Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 23 juni 2025, nr. WJZ/ 99391401, tot wijziging van de Omgevingsregeling en enkele subsidiemodules in verband met de vervanging van het tijdelijke hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling [Keten-ID WGK27835]

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op de artikelen 2.24, tweede lid, en 2.46, eerste lid, van de Omgevingswet, artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, en artikel 44, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I (OMGEVINGSREGELING)

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 3 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

Afdeling 3.7 AERIUS REGISTER

Artikel 3.57 (compartimenten AERIUS Register)
  • 1. Voor de volgende categorieën van projecten bevat AERIUS Register compartimenten als bedoeld in artikel 10.25, vierde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving en is de stikstofdepositieruimte beschikbaar die is opgenomen in dat compartiment:

    • a. Natura 2000-activiteiten die betrekking hebben op de bouw van niet op een distributienet voor aardgas aangesloten woningen, inclusief het realiseren van noodzakelijke en direct met het project samenhangende nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige maatregelen en infrastructuur en noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat;

    • b. op wegen in beheer bij het Rijk betrekking hebbende renovatieprojecten en projecten ter vergroting van de veiligheid van weggebruikers en anderen op die wegen;

    • c. gemelde PAS-projecten;

    • d. rijksvastgoedprojecten;

    • e. projecten van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    • f. projecten die bijdragen aan het terugdringen van emissies van broeikasgassen of aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening, economie en samenleving;

    • g. projecten van de Minister van Defensie; en

    • h. projecten waarvoor gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn voor de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit of waarvoor de voorgenomen beslissing op de aanvraag om een dergelijke vergunning op grond van artikel 4.25 van het Omgevingsbesluit instemming van gedeputeerde staten behoeft.

  • 2. De compartimenten voor de categorieën projecten, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en c, gelden als een gezamenlijk compartiment waarvan de stikstofdepositieruimte beschikbaar wordt gesteld als bepaald in artikel 3.71.

Artikel 3.58 (maatregelen waardoor stikstofdepositieruimte ontstaat)
  • 1. Een maatregel voor het verkrijgen van stikstofdepositie als bedoeld in artikel 10.25, derde lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving, waardoor stikstofdepositieruimte ontstaat, is in ieder geval:

    • a. de onomkeerbare sluiting van varkenshouderijlocaties op grond van artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen;

    • b. de blijvende vermindering van de stikstofemissie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden zoals zij luidde tot 1 december 2022;

    • c. de blijvende vermindering van stikstofemissie door maatregelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders 2024;

    • d. een maatregel waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 10.36dd van het Omgevingsbesluit, getroffen door, onder verantwoordelijkheid van, na afstemming met of op verzoek van:

      • 1°. de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

      • 2°. de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

      • 3°. de Minister van Klimaat en Groene Groei;

      • 4°. de Minister van Defensie; en

      • 5°. provinciale staten of gedeputeerde staten.

  • 2. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid, onder d, die is afgestemd met een van de daar genoemde bestuursorganen kan ook een maatregel van een ander bestuursorgaan zijn die is genomen om stikstofdepositieruimte te verkrijgen.

  • 3. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid, onder d, is kan in ieder geval zijn:

    • a. de intrekking of wijziging van een toestemming voor een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt waardoor de stikstofdepositie door die activiteit vermindert; en

    • b. een wettelijk voorschrift of ander besluit dat leidt tot een vermindering van de stikstofdepositie door een toegestane activiteit.

  • 4. In het derde lid, onder a, wordt verstaan onder toestemming:

    • a. een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit;

    • b. een ander op een Natura 2000-activiteit betrekking hebbend besluit voor het nemen waarvan de gevolgen van de activiteit voor de fysieke leefomgeving zijn beoordeeld; en

    • c. als een vergunning of besluit als bedoeld onder a of b ontbreekt en als de activiteit rechtmatig werd uitgevoerd op de datum waarop artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn is gaan gelden voor het betrokken Natura 2000-gebied en sindsdien onafgebroken is uitgevoerd: de meest beperkende toestemming volgend uit:

      • 1°. een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit;

      • 2°. een melding als bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 5 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of

      • 3°. een ander op een Natura 2000-activiteit betrekking hebbend besluit of wettelijk voorschrift.

Artikel 3.59 (verantwoordelijkheid vullen compartimenten in AERIUS Register)
  • 1. De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur draagt zorg voor het opnemen van stikstofdepositieruimte in AERIUS Register die ontstaat door:

    • a. een maatregel als bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, onder a, b en c; en

    • b. een maatregel als bedoeld in artikel 3.58, tweede lid, voor zover deze niet door een ander bestuursorgaan is aangemerkt als maatregel als bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, onder d, aanhef en onder 1° tot en met 5°.

  • 2. De ministers die het aangaat dragen zorg voor het opnemen van stikstofdepositieruimte in AERIUS Register die ontstaat door een maatregel als bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, onder d, aanhef en onder 1° tot en met 4°.

  • 3. Gedeputeerde staten dragen zorg voor het opnemen van stikstofdepositieruimte in AERIUS Register die ontstaat door een maatregel als bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, onder d, aanhef en onder 5°.

  • 4. De ministers die het aangaat en gedeputeerde staten kunnen stikstofdepositieruimte in AERIUS Register opnemen waarvan vervolgens ten hoogste 0,05 mol stikstof per hectare per jaar kan worden gebruikt in een besluit waarbij een project wordt toegestaan als bedoeld in artikel 8.74e van het Besluit kwaliteit leefomgeving, als de stikstofdepositieruimte ontstaat door een maatregel als bedoeld in artikel 3.58.

Artikel 3.60 (voorwaarden vullen compartimenten in AERIUS Register)
  • 1. De ministers die het aangaat en gedeputeerde staten nemen ten hoogste 70% van de vermindering van stikstofdepositie door een maatregel als bedoeld in artikel 3.58, eerste en tweede lid, als stikstofdepositieruimte in AERIUS Register op. De beperking tot ten hoogste 70% geldt niet voor stikstofdepositieruimte die het gevolg is van een maatregel waarbij al eerder aan deze beperking toepassing is gegeven.

  • 2. De ministers die het aangaat en gedeputeerde staten nemen stikstofdepositieruimte alleen in AERIUS Register op:

    • a. als voor de maatregel een wettelijk voorschrift of een besluit nodig is: nadat dat voorschrift of besluit in werking is getreden;

    • b. voor zover de vermindering van stikstofdepositie met zekerheid en nauwkeurigheid kan worden vastgesteld; en

    • c. als handhaving van de wettelijke voorschriften die verband houden met de maatregel voldoende is verzekerd.

Artikel 3.61 (bestemming stikstofdepositieruimte SSRS-bank)
  • 1. Stikstofdepositieruimte die is verkregen door een maatregel als bedoeld in 3.58, eerste lid, onder a of b, is alleen beschikbaar voor:

    • a. gemelde PAS-projecten;

    • b. woningbouwprojecten als bedoeld in artikel 3.57, eerste lid, onder a; en

    • c. projecten ten aanzien van wegen in beheer bij het Rijk als bedoeld in artikel 3.57, eerste lid, onder b.

  • 2. Stikstofdepositieruimte als bedoeld in het eerste lid is gedurende de eerste 17 weken na de datum waarop zij in AERIUS Register is opgenomen, alleen beschikbaar voor gemelde PAS-projecten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, stikstofdepositieruimte als bedoeld in het eerste lid ook beschikbaar stellen voor een woningbouwproject, als de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening:

    • a. hem uiterlijk drie weken voor het opnemen van de stikstofdepositieruimte in AERIUS Register heeft geïnformeerd dat voor het project een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit:

      • 1°. is aangevraagd; of

      • 2°. naar alle waarschijnlijkheid zal worden aangevraagd voordat in bijlage II een nieuwe versie van AERIUS Register wordt aangewezen; en

    • b. daarbij een berekening op hexagoonniveau van de benodigde stikstofdepositieruimte voor het project heeft overgelegd.

Artikel 3.62 (bestemming stikstofdepositieruimte verkregen door maatregelen voor gemelde PAS-projecten)

Stikstofdepositieruimte die is verkregen door een maatregel als bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, onder c, is alleen beschikbaar voor gemelde PAS-projecten.

Artikel 3.63 (bestemming stikstofdepositieruimte verkregen door maatregelen Ministers)
  • 1. Stikstofdepositieruimte die is verkregen door een maatregel die is getroffen door, onder verantwoordelijkheid van, na afstemming met of op verzoek van de volgende ministers, is alleen beschikbaar voor de volgende projecten:

    • a. de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: rijksvastgoedprojecten en woningbouwprojecten als bedoeld in artikel 3.57, eerste lid, onder a;

    • b. de Minister van Infrastructuur en Waterstaat: projecten van die minister;

    • c. de Minister van Klimaat en Groene Groei: projecten die bijdragen aan het terugdringen van emissies van broeikasgassen of aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening, economie en samenleving; en

    • d. de Minister van Defensie: projecten van die minister.

  • 2. De minister die het aangaat kan de stikstofdepositieruimte op verzoek van een andere minister of gedeputeerde staten ook beschikbaar stellen voor andere projecten als bedoeld in artikel 3.57.

Artikel 3.64 (bestemming stikstofdepositieruimte verkregen door maatregelen gedeputeerde staten)
  • 1. Stikstofdepositieruimte die is verkregen door een maatregel als bedoeld in 3.58, eerste lid, onder d, aanhef en onder 5°, is alleen beschikbaar voor projecten waarvoor gedeputeerde staten van de betrokken provincie bevoegd gezag zijn voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit of waarvoor de voorgenomen beslissing op de aanvraag om een dergelijke vergunning op grond van artikel 4.25 van het Omgevingsbesluit instemming van gedeputeerde staten behoeft.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen de stikstofdepositieruimte op verzoek van een minister of gedeputeerde staten van een andere provincie ook beschikbaar stellen voor andere projecten als bedoeld in 3.57.

Artikel 3.65 (bestemming stikstofdepositieruimte van ten hoogste 0,05 mol)

In afwijking van de artikelen 3.61 tot en met 3.64 is stikstofdepositieruimte ten aanzien waarvan artikel 3.59, vierde lid, is toegepast, beschikbaar voor alle in artikel 3.57 bedoelde projecten.

Artikel 3.66 (berekening beschikbare stikstofdepositieruimte)
  • 1. De op het moment van reservering of toedeling beschikbare stikstofdepositieruimte voor een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied wordt berekend volgens de volgende formule:

    beschikbare stikstofdepositieruimte = AERIUS – reservering/toedeling + doorhaling + omzetting.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:

    AERIUS:

    in AERIUS Register voor die hectare opgenomen stikstofdepositieruimte;

    reservering of toedeling:

    stikstofdepositieruimte die tot het moment van reservering of toedeling voor andere projecten is gereserveerd of aan andere projecten is toegedeeld;

    doorhaling:

    stikstofdepositieruimte die weer beschikbaar is gekomen na het wijzigen, intrekken of vervallen van een reservering of na het wijzigen of intrekken van een aanvraag om een omgevingsvergunning;

    omzetting:

    stikstofdepositieruimte die weer beschikbaar is gekomen na het intrekken of vernietigen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, of die weer beschikbaar is gekomen nadat een activiteit is beëindigd.

Artikel 3.67 (reservering stikstofdepositieruimte voor project)
  • 1. Stikstofdepositieruimte kan worden gereserveerd door:

    • a. het bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit voor projecten als bedoeld in artikel 3.57, eerste lid, onder a tot en met g; en

    • b. gedeputeerde staten voor andere projecten dan bedoeld in artikel 3.57, eerste lid,onder a, b en c, waarvoor zij het bevoegd gezag zijn voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit of waarvoor de voorgenomen beslissing op de aanvraag om een dergelijke vergunning op grond van artikel 4.25 van het Omgevingsbesluit instemming van gedeputeerde staten behoeft.

  • 2. Stikstofdepositieruimte voor projecten als bedoeld in artikel 3.57, eerste lid, onder a, b en c, ten aanzien waarvan artikel 3.69 is toegepast, kan worden gereserveerd nadat 17 weken zijn verstreken na de datum waarop de stikstofdepositieruimte in AERIUS Register is opgenomen.

  • 3. Gedeputeerde staten reserveren alleen stikstofdepositieruimte voor een woningbouwproject als de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas.

  • 4. Een reservering als bedoeld in het eerste lid vervalt als het bevoegd gezag een beslissing heeft genomen op de aanvraag om de omgevingsvergunning.

Artikel 3.68 (reservering stikstofdepositieruimte voor woningbouwcluster)
  • 1. Bij de aanvraag van het college van burgemeester en wethouders om een reservering voor een woningbouwcluster als bedoeld in artikel 10.27, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt een berekening overgelegd waaruit blijkt dat in AERIUS Register binnen de stikstofdepositieruimte die is verkregen door een maatregel als bedoeld in 3.58, eerste lid, onder d, voldoende stikstofdepositieruimte beschikbaar is voor het woningbouwcluster.

  • 2. Gedeputeerde staten beslissen over de reservering in de volgorde waarin de aanvragen zijn ontvangen.

  • 3. Gedeputeerde staten reserveren alleen stikstofdepositieruimte voor een woningbouwcluster als de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas.

  • 4. Een reservering voor een woningbouwcluster vervalt voor zover gedeputeerde staten stikstofdepositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster, maar in ieder geval als sinds de reservering twee jaar zijn verstreken.

  • 5. Gedeputeerde staten kunnen de termijn, bedoeld in het vierde lid, eenmaal verlengen met ten hoogste een jaar.

Artikel 3.69 (voorwaarden reservering stikstofdepositieruimte voor gemeld PAS-project)
  • 1. Het bevoegd gezag reserveert alleen stikstofdepositieruimte voor een gemeld PAS-project als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. voor het project gold een meldingsplicht op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof, zoals deze regeling luidde tot 1 januari 2017, of op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, zoals deze luidde op 28 mei 2019;

    • b. voor het project is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019 een melding gedaan;

    • c. het project is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019:

      • 1°. volledig gerealiseerd, waaronder wordt verstaan dat installaties, gebouwen en infrastructuur waren opgericht;

      • 2°. nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer heeft in die periode al wel een begin gemaakt met de realisatie, zoals aanleg of bouw van installaties, gebouwen en infrastructuur; of

      • 3°. nog niet begonnen, maar in die periode zijn al wel onomkeerbare en significante investeringsverplichtingen voor het project aangegaan;

    • d. voor de activiteit waarop de melding betrekking heeft, is geen toereikende en onherroepelijke omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit verleend;

    • e. als de melding betrekking heeft op een wijziging van een project dat geheel of gedeeltelijk was gerealiseerd voor 1 februari 2009 maar na de datum waarop artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn is gaan gelden voor het betrokken Natura 2000-gebied, dan is de totale stikstofdepositie die door het gewijzigde project wordt veroorzaakt op een voor stikstof gevoelige habitat in dat gebied niet groter dan de op het moment van de melding geldende grenswaarde, bedoeld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming zoals dat besluit luidde op 28 mei 2019;

    • f. als het project dat wordt uitgevoerd, substantieel afwijkt van het gemelde project en het gewijzigde project veroorzaakt niet meer stikstofdepositie op een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dan het gemelde project; en

    • g. de activiteit waarop het project betrekking heeft, wordt nog verricht.

  • 2. Het eerste lid, onder g, geldt niet als het project voldoet aan het eerste lid, onder c, onder 3°.

Artikel 3.70 (verdeling stikstofdepositieruimte over gemelde PAS-projecten)

Het bevoegd gezag geeft bij het reserveren van stikstofdepositieruimte voor gemelde PAS-projecten voorrang aan projecten ten aanzien waarvan het een verzoek heeft ontvangen tot handhaving van het verbod, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming zoals dat luidde op 31 december 2023, of van het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder e, van de wet, om zonder vergunning een Natura 2000-activiteit te verrichten te realiseren. Als het na toepassing van de eerste zin noodzakelijk is om een keuze te maken tussen projecten, kiest het bevoegd gezag de combinatie van projecten die gezamenlijk voor een optimale benutting van de beschikbare stikstofdepositieruimte zorgt.

Artikel 3.71 (reservering stikstofdepositieruimte voor gemeld PAS-project na verdeling ruimte en ontvangst aanvraag)
  • 1. Het bevoegd gezag kan voor gemelde PAS-projecten alleen stikstofdepositieruimte reserveren als deze zijn geselecteerd met toepassing van artikel 3.70.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de ruimte reserveren na ontvangst van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit voor dat project.

Artikel 3.72 (registratie wijzigingen in AERIUS Register)
  • 1. Het bevoegd gezag voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit draagt zorg voor:

    • a. afschrijving in AERIUS Register van stikstofdepositieruimte die aan het project is toegedeeld;

    • b. doorhaling van gereserveerde stikstofdepositieruimte als de betrokken vergunningaanvraag is ingetrokken of als een beslissing is genomen op de betrokken aanvraag; en

    • c. omzetting van toegedeelde in gereserveerde stikstofdepositieruimte als de vergunning is vernietigd.

  • 2. Voor projectbesluiten voor een autoweg, autosnelweg, spoorweg of vaarweg van nationaal belang en voor tracébesluiten als bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet zoals deze wet luidde tot 1 januari 2024 en waarop die wet van toepassing is op grond van artikel 4.44, 4.45 of 4.46 van de Invoeringswet Omgevingswet draagt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat zorg voor:

    • a. afschrijving in AERIUS Register van stikstofdepositieruimte die hij heeft toegedeeld; en

    • b. omzetting van toegedeelde in gereserveerde stikstofdepositieruimte als het projectbesluit of tracébesluit is vernietigd.

  • 3. Voor kavelbesluiten draagt de Minister van Klimaat en Groene Groei zorg voor:

    • a. afschrijving in AERIUS Register van stikstofdepositieruimte die hij heeft toegedeeld; en

    • b. omzetting van toegedeelde in gereserveerde stikstofdepositieruimte als het kavelbesluit is vernietigd.

  • 4. De in het eerste tot en met derde lid bedoelde bestuursorganen kunnen zorg dragen voor de bijschrijving in AERIUS Register van stikstofdepositieruimte die weer beschikbaar komt wanneer:

    • a. het besluit waarin stikstofdepositieruimte is toegedeeld, is ingetrokken voordat het project is begonnen; of

    • b. de bouw- en aanlegfase waarvoor stikstofdepositieruimte is toegedeeld, is afgerond.

  • 5. De in het eerste tot en met derde lid bedoelde bestuursorganen dragen zorg voor de bijschrijving in AERIUS Register van stikstofdepositieruimte die weer beschikbaar komt, als het besluit waarin stikstofdepositieruimte is toegedeeld, is ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 3.73 (eenheid stikstofdepositie)

Stikstofdepositie in het register wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar.

B

Bijlage I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

gemeld PAS-project:

gemeld PAS-project als bedoeld in artikel 3.69;

kavelbesluit:

kavelbesluit als bedoeld in artikel 1 van de Wet windenergie op zee;

2. In de begripsomschrijving van AERIUS Register wordt ‘artikel 17a.2’ vervangen door ‘artikel 10.25 van het Besluit kwaliteit leefomgeving’.

C

In de tabel in bijlage II wordt in de rij met betrekking tot AERIUS Register ‘Hoofdstuk 17a van deze regeling’ vervangen door ‘Hoofdstukken 8 en 10 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 3.7 van deze regeling’.

ARTIKEL II (LANDELIJKE BEËINDIGINGSREGELING VEEHOUDERIJLOCATIES KLEINERE SECTOREN)

In artikel 15, derde lid, onder a, van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren wordt ‘hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling’ vervangen door ‘afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling’.

ARTIKEL III (LANDELIJKE BEËINDIGINGSREGELING VEEHOUDERIJLOCATIES MET PIEKBELASTING)

In artikel 16, derde lid, onder a, van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting wordt ‘in het stikstofregistratieregister, bedoeld in artikel 2.3 van de Regeling natuurbescherming, dan wel, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, in Aerius Register, bedoeld in hoofdstuk 17A van de Omgevingsregeling’ vervangen door ‘in AERIUS Register, bedoeld in afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling’.

ARTIKEL IV (LANDELIJKE BEËINDIGINGSREGELING VEEHOUDERIJLOCATIES VOOR STIKSTOFREDUCTIE)

In artikel 16, derde lid, onder a, van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie wordt ‘in het stikstofregistratieregister, bedoeld in artikel 2.3 van de Regeling natuurbescherming, dan wel, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, in Aerius Register, bedoeld in hoofdstuk 17A van de Omgevingsregeling’ vervangen door ‘in AERIUS Register, bedoeld in afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling’.

ARTIKEL V (LANDELIJKE VERPLAATSINGSREGELING VEEHOUDERIJEN MET PIEKBELASTING)

In artikel 3.18, tweede lid, onder a, van de Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting wordt ‘Aerius Register, bedoeld in hoofdstuk 17A van de Omgevingsregeling’ vervangen door ‘AERIUS Register, bedoeld in afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling’.

ARTIKEL VI (REGELING NATIONALE EZK- EN LNV-SUBSIDIES)

In artikel 2.2.36a, tweede lid, onder a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt ‘hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling’ vervangen door ‘afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling’.

ARTIKEL VII (INWERKINGTREDING)

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 juni 2025

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling tot wijziging van de Omgevingsregeling (hierna: wijzigingsregeling) regelt de omzetting van het tijdelijke hoofdstuk 17a AERIUS Register naar een permanente plek in de Omgevingsregeling. AERIUS Register is een webapplicatie die kan worden gebruikt voor het toedelen van stikstofruimte bij de verlening van omgevingsvergunningen. Deze wijzigingsregeling bevat slechts juridisch-technische, niet-inhoudelijke wijzigingen. Daarnaast wordt met deze wijzigingsregeling voorzien in de aanpassing van een aantal subsidiemodules, waarin een verwijzing is opgenomen naar de oude grondslag voor AERIUS Register in hoofdstuk 17a Omgevingsregeling.

Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna ook: Ow) op 1 januari 2024 zijn de bepalingen over AERIUS Register opgenomen in het tijdelijke hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling. Op grond van de Omgevingswet worden de hoofdelementen van het registreren, reserveren en toedelen van stikstofdepositieruimte voor Natura 2000-activiteiten bij algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) geregeld. Door middel van de wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl) op 1 juli 2025 zijn de hoofdelementen van AERIUS Register overeenkomstig de grondslagen van de Omgevingswet vastgelegd op het juiste niveau. Deze bepalingen worden door middel van deze wijzigingsregeling aangevuld met permanente regels in de nieuwe afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling, die voorzien in de uitvoeringstechnische voorschriften van AERIUS Register.

2. Achtergrond en reikwijdte

AERIUS Register kan worden gebruikt voor het toedelen van stikstofruimte bij de verlening van omgevingsvergunningen. Het is een register waarin per hexagoon (een zeshoek ter grootte van een hectare) stikstofdepositieruimte wordt bijgehouden die beschikbaar is voor specifieke projecten. Binnen AERIUS Register bestaan verschillende stikstofbanken, waarin stikstofdepositieruimte voor verschillende doeleinden wordt geregistreerd. De ruimte in deze stikstofbanken kan vervolgens worden toegedeeld in omgevingsvergunningen voor een Natura 2000-activiteit.

AERIUS Register is in maart 20201 onder de naam stikstofregistratiesysteem (hierna: SSRS) geïntroduceerd als een instrument dat zou kunnen helpen bij het oplossen van het probleem van de moeizame toestemmingverlening voor projecten in de woningbouw en infrastructuur.2 De legalisering van PAS-meldingen is later als specifiek doel toegevoegd aan het SSRS.3

Met de wijziging van verschillende bepalingen over de werking van AERIUS Register in 2023 is gekozen voor een algemene regeling van verschillende stikstofbanken op rijksniveau en provinciaal niveau. Het SSRS (‘de SSRS-bank’) werd een van de stikstofbanken op rijksniveau, naast andere rijksbanken en provinciale stikstofbanken, waardoor het mogelijk is geworden stikstofdepositieruimte te registreren ten behoeve van meerdere doelen.4

Op grond van de Omgevingswet worden de hoofdelementen van het registreren, reserveren en toedelen van stikstofdepositieruimte voor Natura 2000-activiteiten bij AMvB geregeld. Enerzijds gaat het daarbij om een of meer beoordelingsregels,5 anderzijds om instructieregels.6 Instructieregels kunnen worden gesteld bij ministeriële regeling voor zover het gaat om (voor zover hier relevant) concretisering van de uitoefening van een taak of bevoegdheid waarop de regel ziet of om uitvoeringstechnische, administratieve en meet- of rekenvoorschriften.7 Ook kan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: LVVN)8 andere bestuursorganen aanwijzen die stikstofdepositieruimte kunnen registreren.9

Met toepassing van de bepalingen in de Omgevingswet over het registreren en toedelen van stikstofdepositieruimte voorzag het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet (dat in januari 2021 in het Staatsblad is geplaatst) in het toevoegen van enkele bepalingen aan de hoofdstukken 8 en 11 Bkl: de artikelen 8.74e en 11.70 tot en met 11.72.10 Die bepalingen waren inhoudelijk gelijk aan het stikstofregistratiesysteem zoals dat in maart 2020 is geïntroduceerd in de Regeling natuurbescherming (Rnb).11 De Rnb-bepalingen over AERIUS Register zijn sindsdien (tussen maart 2020 en de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024) enkele malen gewijzigd.12 Daardoor waren de genoemde Bkl-bepalingen zoals opgenomen in het Aanvullingsbesluit al verouderd toen de Omgevingswet in werking trad. ‘Als een voorziening onmiddellijk nodig is’ biedt artikel 23.6b, eerste lid, Ow de mogelijkheid om de regels over het registreren, reserveren en toedelen van stikstofdepositieruimte tijdelijk te regelen bij ministeriële regeling, dus in de Omgevingsregeling. Met toepassing van die bepaling zijn de regels over AERIUS Register sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in het tijdelijke hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling.13 In verband daarmee zijn de genoemde Bkl-bepalingen buiten werking gelaten.14

Uit het tweede lid van artikel 23.6b Ow volgt dat hoofdstuk 17a Or van rechtswege vervalt, twaalf maanden nadat het in werking is getreden of, als binnen die termijn een algemene maatregel van bestuur ter vervanging van het hoofdstuk in werking is getreden, op laatstbedoeld tijdstip. De termijn kan bij ministeriële regeling eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd. Met toepassing van deze bepaling is de looptijd van hoofdstuk 17a verlengd tot (uiterlijk) 1 juli 2025.15

Hoofdstuk 17a van de Omgevingsregeling is daarom vervangen door bepalingen in het Bkl die de hoofelementen regelen van het systeem, aangevuld met ‘permanente’ bepalingen in afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling. Uit artikel 23.6b, tweede lid, Ow, in samenhang met de genoemde verlenging van de looptijd, volgt dat hoofdstuk 17a van rechtswege vervalt zodra het besluit met de permanente Bkl-bepalingen over AERIUS Register in werking treden, mits dat gebeurt vóór 1 juli 2025.

Deze wijzigingsregeling bevat, gelet op het bovenstaande, de volgende uitvoeringstechnische bepalingen over AERIUS Register:

  • een nieuwe afdeling 3.7 met instructieregels over het registreren en reserveren van stikstofruimte; en

  • de aanpassing van een aantal subsidiemodules, waarin een verwijzing was opgenomen naar de oude grondslag voor AERIUS Register in hoofdstuk 17a Omgevingsregeling.

Deze wijzigingsregeling bevat slechts juridisch-technische, niet-inhoudelijke wijzigingen. Het zijn wijzigingen van ondergeschikte betekenis die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Daarnaast zijn alle wijzigingen met betrekking tot AERIUS Register, al eens voorgelegd voor internetconsultatie. Daarom is ervan afgezien om deze wijzigingsregeling nogmaals voor te leggen in internetconsultatie.

Deze regeling brengt ook geen wijziging in de regeldruk, nu er ten opzichte van de voorgaande regeling geen materiële of procedurele wijzigingen plaatsvinden.

Artikelsgewijs

Artikel I (wijziging Omgevingsregeling)

Artikel I berust op de volgende bepalingen van de Omgevingswet:

  • artikelen 2.24, tweede lid (grondslag algemene instructieregels Rijk); en

  • artikel 2.46, eerste lid (grondslag registreren stikstofdepositieruimte voor door de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur aangewezen bestuursorgaan);

Onderdeel A (nieuwe afdeling 3.7 Omgevingsregeling)

De hiernavolgende toelichting is, behoudens verwijzingen, inhoudelijk volledig overgenomen uit de artikelsgewijze toelichting van de wijziging van de Omgevingsregeling van 26 september 2023, waarin de structuur van AERIUS Register zijn huidige vorm heeft gekregen.16

Omwille van de duidelijkheid en leesbaarheid wordt niet steeds verwezen naar de laatste inhoudelijke wijziging van AERIUS Register van hoofdstuk 17a. Eventuele aanpassingen in de volgorde van artikelen en leden worden daarom nadrukkelijk vermeld.

Afdeling 3.7 AERIUS Register

De regels met betrekking tot AERIUS Register hebben een plek gekregen in hoofdstuk 3 van de Omgevingsregeling.

De indeling van de hoofdstukken van de Omgevingsregeling sluit aan bij de doelgroep van de betreffende regels. In het geval van AERIUS Register zijn dat bestuursorganen. Voor bestuursorganen worden de regels verder verdeeld naar taken en instrumenten. Hoofdstuk 3 Omgevingsregeling regelt het beheer van de fysieke leefomgeving. Daarom is dit hoofdstuk de meest passende plek voor een instrument, dat activiteiten in de fysieke leefomgeving mogelijk maakt en wordt gebruikt door verschillende bestuursorganen.

Artikel 3.57 (compartimenten AERIUS Register)

Artikel 3.57 somt de projecten op waarvoor een beroep kan worden gedaan op depositieruimte in AERIUS Register.

Dit betekent dat stikstofdepositieruimte kan worden toegedeeld aan woningbouwprojecten (onderdeel a). Daarnaast kan stikstofdepositieruimte worden toegedeeld aan specifieke infrastructurele projecten. Het gaat hierbij om wegen die in beheer zijn van het Rijk en waarvoor renovatieprojecten en projecten ter vergroting van de veiligheid van weggebruikers en anderen nodig is (onderdeel b). Ook kan stikstofdepositieruimte worden toegedeeld aan gemelde PAS-projecten (onderdeel c). Deze drie projecten vormen gezamenlijk de SSRS-bank (stikstofregistratiesysteem).

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: VRO), Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW), Minister van Klimaat en Groene Groei (hierna: KGG), respectievelijk de Minister van Defensie hebben ieder eigen projecten (onderdelen d t/m g). Voor de Minister van VRO zijn dit ‘rijksvastgoedprojecten’, namelijk projecten van het Rijksvastgoedbedrijf. Ten slotte zijn projecten toegevoegd waarvoor gedeputeerde staten bevoegd zijn tot verlening van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit of, ingeval de aanvraag wordt gecombineerd met een aanvraag voor een andere omgevingsvergunning die wordt verleend door een ander bevoegd gezag, waarmee gedeputeerde staten om instemming moet worden gevraagd (onderdeel h). Bij onderdeel h brengt in relatie tot die instemmingseis ‘voorgenomen’ tot uitdrukking dat ook situaties worden ondervangen waarin het gaat om een generiek of concreet geval waarvoor (later) van instemming wordt afgezien (artikel 18.3 Ow).

Als het gewenst is om een nieuwe categorie van activiteiten toe te voegen, dan kan dat met een nieuwe, inhoudelijke wijziging van de Omgevingsregeling.

Artikel 3.58 (maatregelen waardoor stikstofdepositieruimte ontstaat)

In deze bepaling zijn de maatregelen opgesomd die depositieruimte creëren voor AERIUS Register.

In het eerste lid, onderdelen a, b en c, worden drie maatregelen aangewezen die depositieruimte opleveren voor de SSRS-bank. Dit zijn de onomkeerbare sluiting van varkenshouderijen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv), de blijvende vermindering van de stikstofemissie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden zoals zij luidde tot 1 december 2022 (Rpav) en de blijvende vermindering van stikstofemissie door maatregelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders 2024 (Rpmp).

De overige maatregelen die zijn toegevoegd aan AERIUS Register, zijn minder specifiek geformuleerd. Niet alle maatregelen die depositieruimte opleveren zijn op dit moment al bekend. Door middel van een ruime formulering van de mogelijke maatregelen in het eerste lid, onderdeel d, en derde lid, en het bekendmaken van de maatregelen wanneer deze worden verbonden aan AERIUS Register, wordt flexibiliteit ingebouwd.

Het tweede lid regelt de mogelijkheid dat ruimte die is gecreëerd door maatregelen van gemeenten, waterschappen of provincies, ook kan worden aangemerkt als maatregel van een minister of een (andere) provincie, en zo kan worden opgenomen in AERIUS Register en kan worden ingezet voor de doelen waarvoor die minister of provincie depositieruimte kan inzetten. Dat geeft flexibiliteit.

Een maatregel als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval de intrekking of wijziging van een toestemming voor een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt waardoor de stikstofdepositie door die activiteit vermindert en een wettelijk voorschrift of ander besluit dat leidt tot een vermindering van de stikstofdepositie voor een toegestane activiteit (derde lid).

De in het derde lid, onderdeel a, en vierde lid bedoelde vormen van toestemming, zijn alle toestemmingen – inclusief wettelijke voorschriften – op basis waarvan overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State projecten die stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden legaal kunnen worden uitgevoerd en waarvan de toegestane emissie – omgerekend naar stikstofdepositie in mol/ha/jaar op de relevante hexagonen van stikstofgevoelige Nauta 2000-gebieden – kan worden gebruikt als depositieruimte voor toekomstige toestemmingverlening. Dat zijn uiteraard sowieso toestemmingsbesluiten waarbij toepassing is gegeven aan de vereiste toetsing op grond van artikel 6, derde lid, Habitatrichtlijn, zoals de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit. Maar ingeval een activiteit al bestond voor de datum dat artikel 6, derde lid, Habitatrichtlijn van toepassing werd en deze activiteit onafgebroken is voortgezet, kan op grond van deze vaste jurisprudentie ook aan een eerdere toestemming een bepaalde hoeveelheid depositieruimte worden ontleend die kan worden gebruikt voor intern of extern salderen. De ruimte wordt dan bepaald door de meest beperkende toestemming, dus als de oorspronkelijke vergunning door latere besluiten verder is ingeperkt waardoor een minder grote emissie en dus depositie kan plaatsvinden, geldt deze mindere emissie als uitgangspunt voor de bepaling van de depositieruimte.

Het oude artikel 17a.4, vijfde lid, regelde dat de minister die het aangaat of gedeputeerde staten melding moesten doen van het treffen van maatregelen en het vullen van AERIUS Register met stikstofdepositieruimte. De verplichting voor een bestuursorgaan om gegevens te publiceren wordt in het stelsel van de Omgevingswet geregeld op AMvB niveau.17 Daarom is deze verplichting opgenomen in artikel 10.36dd Omgevingsbesluit.

Artikel 3.59 (verantwoordelijkheid vullen compartimenten in AERIUS Register)

In deze bepaling is de verantwoordelijkheid geregeld voor het registreren van de depositieruimte die is vrijgekomen door de maatregelen. Voor welke doelen deze ruimte vervolgens mag worden gebruikt, is geregeld in de artikelen 3.61 tot en met 3.64.

Een wijziging ten opzichte van het oude 17a.5 Or (vullen compartimenten in AERIUS Register) is de keuze om dit artikel, gelet op de grootte van zeven leden, op te splitsen in twee artikelen: 3.59 (verantwoordelijkheid vullen compartimenten AERIUS Register en 3.60 (voorwaarden vullen compartimenten AERIUS Register). De eerste vier leden van artikel 17a.5 zijn opgenomen in artikel 3.61, lid 5 en 6 in artikel 3.62.

De verplichting voor een bestuursorgaan om gegevens te publiceren wordt in het stelsel van de Omgevingswet geregeld op AMvB-niveau.18 Daarom is de verplichting opgenomen in artikel 10.36dd Omgevingsbesluit.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: LVVN) is verantwoordelijk voor het opnemen de maatregelen als bedoeld in artikel 3.60, eerste lid onder a, b en c (eerste lid). Iedere minister en alle colleges van gedeputeerde staten afzonderlijk zijn verantwoordelijk voor het registreren van de depositieruimte die is gecreëerd door de eigen maatregelen voor de eigen stikstofbank die aan AERIUS Register zijn verbonden (tweede en derde lid).

Een onderdeel van AERIUS Register is de zogenoemde ‘microdepositiebank’, een afgescheiden compartiment dat depositieruimte bevat die kan worden gebruikt voor vergunningverlening voor projecten met zeer beperkte (resterende) deposities. Op deze microdepositiebank heeft het vierde lid betrekking. De daarin opgenomen specifieke depositieruimte wordt aangeduid met het begrip ‘microdepositieruimte’ en de zeer beperkte deposities met het begrip ‘microdepositie’. De grens van 0,05 mol per hectare per jaar, is de drempelwaarde voor zeer kleine deposities waarvoor destijds in het kader van programma aanpak stikstof 2015-2021 een volledige vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht gold. Die vrijstelling is door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 onverbindend verklaard, zodat nu ook voor dergelijke zeer kleine depositie mitigatie moet plaatsvinden, bijvoorbeeld door gebruik van depositieruimte die is gecreëerd door de effecten van de maatregelen die zijn verbonden aan AERIUS Register (artikel 3.58).19

Artikel 3.60 (voorwaarden vullen compartimenten AERIUS Register)

Bij het vullen van AERIUS Register wordt ten hoogste 70% van de ruimte ingeboekt (eerste lid). Tenminste 30% wordt afgeroomd voor de natuur en als correctie voor mogelijke latente ruimte die in vergunningen van met de maatregelen beëindigde of beperkte emissiebronnen aanwezig was; voorkomen moet immers worden dat die ruimte door opname in het Register en toedeling bij nieuwe vergunningverlening daadwerkelijk in gebruik wordt genomen.

Het tweede lid stelt voorwaarden aan het opnemen van stikstofdepositieruimte in AERIUS Register. De omvang van de positieve effecten van de maatregelen en de zekerheid dat deze zich voordoen, worden op voorhand – voor het opnemen van de depositieruimte als gevolg van de maatregelen – beoordeeld, op een wijze die voldoet aan de eisen die aan een passende beoordeling in de zin van artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn worden gesteld. Op die manier kan in de passende beoordeling van de effecten van een project dat op een bepaalde locatie (hexagoon) van het voor stikstof gevoelige habitat tot stikstofdepositie leidt en bij de verlening van de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit voor dat project een beroep worden gedaan op de in het register opgenomen hoeveelheid stikstof voor die locatie. De toename op de betrokken locatie van de stikstofdepositie als gevolg van het project wordt daarbij weggestreept tegen de in het registratiesysteem opgenomen vermindering van de stikstofdepositie op dezelfde locatie als gevolg van de aan het registratiesysteem gekoppelde maatregelen.

Het oude artikel 17a.5, zevende lid, regelde dat de minister die het aangaat of gedeputeerde staten melding moesten doen bij het vullen van AERIUS Register met stikstofdepositieruimte. De verplichting voor een bestuursorgaan om gegevens te publiceren wordt in het stelsel van de Omgevingswet geregeld op AMvB-niveau.20 Daarom is deze verplichting opgenomen in artikel 10.36dd Omgevingsbesluit.

Artikel 3.61 (bestemming stikstofdepositieruimte SSRS-bank) en artikel 3.62. (bestemming stikstofdepositieruimte verkregen door maatregelen voor gemelde PAS-projecten)

De artikelen 3.61, eerste lid, en 3.62 sommen de doelen op voor de SSRS-bank. Daarvoor wordt ruimte gecreëerd met de maatregelen genoemd in artikel 3.58 eerste lid, onderdelen a, b en c (Srv, Rpav en Rpmp).

Artikel 3.61, tweede en derde lid, brengen tot uitdrukking dat de depositieruimte afkomstig uit deze maatregelen in één compartiment beschikbaar gesteld kan worden. Dit gebeurt specifiek voor de PAS-meldingen, woningbouwprojecten en renovatie- en veiligheidsprojecten voor wegen in beheer bij het Rijk. Met deze artikelleden wordt een prioritering van de doelen binnen de SSRS-bank aangebracht. In beginsel is er voor die doelen geen sprake van schotten tussen de beschikbare ruimte.

Een uitzondering geldt voor ruimte die is gecreëerd door de Regeling provinciale maatregelen PAS-meldingen: die ruimte is gelet op de doelstelling van die regeling (een specifieke uitkering ter ondersteuning van het traject van de legalisering van PAS-meldingen) uiteraard exclusief bestemd voor gemelde PAS-projecten (zie artikel 3.62), en zal daarvoor in het systeem gescheiden worden gehouden van de andere depositieruimte. Verder geldt voor ruimte uit de andere bronmaatregelen gedurende de eerste 17 weken na opname in het Register dat deze met voorrang naar de gemelde PAS-projecten gaat (artikel 3.61, tweede lid). De betrokken ministers kunnen op deze prioritering een uitzondering maken voor woningbouwprojecten waarvoor reeds een vergunning was aangevraagd (3.61, derde lid). Na die 17 weken geldt de gebruikelijke prioritering op basis van feitelijke reservering (artikel 10.28, tweede lid Bkl).

Artikel 3.63 (bestemming stikstofdepositieruimte verkregen door maatregelen ministers)

Met deze bepaling wordt het toedelen van depositieruimte afkomstig uit de maatregelen getroffen door, op verzoek of onder de verantwoordelijkheid van de onderscheiden ministers mogelijk gemaakt. Uitgangspunt is dat depositieruimte afkomstig van de maatregelen van een minister, ook voor diens projecten is bestemd. Hier kan op basis van het tweede lid van worden afgeweken. ministers kunnen depositieruimte afkomstig uit hun maatregelen ook beschikbaar stellen voor projecten van andere ministers

Artikel 3.64 (bestemming stikstofdepositieruimte verkregen door maatregelen gedeputeerde staten)

Met deze bepaling wordt het toedelen van depositieruimte afkomstig uit de maatregelen getroffen door, op verzoek of onder de verantwoordelijkheid van de provincie mogelijk gemaakt. Uitgangspunt is dat depositieruimte afkomstig van de maatregelen van een provincie (provincialestaten of gedeputeerde staten), ook voor de projecten zijn waarvoor gedeputeerde staten van de betrokken provincie bevoegd gezag zijn. Hier kan op basis van het tweede lid van worden afgeweken. Gedeputeerde staten kunnen depositieruimte afkomstig uit hun compartiment ook beschikbaar stellen voor projecten van andere provincies of ministers.

Artikel 3.65 (bestemming stikstofdepositieruimte van ten hoogste 0,05 mol)

Met deze bepaling wordt het gebruik van het afzonderlijke compartiment binnen AERIUS Register voor microdeposities geregeld (in samenhang met artikel 3.59, vierde lid). Uit dit compartiment kunnen ten hoogste hoeveelheden tot en met 0,05 mol per hectare per jaar worden toegedeeld, waarbij het uiteraard om verschillende door een project geraakte hexagonen in een Natura 2000-gebied kan gaan. Projecten met een grotere depositie zijn niet op voorhand uitgesloten, maar voor het meerdere aan depositie (boven de 0,05 mol/ha/jaar) zal een andere oplossing moeten worden gevonden om de onderbouwing van vergunning rond te krijgen zoals de ecologische onderbouwing, aanvullende mitigerende maatregelen, depositieruimte uit andere compartimenten en rechtstreeks extern salderen.

Artikel 3.66 (berekening beschikbare stikstofdepositieruimte)

Het oude artikel 17a.11 van de Omgevingsregeling bevatte algemene regels over reservering en toedeling van stikstofdepositieruimte. Een groot deel van deze bepalingen zijn omgezet naar het Besluit kwaliteit leefomgeving, gelet op het systeem van de Omgevingswet dat vereist dat de hoofdelementen van het registreren, reserveren en toedelen van stikstofdepositieruimte voor Natura 2000-activiteiten bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld.21 Daarom beperkt artikel 3.66 zich tot de formule die wordt gebruikt voor de hoeveelheid beschikbare stikstofdepositieruimte bij reservering of toedeling, zoals voorheen was geregeld in artikel 17a.11 lid 4 en 5.

Artikel 3.67 (reservering stikstofdepositieruimte voor project)

In deze bepaling wordt voor projecten geregeld dat voor zover bij het nemen van toestemmingsbesluiten een beroep wordt gedaan op depositieruimte binnen AERIUS Register, de betrokken hoeveelheid stikstofdepositie eerst wordt gereserveerd en vervolgens – na toedeling – in dat systeem afgeboekt, zodat deze niet meer voor andere projecten beschikbaar is. AERIUS Register is overigens als faciliteit bedoeld: er hoeft geen beroep op te worden gedaan.

Het oude artikel 17a.12 van de Omgevingsregeling bevatte regels onder meer regels over het reserveren van stikstofdepositieruimte voor projectbesluiten en kavelbesluiten als bedoeld in artikel 5 van de Wet windenergie op zee.

Voor deze besluiten is een bepaling voor het reserveren van stikstofruimte niet nodig. De Minister van IenW en de Minister van KGG vullen hun eigen stikstofbanken, voor hun eigen projectbesluiten en kavelbesluiten. Voor deze twee besluiten is reserveren dus een overbodige handeling, waardoor deze bepalingen komen te vervallen.

Het eerste lid, onderdeel a, verwijst naar de verschillende projecten waarvoor onder meer gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn om de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit te verlenen. Dit zijn projecten waar gedeputeerde staten niet het initiatief voor hebben genomen, maar wel de omgevingsvergunning voor verlenen. Projecten op initiatief van gedeputeerde staten waarvoor zij ook het bevoegd gezag zijn, worden geregistreerd op grond van het eerste lid, onderdeel b.

Vier maanden (17 weken) na het plaatsen van depositieruimte in de SSRS-bank vindt een samenvoeging plaats van de voor PAS-meldingen beschikbaar gestelde depositieruimte uit de SSRS-bank – voor zover afkomstig van de Srv en Rpav – die dan nog niet is benut en de depositieruimte die toch geen pre-reservering nodig heeft voor de woningbouwprojecten en kan vervolgens overeenkomstig het tweede lid worden gereserveerd voor alle drie de doelen (PAS-meldingen, woningbouwprojecten, en renovatie- en veiligheidsprojecten ten aanzien van rijkswegen). Deze activiteiten kunnen immers allemaal gebruik maken van de vrij beschikbare stikstofdepositieruimte, waarbij voor de gemelde PAS-projecten ook toepassing moet zijn gegeven aan het prioriterings- en verdelingsmechanisme conform artikel 3.71 in samenhang met artikel 3.70.

Ten opzichte van het oude artikel 17a.12 van de Omgevingsregeling is het derde lid komen te vervallen. De regel voor het reserveren op basis van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’, is opgenomen in artikel 10.27 Bkl.

Het derde lid van artikel 3.67 bepaalt dat voor alle woningbouwprojecten die aanspraak willen maken op een reservering van depositieruimte de voorwaarde dat de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas. Op grond van artikel 3.57, eerste lid, onder a, wordt alleen voor deze woningbouwprojecten een compartiment in het register aangehouden. Deze voorwaarde is erop gericht om de benodigde depositieruimte voor het project zo klein mogelijk te houden en is ontleend aan het oude artikel 8.74e, derde lid, onderdeel a, Bkl zoals dat was opgenomen in het Aanvullingsbesluit natuur.

Het vierde lid regelt wanneer een reservering van stikstofdepositieruimte als bedoeld in het eerste lid komt te vervallen. Dat gebeurt zodra de bevoegde overheid het besluit heeft genomen waarbij de depositieruimte definitief is toegedeeld aan het project.

Artikel 3.68 (reservering stikstofdepositieruimte voor woningbouwcluster)

Artikel 3.68 biedt de mogelijkheid om depositieruimte te reserveren uit de BZK-bank voor een woningbouwcluster. Zo’n cluster bestaat uit meerdere woningbouwprojecten. Dit ter uitvoering van de motie-Futselaar.22 Gedurende de reservering (die een looptijd heeft van twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd met maximaal een jaar, zie het vierde en vijfde lid) kunnen de ruimtelijk samenhangende woningbouwprojecten ieder voor zich uitgewerkt worden en kan de gereserveerde ruimte beschikbaar komen voor reservering voor de individuele projecten. Hiermee wordt geborgd dat de gereserveerde depositieruimte daadwerkelijk ten goede komt aan woningbouwprojecten. De reservering voor het cluster vervalt als en voor zover gedeputeerde staten tijdig (binnen haar looptijd) depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster. De reservering voor het cluster kan dus desgewenst in fases worden gebruikt: voor één of meer van de projecten in het cluster. De reservering voor het cluster vervalt aan het eind van haar looptijd, voor zover ze dan nog niet is gebruikt.

Om een reservering voor een cluster kan worden verzocht door burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente (artikel 10.27, derde lid). Zij voegen bij de aanvraag een berekening waaruit blijkt dat in AERIUS Register voldoende depositieruimte beschikbaar is. Dat vereiste zorgt ervoor dat de aanvraag voldoende concreet is.

Bij concurrerende aanvragen binnen een provincie beslissen gedeputeerde staten op volgorde van de ontvangst van de aanvragen. In geval van concurrerende aanvragen tussen gemeenten in meerdere provincies is beslissend het moment waarop het betrokken college van gedeputeerde staten de reservering in AERIUS Register doorvoert.

Het vierde lid van artikel 3.68 staat alleen een reservering voor een woningbouwproject toe als de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas. Die voorwaarde geldt uiteraard ook voor het reserveren van depositieruimte voor een woningbouwcluster.

Een reservering van depositieruimte voor een woningbouwcluster vervalt ingevolge het vijfde lid als:

  • a. gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster, dan wel

  • b. na afloop van de maximale looptijd van de reservering voor het cluster.

Die looptijd is twee jaar en kan door gedeputeerde staten (op verzoek of uit zichzelf) eenmaal worden verlengd met maximaal een jaar.

Artikel 3.69 (voorwaarden reservering stikstofdepositieruimte voor gemeld PAS-project)

Alleen een gemeld PAS-project dat voldoet aan alle voorwaarden van artikel 3.69 kan in aanmerking komen voor legalisatie met behulp van de depositieruimte die daarvoor beschikbaar is in de SSRS-bank.

Het is aan de initiatiefnemer om te bewijzen (of voldoende aannemelijk te maken) dat hij aan alle voorwaarden voldoet. Bij het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, moet het bijvoorbeeld gaan om zichtbare stappen, bij het eerste lid, onderdeel c, onder 3°, om aantoonbare investeringsverplichtingen.

Bespreking van de afzonderlijke onderdelen van artikel 3.69, eerste lid:

Onderdeel a beoogt om de legalisatie te beperken tot de projecten die tijdens het PAS onder de meldingsplicht vielen en daarmee onder de vrijstelling van de natuurvergunningplicht. Dat betekent dat voor legalisatie alleen projecten in aanmerking komen die destijds niet meer stikstofdepositie veroorzaakten op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied dan de toen voor dat gebied geldende grenswaarde van 1 mol of 0,05 mol per hectare per jaar, en die betrekking hebben op:

  • de oprichting, verandering of uitbreiding van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw, industrie of het gebruik van gemotoriseerde voertuigen voor wedstrijden, of

  • de aanleg of wijziging van infrastructuur die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor gemotoriseerd weg-, spoorweg-, vaarweg- of luchtvaartverkeer.

Onderdeel b beperkt de legalisatie tot de projecten die tijdens het PAS zijn gemeld.

Onderdeel c stelt als eis dat de melding moet gaan over een activiteit die tijdens de geldigheid van het PAS is begonnen of uitgebreid, dus van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019. Op die laatste datum is het PAS door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gedeeltelijk onverbindend verklaard. De bewoordingen in subonderdeel 1° betekenen dat als de melding gaat over een uitbreiding van een veehouderij, de nieuw gebouwde stallen alleen hoeven te zijn gebouwd en niet in gebruik hoeven te zijn genomen.

In onderdeel d wordt met ‘toereikende’ beoogd aan te gegeven dat melders met een interim-situatie (zie ook onderdeel e) met een ‘onvolwaardige’ omgevingsvergunningen voor een Natura 2000-activiteit (voorheen: Natura 2000-vergunning) of andere omgevingsvergunning kunnen worden gelegaliseerd. Dat kan ook als wel een toereikende vergunning is verleend, maar deze nog niet ‘onherroepelijk’ is, omdat daar nog beroep tegen mogelijk is of loopt.

Onderdeel e geldt alleen voor melders met een interim-situatie. Zij komen (als ze voldoen aan de andere voorwaarden van artikel 3.69) in aanmerking voor legalisatie als zij ten tijde van de melding een totaal projecteffect (interim--situatie + melding) hadden van maximaal de destijds voor het betrokken Natura 2000-gebied geldende grenswaarde voor de meldingsplicht (1 mol of 0,05 mol per hectare per jaar). Ten opzichte van artikel 17a.14 zijn nog twee taalkundige aanpassingen aangebracht in dit onderdeel (‘habitatrichtlijn’ in plaats van ‘Habitatrichtlijn’ en ‘dat luidde’ in plaats van ‘zij luidde’).

Ingevolge onderdeel f moet de berekende beoogde situatie in grote lijnen overeenkomen met de feitelijke situatie, maar er zijn beperkte aanpassingen mogelijk. Het is mogelijk dat de te vergunnen depositie daarmee lager óf hoger is dan de depositie van het gemelde project. Als het te legaliseren project substantieel afwijkt van het gemelde project maar het daardoor niet méér stikstofdepositie veroorzaakt op een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden, dan is legalisatie mogelijk als de gewijzigde situatie bewezen tot minder stikstofdepositie leidt op alle hexagonen in Natura 2000-gebieden, in vergelijking tot de gedane melding. In dat geval geldt de voorwaarde onder c (tijdens het PAS gerealiseerd of begonnen) voor het te legaliseren project.

Onderdeel g beperkt de legalisatie tot activiteiten die nog worden verricht. Deze laatste voorwaarde kan uiteraard niet worden gesteld als het project nog niet is begonnen maar het voornemen nog steeds bestaat, en tijdens het PAS investeringsverplichtingen zijn aangegaan in overeenstemming met de voorwaarde van het eerste lid, onderdeel c, onder 3°. Deze uitzondering wordt geregeld in het tweede lid.

Deze voorwaarden zijn nader uitgewerkt in het document dat te vinden is op de website van BIJ12.23

Artikel 3.70 (verdeling stikstofdepositieruimte voor gemelde PAS-projecten)

Artikel 3.70, dat het oude artikel 17a.15 van de Omgevingsregeling vervangt, is niet meer identiek aan de bepaling zoals deze is vastgesteld bij de wijziging van de Omgevingsregeling van 26 september 2023. Artikel 17a.15 is tussentijds aangepast bij de wijziging van de Omgevingsregeling van 18 september 2024.24 Daarom wordt voor de volledigheid de algemene toelichting bij die wijziging hieronder vermeld. Waar nodig zijn verwijzingen aangepast in verband met de leesbaarheid.

Artikel 3.70 regelt de verdeling van stikstofdepositieruimte over gemelde PAS-projecten. Het bevoegd gezag geeft bij het reserveren van stikstofdepositieruimte voor gemelde PAS-projecten voorrang aan projecten waartegen een handhavingsverzoek is ingediend. Sinds de wijziging van de Omgevingsregeling van 18 september 2024 wordt er geen onderscheid meer worden gemaakt tussen PAS-meldingen met een handhavingsverzoek ingediend vóór 13 januari 2022, en handhavingsverzoeken na deze datum. Hierdoor blijft het mogelijk om schrijnende gevallen waar het risico op bedrijfsbeëindiging of het geen doorgang kunnen vinden van gemelde activiteiten het grootst is, sneller van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit te voorzien.

Door niet langer gebruik te maken van een specifieke datum, blijft duidelijk welke meldingen als wel of niet hoog-geprioriteerd zijn aangewezen. In de ruimtelijke puzzel worden prioritaire meldingen steeds met voorrang boven de reguliere meldingen ingepast. Met het loslaten van een specifieke datum bestaat het risico dat een PAS-melder een derde partij vraagt om een handhavingsverzoek in te dienen om zo voorrang te krijgen bij het reserveren van stikstofdepositieruimte. Dit risico wordt echter als klein inschat en is daarmee aanvaardbaar.25

Artikel 3.71 (reservering stikstofdepositieruimte voor gemeld PAS-project na verdeling ruimte en ontvangst aanvraag)

Dit artikel stelt zeker dat er geen onnodig beslag wordt gelegd op depositieruimte voor de legalisatie van gemelde PAS-projecten. Alleen een gemeld PAS-project dat voldoet aan alle voorwaarden van artikel 3.71 kan in aanmerking komen voor legalisatie met behulp van de depositieruimte die daarvoor beschikbaar is in de SSRS-bank. Een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit met een beroep op die ruimte is pas mogelijk als bij eerdere verificatie is vastgesteld dat aan die voorwaarden is voldaan. Als er vervolgens ook voldoende ruimte in de SSRS-bank beschikbaar is om een gemeld PAS-project te legaliseren, kan een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit met beroep op die ruimte worden gedaan. Dat is ook het moment om door middel van een reservering die ruimte exclusief vast te leggen voor dit project. Ingeval de betrokken depositieruimte voor meer gemelde PAS-projecten relevant is, wordt bij de reservering rekening gehouden met de in artikel 3.70 neergelegde prioriteringsregels.

Artikel 3.72 (registratie wijziging in AERIUS Register)

Om aan de ene kant te voorkomen dat er ruimte uit het register wordt gebruikt die inmiddels aan een ander project is toegedeeld en om aan de andere kant te voorkomen dat vergunningaanvragen onnodig worden afgewezen terwijl inmiddels de benodigde depositieruimte weer is vrijgekomen, is het essentieel dat alle mutaties in AERIUS Register adequaat worden bijgehouden. Daarvoor is het bevoegde gezag voor de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit verantwoordelijk, te weten gedeputeerde staten en soms de Minister van LVVN of het bevoegd gezag voor een van de andere toestemmingsbesluiten waarbij depositieruimte kan worden toegedeeld. Ook ingeval de omgevingsvergunning wordt verleend door burgemeester en wethouders, worden de mutaties doorgevoerd door voornoemde bevoegde gezagen.

Artikel 3.73 (eenheid stikstofdepositie)

Artikel 3.73 is een nieuw, losstaand artikel ten opzichte van de artikelen in hoofdstuk 17a. De regel dat stikstofdepositie in AERIUS Register wordt uitgedrukt in molen per hectare per jaar was een bijzin in artikel 17a.2, derde lid (nu 10.25 lid 3 Bkl). Het is een administratief voorschrift, waardoor dit in de Omgevingsregeling wordt geregeld.26

Onderdeel B (wijziging bijlage I)

In het tijdelijke hoofdstuk 17a werden de begripsbepalingen in een apart artikel geregeld. Gelet op het permanente karakter van afdeling 3.7, worden de relevante begrippen voor AERIUS Register opgenomen in de begrippenlijst van de Omgevingsregeling.

De begrippen ‘tracébesluit’ en ‘woningbouwcluster’ worden maar in één artikel gebruikt. Daarom worden deze begrippen in de artikelen 3.72 (tracébesluit) en 3.68 (woningbouwcluster) zelf uitgeschreven. Omdat alleen specifieke ‘woningbouwprojecten’ kunnen worden gerealiseerd door middel van depositieruimte in AERIUS Register, wordt steeds naar artikel 3.57, eerste lid, onder a, verwezen.

Dit betekent dat de volgende begripsbepalingen aan bijlage I, onderdeel A van de Omgevingsregeling worden toegevoegd:

Gemeld PAS-project. Alleen een gemeld PAS-project dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.70 kan in aanmerking komen voor legalisatie met behulp van de depositieruimte die is verkregen door de maatregelen Srv, de Rpav en de Rpmp (artikel 3.57 eerste lid, onder a, b en c) en die beschikbaar wordt gesteld in de SSRS-bank. Zie de toelichting bij artikel 3.70.

Kavelbesluit. Kavelbesluiten zijn toestemmingsbesluiten van de Minister van KGG op grond van de Wet windenergie op zee die binnen een aangewezen gebied op zee de oprichting van windparken mogelijk maken en in dat kader ook zijn getoetst aan de gevolgen voor Natura 2000 gebieden. De bouwfase en het onderhoud kunnen ook leidend tot stikstofemissie, zodat voor de projecten behoefte kan bestaan aan depositieruimte. Met deze toevoeging kunnen projecten van de Minister van KGG vanuit diens compartiment in AERIUS Register worden gefaciliteerd.

Onderdeel C (wijziging bijlage II)

In de tabel in bijlage II bij artikel 1.4 is in de rij met betrekking tot AERIUS Register de verwijzing aangepast naar hoofdstukken 8 en 10 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en hoofdstuk 3 van deze regeling.

Artikel II (wijziging Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren)

De stikstofruimte die met de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren vrijkomt en die op gebiedsniveau niet nodig is om verslechtering van Natura 2000-gebieden te voorkomen of om perspectief te houden op herstel, wordt zoveel mogelijk ingezet voor prioritaire projecten van nationaal belang (waaronder de PAS-melders). Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de SSRS-bank.27

Door middel van deze wijziging wordt de verwijzing naar AERIUS Register aangepast van hoofdstuk 17a naar afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling.

Artikel III (wijziging Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting)

De stikstofruimte die met de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting vrijkomt en die op gebiedsniveau niet nodig is om verslechtering van Natura 2000-gebieden te voorkomen of om perspectief te houden op herstel, zal zoveel mogelijk worden ingezet voor prioritaire projecten van nationaal belang (waaronder de PAS-melders). Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de SSRS-bank.28

Door middel van deze wijziging wordt de verwijzing naar AERIUS Register aangepast van artikel 2.3 van de Regeling natuurbescherming en hoofdstuk 17a Omgevingsregeling naar afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling.

Artikel IV (wijziging Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie)

De stikstofruimte die met de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie vrijkomt en die op gebiedsniveau niet nodig is om verslechtering van Natura 2000-gebieden te voorkomen of om perspectief te houden op herstel, zal zoveel mogelijk worden ingezet voor prioritaire projecten van nationaal belang (waaronder de PAS-melders). Hierbij zal gebruik worden gemaakt van het stikstofregistratiesysteem (SSRS).29

Door middel van deze wijziging wordt de verwijzing naar AERIUS Register aangepast van artikel 2.3 van de Regeling natuurbescherming en hoofdstuk 17a Omgevingsregeling naar afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling.

Artikel V (wijziging Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting)

De stikstofruimte die met de Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting vrijkomt, kan worden benut om AERIUS Register te vullen.30

Door middel van deze wijziging wordt de verwijzing naar AERIUS Register aangepast van hoofdstuk 17a naar afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling.

Artikel VI (Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies)

De stikstofruimte die met de Subsidiemodule bewezen en niet-bewezen innovaties verduurzaming veehouderij voor de investering in bewezen innovaties voor veehouderijen met piekbelasting vrijkomt en die op gebiedsniveau niet nodig is om verslechtering van Natura 2000-gebieden te voorkomen of om perspectief te houden op herstel, zal zoveel mogelijk worden ingezet voor prioritaire projecten van nationaal belang (waaronder de PAS-melders). Hierbij zal gebruik worden gemaakt van het AERIUS Register.

Door middel van deze wijziging wordt de verwijzing naar AERIUS Register aangepast van hoofdstuk 17a naar afdeling 3.7 van de Omgevingsregeling.

Artikel VII (Inwerkingtreding)

Het tijdelijke hoofdstuk 17a Omgevingsregeling vervalt van rechtswege uiterlijk op 1 juli 2025. Daarom zal deze wijzigingsregeling, samen met de wijziging van het Bkl dat de hoofdelementen van AERIUS Register regelt, ook met ingang van 1 juli 2025 in werking treden. Omdat dit besluit alleen een technische omzetting van AERIUS Register betreft, en het voor bevoegde gezagen zeer onwenselijk is als AERIUS Register niet gebruikt kan worden, rechtvaardigt dit een afwijking van de invoeringstermijn van minimaal twee maanden.31

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

BIJLAGE 1. TABEL OMZETTING AANVULINGSBESLUIT NATUUR NAAR HET BESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING, HET OMGEVINGSBESLUIT EN DE OMGEVINGSREGELING

Artikel 8.74e en 11.70, 11.71, 11.72 zoals dat luidde bij het Ab natuur

Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) of afdeling 3.7 Or

Toelichting

Artikel 8.74e lid 1 Bkl

Artikel 8.74e Bkl

 

Artikel 8.74e lid 2 Bkl

Artikel 10.28 lid 4 Bkl

 

Artikel 8.74e lid 3 Bkl

Artikel 10.25 lid 4 Bkl / artikel 3.59 Or

Artikel 10.25 lid 4 Bkl bevat de serviceverwijzing voor de compartimenten van AERIUS Register die worden uitgewerkt in 3.59 Or

Artikel 8.74e lid 4 Bkl

Artikel 10.28 lid 3 Bkl

 

Artikel 8.74e lid 5 Bkl

Artikel 3.68 lid 1 en 2 Or

Ten tijde van het Aanvullingsbesluit natuur werd het stikstofregistratiesysteem alleen gevuld bij het vaststellen van een nieuwe versie van AERIUS Register. Met de update van AERIUS 2023 naar 2024 is het mogelijk geworden AERIUS Register flexibel, en daarmee op ieder moment te vullen.1 De zinsnede ‘de bij vaststelling van de betrokken versie van het register’ is dus niet meer van toepassing.

Daarnaast is voor de leesbaarheid het lid opgesplitst in twee aparte leden

Artikel 11.70 lid 1 Bkl

Artikel 10.25 lid 3 Bkl / artikelen 3.60 en 3.75 Or

Artikel 10.25 lid 3 Bkl bevat de serviceverwijzing voor de maatregelen die worden uitgewerkt in 3.58 Or.

Het uitdrukken van stikstof in molen wordt geregeld in 3.73 Or.

Artikel 11.70 lid 2 Bkl

Artikel 10.28 lid 1 Bkl / artikel 3.72 Or

 

Artikel 11.70 lid 3 Bkl

Artikel 10.28 lid 1 Bkl / artikel 3.72 Or

 

Artikel 11.70 lid 4 Bkl

Artikel 10.28 lid 1 Bkl

 

Artikel 11.71 lid 1 Bkl

Artikel 10.25 lid 1 Bkl

 

Artikel 11.71 lid 2 Bkl

Artikel 10.25 lid 2 Bkl

 

Artikel 11.71 lid 3 Bkl

Artikel 10.25 lid 3 Bkl

 

Artikel 11.71 lid 4 Bkl

Artikel 10.25 lid 2 en 3 Bkl

Dat AERIUS Register voortdurend wordt geactualiseerd, ligt besloten in de systeemverantwoordelijkheid voor MLVVN over AERIUS Register

Artikel 11.71 lid 5 Bkl

Artikel 10.27 Bkl / 3.60 lid 1 Or

 

Artikel 11.71 lid 6 Bkl

Artikel 3.60 lid 1 Or

 

Artikel 11.72 lid 1 Bkl

Artikel 10.27 lid 1 Bkl

 

Artikel 11.72 lid 2 Bkl

Artikel 10.27 lid 2 Bkl

Door de splitsing van AERIUS Register in meerdere stikstofbanken, is het niet meer nodig dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat ruimte reserveert voor de SSRS-bank.

Artikel 11.72 lid 3 Bkl

-

Zie toelichting 11.72 lid 2

BIJLAGE 2. TABEL OMZETTING HOOFDSTUK 17A OMGEVINGSREGELING NAAR HET BESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING, HET OMGEVINGSBESLUIT EN DE OMGEVINGSREGELING

Hoofdstuk 17a Omgevingsregeling (Or)

Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) of afdeling 3.7 Or

Toelichting

Artikel 17a.1 Or

Onderdeel A van bijlage I bij artikel 1.1 Or en artikelen 3.57a, 3.68 en 3.73 Or.

Overeenkomstig het systeem van de Omgevingsregeling zijn de begripsbepalingen ‘gemeld PAS-project’ en ‘kavelbesluit’ opgenomen in de algemene begrippenlijst.

De begrippen ‘tracébesluit’, ‘woningbouwcluster’ en ‘woningbouwproject’ worden toegelicht in de artikelen zelf.

Artikel 17a.2 lid 1 Or

Artikel 10.25 lid 1 Bkl

 

Artikel 17a.2 lid 2 Or

Artikel 10.25 lid 2 Bkl

Gelet op de portefeuilleverdeling van het kabinet-Schoof is de Minister van LVVN bevoegd voor zover het gaat om stikstofonderwerpen zoals AERIUS Register. Eerder was dit de Minister voor Natuur & Stikstof.

Artikel 17a.2 lid 3 Or

Artikel 10.25 lid 3 Bkl / artikelen 3.58 en 3.73 Or

Artikel 10.25 lid 3 Bkl bevat de serviceverwijzing voor de maatregelen die worden uitgewerkt in 3.58 Or.

Het uitdrukken van stikstof in molen is een administratief voorschrift, waardoor dit in de Omgevingsregeling wordt geregeld.

Artikel 17a.2 lid 4 Or

Artikel 8.74e Bkl

In artikel 17a.2 lid 4 Or werden de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit, het tracébesluit, het projectbesluit en het kavelbesluit als aparte besluiten onderscheiden.

Hoofdstuk 8 Bkl bevat de regels over omgevingsvergunningen.

Een tracébesluit, projectbesluit en kavelbesluit kan gelden als een omgevingsvergunning voor een Natura-2000 activiteit.1

Artikel 17a.2 lid 5 Or

Artikel 10.25 lid 4 Bkl/ artikelen 3.57 lid 1 en 2 Or

Artikel 10.25 lid 4 Bkl bevat de serviceverwijzing om de compartimenten binnen AERIUS Register in 3.57 Or uit te werken.

Voor de leesbaarheid opgesplitst is lid 5 opgesplitst in twee afzonderlijke leden.

Artikel 17a.3 Or

Artikelen 10.25 lid 4 Bkl / artikel 3.57 lid 1 en 2 Or

Artikel 10.25 lid 4 Bkl bevat de serviceverwijzing voor de compartimenten voor verschillende projecten die worden uitgewerkt in 3.57 Or.

Artikel 17a.4 lid 1 Or

Artikel 10.25 lid 3 Bkl /artikel 3.58 lid 1 Or

Artikel 10.25 lid 3 Bkl bevat de serviceverwijzing voor de maatregelen waardoor stikstofruimte ontstaat in 3.58 Or.

Gelet op de portefeuilleverdeling van het kabinet-Schoof zijn de Minister van Klimaat en Energie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangepast naar Minister van Klimaat en Groene Groei, respectievelijk de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Artikel 17a.4 lid 2 Or

Artikel 3.58 lid 2 Or

Het artikel is korter en bondiger geformuleerd.

Artikel 17a.4 lid 3 Or

Artikel 3.58 lid 3 Or

 

Artikel 17a.4 lid 4 Or

Artikel 3.58 lid 4 Or

 

Artikel 17a.4 lid 5 Or

Artikel 10.36dd Ob / artikel 3.58 lid 1, onder d.

De verplichting voor een bestuursorgaan om gegevens te publiceren wordt in het stelsel van de Omgevingswet geregeld op AMvB niveau.2

Artikel 17a.5 lid 1 Or

Artikel 3.59 lid 1 Or

 

Artikel 17a.5 lid 2 Or

Artikel 3.59 lid 2 Or

 

Artikel 17a.5 lid 3 Or

Artikel 3.59 lid 3 Or

 

Artikel 17a.5 lid 4 Or

Artikel 8.74e / artikel 3.59 lid 4 Or

 

Artikel 17a.5 lid 5 Or

Artikel 10.26 Bkl / 3.60 lid 1 Or

Artikel 10.26 Bkl bevat de serviceverwijzing voor het vast te stellen percentage in 3.60 lid 1 Or. Voor de leesbaarheid is het oude 17a.5 Or, dat uit zeven leden bestond, opgeknipt in twee artikelen

Artikel 17a.5 lid 6 Or

Artikel 3.60 lid 2 Or

 

Artikel 17a.5 lid 7 Or

Artikel 10.36dd Ob

De verplichting voor een bestuursorgaan om gegevens te publiceren wordt in het stelsel van de Omgevingswet geregeld op AMvB niveau3

Artikel 17a.6 lid 1 Or

Artikel 3.61 lid 1 Or

 

Artikel 17a.6 lid 2 Or

Artikel 3.61 lid 2 Or

 

Artikel 17a.6 lid 3 Or

Artikel 3.61 lid 3 Or

 

Artikel 17a.7 Or

Artikel 3.62 Or

 

Artikel 17a.8 lid Or 1

Artikel 3.63 lid 1 Or

 

Artikel 17a.8 lid 2 Or

Artikel 3.63 lid 2 Or

 

Artikel 17a.9 lid 1 Or

Artikel 3.64 lid 1 Or

 

Artikel 17a.9 lid 2 Or

Artikel 3.64 lid 2 Or

 

Artikel 17a.10 Or

Artikel 3.65 Or

 

Artikel 17a.11 lid 1 Or

Artikel 10.28 lid 1 Bkl

Reservering (10.27) en toedeling (10.28) zijn ten opzichte van het oude stelsel in twee artikelen gesplist.

Het tracébesluit, projectbesluit en kavelbesluit kunnen gelden als een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit

Artikel 17a.11 lid 2 Or

Artikel 10.28 lid 4 Bkl

 

Artikel 17a.11 lid 3 Or

Artikel 10.28 lid 2 Bkl

 

Artikel 17a.11 lid 4 Or

Artikel 3.66 lid 1 Or

Artikel 17a.11 lid 5 Or bestond zowel uit begripsbepalingen voor de formule voor het berekenen van stikstofruimte, als de regels over toedeling en reservering. Dit is nu opgesplitst.

Artikel 17a.11 lid 5 Or

Artikel 3.66 lid 2Or

 

Artikel 17a.11 lid 6 Or

Artikel 10.28 lid 3 Bkl /artikel3.72 Or

 

Artikel 17a.12 lid 1 Or

Artikel 10.27 lid 1 Bkl / artikel 3.67 lid 1 Or

Onderdelen b en c zijn vervallen. Reservering van stikstofruimte is niet nodig voor projectbesluiten en kavelbesluiten.

Artikel 17a.12 lid 2 Or

Artikel 3.67 lid 2 Or

 

Artikel 17a.12 lid 3 Or

Artikel 10.27 lid 1 Bkl

 

Artikel 17a.12 lid 4 Or

Artikel 3.67 lid 3 Or

 

Artikel 17a.12 lid 5 Or

Artikel 3.67 lid 4 Or

Onderdelen b en c zijn vervallen. Reservering van stikstofruimte is niet nodig voor projectbesluiten en kavelbesluiten

Artikel 17a.13 lid 1 Or

Artikel 10.27 lid 2 BKl

Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit reserveert stikstofdepositieruimte voor een project (10.27 lid 1 Bkl).

Voor woningbouwclusters geldt dat gedeputeerdestaten, het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit4 dit doen, op aanvraag van burgemeester en wethouders (10.27 lid 2 Bkl).

De uitzondering op de hoofdregel wordt geregeld op hetzelfde niveau.

Artikel 17a.13 lid 2 Or

Artikel 3.68 lid 1 Or

 

Artikel 17a.13 lid 3 Or

Artikel 3.68 lid 2 Or

 

Artikel 17a.13 lid 4 Or

Artikel 3.68 lid 3 Or

 

Artikel 17a.13 lid 5 Or

Artikel 3.68 lid 4 Or

 

Artikel 17a.13 lid 6 Or

Artikel 3.68 lid 5 Or

 

Artikel 17a.14 lid 1 Or

Artikel 3.69 lid 1 Or

 

Artikel 17a.14 lid 2 Or

Artikel 3.69 lid 2 Or

 

Artikel 17a.15 Or

Artikel 3.70 Or

Artikel 17a.15 is bij de jaarlijkse actualisatie van AERIUS tussentijds gewijzigd5

Artikel 17a.16 lid 1 Or

Artikel 3.71 lid 1 Or

 

Artikel 17a.16 lid 2 Or

Artikel 3.71 lid 2 Or

 

Artikel 17a.17 lid 1 Or

Artikel 3.72 lid 1 Or

 

Artikel 17a.17 lid 2 Or

Artikel 3.72 lid 2 Or

Onderdeel b is niet overgenomen. Doorhaling van gereserveerde stikstofdepositie is niet nodig, omdat voor projectbesluiten geen reserveerplicht meer geldt.

Artikel 17a.17 lid 3 Or

Artikel 3.72 lid 3 Or

Onderdeel b is niet overgenomen. Doorhaling van gereserveerde stikstofdepositie is niet nodig, omdat voor kavelbesluit geen reserveerplicht meer geldt.

Artikel 17a.17 lid 4 Or

Artikel 3.72 lid 4 Or

 

Artikel 17a.17 lid 5 Or

Artikel 3.72 lid 5 Or

 
X Noot
1

Voor een projectbesluit waarin met toepassing van artikel 5.52, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet is bepaald dat het geldt als een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit, een tracébesluit dat geldt als projectbesluit op grond van het overgangsrecht van artikel 4.48, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet en een kavelbesluit waarin toepassing is gegeven aan artikel 4, eerste lid, onder c, van de Wet windenergie op zee geldt als omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit.

X Noot
2

Zie bijvoorbeeld artikelen 10.50-10.52 en 11.5 en 11.20 Ob.

X Noot
3

Zie bijvoorbeeld artikelen 10.50-10.52 en 11.5 en 11.20 Ob.

X Noot
4

Artikel 4.6, eerste lid, onder e, Omgevingsbesluit.


X Noot
1

Zie de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 maart 2020, nr. WJZ/ 20072948, tot wijziging van de Regeling natuurbescherming (spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur) (Stcrt. 2020, 15825).

X Noot
2

Zie de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Spoedwet aanpak stikstof, Kamerstukken II 2019/20, 35 347, nr. 3, p. 9.

X Noot
3

Zie de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 december 2021, nr. WJZ/21288684, tot wijziging van de Regeling natuurbescherming en de Omgevingsregeling (nieuwe versie AERIUS Calculator en wijziging stikstofregistratiesysteem) (Stcrt. 2022, 713).

X Noot
5

Zie artikel 5.18 Ow: regels over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1, in dit geval een Natura 2000-activiteit.

X Noot
6

Zie de artikelen 2.25, eerste lid, aanhef en onder a, onder 13°, 2.31a, tweede lid, en 2.46 Ow.

X Noot
7

Zie artikel 2.24, tweede lid, onder b, Ow.

X Noot
8

De aanduiding van de bevoegde ministers in het stelsel van de Omgevingswet is nog niet aangepast aan de portefeuilleverdeling van het kabinet-Schoof. Op grond van die portefeuilleverdeling is de Minister van LVVN bevoegd voor zover het gaat om stikstofonderwerpen zoals AERIUS Register.

X Noot
9

Zie artikel 2.46, eerste lid, Ow.

X Noot
10

Zie artikel II, onderdelen H en M, van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet.

X Noot
11

Zie de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 maart 2020, nr. WJZ/ 20072948, tot wijziging van de Regeling natuurbescherming (spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur) (Stcrt. 2020, 15825).

X Noot
12

Zie de al genoemde wijzigingsregeling van 8 december 2021 en verder de Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 10 juli 2022, nr. WJZ/22297630, tot wijziging van de Regeling natuurbescherming en de Omgevingsregeling (snelheidsmaatregel uit stikstofregister) (Stcrt. 2022, 18273) en de Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 26 september 2023, nr. WJZ/35985432, tot wijziging van de Regeling natuurbescherming en de Omgevingsregeling (AERIUS 2023, herprioritering doelen en uitbreiding AERIUS Register met verschillende stikstofbanken) (Stcrt. 2023, 25571).

X Noot
13

Zie de toelichting bij de wijzigingsregeling van 8 december 2021, Stcrt. 2022, 713, p. 30.

X Noot
14

Zie de toelichting bij de onderdelen 11 en 34 van het koninkijk besluit van 5 april 2023, Stb. 2023, 113, p. 19 en 28.

X Noot
17

Zie bijvoorbeeld artikelen 10.50-10.52 en 11.5 en 11.20 Ob.

X Noot
18

Zie bijvoorbeeld artikelen 10.50-10.52 en 11.5 en 11.20 Ob.

X Noot
19

ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603.

X Noot
20

Zie bijvoorbeeld artikelen 10.50-10.52 en 11.5 en 11.20 Ob.

X Noot
21

Zie de artikelen 2.25, eerste lid, aanhef en onder a, onder 13°, 2.31a, tweede lid, en 2.46 Ow.

X Noot
22

Kamerstukken II 2020/21, 35 600, nr. 35.

X Noot
26

Zie 2.24, tweede lid, onder b, Ow.

X Noot
31

Aanwijzing 4.17 Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven