Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2024
Met deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over het voorstel voor de verdere uitwerking
van een geografische verdeling tussen het Caribisch deel van het Koninkrijk; Aruba,
Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten, Europees Nederland en Suriname,
met betrekking tot de Regeling voor Maatschappelijke Initiatieven en de Beleidsintensiveringen
uit de kabinetsreactie op het rapport «Ketenen van het Verleden».1
Het kabinet vindt het belangrijk, zoals eerder aangegeven, dat de inzet van de middelen
wordt bepaald in afstemming met de gemeenschappen van nazaten en andere betrokkenen
in Europees Nederland, het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname. Om met hen
tot concrete uitwerking te kunnen komen is het belangrijk dat het kabinet hiervoor
heldere financiële kaders schept. Het kabinet heeft daartoe, zoals ook aangekondigd
in de voortgangsbrief van 23 juni jl. (Kamerstuk 36 284, nr. 34), een geografische verdeling van de middelen voor de Regeling voor Maatschappelijke
Initiatieven en de Beleidsintensiveringen tussen het Caribisch deel van het Koninkrijk,
Nederland en Suriname voorgesteld. Deze regeling wordt hieronder toegelicht.
Geografische verdeling Regeling voor Maatschappelijke Initiatieven:
Voor de Regeling voor Maatschappelijke Initiatieven is in totaal € 100 miljoen beschikbaar,
waarvoor het kabinet een geografische verdeling van 1/3 voor het Caribisch deel van
het Koninkrijk, 1/3 voor (Europees) Nederland en 1/3 voor Suriname voorstelt. Dat
komt neer op € 33 miljoen per gebied. Hierbij is het van belang dat de middelen laagdrempelig
toegankelijk zijn voor de beoogde ontvangers, om inclusiviteit in het gebruik van
het fonds te waarborgen, terwijl tevens wordt toegezien op de doelmatigheid en rechtmatigheid
van de besteding van de middelen.
Geografische verdeling Beleidsintensiveringen:
Bij het uitwerken van beleidsintensiveringen zien we dat de werkwijze en het tempo
in het Caribisch deel van het Koninkrijk om duidelijkheid vraagt over de financiële
kaders.
Daarom wordt voorgesteld om maximaal € 33 miljoen te reserveren voor het Caribisch
deel van het Koninkrijk en dat op basis daarvan een pakket aan maatregelen wordt uitgewerkt.
Uit de 33 miljoen worden in ieder geval de toezeggingen uit de kabinetsreactie van
19 december 2022 voor het Caribisch deel van het Koninkrijk bekostigd en de toezeggingen
uit de zogenoemde eilandbrieven van 19 december 2022.
De eerste ideeën over de verdeling per eiland en mogelijke maatregelen van de gereserveerde
€ 33 miljoen zijn besproken tijdens de Catshuissessies op Sint-Maarten, op 1 en 2 oktober
jl., en worden in de komende periode verder uitgewerkt. Nazaten, maatschappelijke
organisaties en de overheden van ieder land en eiland hebben hierbij de regie en bepalen
het tempo. Waar mogelijk en wenselijk wordt de samenwerking tussen (ei)landen opgezocht.
De Ministeries van BZK en OCW hebben hierin een ondersteunende en faciliterende rol.
Ook voor Nederland en Suriname geldt als uitgangspunt een verdeling van 1/3 voor Nederland
en 1/3 voor Suriname, vanuit de beschikbare 100 miljoen. Samen met nazaten en andere
betrokkenen komen de betrokken bewindspersonen tot een verdere concretisering van
de plannen, welke op 1 juli 2025 moeten zijn ingediend.
Het kabinet stelt ten aanzien van de beleidsintensiveringen dat maatregelen een directe
link moeten hebben met de genoemde doelstellingen in de kabinetsreactie van 19 december
2022. en dat de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de middelen moet
worden gewaarborgd.
De voorstellen zullen door de Ministeriële Stuurgroep Slavernijverleden worden getoetst
op deze randvoorwaarden en vervolgens worden vastgesteld. Daarbij is het ook essentieel
dat de maatregelen draagvlak genieten bij nazaten en andere betrokkenen en dat de
uitvoering eveneens wordt gedaan in nauwe samenwerking met nazaten en betrokkenen.
In het voorjaar van 2024 wordt uw Kamer verder geïnformeerd over de uitwerking van
de Regeling voor Maatschappelijke Initiatieven en de Beleidsintensiveringen.
De Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, A.C. van Huffelen
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot