactieve
workshops.
-
• Organisatie van lezingen, seminars en paneldiscussies met internationaal karakter:
het faciliteren van evenementen die de dialoog en het begrip bevorderen door middel
van lezingen, seminars en paneldiscussies met een internationaal karakter.
-
• Digitale platforms: ontwikkeling van websites, apps of virtuele tours die informatie
en educatief materiaal over het slavernijverleden bieden.
-
• Culturele uitingen (zonder winstoogmerk) die de dialoog en het begrip bevorderen in
de betrokken gemeenschappen en in de samenleving als geheel, zoals tentoonstellingen,
voorstellingen en workshops.
Onderdeel 4 – grote maatschappelijke initiatieven
Dit onderdeel van de regeling omvat grote maatschappelijke initiatieven. Voor dit
onderdeel zijn aanvragen mogelijk van € 125.000 tot € 500.000. Deze projecten worden
verwacht een diepgaande en blijvende impact te hebben op de doelstellingen van de
regeling en bij te dragen aan een bredere maatschappelijke bewustwording en transformatie
met betrekking tot het slavernijverleden. Er wordt gestreefd naar bevordering van
samenwerking tussen grotere en grassroot organisaties.
Voor deze projecten gelden dezelfde doeleinden als voor kleine en middelgrote initiatieven.
Ook kent de doorlooptijd van een project een maximum van vier jaar. Van deze meer
grootschalige projecten wordt echter verwacht dat zij buiten een eindverslag ook een
controleverklaring opleveren. Dit vanwege de grootte van de projecten.
Het is niet uitgesloten om als organisatie voor verschillende projecten verschillende
aanvragen in te dienen maar dit kan niet in hetzelfde aanvraagtijdvak.
Artikel 7. Aanvragers
Rechtspersonen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden uitgesloten van deze regeling
omdat er een aparte subsidieregeling wordt opgesteld met hetzelfde doel, die het Caribisch
deel van het Koninkrijk zal omvatten. De voorliggende regeling is bedoeld voor aanvragers
die in het Europese deel van Nederland zijn gevestigd en daar ook de initiatieven
uitvoeren.
Het is niet uitgesloten dat organisaties met elkaar samenwerken of bijvoorbeeld met
organisaties uit de culturele -, welzijn- of zorgsector. In dat geval kan een van
de organisaties worden aangewezen als penvoerder en een aanvraag indienen.
Er kan niet aan aanvragers gevraagd worden te ‘bewijzen’ dat zij een nazaat van tot
slaafgemaakten zijn. Bij de beoordeling wordt wel meegenomen tot in welke mate de
aanvrager(s) geworteld zijn in de gemeenschap van nazaten van tot slaafgemaakten en
in hoeverre de beoogde activiteiten ten goede van de gemeenschap komen.
Artikel 8. Hoogte van de subsidie
Subsidiabele kosten
Onder subsidiabele kosten vallen alleen de kosten die direct zijn verbonden met de
voorbereiding van de aanvraag en de uitvoering van de activiteiten. Daarom moet de
subsidieaanvraag worden onderbouwd met een specificatie van de kosten die zijn toe
te rekenen aan de activiteit. De minister toetst vervolgens bij de subsidievaststelling
of het aannemelijk is dat deze kosten zijn gemaakt, of dat zij direct zijn verbonden
met het aanvraagproces en de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is
ontvangen en of het om redelijke kosten gaat. Dit proces volgt uit artikel 6 van het
Kaderbesluit BZK-subsidies.
Exploitatiekosten
De hoogte van subsidie wordt bepaald op basis van de begroting van de kosten die nodig
zijn voor de uitvoering van het project. Voor financiering komen alleen die kosten
in aanmerking die in het formulier voor de begroting worden genoemd. De hoofdregel
is dat het gaat om kosten die de aanvrager redelijkerwijs moet maken om de activiteiten
in het project uit te voeren en dat de kosten direct verbonden zijn met deze activiteiten.
Daarnaast geldt dat de aanvrager blijk geeft van een kostenbewuste uitvoering van
de activiteiten waarvoor de bijdrage is bestemd.
Voor enkele exploitatiekosten kan wel financiering worden aangevraagd. Naar verwachting
hebben veel organisaties die gebruik willen maken van deze regeling geen eigen huisvesting.
Om de regeling zo laagdrempelig mogelijk te houden en hen ook de gelegenheid te geven
om gebruik te maken van deze gelden komen de volgende exploitatiekosten wel in aanmerking
voor financiering.
-
• Kostenposten die wel mogen worden aangevraagd: marketingkosten, locatiehuur, materiaalkosten
en vervoerkosten.
-
• Kostenposten die niet kunnen worden aangevraagd: salariskosten, kantoorhuur, elektra-
en onderhoudskosten, daggeldvergoeding, verzekering, consumptie, benzine en beltegoed.
Daarnaast kan in algemene zin de aanvraag niet zijn gericht op het dekken van een
exploitatietekort. Dit zijn kosten die geenszins subsidiabel zijn, een aanvraag waar
deze kosten in zitten worden categorisch geweigerd. Dit is een reden voor weigering.
Dit betekent dat loonkosten van personeel in dienst van de organisatie niet in de
begroting mogen worden opgenomen, tenzij voor een aantal uren toegewezen aan het project
waar een aanvraag voor is ingediend. De huur van een locatie mag wel worden opgenomen,
maar kantoorhuur van de organisatie niet. Dit geldt ook voor overige kosten die bij
kantoorhuur komen kijken, zoals elektra en onderhoudskosten. Er kan een percentage
aan overhead kosten worden ingediend, maar wederom geen personele lasten die de organisatie standaard
draagt. Communicatiekosten die niet het project specifiek betreffen kunnen niet worden
opgenomen.
Kosten die het karakter hebben van een herstelbetaling, compensatie of schadeloosstelling
Herstelbetalingen, compensatie of schadeloosstelling voor het slavernijverleden komen
niet in aanmerking voor subsidie. Het kabinet heeft bewust gekozen voor een moreel
ethisch gebaar met deze regeling naar aanleiding van de excuses voor het slavernijverleden.
Tegelijkertijd blijft het kabinet actief betrokken bij initiatieven ter bevordering
van antidiscriminatie en antiracisme.
Onvoorziene kosten
Het is niet mogelijk een kostenpost op te nemen voor ‘onvoorziene kosten’ in de subsidieaanvraag.
Artikel 9. Subsidieaanvraagvereisten
De minimale subsidieaanvraagvereisten zijn opgenomen in het Kaderbesluit subsidies-BZK
in artikel 11, derde lid. Dit geldt voor alle vier de subsidieonderdelen (zowel de
professionaliseringsvouchers als kleine, middelgrote en grote initiatieven). Concreet
moet in de aanvraag het volgende worden opgenomen:
-
a. een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;
-
b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de betreffende subsidieregeling;
-
c. een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de geraamde inkomsten
en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd;
-
d. een tijdsplanning van de activiteit met de startdatum en verwachte datum van afronding
van het activiteitenplan;
-
e. indien voorschotten worden aangevraagd, een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende
het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;
-
f. het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief
een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat;
-
g. het inschrijfnummer van de aanvrager bij de Kamer van Koophandel;
-
h. voor aanvragen boven de € 25.000 moet een jaarrekening worden opgenomen.
Alleen subsidieaanvragen die deze gegevens volledig bevatten worden meegenomen in
het loting- en rangschikkingsproces. Indien er gegevens ontbreken hebben de aanvragers
twee weken de tijd om de aanvraag aan te vullen. Zij worden hier tijdig van op de
hoogte gesteld.
Artikel 10. De rangschikking van de aanvragen
Voor deze regeling is gekozen om een verdeling van het subsidieplafond te maken op
volgorde van rangschikking van de aanvragen nadat deze allemaal zijn binnengekomen
en op volledigheid zijn gecontroleerd. Dit zorgt ervoor dat niet alleen de heel ervaren
initiatieven die succesvol zijn in het doen van subsidieaanvragen kans kunnen maken
op de middelen, maar ook de partijen met impactvolle projecten die minder ervaren
zijn in het doen van een subsidieaanvraag.
Voor subsidies voor professionaliseringsvouchers en kleine maatschappelijke initiatieven
wordt de rangschikking van alle volledige en tijdige aanvragen bepaald door loting,
indien het totaal aangevraagde bedrag het beschikbare bedrag overschrijdt. De hoogst
gerangschikte aanvragen komen het eerst in aanmerking voor subsidie. Als met alle
volledige en tijdige aanvragen het subsidieplafond niet wordt overschreden, worden
de aanvragen dus toegekend zonder dat er loting plaatsvindt.
Voor subsidies voor middelgrote en grootschalige maatschappelijke initiatieven wordt
een rangschikking opgesteld aan de hand van de beoordelingscriteria uit artikel 11.
Artikel 11. Beoordelingscriteria
De minister beoordeelt de aanvragen voor middelgrote en grootschalige initiatieven
op de volgende aspecten en met een beoordelingskader waar deze aspecten op volgorde
van hun relatieve belang zijn opgenomen:
-
a. Aanvragen moeten helder laten zien hoe de activiteit aansluit bij de beoogde doelen,
zoals in artikel 2 van de regeling genoemd. Dit betreft een beter begrip van de doorwerking
van het slavernijverleden en het tegengaan van de gevolgen van de doorwerking van
het slavernijverleden in het heden, de verwerking van het slavernijverleden, het bevorderen
van kennis en bewustwording over het slavernijverleden en de erkenning en herdenking
van het slavernijverleden.
-
b. Subsidieaanvragen worden beoordeeld op de waarschijnlijkheid dat de gestelde doelen
daadwerkelijk worden bereikt. Daarnaast wordt gekeken naar het aantal personen dat
direct of indirect wordt bereikt door het project. Aanvragers moeten overtuigend aantonen
dat hun project concrete resultaten zal opleveren en een aanzienlijke impact zal hebben.
-
c. De beoordeling omvat de specifieke aandacht voor de mate waarin het project ten goede
komt aan nazaten van tot slaaf gemaakten. Dit kan betrekking hebben initiatieven/programma
gericht op deze doelgroep en strategieën om de betrokkenheid van deze gemeenschappen
te vergroten.
-
d. Inzage in of de aanvrager(s) voldoende geworteld is/zijn in de gemeenschap. Dit kan
bijvoorbeeld blijken omdat aanvragers aangeven deel uit te maken van de gemeenschap,
aantoonbare kennis hebben van het slavernijverleden en/of de cultuur en taal van de
betrokken gemeenschappen, eerdere projecten samen met en/of voor de gemeenschap hebben
georganiseerd of uit een andere eerdere samenwerking met de gemeenschap.
-
e. De efficiëntie van de activiteit wordt beoordeeld in relatie tot de kosten. Aanvragers
moeten laten zien dat de voorgestelde kosten in verhouding staan tot het beoogde bereik
ende impact van de activiteit. Een analyse van de kosten gerelateerd aan bereik in
de aanvraag kan hierbij behulpzaam zijn.
-
f. Bij de rangschikking van subsidieaanvragen wordt voorrang gegeven aan projecten en
activiteiten waarin samenwerking en aansluiting wordt gezocht met grassroots organisaties.
Het bevorderen van samenwerking met deze organisaties wordt als positief beoordeeld,
gezien hun belangrijke rol op lokaal niveau en hun directe betrokkenheid bij de gemeenschappen
die door het slavernijverleden zijn beïnvloed.
-
g. De mate waarin beoogde projectactiviteiten en -resultaten een blijvend (positief)
effect teweeg zullen brengen in de gemeenschap. De beoogde projectresultaten worden
zodanig ingebed, dat versterking van de gemeenschap ook na de subsidieperiode gegarandeerd
is.
Artikel 12. Weigeringsgronden
Aanvragen die niet voldoen aan de subsidieaanvraagvereisten zoals benoemd in artikel
9 komen niet in aanmerking voor beoordeling, zowel voor de loting als de rangschikking
en beoordeling door de minister. Subsidies die niet ten goede komen aan de doelen
van de regeling zullen worden afgewezen.
In deze regeling wordt uitgegaan van 100% financiering van een project. Dezelfde activiteiten
mogen dan ook niet al gesubsidieerd zijn via een andere subsidieregeling en het mag
geen aanvullende aanvraag voor financiering betreffen. Dit is om te voorkomen dat
er meer dan 100% van de subsidiabele kosten worden gesubsidieerd. Activiteiten met
een looptijd van langer dan vier jaar worden niet gesubsidieerd.
Artikel 13. Wijze van subsidieverstrekking
Ter waarborging van een transparant en verantwoordelijk gebruik van subsidiegelden,
zijn er heldere richtlijnen vastgesteld voor de verstrekking en verantwoording binnen
de regeling. De wijze van subsidieverstrekking in deze regeling volgt de regels voor
subsidieverstrekking zoals die zijn opgeschreven in de artikelen 16, 17 en 18 van
het Kaderbesluit BZK-subsidies. De algemene regels over de verantwoording en vaststelling
van subsidies zijn gestoeld op artikel 24 van het Kaderbesluit.
Betaling & bevoorschotting
-
• Voor de professionaliseringsvoucher geldt dat het subsidiebedrag direct wordt vastgesteld.
Er hoeft geen eindverslag in te worden gediend.
-
• De subsidies met een bedrag van € 5.000 tot € 25.000 (subsidieonderdeel 2) wordt in
de beschikking opgenomen op welke datum de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.
Het volledig aangevraagde bedrag kent bij toekenning 100% bevoorschotting. Voor subsidieonderdeel
2 geldt wel dat een vaststellingsaanvraag moet worden ingediend.14
-
• Voor de subsidies met een bedrag tussen € 25.000 tot € 125.000 (subsidieonderdeel
3) geldt een 80% bevoorschotting bij beschikking. Na afronding van de activiteiten
wordt een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend met gebruikmaking van een daartoe
beschikbaar gesteld elektronisch formulier. Deze vaststelling gaat vergezeld met een
eindverslag, hetgeen een weergave bevat van de bereikte resultaten, bestede middelen,
en de mate waarin het project heeft bijgedragen aan de gestelde doelen in overeenstemming
met de subsidievoorwaarden.15
-
• Voor de subsidies van € 125.000 en hoger (subsidieonderdeel 4) geldt ook een bevoorschotting
van 80% bij beschikking, en dient na afronding van het gesubsidieerde project een
uitgebreide verantwoording te worden ingediend. Deze verantwoording omvat een vaststellingsaanvraag
met het eindverslag van het project – zoals toegelicht in voorgaande paragraaf – vergezeld
van een controleverklaring conform artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht.16.
Voor alle vier subsidieonderdelen geldt dat de aanvrager de plicht heeft om schriftelijk
te melden wanneer het aannemelijk is dat activiteiten niet kunnen plaatsvinden of
niet aan de verplichtingen van de regeling kan worden voldaan. Nadere instructies
met betrekking tot de indiening en inhoud van het eindverslag bij vaststelling worden
verstrekt door de minister in de subsidiebeschikking.
Voortgangsverslag
Voor subsidies van € 25.000,– of meer waar de activiteiten langer dan een jaar duren,
moet er één keer per jaar een voortgangsverslag worden opgestuurd. Dit verslag laat
zien wat de voortgang van de activiteiten is. Deze verplichting is terug te vinden
in artikel 19 van het Kaderbesluit BZK-subsidies.
Concreet komt dit qua betaling bevoorschotting en verantwoording per subsidieonderdeel
op het volgende neer:
Onderdeel
|
Bedrag
|
Betaling & bevoorschotting
|
Voortgang & verantwoording
|
Professionaliseringsvouchers
|
€ 5.000
|
100% bedrag direct vastgesteld
|
Geen – directe vaststelling bij beschikking
|
Kleine maatschappelijke initiatieven
|
€ 5.000 – € 25.000
|
100% bedrag bij beschikking
|
Vaststellingsaanvraag
inclusief eindverslag
|
Middelgrote maatschappelijke initiatieven
|
€ 25.000 – € 125.000
|
80% bij beschikking
20% bij vaststelling
|
Jaarlijks voortgangsverslag, vaststellingsaanvraag inclusief eindverslag
|
Grote maatschappelijke initiatieven
|
€ 125.000 – € 500.000
|
80% bij beschikking
20% bij vaststelling
|
Jaarlijks voortgangsverslag, vaststellingsaanvraag inclusief eindverslag en controleverklaring1
|
X Noot
1Artikel 24 Kaderbesluit BZK-subsidies.
Artikel 14. Verplichtingen subsidieontvanger
Naast de verplichtingen benoemd in artikel 14 zijn er verplichtingen voor de subsidieontvanger
opgesomd in artikel 21 van het Kaderbesluit BZK-subsidies. De subsidieontvanger is
volgens het Kaderbesluit verplicht:
-
a. De activiteit uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de
beschikking tot subsidieverlening, of, indien direct een beschikking tot subsidievaststelling
wordt gegeven, overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de subsidievaststelling;
-
b. Te voldoen aan de verplichtingen die door de minister aan de subsidie zijn verbonden;
-
c. Op verzoek van de minister medewerking te verlenen aan openbaarmaking van de gegevens
en de resultaten van de gesubsidieerde activiteit, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs
niet kan worden gevergd;
-
d. Op verzoek van de minister alle medewerking te verlenen aan een door de minister terzake
van de toepassing en de effecten van dit besluit ingesteld evaluatieonderzoek, die
de minister redelijkerwijs nodig heeft bij de uitvoering van dat evaluatieonderzoek;
-
e. Indien een egalisatiereserve is gevormd, deze zo veilig mogelijk te beheren;
-
f. Onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan de minister van de indiening bij de
rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring
van hem;
-
g. Voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen en voor de overige activiteiten
een gescheiden administratie te voeren;
-
h. De in het kader van de subsidieverstrekking gevoerde administratie te bewaren tot
vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling of, indien sprake
is van staatssteun, gedurende een andere bij ministeriële regeling of bij beschikking
aangegeven termijn;
-
i. Op verzoek van de minister nadere informatie aan te leveren ten behoeve van nadere
verantwoording aan de Europese Commissie, op basis van de artikelen 106, tweede en
derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
dan wel een van de Europese steunkaders.
Artikel 15. Inwerkingtreding
De subsidieregeling treedt in werking op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip
en vervalt vier jaar na inwerkingtreding. Hierna volgen dus geen aanvraagtijdvakken
meer en vindt er geen bevoorschotting meer plaats. Na het vervallen van de regeling
is er wel nog tijd voor de uitvoering en van de activiteiten omdat die een maximale
looptijd van vier jaar mogen hebben.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering
en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen