Inkomstenbelasting, aanwijzing bezwaren tegen het vanaf 1 oktober 2020 in rekening gebrachte percentage belastingrente inkomstenbelasting en enige overige middelen als massaal bezwaar

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 16 april 2025, nr. 2025-96279

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit wijs ik aan als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) de bezwaren tegen de belastingrente die vanaf 1 oktober 2020 in rekening is gebracht voor de inkomstenbelasting, en de erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen (hierna: overige middelen), voor zover die bezwaren het percentage van de belastingrente betreffen dat op grond van artikel 30hb AWR in samenhang met artikel 1, onderdeel a, van het Besluit belasting- en invorderingsrente (hierna: Besluit BIR), dan wel, met ingang van 1 januari 2024, in samenhang met artikel 1, eerste lid, van het Besluit BIR geldt.

1. Inleiding

Bij uitspraak van 7 november 2024 heeft de rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat artikel 1, onderdeel b, van het Besluit BIR zoals dat luidde van 1 januari 2022 tot 1 januari 2024 onverbindend moet worden verklaard.1 De onverbindendverklaring betrof het hogere belastingrentepercentage (van 8 procent) voor de vennootschapsbelasting en enige andere middelen. Met toepassing van artikel 28, derde lid, AWR is namens mij op 18 december 2024 beroep in cassatie tegen deze uitspraak ingesteld.

Een groot aantal bezwaren met eenzelfde rechtsvraag is ingediend tegen het belastingrentepercentage dat vanaf 1 oktober 2020 voor de vennootschapsbelasting in rekening is gebracht. Met ingang van 15 februari 2025 heb ik deze bezwaren aangewezen als massaal bezwaar (besluit van 7 februari 2025, nr. 2025-3886, Stcrt. 2025, 5793).

De uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland ziet op het belastingpercentage voor de vennootschapsbelasting en enige andere middelen. Sindsdien is ook een groot aantal bezwaren ingediend tegen het belastingpercentage dat vanaf 1 oktober 2020 in rekening werd gebracht voor de inkomstenbelasting en enige overige middelen. Met het oog op een efficiënte en eenduidige afdoening geef ik daarom ook voor deze bezwaren een aanwijzing massaal bezwaar. Deze aanwijzing draagt bij aan de vermindering van administratieve lasten voor de Belastingdienst en bevordert bovendien de rechtseenheid. Onder deze aanwijzing vallen de bezwaren die betrekking hebben op de hierna in onderdeel 2 vermelde rechtsvragen.

Het aantal bezwaren tegen de in rekening gebrachte belastingrente voor de overige middelen is op dit moment nog beperkt. Aangezien het antwoord op de in onderdeel 2 vermelde rechtsvragen echter rechtstreeks geldt voor de belastingrente die voor deze middelen in rekening wordt gebracht, is deze aanwijzing ook van toepassing op eventuele bezwaren tegen die belastingrente.

Met ingang van 1 januari 2024 is de systematiek gewijzigd aan de hand waarvan het geldende belastingrentepercentage wordt bepaald.2 Deze wijziging houdt in dat het belastingrentepercentage voor de inkomstenbelasting en enige overige middelen niet langer rechtstreeks is gekoppeld aan de wettelijke rente op niet-handelstransacties, maar voor alle middelen aan de ECB-rente op basisherfinancieringstransacties.

De wijziging van de systematiek aan de hand waarvan het geldende belastingrentepercentage wordt bepaald, is geen reden om deze aanwijzing niet van toepassing te laten zijn op de met ingang van 1 januari 2024 in rekening gebrachte belastingrente voor de bovengenoemde middelen. Wel kan deze wijziging van de systematiek een reden zijn om één of meer andere proefprocedures te selecteren. In dat geval, en mede afhankelijk van het arrest in de reeds lopende cassatieprocedure tegen de genoemde uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, kunnen meerdere collectieve uitspraken op bezwaar worden gedaan.

Onder andere vanwege deze omstandigheden kan de eerder afgegeven aanwijzing massaal bezwaar voor bezwaren tegen het belastingrentepercentage dat vanaf 1 oktober 2020 voor de vennootschapsbelasting en enige andere middelen in rekening is gebracht niet tevens gelden voor de bezwaren tegen de vanaf 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de inkomstenbelasting en enige overige middelen.

2. Aanwijzing als massaal bezwaar

Als massaal bezwaar als bedoeld in van artikel 25c AWR wijs ik aan bezwaren tegen de met ingang van 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de inkomstenbelasting, erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen, indien:

  • 1. ten tijde van de dag van publicatie in de staatscourant van deze aanwijzing op die bezwaren nog geen uitspraak is gedaan; of

    die tijdig worden ingediend tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de in artikel 25d AWR bedoelde collectieve uitspraak wordt gedaan; en

  • 2. deze bezwaren één of meer van de volgende rechtsvragen bevatten:

    • Is de hoogte van het percentage belastingrente zoals vastgelegd in artikel 1, onderdeel a, Besluit BIR, zoals dat luidde tot 1 januari 2024, dan wel, artikel 1, eerste lid, Besluit BIR, zoals dat luidde met ingang van 1 januari 2024, voor in rekening brengen van belastingrente op regelniveau in strijd met hogere regelgeving en in het bijzonder, maar niet uitsluitend, met algemene rechtsbeginselen of algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder, maar niet uitsluitend, het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel of het motiveringsbeginsel?

    • Is het op grond van artikel 30hb AWR in samenhang met artikel 1, onderdeel a, Besluit BIR, zoals dat luidde tot 1 januari 2024, dan wel, artikel 1, eerste lid, Besluit BIR, zoals dat luidde met ingang van 1 januari 2024, in rekening brengen van belastingrente op regelniveau in strijd met supranationale regelingen, in het bijzonder, maar niet uitsluitend, met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), artikel 14 EVRM of artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten?

    • Is het op grond van artikel 30hb AWR in samenhang met artikel 1, onderdeel a, Besluit BIR, zoals dat luidde tot 1 januari 2024 dan wel, artikel 1, eerste lid, Besluit BIR, zoals dat luidde met ingang van 1 januari 2024, in rekening brengen van belastingrente op regelniveau in strijd met (andere) supranationale bepalingen, in het bijzonder maar niet uitsluitend met het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel (artikel 7 EVRM en artikel 49, derde lid, Handvest van grondrechten EU) of het ne bis in idem beginsel (artikel 50 Handvest van de grondrechten EU en artikel 4 van het Zevende Protocol bij het EVRM)?

3. Uitvoeringsaspecten

Zodra de in onderdeel 2 genoemde rechtsvragen bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak definitief zijn beantwoord, beslist de inspecteur conform artikel 25e AWR door middel van een gezamenlijke collectieve uitspraak op alle bezwaren die als massaal bezwaar zijn aangewezen. Tegen deze collectieve uitspraak staan geen rechtsmiddelen open; de rechtsvraag is immers door de Hoge Raad beantwoord. Belanghebbenden kunnen nog wel verzoeken de belastingrentebeschikking ambtshalve te verminderen.3 De voorwaarden voor ambtshalve vermindering, waaronder de termijnen, gelden onverkort.

Als de inspecteur bij de definitieve beantwoording van de in deze aanwijzing opgenomen rechtsvragen niet of niet geheel in het gelijk wordt gesteld, herziet hij de betreffende belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en enige overige middelen, mits het bezwaar daartegen valt onder deze aanwijzing.

Als een bezwaar mede ziet op andere geschilpunten dan de in onderdeel 2 genoemde rechtsvragen, die de belastingrentebeschikking of de op hetzelfde aanslagbiljet vermelde belastingaanslag betreffen, behandelt de inspecteur het bezwaar op die punten individueel. Afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht is daarbij van toepassing.

Voor zover nodig zal op de website van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, meer informatie worden gegeven over de rechten en plichten van de belanghebbenden en de praktische afhandeling van het bezwaar na collectieve uitspraak.

4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Een afschrift van dit besluit zal aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gestuurd.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 april 2025

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen


X Noot
1

Rb. Noord-Nederland 7 juli 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:4361.

X Noot
2

Voor de solidariteitsbijdrage met ingang van 1 januari 2022, Besluit van 29 augustus 2023 tot wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente met het oog op toevoeging van de solidariteitsbijdrage en aanpassing van het rentepercentage voor de vennootschapsbelasting, de solidariteitsbijdrage en de bronbelasting, Stb 2023, 284, voor de minimumbelasting met ingang van 1 januari 2024 en de systematiek van het bepalen van het geldende percentage, Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2023), Stb 2023, 511, en voor het winstaandeel met ingang van 1 januari 2025, Besluit van 18 december 2024 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2024), Stb 2024, 441.

X Noot
3

HR, 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:718.

Naar boven