Vennootschapsbelasting. Earningsstrippingmaatregel (Besluit Earningsstrippingmaatregel)

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 24 november 2023, nr. 2023-22492

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit beleidsbesluit bevat het beleid voor de earningsstrippingmaatregel die is opgenomen in afdeling 2.9a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1. Inleiding

Sinds 1 januari 2019 bevat afdeling 2.9a van de Wet Vpb 1969 een generieke renteaftrekbeperking in de vorm van een earningsstrippingmaatregel. Deze maatregel vloeit voort uit de Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking en is gericht op het voorkomen van winstverschuiving en grondslaguitholling door middel van rentebetalingen. Daarnaast wordt een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen bij alle belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting nagestreefd.

De earningsstrippingmaatregel brengt mee dat het saldo van de rentelasten en de rentebaten die in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de winst, niet aftrekbaar is voor zover dat saldo meer bedraagt dan 20% van de gecorrigeerde winst, of € 1 miljoen indien dit meer is dan 20% van de gecorrigeerde winst. Het percentage van 20% is van toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022. Voor de boekjaren 2019 tot en met 2021 bedroeg het percentage 30%.

De eerste ervaringen met de earningsstrippingmaatregel hebben geleid tot dit beleidsbesluit. De Coördinatiegroep Taxhavens en Concernfinanciering is verantwoordelijk voor de eenheid van beleid en uitvoering bij de toepassing van artikel 15b Wet Vpb 1969. Gevallen waarin een standpuntbepaling precedentwerking zou kunnen hebben, legt de inspecteur voor aan de Coördinatiegroep Taxhavens en Concernfinanciering.

1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen

BW

Burgerlijk Wetboek

IFRS

International Financial Reporting Standards

Wet IB 2001

Wet inkomstenbelasting 2001

Wet Vpb 1969

Wet op de vennootschapsbelasting 1969

2. Nadere omschrijving van en toelichting op wettelijke begrippen

Dit onderdeel schetst, voor de toepassing van afdeling 2.9a van de Wet Vpb 1969, het beleidsmatige kader van enkele in artikel 15b Wet Vpb 1969 gehanteerde begrippen.

2.1 Saldo aan renten; rentelasten en rentebaten

Het saldo aan renten is het bedrag aan rentelasten ter zake van geldleningen verminderd met het bedrag aan rentebaten ter zake van geldleningen die zonder toepassing van artikel 15b Wet Vpb 1969 in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de in een jaar genoten winst. Het saldo aan renten bedraagt ten minste nihil. Het saldo aan renten is bij de bepaling van de in een jaar genoten winst aftrekbaar tot 20% van de gecorrigeerde winst, of tot maximaal € 1 miljoen indien dat meer is dan 20% van de gecorrigeerde winst. Onder ‘jaar’ moet in dit verband worden verstaan: boekjaar.

Zoals uit de parlementaire behandeling volgt wordt aan het rentebegrip een economische uitleg gegeven. Daarbij is opgemerkt dat rente in feite de vergoeding is voor het ter beschikking stellen van geld.1

2.1.1 Wettelijke rente

Wettelijke rente, geregeld in artikel 6:119 e.v. BW, is juridisch gezien een schadevergoeding die verschuldigd is omdat een verbintenis tot betaling van een geldsom niet tijdig wordt nagekomen. Het liquiditeits- of rentenadeel dat hierdoor ontstaat, wordt op basis van een bij of krachtens de wet vastgesteld percentage vergoed.

In lijn met de economische uitleg van het rentebegrip ben ik van mening dat wettelijke rente tot het saldo aan renten moet worden gerekend, omdat degene aan wie de wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat de onderliggende overeenkomst niet wordt nagekomen, in feite de schuldenaar financiert. Ter voorkoming van misverstanden wordt opgemerkt dat belasting- en invorderingsrente geen wettelijke rente zijn.

2.1.2 Sfeerovergang

Als een lichaam (gedeeltelijk) belastingplichtig wordt voor de Nederlandse vennootschapsbelasting kan de earningsstrippingmaatregel van toepassing worden op geldleningen van dit lichaam, waar dat voorheen niet het geval was. Deze ‘sfeerovergang’ ten aanzien van geldleningen kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een overheidslichaam, een stichting, of een lichaam dat zijn feitelijke leiding naar Nederland heeft verplaatst.

Op de openingsbalans worden vorderingen en schulden gesteld op de waarde in het economische verkeer bij het ontstaan van de belastingplicht. Een eventueel agio of disagio wordt over de looptijd van de vorderingen of schulden door middel van amortisatie of oprenting ten laste respectievelijk ten gunste van de winst gebracht. Dit kan op basis van de lineaire methode of de effectieve interestmethode. De amortisatie of oprenting valt naar mijn mening onder het rentebegrip van artikel 15b Wet Vpb 1969. Deze behandeling van (dis)agio als gevolg van een sfeerovergang is in lijn met de parlementaire toelichting die is gegeven bij de uitgifte van een lening onder of boven pari.2

2.2 Overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst

Van belang is dat voor de toepassing van artikel 15b Wet Vpb 1969 sprake is van een geldlening. Artikel 15b, zesde lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969 bevat een definitie van het begrip ‘geldlening’. Daaronder wordt verstaan: een vordering of schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst. Ook een spaardeposito is een geldlening. Een belastingschuld valt niet onder het begrip geldlening.3 Dit betekent dat belastingrente en invorderingsrente niet tot het saldo aan renten behoren.

Een betalingskorting voor betaling van een schuld (ineens) op enig tijdstip vóór ommekomst van de betalingstermijn, is geen voor artikel 15b Wet Vpb 1969 in aanmerking te nemen rentebate of -last. Een verbintenis tot betaling die nog niet uit de betalingstermijn is gelopen is namelijk geen overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst.

2.2.1 Beoordelingskader van een ‘met een geldlening vergelijkbare overeenkomst’

In de praktijk komen uiteenlopende vormen voor van een met een overeenkomst van geldlening vergelijkbare overeenkomst. Een met een overeenkomst van geldlening vergelijkbare overeenkomst is doorgaans schriftelijk vastgelegd en dient de feitelijke transactie te weerspiegelen. In de overeenkomst zijn een hoofdsom en een terugbetalingsverplichting te onderkennen. Voorts zal sprake zijn van rente of een (betalings)verplichting die daarmee in economische zin vergelijkbaar is. Met andere woorden, er wordt een vergoeding in geld betaald respectievelijk ontvangen voor het aantrekken respectievelijk verstrekken van financiering of het anderszins creëren van koopkracht. Daarnaast kan een aanwijzing zijn dat de bij de overeenkomst betrokken partijen een (rentedragende) schuld respectievelijk vordering in aanmerking nemen op de fiscale (en commerciële) balans. De wijze waarop de rente in aanmerking wordt genomen doet daarbij niet ter zake. Ook zal doorgaans een verband bestaan tussen de initiële waarde van de geldvordering en de waarde van hetgeen is verstrekt. Een geldvordering respectievelijk schuldverhouding kan verder betrekking hebben op een andere prestatie dan de verstrekking van een geldsom, bijvoorbeeld op goederen in geval van huurkoop, maar de afwikkeling vindt plaats in geld.

Financiële lease en huurkoop zijn voorbeelden van een met een overeenkomst van geldlening vergelijkbare overeenkomst.4 Voorts kan worden gedacht aan koop op afbetaling.5 Ook een andersoortige (koop)overeenkomst kan, afhankelijk van de overeengekomen leverings- en betalingsvoorwaarden, naar mijn mening vergelijkbaar zijn met een overeenkomst van geldlening, indien door het verstrijken van betalingstermijnen een situatie ontstaat die feitelijk kan worden gelijkgesteld aan koop op afbetaling.

Huurovereenkomsten en operationele lease zijn geen met een overeenkomst van geldlening vergelijkbare overeenkomst.6 Hetzelfde geldt voor een kortlopend leverancierskrediet.7

Het hiervoor geschetste beoordelingskader is slechts richtinggevend van aard en kan zich verder ontwikkelen aan de hand van (voortschrijdend) inzicht in (nieuwe) praktijksituaties. Twijfelgevallen kunnen binnen de daarvoor gestelde kaders worden voorgelegd aan de inspecteur, die hierover contact opneemt met de Coördinatiegroep Taxhavens en Concernfinanciering.

2.2.2 Design, Build, Finance, Maintain and Operate-contract (DBFMO-contract)

Een Design, Build, Finance, Maintain and Operate-contract (DBFMO-contract) is een contractsvorm waarbij de opdrachtnemer verantwoordelijk is voor het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud en de exploitatie van een Publiek-Private Samenwerking (PPS)-project. Hierbij kan worden gedacht aan een kantoor van de rijksoverheid of aan een penitentiaire inrichting. De opdrachtgever betaalt vanaf het moment dat het project voor gebruik beschikbaar is periodiek een zogenoemde beschikbaarheidsvergoeding. Onderdeel van het DBFMO-contract is het zogenoemde ‘financieel model.’ Uit dit financieel model volgt welke componenten van de beschikbaarheidsvergoeding betrekking hebben op de aflossing van de hoofdsom en de in rekening gebrachte rente. Opdrachtnemer en opdrachtgever verwerken die componenten ook als zodanig. Gelet op het voorgaande omvat een DBFMO-contract op basis van het hiervoor uiteengezette beoordelingskader ook een met een geldlening vergelijkbare overeenkomst.

2.2.3 Renteswapovereenkomsten

Renteswaps zijn derivaten die, ten opzichte van een overeenkomst van geldlening, in afzonderlijke overeenkomsten kunnen zijn vastgelegd. Dergelijke overeenkomsten zijn volgens het hiervoor uiteengezette beoordelingskader geen overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst. Zo is er geen hoofdsom en wordt geen koopkracht gecreëerd. Aan het voorgaande doet niet af dat kosten en resultaten ten aanzien van renteswaps op grond van artikel 15b, zesde lid, onderdelen b en c, Wet Vpb 1969 tot het saldo aan renten behoren.

2.2.4 Securities lending

Bij securities lending worden aandelen uitgeleend. Hoewel securities lending een vorm van verbruikleen is en het uitgeleende op geld kan worden gewaardeerd, is geen sprake van een overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst. De reden hiervoor is dat de transactie geen betrekking heeft op het ter beschikking stellen van gelden en niet in geld wordt afgewikkeld. Dit is anders als een securities lending-overeenkomst zelfstandig of als onderdeel van een samenstel van rechtshandelingen in feite een geldlening behelst.

2.3 Wettelijke uitbreiding rentebegrip; kosten en resultaten ter zake van geldleningen

In artikel 15b, zesde lid, onderdelen b tot en met e, Wet Vpb 1969, worden bepaalde kosten en resultaten ter zake van geldleningen of daarmee verband houdende rechtshandelingen, aangemerkt als rentelasten. Dit betekent dat een dergelijke vergoeding, die in beginsel niet onder het economische rentebegrip van artikel 15b, tweede lid, Wet Vpb 1969 valt, in voorkomende gevallen afhangt van de aanwezigheid van een geldlening. Dit illustreer ik hierna aan de hand van een voorbeeld.

Voorbeeld

Een bereidstellingsprovisie is een vergoeding die door een kredietnemer wordt betaald aan de kredietverstrekker voor het beschikbaar houden van een (nog) uit te lenen bedrag. Bereidstellingsprovisies komen in de praktijk onder meer voor bij revolving credit facilities en overbruggingsfinancieringen. Indien (nog) geen geldmiddelen op de facilities worden verstrekt, is in zoverre (nog) geen sprake van een geldlening en zijn bereidstellingsprovisies geen kosten respectievelijk rentelasten als bedoeld in artikel 15b, zesde lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969.

2.4 Wettelijke uitbreiding rentebegrip; rentelast maar geen rentebate

Artikel 15b, zesde lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 merkt bepaalde kosten aan als rentelasten. De opbrengsten kwalificeren bij de ontvanger daarentegen niet als rentebate. Onderdeel b van het zesde lid heeft, anders dan onderdeel c, geen betrekking op opbrengsten of positieve voordelen.

2.4.1 Boeterente

Betaalde boeterente behoort bij de betaler als rentelast tot het saldo aan renten. In de parlementaire geschiedenis is boeterente namelijk genoemd als één van de voorbeelden van kosten ter zake van een geldlening als bedoeld in artikel 15b, zesde lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969.8 Boeterente valt dus niet onder het economische rentebegrip van artikel 15b, tweede lid, Wet Vpb 1969. Ontvangen boeterente wordt hierdoor niet als rentebate aangemerkt en behoort daarmee niet tot het saldo aan renten.

2.4.2 Garantstellingsvergoeding

Betaalde garantstellingsvergoedingen behoren bij de betaler als rentelast tot het saldo aan renten. In de parlementaire geschiedenis zijn garantstellingsvergoedingen namelijk genoemd als één van de voorbeelden van kosten ter zake van een geldlening als bedoeld in artikel 15b, zesde lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969.9 Garantstellingsvergoedingen vallen dus niet onder het economische rentebegrip van artikel 15b, tweede lid, Wet Vpb 1969. Een garantstellingsvergoeding wordt hierdoor bij de ontvanger niet als rentebate aangemerkt en behoort daarmee niet tot het saldo aan renten.

3. Bepaling van het saldo aan renten

Uitgangspunt bij de bepaling van het saldo aan renten in de zin van artikel 15b, tweede lid, Wet Vpb 1969, zijn de rentelasten en rentebaten die in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de in een jaar genoten winst. Rente die bijvoorbeeld reeds in aftrek wordt beperkt op grond van artikel 10a10 of artikel 10b Wet Vpb 1969, behoort dus niet tot het saldo aan renten.

Op de voet van artikel 15b, vijfde lid, Wet Vpb 1969 naar het volgende jaar voort te wentelen rente, behoort in dat volgende jaar niet tot het saldo aan renten. Dit neemt overigens niet weg dat de voortgewentelde rente in aftrek kan worden gebracht voor zover daarvoor in dat volgende jaar aftrekruimte bestaat.11

3.1 Goed koopmansgebruik

De bepaling van de in een jaar genoten winst vindt plaats met inachtneming van goed koopmansgebruik. Baten en lasten die op basis van goed koopmansgebruik niet tot uitdrukking komen, vallen niet onder de reikwijdte van artikel 15b Wet Vpb 1969.

3.1.1 Samenhangende waardering

Goed koopmansgebruik kan meebrengen dat een geldlening in samenhang met een ander vermogensbestanddeel wordt gewaardeerd. Indien bijvoorbeeld een valutarisico op een geldlening zodanig is afgedekt dat samenhangende waardering verplicht is, mag het afgedekte risico het fiscale resultaat niet beïnvloeden.12 Een dergelijk valutaresultaat behoort daarmee niet tot de rentebaten of -lasten op de voet van artikel 15b, zesde lid, Wet Vpb 1969.

3.1.2 IFRS 16

Indien voor jaarverslaggevingsdoeleinden onder IFRS 16 een rentecomponent ter zake van een in de toekomst verschuldigde huursom/leasetermijn in het resultaat tot uitdrukking komt, is dit niet van invloed op het saldo aan renten. IFRS 16 is niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik, zodat de commercieel verantwoorde rentecomponent niet in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van de (jaar)winst.13

4. Bepaling van de gecorrigeerde winst

4.1 Geactiveerde rente

4.1.1 Bijtellen negatief saldo aan renten

Uitgangspunt voor de bepaling van de gecorrigeerde winst is de in een jaar genoten winst zonder toepassing van de renteaftrekbeperking van artikel 15b, eerste lid, Wet Vpb 1969. Deze winst wordt op grond van artikel 15b, derde lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969, vermeerderd met het saldo aan renten van het jaar, maar met uitzondering van de in dat saldo begrepen te activeren rente.

Dit kan ertoe leiden dat, specifiek voor de bepaling van de gecorrigeerde winst, sprake is van een negatief bij te tellen saldo aan renten. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de in het jaar geactiveerde rente het bedrag aan rentebaten overstijgt. In dat geval is sprake van een positief saldo aan renten, maar doordat de geactiveerde rente is uitgezonderd van de gecorrigeerde winst, ontstaat een negatieve bijtelling.

Dit laat onverlet dat de gecorrigeerde winst en het saldo aan renten op zichzelf beschouwd ten minste nihil bedragen. Uit artikel 15b, derde lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969 volgt namelijk niet dat de correctie voor geactiveerde rente eveneens is begrensd tot nihil.

Voorts acht ik het juist om uitsluitend bij de bepaling van het saldo aan renten rekening te houden met de in een jaar in aanmerking genomen rentebaten. Tot slot is het in lijn met doel en strekking van artikel 15b Wet Vpb 1969 dat de aftrekruimte effectief wordt beperkt daar waar de rentelasten, met inbegrip van de geactiveerde rente, de rentebaten overstijgen.

4.1.2 Afschrijving geactiveerde eenmalige financieringskosten en rente

De afschrijving of vrijval van vóór 1 januari 2019 geactiveerde respectievelijk gepassiveerde (eenmalige) financieringskosten ter zake van een geldlening, zijn kosten zoals bedoeld in artikel 15b, zesde lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969, en daarmee rentelasten.

De afschrijving van rentelasten die vóór 2019 zijn geactiveerd als voortbrengingskosten van een bedrijfsmiddel, behoren evenwel niet tot de kosten respectievelijk rentelasten als bedoeld in artikel 15b, zesde lid, onderdeel d, Wet Vpb 1969. Genoemd onderdeel d behelst, anders dan onderdeel b, een eenmalige toets in het jaar van activeren, en heeft daarmee geen betrekking op rente die is geactiveerd als voortbrengingskosten van een bedrijfsmiddel in jaren waarin de earningsstrippingmaatregel niet gold.

Als rente die ná 1 januari 2019 en vóór toepassing van artikel 15b, zevende lid, Wet Vpb 1969 is geactiveerd als voortbrengingskosten van een bedrijfsmiddel, in aftrek wordt beperkt, heeft dit ook gevolgen voor de bepaling van de winst vóór toepassing van artikel 15b Wet Vpb 1969 in latere jaren. De op grond van artikel 15b Wet Vpb 1969 niet-aftrekbare rente wordt namelijk niet geactiveerd als voortbrengingskosten van een bedrijfsmiddel, en komt niet in aftrek bij de bepaling van de in een (later) jaar genoten winst.

Bij de bepaling van de gecorrigeerde winst in latere jaren moet naar mijn mening worden aangesloten bij de afschrijving over de als gevolg van artikel 15b, zevende lid, Wet Vpb 1969 aangepaste boekwaarde. Uitgaan van een (extracomptabele) afschrijving op basis van een hogere boekwaarde – dat wil zeggen, alsof artikel 15b, zevende lid, Wet Vpb 1969 geen toepassing zou hebben gevonden – acht ik onjuist. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de bedoeling van artikel 15b Wet Vpb 1969 is om aan te sluiten bij de winst die in een jaar fiscaal in aanmerking wordt genomen.14

4.2 Afschrijving en afwaardering

Afschrijvingen en (teruggenomen) afwaarderingen die niet tot uitdrukking komen in de winst, worden ook niet in aanmerking genomen bij het bepalen van de gecorrigeerde winst.15 Dit geldt bijvoorbeeld voor afschrijvingen en (teruggenomen) afwaarderingen die behoren tot de winst die is vrijgesteld op grond van artikel 15e Wet Vpb 1969 (objectvrijstelling).

De afschrijving op gekochte goodwill die als bedrijfsmiddel kwalificeert, en die op grond van een zakelijke winstverdeling wordt toegerekend aan de Nederlandse onderneming van een belastingplichtige, wordt wel in aanmerking genomen bij de bepaling van de gecorrigeerde winst. Op deze wijze wordt de renteaftrek zoveel mogelijk gekoppeld aan de in Nederland belastbare economische activiteit.

De wijze waarop de afschrijving of (terugname van) de afwaardering plaatsvindt is in beginsel niet relevant, zolang deze in lijn is met goed koopmansgebruik of de daarop door de wet gemaakte uitzonderingen. Ook de afschrijving ineens van een immaterieel activum op grond van artikel 3.30, derde lid, Wet IB 2001 jo. artikel 8, eerste lid, Wet Vpb 1969, wordt derhalve bijgeteld ter bepaling van de gecorrigeerde winst.

4.2.1 Afwaardering bedrijfsmiddelen; verkoop met een verlies

Een resultaat ter zake van de vervreemding van een bedrijfsmiddel is niet aan te merken als (de terugname van) een afwaardering naar lagere bedrijfswaarde, en wordt daarom niet bijgeteld bij de bepaling van de gecorrigeerde winst.

Als vóór de vervreemding van een bedrijfsmiddel op grond van goed koopmansgebruik een afwaardering naar lagere bedrijfswaarde plaatsvindt of wordt teruggenomen, heeft dit door toepassing van artikel 15b, derde lid, Wet Vpb 1969 echter wel gevolgen voor de gecorrigeerde winst. De gecorrigeerde winst is dan hoger respectievelijk lager dan wanneer de vervreemding zonder (terugname van) de afwaardering had plaatsgevonden.

4.3 Verlengstukwinst

Uitdelingen van een coöperatie of van een vereniging op coöperatieve grondslag aan leden, natuurlijke personen, uit de daartoe beschikbare over het jaar genoten winst (verlengstukwinst), zijn onder voorwaarden aftrekbaar van de winst (artikel 9, eerste lid, onderdeel g, Wet Vpb 1969). Deze uitdelingen worden niet genoemd bij de vermeerderingen van artikel 15b, derde lid, Wet Vpb 1969 en worden dus niet bijgeteld ter bepaling van de gecorrigeerde winst voor toepassing van artikel 15b Wet Vpb 1969.

5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

6. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Earningsstrippingmaatregel.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 november 2023

De Staatssecretaris van Financiën namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken


X Noot
1

Kamerstukken I 2018/19, 35 030, nr. E, p. 3.

X Noot
2

Idem.

X Noot
3

Vgl. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 3, p. 89; Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 10, p. 24; Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 8, p. 17-18.

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 35 030, nr. 3, p. 39.

X Noot
5

Kamerstukken II 2018/19, 35 030, nr. 14, p. 5.

X Noot
6

Idem.

X Noot
7

Vgl. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 3, p. 89; Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 10, p. 24; Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 8, p. 17-18.

X Noot
8

Kamerstukken II 2018/19, 35 030, nr. 3, p. 39.

X Noot
9

Idem.

X Noot
10

Kamerstukken II 2018/19, 35 030, nr. 3, p. 37.

X Noot
11

Zie onder meer Kamerstukken I 2018/19, 35 030, C, p. 10.

X Noot
12

Zie Hoge Raad 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:199, r.o. 3.2.2.

X Noot
13

Zie in dit verband ook onderdeel 3, IFRS 16, operationele lease en jaarwinstbepaling lessee van het besluit van 10 december 2019, nr. 2019-166072.

X Noot
14

Kamerstukken II 2018/19, 35 030, nr. 3, p. 38.

X Noot
15

Idem.

Naar boven