Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2023, 15844 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2023, 15844 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Klimaat en Energie,
Gelet op artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Besluit:
De Activiteitenregeling milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van afdeling 2.5 wordt ‘Energiebesparing’ vervangen door ‘Verduurzaming van het energiegebruik’.
B
Artikel 2.16 komt te luiden:
Aan artikel 2.15, eerste lid, van het besluit wordt, door degene die de inrichting drijft, in ieder geval voldaan indien alle in bijlage 10 opgenomen maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik zijn getroffen die op de inrichting van toepassing zijn, tenzij artikel 2.15, negende lid, onderdeel b, van het besluit, van toepassing is.
C
Bijlage 10 wordt vervangen door de bijlage behorende bij deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 30 mei 2023
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Onderdeel Code |
Categorie Code |
Categorie Omschrijving (onderwerp) |
---|---|---|
F |
A |
Perslucht |
F |
B |
Stoom |
F |
C |
Aandrijvingen |
F |
D |
Productkoeling |
F |
E |
Grootkeukenapparatuur |
F |
F |
Ovens |
F |
G |
Terreinverlichting |
F |
H |
Zwembad |
F |
I |
Serverruimte |
F |
J |
Roltrap |
F |
K |
Zonnepanelen |
P |
A |
Natlakspuitcabines |
P |
B |
Drogen |
P |
C |
Procesbaden |
P |
D |
Procesapparatuur |
P |
E |
Proceswarmte |
P |
F |
Proceskoeling |
P |
G |
Veehouderijen |
P |
H |
Datacentrum |
G |
A |
Energiebeheersysteem |
G |
B |
Isolatie van de schil |
G |
C |
Ruimteverwarming |
G |
D |
Ruimteventilatie |
G |
E |
Warm tapwater |
G |
F |
Binnenverlichting |
G |
G |
Buitenverlichting |
G |
H |
Zonnepanelen |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA1 |
Toe te passen maatregel |
Vergroot de persluchtbuffer. Door het aansluiten van een (extra) buffervat op het bestaande persluchtnet kan meer perslucht opgeslagen worden, waardoor het aantal starts en stops van de compressor wordt beperkt. |
Huidige situatie |
Er is een persluchtcompressor met aan/uit-schakelaar aanwezig zonder buffervat of met een te klein buffervat. Hierdoor draait de persluchtinstallatie minimaal 15 minuten per bedrijfsuur in nullast. Bij vergroting van de buffer is het uitgangspunt om maximaal 5 minuten aaneengesloten in nullast te draaien. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 4.100 bedrijfsuren van het persluchtnet per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 3.400 bedrijfsuren van het persluchtnet per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende ruimte nabij de persluchtcompressor om een persluchtbuffervat te plaatsen. De persluchtvraag is gemiddeld gezien variabel gedurende een bedrijfsuur. De persluchtcompressor heeft een vermogen van minimaal 10 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig op persluchtlekkages en verhelp deze. |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA2 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een afsluiter met tijdschakelaar om verlies van perslucht buiten bedrijfstijden te beperken. Door het toepassen van een afsluiter met tijdschakelaar op het persluchtnet of delen daarvan kunnen apparaten en machines worden losgekoppeld van de perslucht. Zo hoeft de compressor niet onnodig perslucht te comprimeren buiten bedrijfstijden. |
Huidige situatie |
Er is een centraal persluchtnet aanwezig dat geheel of deels onder druk staat buiten gebruikstijden. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De op het persluchtnet aangesloten apparaten en machines zijn geschikt om zonder persluchtdruk buiten bedrijf stil te staan. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig op persluchtlekkages en verhelp deze. Controleer regelmatig de instelling van de tijden dat het persluchtnet buiten bedrijf is en zorg dat deze bij veranderende bedrijfstijden (zoals bij zomer- en wintertijd) worden bijgewerkt. |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA3 |
Toe te passen maatregel |
Pas een flow-drukregelaar toe in het persluchtnet. Door integratie van een flow-drukregelaar (regelklep direct na het buffervat) in een persluchtnet kunnen schommelingen in de persluchtvraag worden uitgebalanceerd. Om de schommelingen op te vangen is de persdruk vaak hoger ingesteld dan nodig. Door toepassing van een flow-drukregelaar kan de persdruk in het buffervat worden verlaagd. De verlaging in persdruk zorgt voor een besparing op het energiegebruik van de compressor. Daarbij zal door lagere druk het persluchtgebruik per gebruiker afnemen en lekt er minder perslucht weg. Door minder persluchtgebruik of -lekkage zal de compressor ook energie besparen. |
Huidige situatie |
Er is een persluchtnet met een centrale toerengeregelde persluchtcompressor(en) en buffervat aanwezig, waarbij een flow-drukregelaar ontbreekt. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 3.700 bedrijfsuren van het persluchtnet per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vermogen van de compressor is ten hoogste 45 kW en het persluchtgebruik is maximaal 7 m3/min. In het persluchtnet vinden hoge drukvallen plaats door grote persluchtafname. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verlaag de persluchtdruk na plaatsing van de schakelaar en controleer regelmatig de ingestelde waarde. |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA4 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een luchtkanaal zodat de persluchtcompressor (koude) buitenlucht aanzuigt. Plaats een luchtkanaal voor het aanzuigen van buitenlucht of van binnenlucht uit een onverwarmde ruimte. Als de persluchtcompressor koudere lucht aanzuigt kan er energiezuiniger perslucht worden gemaakt. |
Huidige situatie |
Er is een centraal persluchtnet aanwezig met een persluchtcompressor van ten minste 7,5 kW die warme lucht aanzuigt vanuit de ruimte waarin deze is opgesteld. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 3.000 bedrijfsuren van de persluchtcompressor per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De compressor staat binnen 5 m van een buitenmuur. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA5 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik zuinige persluchtgereedschappen. Door gebruik te maken van nieuwe en energiezuinige perslucht aangedreven gereedschappen, zoals blaaspistolen, wordt er minder perslucht gebruikt en energie bespaard. |
Huidige situatie |
Er wordt gebruik gemaakt van 'conventionele' persluchtgereedschappen, zoals blaaspistolen, met een nominaal gebruik van meer dan 120 l/min. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij gereedschappen die meer dan 1.800 uur per jaar worden gebruikt. |
Technische randvoorwaarden |
De persluchtcompressoren hoeven niet te worden aangepast door het verminderde gebruik van perslucht. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Onderhoud de perslucht aangedreven gereedschappen zodat er geen onnodige perslucht verloren gaat en houd ze schoon. Controleer regelmatig op persluchtlekkages aan gereedschap, koppelingen en leidingen en verhelp deze. |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA6 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik elektrisch handgereedschap als vervanging voor pneumatisch aangedreven gereedschap. Door waar mogelijk elektrisch handgereedschap toe te passen en perslucht aangedreven gereedschap alleen te gebruiken wanneer er geen elektrisch alternatief is, kan het persluchtgebruik worden beperkt. Het opwekken van perslucht voor het aandrijven van gereedschap is minder efficiënt dan het gebruiken van elektrisch aangedreven gereedschap. |
Huidige situatie |
Persluchtaangedreven handgereedschap wordt gebruikt voor toepassingen waar een elektrisch alternatief voor kan worden gebruikt. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij gebruik van het gereedschap van meer dan 6 u/wk. |
Technische randvoorwaarden |
Er is een geschikt elektrisch alternatief beschikbaar dat voldoet aan de specifieke eisen van de werkzaamheden zoals voldoende koppel en een handzaam gewicht en formaat. De gereedschappen worden niet in een ATEX omgeving gebruikt. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA7 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik een blower voor het schoonblazen in plaats van perslucht. Voor werkzaamheden zoals schoonblazen van vloeren en machines waarbij met perslucht wordt geblazen kan een decentrale blower worden gebruikt. Dit is energiezuiniger dan blazen met perslucht. |
Huidige situatie |
Blazen gebeurt met perslucht van ten minste 6 bar. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij gebruik van perslucht voor schoonblazen van meer dan 6 u/wk. |
Technische randvoorwaarden |
Het proces moet toestaan dat er met een lagere druk en groter luchtvolume schoongeblazen wordt. De blower is binnen 10 m van de toepassing te plaatsen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Perslucht |
---|---|
Nummer maatregel |
FA8 |
Toe te passen maatregel |
Vervang de regelklepbediening op basis van perslucht door elektrische aandrijvingen. Door het op perslucht aangedreven besturend element (actuator) van de regelklep te vervangen door een servo- of stappenmotor, kan energie worden bespaard. Bij een perslucht aangedreven actuator moet het gehele jaar lucht op druk worden gehouden. Daarom is een elektrische aandrijving efficiënter. |
Huidige situatie |
Er is een regelklep met een door perslucht aangedreven actuator (besturend element) aanwezig die is aangesloten op het centrale persluchtnet. De actuator kan separaat worden vervangen. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: bij processen die het hele jaar continu in bedrijf zijn. |
Technische randvoorwaarden |
Er is een elektrische voedingskast beschikbaar binnen 10 m. De regelklep bevindt zich niet in een ATEX-omgeving. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB1 |
Toe te passen maatregel |
Verlaag de stoomdruk van het centrale stoomnet. Een verlaging van de stoomdruk zorgt voor lagere (stoom)temperaturen en voor een lagere schoorsteentemperatuur. Daardoor verliest de ketel minder warmte en wordt het warmteverlies door de schoorsteen kleiner. Bovendien neemt het verlies in het (stoom)distributienet en het flashverlies in condenspotten af. De mate van verlaging van de stoomdruk wordt bepaald door de stoomafnemer die om de hoogste stoomdruk vraagt om te kunnen blijven opereren. |
Huidige situatie |
Er is een stoomketel aanwezig die is gekoppeld aan een centraal stoomnet en de druk op het stoomnet is hoger dan voor de aangesloten apparaten vereist is. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het stoomnet is meer dan 2.300 uur per jaar op druk. |
Technische randvoorwaarden |
Voor de verlaging van het stoomdruksetpoint zijn geen verdere veranderingen aan het systeem nodig. De stoomafnemers kunnen functioneren met de verlaagde stoomdruk. De huidige leidingen en appendages dienen geschikt te zijn voor een verhoging van de stromingssnelheden van de stoom. De stoomdruk bedraagt minimaal 4 bar. De stoomdruk kan met ten minste 10% worden verlaagd. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de stoomdruk in het stoomnet. |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB2 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik een economiser om warmte uit de rookgassen van de stoomketel nuttig in te zetten. Door het uitkoelen van rookgas met een economiser kan de restwarmte uit de rookgassen worden benut om het ketelvoedingwater voor te verwarmen. |
Huidige situatie |
Er is een stoomketel aanwezig en de warmte uit de rookgassen wordt niet benut. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 2.100 vollasturen van de stoomketel per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De klep voor het ketelvoedingswater moet modulerend zijn om een constante flow in de economiser te garanderen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verricht regelmatig metingen aan de in- en uitgaande temperaturen om vast te stellen of de economiser goed werkt. |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB3 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik een rookgascondensor om warmte uit de rookgassen van de stoomketel nuttig in te zetten. Door het condenseren van rookgas met een RVS-condensor kan de restwarmte uit de rookgassen nuttig worden ingezet. Toepassing van de maatregel vereist dat de brander van de stoomketel opnieuw wordt afgesteld. |
Huidige situatie |
Er is een stoomketel met economiser aanwezig en de rookgassen verlaten de schoorsteen (na de economiser) met een temperatuur van 130°C of hoger. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Er is redelijk koud suppletiewater aanwezig (10–20°C). Het suppletiewaterdebiet is relatief hoog (meer dan 80% van de massastroom stoom), of er is warmtevraag aanwezig zoals water voor centrale verwarming of schoonmaakwater. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Onderhoud de warmtewisselaar volgens de leveranciersvoorschriften. |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB4 |
Toe te passen maatregel |
Vervang stoom als middel voor ruimteverwarming. Door stoom als middel voor ruimteverwarming te vervangen voor een efficiënter alternatief wordt energie bespaard. Mogelijke alternatieven zijn een indirect gestookte heater, een direct gestookte hoogrendement (HR)-heater of donkere stralers. |
Huidige situatie |
De ruimteverwarming gebeurt met een met stoom gevoede luchtverhitter. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Er is een aansluitpunt voor gas aanwezig binnen een afstand van 50 m van de te verwarmen ruimte. De huidige constructie en de elektriciteitsaansluiting kunnen worden hergebruikt (één-op-één vervanging van de huidige heaters). Er zweeft geen brandbaar stof (zoals houtstof of andere organische stoffen) in de ruimte. De rookgasafvoer kan direct door het dak gerealiseerd worden. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB5 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer ongeïsoleerde warme delen van de stoomketel. Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van ten minste 1,0 m2K/W bij ongeïsoleerde mangaten, ketel-achterfronten en voedingswaterregelkleppen van stoomketels, kan warmteverlies worden voorkomen. |
Huidige situatie |
Bepaalde delen van de stoomketel, zoals mangaten, het ketel-achterfront en de voedingswaterregelklep zijn niet of onvoldoende geïsoleerd. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Voer jaarlijks een (visuele) controle uit naar de staat van de isolatie. |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB6 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer stoomleidingen en appendages. Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W rondom stoomleidingen en appendages wordt warmteverlies tegengegaan. |
Huidige situatie |
De stoomleidingen zijn niet of onvoldoende geïsoleeerd. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Voer jaarlijks een (visuele) controle uit naar de staat van de isolatie. |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB7 |
Toe te passen maatregel |
Pas een omgekeerde osmose (RO)-installatie toe om de ketelwaterkwaliteit te verbeteren. Met een omgekeerde osmose-installatie kan de waterkwaliteit voor een gasgestookte stoomketel worden verbeterd. Hierdoor is er minder toevoeging van nieuw water nodig en wordt er ook minder water ververst (spui). Dit verlaagt het watergebruik en daardoor hoeft er minder water te worden opgewarmd in de stoomketel. |
Huidige situatie |
Er is een stoomketel zonder waterbehandeling of met enkel een eenvoudige ontharder zoals een harskolom aanwezig. De waterverversing (spui) is ten minste 10%. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende opstelruimte in het ketelhuis voor een omgekeerde osmose-installatie. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer jaarlijks op lekkages en voer zo nodig onderhoud uit aan de reverse osmose-installatie. |
Onderwerp |
Stoom |
---|---|
Nummer maatregel |
FB8 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een warmtewisselaar bij de uitgang van een heetwaterproces om het suppletiewater voor te verwarmen met warmte uit te lozen water. Door het plaatsen van een warmtewisselaar bij de uitgang van een heetwaterproces kan het suppletiewater van de stoomketel worden voorverwarmd met warmte uit te lozen afvalwater. Voorbeelden van dergelijke warmteterugwinning zijn een kratten- of gereedschapwasser. |
Huidige situatie |
Er is een heetwaterproces aanwezig (bijvoorbeeld een kratten- of gereedschapwasser) waarbij het warme afvalwater wordt geloosd op het vuilwaterriool zonder dat daar warmte uit is teruggewonnen. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 1.500 bedrijfsuren van het heetwaterproces per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het heetwaterproces verbruikt ten minste 500 m3 water per jaar. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Inspecteer en reinig elke twee jaar de warmtewisselaar. |
Onderwerp |
Aandrijvingen |
---|---|
Nummer maatregel |
FC1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een frequentieregeling toe op machines. Met de toepassing van een frequentieregelaar op de elektromotor welke een machine of machinedeel aandrijft kan de motor optimaal worden ingezet in de bedrijfsvoering. De aandrijving door de elektromotor kan middels de frequentieregelaar optimaal worden ingeregeld, waarbij de snelheid van de elektromotor zodanig wordt gekozen dat de aandrijving zijn functie goed kan vervullen met een zo laag mogelijk opgenomen vermogen. Deze maatregel beslaat directe en indirecte aandrijvingen, zoals via as, snaar, riem, ketting en dergelijke. |
Huidige situatie |
Er is een machine aanwezig met een aandrijving via elektromotor met een elektrisch vermogen van ten minste 8 kW. De efficiëntieklasse van de elektromotor is ten minste IE2. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.300 draaiuren per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 800 draaiuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende ruimte in de regelkast om de frequentieregelaar te kunnen plaatsen, óf de motor is goed toegankelijk, waardoor de frequentieregelaar nabij de elektromotor kan worden geplaatst. De functionaliteit van de machine moet een variabel of verlaagd toerental toestaan. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Aandrijvingen |
---|---|
Nummer maatregel |
FC2 |
Toe te passen maatregel |
Pas een frequentieregeling op pompen toe. Door het toepassen van een frequentieregelaar op de pomp kan de pomp optimaal worden ingeregeld. Daarbij wordt het werkpunt van de pomp zodanig gekozen dat de pomp zijn functie goed kan vervullen met een zo laag mogelijk opgenomen vermogen. Bij veel toepassingen kan een eenvoudige debiet- of drukregeling worden ingesteld, waarbij de pomp altijd naar het optimale werkpunt wordt geregeld. |
Huidige situatie |
Er is een variabele flow of een overcapaciteit welke wordt gesmoord met een regel- of smoorklep. Er is een pomp van ten minste 4 kW aanwezig, die wordt aangedreven door een elektromotor van efficiencyklasse IE2 of hoger. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 4.100 draaiuren per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 3.000 draaiuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende ruimte in de regelkast om de frequentieregelaar te kunnen plaatsen, óf de frequentieregelaar kan nabij de elektromotor worden geplaatst. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Aandrijvingen |
---|---|
Nummer maatregel |
FC3 |
Toe te passen maatregel |
Pas een frequentieregeling toe op compressoren van onder andere de koel-, vries- en persluchtinstallaties. Door het toepassen van de frequentieregelaar wordt het toerental van de compressor optimaal ingeregeld, zodanig dat de compressor de gewenste druk en debiet kan leveren met een zo laag mogelijk opgenomen vermogen. Daarnaast kan bij veel toepassingen een eenvoudige druk- of temperatuurregeling worden ingesteld, waarbij de compressor altijd naar het optimale werkpunt wordt geregeld. Bij een installatie waarin meerdere compressoren parallel opereren moet alleen de compressor met het grootste regelvermogen van een frequentieregelaar worden voorzien. |
Huidige situatie |
Er is een compressor zonder frequentieregeling aanwezig, aangedreven door een elektromotor met een elektrisch vermogen van ten minste 8 kW. De efficiëntieklasse van de elektromotor is ten minste IE2. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.300 draaiuren per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 1.000 draaiuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende ruimte in de regelkast om de frequentieregelaar te kunnen plaatsen, óf de frequentieregelaar kan nabij de elektromotor worden geplaatst. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Aandrijvingen |
---|---|
Nummer maatregel |
FC4 |
Toe te passen maatregel |
Vervang elektromotoren met efficiëntieklasse IE2 of lager door een motor met efficiëntieklasse IE4 of hoger. Elektromotoren met een hogere efficiëntieklasse, zoals IE4 gebruiken minder elektriciteit dan elektromotoren met een lagere efficiëntieklasse. Door het vervangen van elektromotoren met efficiëntieklasse IE2 of lager door elektromotoren met efficïëntieklasse IE4 of hoger wordt energie bespaard. |
Huidige situatie |
Er zijn elektromotoren aanwezig met efficiëntieklasse IE2 of lager. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er geen IE-klasse, klasse IE1 of IE2 op het typeplaatje van de motor staat. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: bij meer dan 1.000 draaiuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vermogen van de motoren is ten minste 0,75 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Test en controleer regelmatig de lagers en de weerstand van de wikkelingen volgens leveranciersvoorschriften. |
Onderwerp |
Aandrijvingen |
---|---|
Nummer maatregel |
FC5 |
Toe te passen maatregel |
Vervang IE3-elektromotoren door efficiëntieklasse IE4 of hoger. Elektromotoren met een hogere efficiëntieklasse, zoals IE4 gebruiken minder elektriciteit dan elektromotoren met een lagere efficiëntieklasse. Door het vervangen van IE3-elektromotoren door IE4-elektromotoren of hoger wordt energie bespaard. |
Huidige situatie |
Er zijn elektromotoren aanwezig met efficiëntieklasse IE3. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er IE3 op het typeplaatje van de motor staat. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: bij meer dan 1.900 draaiuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vermogen van de motoren is meer dan 0,75 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Test en controleer regelmatig de lagers en de weerstand van de wikkelingen volgens leveranciersvoorschriften. |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD1 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik een alternatief voor elektrische verwarming aan de binnenzijde van de glazen deur van een verticaal vriesmeubel. Door anti-condensfolie of een coating aan de binnenkant van de glazen deur aan te brengen is er geen elektrische verwarming meer nodig en kan deze verwijderd worden. Dit geeft een besparing op het elektriciteitsgebruik van het vriesmeubel en de koelinstallatie, omdat de koelinstallatie de ontstane warmte dan niet weg hoeft te koelen. |
Huidige situatie |
Er is een verticaal vriesmeubel aanwezig waarbij gebruik wordt gemaakt van elektrische (rand)verwarming op de glazen deur voor het voorkomen van condensvorming. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het vriesmeubel is meer dan 1.800 uur per jaar in gebruik. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer dat de ruitverwarming is uitgeschakeld nadat een folie of coating is aangebracht. |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD2 |
Toe te passen maatregel |
Plaats deuren voor verticale koelmeubels. Door het plaatsen van glazen deuren voor verticale koelmeubels is er minder koudeverlies vanuit het meubel naar de ruimte. Dit vermindert het energiegebruik voor koeling en het energiegebruik voor ruimteverwarming. |
Huidige situatie |
Er zijn verticale koelmeubels aanwezig die niet of alleen 's nachts worden afgedekt. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het koelmeubel is meer dan 4.400 uur per jaar in gebruik. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD3 |
Toe te passen maatregel |
Pas nachtafdekking toe bij semi-verticale koelmeubels. Een semi-verticaal koelmeubel heeft schappen die van onder naar boven minder diep worden. Nachtafdekking bestaat vaak uit een of meer rolgordijnen die aan het koelmeubel kunnen worden vastgemaakt en eenvoudig met de hand open en dicht kunnen worden gemaakt. Hierdoor is er buiten openingstijden minder koudeverlies vanuit het meubel naar de ruimte. Dit vermindert het energiegebruik voor koeling en het energiegebruik voor ruimteverwarming. |
Huidige situatie |
Er zijn semi-verticale koelmeubels aanwezig zonder nachtafdekking. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het koelmeubel is meer dan 2.100 uur per jaar in gebruik. |
Technische randvoorwaarden |
Het koelmeubel is geschikt voor het plaatsen van nachtafdekking. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Dek de koelmeubels af na sluitingstijd. |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD4 |
Toe te passen maatregel |
Plaats dagafdekking op horizontale vriesmeubels. Door schuifdeuren of andere dagafdekking toe te passen op horizontale vriesmeubels vindt er minder koudeverlies plaats vanuit het meubel naar de ruimte. Dit vermindert het energiegebruik voor koeling en het energiegebruik voor ruimteverwarming. |
Huidige situatie |
Er zijn horizontale vriesmeubels aanwezig zonder dagafdekking. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD5 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer koel- en vriesleidingen. Door het aanbrengen van isolatie om koel- en vriesleidingen wordt koudeverlies naar de omgeving beperkt. Hierdoor zal het energiegebruik van de koelinstallatie afnemen. Gebruik vanwege condensvorming FEF (flexibel elastomeric foam) of een ander isolatiemateriaal met een structuur van gesloten cellen, een hoge dampdiffusieweerstand en een laag warmtegeleidingsvermogen. |
Huidige situatie |
De gekoelde koel- of vriesleidingen zijn niet of onvoldoende geïsoleerd. Het gaat hierbij om de leidingen van de koelmachine naar het afgiftesysteem. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de staat van de isolatie en herstel het materiaal bij eventuele schade. |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD6 |
Toe te passen maatregel |
Koppel de verdamperventilator aan de vriesceldeur. Door het koppelen van de verdamperventilator aan de vriesceldeur gaat deze uit op het moment dat de deur wordt geopend. Dit voorkomt onnodig koudeverlies bij het openen van de deur. Bovendien vindt minder ijsvorming plaats op de verdamper. |
Huidige situatie |
Er is een vriescel aanwezig, waarbij de verdamperventilator en de vriesceldeur niet zijn gekoppeld, waardoor de verdamperventilator blijft draaien als de deur wordt geopend. De deur is niet voorzien van lamellen of een snelsluitdeur. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De grenswaarden voor de maximale temperatuur van de producten in de vriescel moeten gewaarborgd kunnen blijven. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD7 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer de wanden van koelcellen om warmte buiten te houden. Door het isoleren van de koelcelwanden wordt koudeverlies naar de omgeving voorkomen en de temperatuur in een koelcel behouden. Pas isolatiemateriaal toe met een Rd-waarde van ten minste 6 m2K/W. Hierdoor daalt het elektriciteitsgebruik van de koelinstallatie. |
Huidige situatie |
Er is een niet of onvoldoende geïsoleerde koelcel aanwezig. De isolatiedikte is ten hoogste 15 mm (Rd-waarde is 0,5 m2K/W of lager). |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de isolatie op beschadigingen en vochtproblemen volgens de leveranciersvoorschriften. |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD8 |
Toe te passen maatregel |
Regel de verdamperventilatoren van koelcellen op basis van meerdere temperatuursensoren. In de koelcellen draait continu een ventilator bij de verdamper om temperatuurverschillen in de koelcel te voorkomen. Door de verdamperventilator te regelen op basis van meerdere temperatuursensoren kan energie worden bespaard. |
Huidige situatie |
Er is een koelcel aanwezig, waarbij de verdamperventilator niet wordt geregeld op basis van meerdere temperatuursensoren. De verdamperventilator is voorzien van een frequentieregelaar. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: de koelcel is meer dan 4.800 uur per jaar in gebruik. |
Technische randvoorwaarden |
De oppervlakte van de koelcel is ten minste 100 m2. In de koelcel wordt geen groenten en/of fruit opgeslagen, vanwege gevaar van ethyleenophoping. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD9 |
Toe te passen maatregel |
Pas een frequentieregelaar toe om het circulatievoud te regelen bij gekoelde opslag van groente, fruit of andere plantaardige producten (levend product). Het circulatievoud van de lucht is het aantal malen per uur dat een ruimte-inhoud wordt doorspoeld met geconditioneerde lucht uit een luchtbehandelingsinstallatie. Tijdens de bewaarperiode is het niet nodig de volledige ventilatiecapaciteit van de koeling te benutten. Door te sturen op de ethyleenconcentratie kan het ventilatievoud worden geoptimaliseerd door middel van frequentieregeling van de ventilatoren. |
Huidige situatie |
Er is een koelcel aanwezig voor de opslag van groente, fruit of andere plantaardige producten, waarbij het ventilatievoud niet wordt geregeld. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 4.500 draaiuren van de circulatieventilatoren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De circulatieventilatoren zijn geschikt voor frequentieregeling. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD10 |
Toe te passen maatregel |
Scheid de luchttoevoer naar de koelinstallatie van de warme lucht uit de koelinstallatie. Wanneer een condensor binnen staat wordt de warmte van de condensor overgedragen aan de te koelen lucht. Door het plaatsen van een apart aanzuigkanaal vanuit de buitenlucht of een onverwarmde ruimte kan de te koelen lucht worden gescheiden van de warme afgegeven lucht van de condensor. Hierdoor verbruikt de koelinstallatie minder elektriciteit. |
Huidige situatie |
Er is een koelinstallatie aanwezig waarbij de luchttoevoer en de afgegeven warme lucht van de condensor in dezelfde ruimte terechtkomen, waardoor deze opwarmt. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De condensor staat binnen en de buitenlucht kan worden aangezogen met een aanzuigkanaal korter dan 5 m. De maatregel is niet toepasbaar bij stekkerklare koelmeubels. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD11 |
Toe te passen maatregel |
Pas een condensordrukregeling op buitenluchttemperatuur toe op de koelinstallatie. Door het toepassen van een automatische condensordrukregeling op basis van de buitenluchttemperatuur, zal de condensortemperatuur op jaarbasis gemiddeld dalen. Hierdoor werkt de koelinstallatie efficiënter. |
Huidige situatie |
Er is een koelinstallatie met een vermogen van ten minste 20 kWth aanwezig, die is voorzien van een elektronisch expansieventiel en die werkt met een vaste condensordruk gedurende het gehele jaar. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande software kan worden aangepast met een variabel condensorsetpoint. De regelkast van de koelinstallatie is bereikbaar en geschikt voor de toevoeging van een buitentemperatuursensor. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD12 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik de restwarmte van de condensors van de koelinstallatie. Door middel van een extra warmtewisselaar in het persgascircuit kan de restwarmte uit de condensors nuttig worden gebruikt. |
Huidige situatie |
Er is een koelinstallatie aanwezig waarbij de warmte van de condensors niet nuttig wordt gebruikt. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: de beschikbare warmte kan ten minste 1.000 uur per jaar nuttig worden ingezet. |
Technische randvoorwaarden |
Er is ten minste 50 kWth aan warmte van de condensor beschikbaar. Het moet technisch mogelijk zijn om de warmte nuttig te gebruiken. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD13 |
Toe te passen maatregel |
Pas dagafdekking toe bij semi-verticale koelmeubels. Door het toepassen van dagafdekking bij een semi-verticaal koelmeubel vindt er minder koudeverlies plaats vanuit het meubel naar de ruimte. Dit vermindert het energiegebruik voor koeling en het energiegebruik voor ruimteverwarming. |
Huidige situatie |
Er zijn semi-verticale koelmeubels aanwezig zonder dagafdekking. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: het koelmeubel is meer dan 7.200 uur per jaar in gebruik. |
Technische randvoorwaarden |
Het semi-verticale koelmeubel moet geschikt zijn voor het plaatsen van dagafdekking. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD14 |
Toe te passen maatregel |
Plaats LED-armaturen in gekoelde cellen. Door het vervangen van TL verlichting in gekoelde ruimten door LED-armaturen wordt het vermogen van de verlichting beperkt. Naast de beperking van het elektrische vermogen wordt ook de warmtelast verlaagd waardoor er minder koeling nodig is. |
Huidige situatie |
In de gekoelde cellen zijn armaturen met langwerpige fluorescentielampen (TL8 of TL5) aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak regelmatig de verlichtingsarmaturen schoon. |
Onderwerp |
Productkoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
FD15 |
Toe te passen maatregel |
Pas heetgasontdooiing toe op de vriesinstallatie. Om een goede koeling mogelijk te maken dient ijsvorming voorkomen te worden. Door het toepassen van heetgasontdooiing bij plaatsing van een nieuwe vriesinstallatie kan energie bespaard worden. |
Huidige situatie |
Er is een vriesinstallatie aanwezig waarbij een regeling voor ontdooiing ontbreekt. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de werking van de heetgasontdooiing. Er mag in principe geen ijsaangroei op de verdamper zichtbaar zijn. |
Onderwerp |
Grootkeukenapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
FE1 |
Toe te passen maatregel |
Vervang de infrarood-salamander door een salamander met automatische pan/bord detectie. Door het vervangen van de infrarood-salamander door een salamander met pan/bord detectie kan worden voorkomen dat deze onnodig aanstaat wanneer deze niet in gebruik is. |
Huidige situatie |
Er zijn één of meer infrarood-salamanders aanwezig waarbij een aan/uit- of tijdschakelaar ontbreekt. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.700 gebruiksuren van de salamander per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Grootkeukenapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
FE2 |
Toe te passen maatregel |
Pas hot-fill toe bij bestaande vaatwasapparatuur in grootkeukens. Door het toepassen van warmwater uit een bestaande warmwateraansluiting in vaatwasapparatuur (hot-fill) wordt warm water gebruikt dat op een efficiëntere manier is geproduceerd. Dit is bijvoorbeeld het geval als het water is opgewarmd met een warmtepomp, een zonneboiler en/of restwarmte. |
Huidige situatie |
Er is een horeca vaatwasser aanwezig die is aangesloten op een koudwaterleiding. Het warme tapwater wordt op een efficiënte manier opgewekt zoals bijvoorbeeld met restwarmte van de koeling, een zonneboiler of een warmtepomp. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 400 gebruiksuren van de vaatwasser per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De warmwaterleiding ligt nabij de vaatwasser. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Grootkeukenapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
FE3 |
Toe te passen maatregel |
Pas een dubbelwandige vaatwasser toe in grootkeukens. Door het toepassen van een energiezuinige dubbelwandige horecavaatwasser vindt minder warmteverlies plaats door de wanden van de vaatwasser. Daardoor wordt energie bespaard. |
Huidige situatie |
Er is een enkelwandige horeca vaatwasser aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: bij meer dan 400 gebruiksuren van de vaatwasser per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Grootkeukenapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
FE4 |
Toe te passen maatregel |
Pas een laagdebiet afzuigkap toe bij grootkeukens. In een laagdebiet afzuigkap zijn luchttoevoercompartimenten aangebracht voor het inblazen van lucht aan de onder- en/of binnenzijde van de luifelranden. Dit leidt tot betere afvangprestaties dan bij een conventionele afzuigkap, waardoor de afzuigkap met een lager debiet kan werken. Dat zorgt voor energiebesparing. |
Huidige situatie |
Er is een conventionele afzuigkap aanwezig zonder extra luchttoevoercompartimenten. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: bij meer dan 3.200 draaiuren van de afzuigkap per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig de afzuigkap volgens het interval zoals aangegeven in de leveranciersvoorschriften. |
Onderwerp |
Grootkeukenapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
FE5 |
Toe te passen maatregel |
Pas een elektrisch frituurtoestel toe in plaats van een gasgestookt toestel. Door het vervangen van het huidige frituurtoestel op gas door een elektrisch frituurtoestel wordt het warmteverlies naar de omgeving verminderd. Hierdoor neemt de efficiëntie toe. |
Huidige situatie |
Er is een gasgestookt frituurtoestel aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: het elektriciteitsgebruik is ten minste 50.000 kWh en het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande elektriciteitsaansluiting heeft voldoende capaciteit en er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Grootkeukenapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
FE6 |
Toe te passen maatregel |
Pas een elektrische combisteamer toe in plaats van een gasgestookte variant. Door het toepassen van een elektrische combisteamer in plaats van een gasgestookte combisteamer kan op aardgas worden bespaard. |
Huidige situatie |
Er is een gasgestookte combisteamer aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: het elektriciteitsgebruik is ten minste 50.000 kWh en het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande elektriciteitsaansluiting heeft voldoende capaciteit en er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Ovens |
---|---|
Nummer maatregel |
FF1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een rookgasklep toe in het rookgaskanaal van de gasgestookte oven om warmteverlies te beperken. Toepassen van rookgaskleppen bij ovens om warmteverlies als gevolg van thermische trek te voorkomen, wanneer de brander van de oven uitgeschakeld is en de oven nog warm is. Met deze maatregel koelt de oven minder snel af, waarmee energie wordt bespaard. |
Huidige situatie |
Er is een gasgestookte oven aanwezig, waarbij het rookgaskanaal niet is voorzien van een rookgasklep. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 1.900 gebruiksuren van de oven per jaar en een aardgasgebruik van ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De huidige ontsteking van de brander is geschikt om een rookgasklep te kunnen besturen. De oven heeft een thermisch vermogen van ten minste 40 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Ovens |
---|---|
Nummer maatregel |
FF2 |
Toe te passen maatregel |
Pas modulerende branders in ovens toe. Door het toepassen van modulerende branders in ovens wordt het brandervermogen beter geregeld op basis van de warmtevraag, waardoor minder stilstands- en opstartverliezen plaatsvinden. Bij een gastoevoerdruk van meer dan 50 mbar zijn een apart gasfilter en een aparte drukregelaar nodig. |
Huidige situatie |
Er is een gasgestookte oven met een brandervermogen van tenminste 100 kW aanwezig zonder modulerende branders. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 2.100 gebruiksuren van de oven per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Terreinverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
FG1 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een tijdklok samen met een daglichtregeling als de verlichting op vaste tijden moet branden terwijl het donker is. Door het gebruik van een tijdklok samen met een daglichtregeling staan lampen die op vaste uren moeten branden niet onnodig aan. |
Huidige situatie |
De buitenverlichting heeft geen tijdklok en/of geen daglichtregeling op plaatsen waar de verlichting op vaste uren moet branden terwijl het donker is. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing bij verlichting die om veligheidsredenen de gehele nacht aan moet blijven. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak regelmatig de sensoren van de verlichtingsregeling schoon en controleer jaarlijks de instellingen van de tijdklok. |
Onderwerp |
Terreinverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
FG2 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een bewegingssensor op plaatsen waar de lampen niet altijd aan hoeven te zijn. Door het plaatsen van een bewegingssensor op plaatsen waar de terreinverlichting alleen aan hoeft te zijn als er mensen aanwezig zijn, staan lampen niet onnodig aan. |
Huidige situatie |
Er zijn lampen zonder een bewegingssensor aanwezig op plaatsen waar alleen verlichting nodig is als er mensen aanwezig zijn. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 3.100 onnodige branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing bij verlichting die om veligheidsredenen de gehele nacht aan moet blijven. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak regelmatig de sensoren van de verlichtingsregeling schoon. |
Onderwerp |
Terreinverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
FG3 |
Toe te passen maatregel |
Plaats extra schakelaars voor de veldverlichting per veld. Door het plaatsen van extra schakelaars om de veldverlichting per veld te kunnen schakelen, die na een gekozen tijd automatisch uit gaan, worden velden niet onnodig verlicht. |
Huidige situatie |
De veldverlichting kan alleen voor meerdere velden tegelijkertijd worden geschakeld. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 11 kW aan verlichting per veld. |
Technische randvoorwaarden |
Per veld zijn al aparte kabels voor de stroomvoorziening aanwezig. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Terreinverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
FG4 |
Toe te passen maatregel |
Vervang op een lichtmast de armaturen met spaarlampen of gasontladingslampen door LED-armaturen. Door op een lichtmast armaturen met spaarlampen of gasontladingslampen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt. De lichtmast blijft behouden. |
Huidige situatie |
Er zijn lichtmasten met armaturen met spaarlampen of gasontladingslampen (kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI) aanwezig, waarbij het armatuur kan worden vervangen zonder de mast te vervangen. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Het LED-armatuur kan worden toegepast op de bestaande lichtmast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Terreinverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
FG5 |
Toe te passen maatregel |
Vervang bij terreinverlichting zonder mast de armaturen met gasontladingslampen door LED-armaturen. Door bij terreinverlichting, die niet op een mast staat, het armatuur met gasontladingslampen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er is terreinverlichting die niet op een mast staat aanwezig met armaturen met een van de volgende gasontladingslampen: kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH1 |
Toe te passen maatregel |
Vervang in bestaande kozijnen en ramen in de zwembadruimte het enkelglas door HR++ glas. Door het bestaande enkel glas te vervangen door HR++ glas wordt warmteverlies beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn ramen of kozijnen met enkel glas aanwezig in de verwarmde zwembadruimtes. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
HR++-glas kan in het bestaande kozijn of raam worden geplaatst. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH2 |
Toe te passen maatregel |
Pas isolatie toe op ongeïsoleerde zwembadwaterleidingen in een zwembad. Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van minimaal 1,4 m2K/W rondom zwembadwaterleidingen, flenzen en appendages wordt het warmteverlies verminderd. |
Huidige situatie |
Er zijn ongeïsoleerde zwembadwaterleidingen en appendages aanwezig, die zich bevinden in een binnenopsteling. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De leidingen zijn goed bereikbaar. De gemiddelde temperatuur van het water in de leidingen is hoger dan de gemiddelde temperatuur van de omgeving waarin de leidingen en appendages zich bevinden. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Voer jaarlijks een (visuele) controle uit naar de staat van de isolatie. Voer eenmaal per 5 jaar een warmtemeting uit. |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH3 |
Toe te passen maatregel |
Dek het zwembad af met zwembadafdekking buiten de openingstijden. Door het afdekken van een rechthoekig zwembad na sluitingstijd wordt warmteverlies via verdamping tegengegaan. |
Huidige situatie |
Er is een rechthoekig zwembad aanwezig dat onafgedekt achterblijft wanneer het zwembad gesloten is. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Afdekking buiten gebruikstijden mag niet leiden tot overschrijding van de grenswaarden voor vluchtige stoffen in het zwembadwater. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH4 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een glijbaanafsluiter op de uitgang van de waterglijbaan, die deels buiten de gebouwschil loopt. Door aan de uitgang onderaan de glijbaan een glijbaanafsluiter te plaatsen, wordt warmteverlies voorkomen. De afkoeling van de lucht blijft beperkt tot de inhoud van de glijbaan. |
Huidige situatie |
Er is bij een verwamd en overdekt zwembad een ongeïsoleerde waterglijbaan aanwezig, die gedeeltelijk buiten de gebouwschil loopt. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het aardgasverbruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Plaats de glijbaanafsluiter als de glijbaan buiten bedrijf is. |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH5 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer de wanden van het zwembassin. Door het plaatsen van isolatieplaten met een Rd-waarde van ten minste 1,8 m2K/W wordt warmteverlies door de wanden van het zwembassin beperkt. |
Huidige situatie |
Er is een verwarmd zwembassin aanwezig met ongeïsoleerde wanden. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De gemiddelde temperatuur van het zwembadwater is hoger dan de gemiddelde temperatuur van de omgeving waarin de wanden van het zwembassin zich bevinden. De wanden van het zwembassin zijn goed bereikbaar. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Voer jaarlijks een (visuele) controle uit naar de staat van de isolatie. |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH6 |
Toe te passen maatregel |
Win warmte terug uit het spoelwater door gebruik te maken van een spoelwaterbuffer. Door gebruik te maken van een spoelwaterbuffer kan warmte uit het spoelwater van het zwembad worden teruggewonnen met een warmtewisselaar. |
Huidige situatie |
Er is een verwarmd zwembad aanwezig waarbij het warme spoelwater wordt geloosd op het riool. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende ruimte voor het plaatsen van een spoelwaterbuffer van tenminste 5 m3. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH7 |
Toe te passen maatregel |
Pas een HR-ketel toe voor zwembadwaterverwarming. Door de bestaande ketel te vervangen door een hoogrendement HR-107 ketel wordt de efficiëntie van de verwarming van het zwembadwater verhoogd. |
Huidige situatie |
Er wordt gebruik gemaakt van een conventionele of verbeterde rendementketel voor het verwarmen van het zwembadwater. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 2.300 bedrijfsuren van het zwembad per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH8 |
Toe te passen maatregel |
Verbeter de isolatie van het dak van het zwembad. Een zwembad heeft over het algemeen een hoge binnentemperatuur. Door het dak (verder) te isoleren tot een Rc-waarde van 6,3 m2K/W wordt het warmteverlies beperkt en is er minder energie nodig om het zwembad te verwarmen. De isolatie kan worden aangebracht bovenop of onder de dakbedekking (omgekeerd dak of warm dak). |
Huidige situatie |
Het dak van de zwembadruimte is niet of onvoldoende geïsoleerd (Rc-waarde kleiner dan 2,0 m2K/W). |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Zwembad |
---|---|
Nummer maatregel |
FH9 |
Toe te passen maatregel |
Pas een efficiënte warmtewisselaar toe op de balansventilatie van het zwembad. Door een dubbele kruisstroomwarmtewisselaar toe te passen in de balansventilatie van het zwembad wordt het warmteverlies beperkt. |
Huidige situatie |
In het zwembad is mechanische toe- en afvoer van ventilatielucht zonder warmteterugwinning, of met warmteterugwinning door middel van een twincoilsysteem aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De luchttoevoer- en afvoerkanalen liggen in elkaars nabijheid. De warmte uit de ventilatielucht wordt niet met behulp van een warmtepomp teruggewonnen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer de warmtewisselaar regelmatig en maak deze zo nodig schoon. |
Onderwerp |
Serverruimte |
---|---|
Nummer maatregel |
FI1 |
Toe te passen maatregel |
Pas virtualisatie en consolidatie toe bij servers. Door middel van virtualisatie en consolidatie (het intern of extern samenvoegen van werklast) wordt het aantal in gebruik zijnde servers teruggebracht. |
Huidige situatie |
Er zijn meerdere fysieke servers aanwezig met een totaal opgesteld vermogen ten minste 5 kW, waarbij de beschikbare verwerkingscapaciteit groter is dan de actuele behoefte aan verwerkingscapaciteit. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De door de virtualisatie en consolidatie gereduceerde servercapaciteit is voldoende om pieken in de vraag naar capaciteit op te vangen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Serverruimte |
---|---|
Nummer maatregel |
FI2 |
Toe te passen maatregel |
Stel geautomatiseerd energiebeheer in op servers Door het instellen van geautomatiseerd energiebeheer (power management) past de server zijn energiegebruik aan op de actuele vraag naar verwerkingscapaciteit. Het afstemmen kan door het instellen van een passend dynamisch power management profiel (balanced mode). De instellingen op het niveau van de hardware (BIOS) en het operating system moeten zodanig zijn dat de server alle mogelijkheden voor het aanpassen van het energiegebruik kan benutten. |
Huidige situatie |
Er is een serverruimte aanwezig met een opgesteld vermogen aan ICT-apparatuur van ten minste 5 kW. Er is sprake van een gemiddelde CPU-belasting van minder dan 80%. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De op de server geplaatste applicaties zijn niet zodanig vertragingsgevoelig dat vertragingen van enkele microseconden problematisch zijn. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Serverruimte |
---|---|
Nummer maatregel |
FI3 |
Toe te passen maatregel |
Neem een laagbelaste Uninterrupted Power Supply (UPS) uit bedrijf. Door de belasting van UPS-en (Batterijen) te optimaliseren kan een maximale conversie efficiëntie worden bereikt. Door het uit bedrijf nemen van laagbelaste UPS-en (<30%) en/of het gebruik van modulaire UPS-en kan de belasting van de UPS-en zodanig worden verhoogd dat een conversie efficiëntie van tenminste 96% wordt bereikt. |
Huidige situatie |
Er is een serverruimte aanwezig met een opgesteld vermogen aan ICT-apparatuur van ten minste 5 kW en deze is aangesloten op meerdere UPS-en. Ten minste één UPS wordt gemiddeld minder dan 30% belast. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Er zijn voldoende UPS-en actief om de nagestreefde redundantie in de serverruimte te waarborgen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Monitor en registreer (automatisch) de UPS-efficiëntie en de geleverde vermogens en analyseer de uitkomsten. |
Onderwerp |
Serverruimte |
---|---|
Nummer maatregel |
FI4 |
Toe te passen maatregel |
Pas een buitenluchtklep toe voor koeling van de serverruimte. Bij kleine serverruimtes die grenzen aan de buitenlucht kan een geautomatiseerde buitenluchtklep een effectieve maatregel zijn. Door het toepassen van een buitenluchtklep met sensoren voor luchtvochtigheid en temperatuur kan worden gekoeld met buitenlucht en kan de inzet van de koelinstallatie worden verminderd. |
Huidige situatie |
Er is een compressiekoelinstallatie aanwezig voor de koeling van de serverruimte. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De serverruimte grenst met ten minste één zijde aan een buitengevel om een gestuurde buitenluchtklep te kunnen installeren. De aangezogen buitenlucht bevat geen stoffen die voor vervuiling of schade aan de installaties kan zorgen. Indien aangezogen lucht voor de installatie schadelijke stoffen bevat moet er een filterinstallatie geplaatst kunnen worden. Het opgestelde vermogen in de serverruimte is ten minste 5 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de vocht- en temperatuursensoren van de buitenluchtklep volgens leveranciersvoorschriften en reinig deze indien nodig. |
Onderwerp |
Serverruimte |
---|---|
Nummer maatregel |
FI5 |
Toe te passen maatregel |
Pas een energiezuinige koelinstallatie toe voor de koeling van serverruimten. Vervang bestaande directe expansie koelinstallaties door nieuwe efficiëntere koelinstallaties. Door lagere condensatietemperaturen in tussenseizoen en winter verbetert de efficiëntie substantieel en wordt energie bespaard. |
Huidige situatie |
Er is een serverruimte aanwezig met een opgesteld vermogen aan ICT-apparatuur van ten minste 5 kW. Voor het koelen van deze ruimte wordt gebruik gemaakt van een koelinstallatie met directe expansiekoeling. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De COP (Coefficient of performance) van de huidige koelinstallatie is 3,5 of lager. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Serverruimte |
---|---|
Nummer maatregel |
FI6 |
Toe te passen maatregel |
Breng een scheiding aan tussen de koude aanvoerlucht en de warme afvoerlucht in de datazaal. Door het aanbrengen van gangafdekking, deuren en blindplaten worden koude en warme compartimenten gecreëerd. Dat voorkomt vermenging van koude aanvoerlucht waarmee de apparatuur wordt gekoeld, en de warme lucht die naar buiten wordt afgevoerd. Hierdoor neemt de efficiëntie van de koeling toe. |
Huidige situatie |
Er vindt vermenging plaats van aan- en afvoerlucht in de serverruimte. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de afdichting van de compartimenten en de plaatsing van de blindplaten. |
Onderwerp |
Roltrap |
---|---|
Nummer maatregel |
FJ1 |
Toe te passen maatregel |
Pas aanbodafhankelijke regeling met twee snelheden of met onderbrekende roltrapbesturing toe. Door het toepassen van een aanbodafhankelijke regeling met twee snelheden of een onderbrekende roltrapbesturing, wordt de roltrap stilgezet of vertraagd als er geen aanbod is van personen. |
Huidige situatie |
Er is een roltrap aanwezig die continu in bedrijf is en die niet is uitgevoerd met een aanbodafhankelijke regeling. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 3.600 bedrijfsuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De roltrap moet geschikt zijn voor een aanbodsafhankelijke regeling of onderbrekende roltrapbesturing. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Zet de roltrap uit buiten openingstijden. |
Onderwerp |
Zonnepanelen |
---|---|
Nummer maatregel |
FK1 |
Toe te passen maatregel |
Plaats zonnepanelen op het dak. Door de plaatsing van zonnepanelen wordt duurzame elektriciteit opgewekt. Daarmee wordt bespaard op de inkoop van elektriciteit via het elektriciteitsnet. |
Huidige situatie |
Er is een grootverbruikaansluiting voor elektriciteit (meer dan 3x80 A). Er is ten minste 2.000 m2 aan geschikt dakoppervlak beschikbaar voor het plaatsen van minimaal 300 kWp aan zonnepanelen. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Het dak heeft voldoende vrije draagkracht voor de plaatsing van zonnepanelen en bijbehorende ballast. De bestaande elektriciteitsaansluiting heeft voldoende capaciteit en er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet. Het dak hoeft de komende 10 jaar niet te worden gerenoveerd. De verzekeraar gaat akkoord met plaatsen van de zonnepanelen zonder dat dit tot een significante prijsstijging van de verzekeringspremie leidt. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. Bij een installatie van 300 kWp kan alle opgewekte energie direct in het gebouw worden gebruikt. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak de zonnepanelen jaarlijks schoon. Controleer regelmatig of de verwachte productie gehaald wordt of laat dit monitoren. |
Onderwerp |
Natlakspuitcabines |
---|---|
Nummer maatregel |
PA1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een omschakelmodule toe om de ventilatiestand van de spuitcabine automatisch van ventilatie- naar circulatie te schakelen. Tijdens het spuitproces moet er voldoende ventilatie met verse buitenlucht zijn. Na de nadraaitijd kan de spuitcabine daarom worden geschakeld naar circulatiestand, zodat er minder koude buitenlucht opgewarmd hoeft te worden. Dit kan door het toepassen van een omschakelmodule gekoppeld aan het persluchtsysteem van de spuitcabine. De recirculerende lucht wordt weer opgewarmd in de luchtbehandelingskast. Tijdens het drogen is er niemand aanwezig in de spuitcabine. |
Huidige situatie |
Er is een spuitcabine van 10 m2 of groter aanwezig voorzien van mechanische ventilatie inclusief luchtbehandeling. De verwarming van de lucht gebeurt door een gasgestookte ketel. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 600 gebruiksuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het luchtbehandelingssysteem kan worden omgebouwd voor recirculatie (kanaalwerk van de afvoerlucht koppelen aan luchtbehandelingskast, aanbrengen recirculatiekleppen, et cetera). |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Natlakspuitcabines |
---|---|
Nummer maatregel |
PA2 |
Toe te passen maatregel |
Win de warmte terug uit de ventilatielucht van de spuitcabine. Bij warmteterugwinning uit ventilatielucht bij een spuitcabine wordt de verse buitenlucht voorverwarmd met restwarmte uit de afgezogen ventilatielucht. Door warmte terug te winnen is er minder energie nodig om buitenlucht te verwarmen. Er zijn verschillende systemen op de markt zoals een kruisstroomwisselaar of een twincoilsysteem. Welk systeem het beste kan worden toegepast is afhankelijk het aanwezige ventilatiesysteem en de beschikbare ruimte. |
Huidige situatie |
Er wordt geen warmte teruggewonnen uit de ventilatielucht van de spuitcabine. Er is een spuitcabine van 10 m2 of groter aanwezig voorzien van mechanische ventilatie met luchtbehandeling. De verwarming van de lucht gebeurt door een gasgestookte ketel. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 800 uur droogtijd door de spuitcabine per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer de warmtewisselaar regelmatig en maak deze zo nodig schoon. Controleer de filters regelmatig en vervang deze tijdig. |
Onderwerp |
Natlakspuitcabines |
---|---|
Nummer maatregel |
PA3 |
Toe te passen maatregel |
Pas een openbrandersysteem toe voor de verwarming van de spuitcabine. Door het toepassen van een openbrandersysteem bij spuitcabines worden de rookgassen van de brander(s) gemengd met de ventilatielucht en worden deze niet eerst naar buiten afgevoerd. Hierdoor wordt het warmteverlies van het systeem beperkt, doordat er geen warmte-overdracht hoeft plaats te vinden. |
Huidige situatie |
Er is een conventioneel brandersysteem aanwezig bij de spuitcabine, waarbij de rookgassen en de warmte daaruit direct naar buiten worden afgevoerd. Er is een spuitcabine van 10 m2 of groter aanwezig voorzien van mechanische ventilatie inclusief luchtbehandeling. De verwarming van de lucht gebeurt door een gasgestookte ketel. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 800 uur droogtijd in de spuitcabine per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 600 uur droogtijd in de spuitcabine per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De huidige schakelkast is geschikt voor de ombouwing. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Natlakspuitcabines |
---|---|
Nummer maatregel |
PA4 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik hangschakelaars voor het spuitpistool om de afzuiging van de spuitcabine te beperken. Tijdens spuitwerkzaamheden is een grote hoeveelheid verse lucht van ten minste 20°C nodig. Door gebruik te maken van hangschakelaars wordt de afzuiging automatisch in debiet verminderd wanneer het handspuitpistool wordt opgehangen aan deze schakelaar. Zo wordt er alleen op hoog debiet afgezogen wanneer er daadwerkelijk wordt gespoten. Hiermee wordt het energiegebruik van de ventilatoren en de luchtverwarming verminderd. De afzuiging moet zodanig worden teruggeregeld dat de over- of onderdruk van de spuitcabine behouden blijft. |
Huidige situatie |
De spuitcabine beschikt over debietregeling, maar is niet voorzien van automatische (hang)schakelingen. Er is een spuitcabine van 10 m2 of groter aanwezig voorzien van mechanische ventilatie inclusief luchtbehandeling. De verwarming van de lucht gebeurt door een gasgestookte ketel. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.000 bedrijfsuren van de spuitcabine per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 700 bedrijfsuren van de spuitcabine per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Natlakspuitcabines |
---|---|
Nummer maatregel |
PA5 |
Toe te passen maatregel |
Pas infrarooddrogers toe als droogsysteem voor spotreparaties. Voor spotreparaties (zoals een kleine deuk, kras of buts) is het toepassen van infrarooddrogers een energiezuiniger alternatief voor het gebruik van de spuitcabine, doordat hiermee niet de gehele cabine hoeft te worden verwarmd. |
Huidige situatie |
Er is een spuitcabine van 10m2 of groter aanwezig en bij het uitvoeren van spotreparaties wordt de droogfunctie van deze cabine gebruikt. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Drogen |
---|---|
Nummer maatregel |
PB1 |
Toe te passen maatregel |
Pas vermogensregeling toe op de ventilatietoevoer naar de droogkamer. Door het toepassen van toerenregeling of andere vermogensregeling op de ventilatietoevoer naar de droogkamer kan het ventileren worden beperkt. Hierdoor neemt het energiegebruik van de ventilatie af. |
Huidige situatie |
Er is een droogkamer aanwezig, waarbij een toerenregeling of andere vermogensregeling ontbreekt op de ventilatietoevoer naar de droogkamer. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 1.500 bedrijfsuren van de droogkamer per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De ventilatoren zijn geschikt voor toepassing van een vermogensregeling. De bestaande besturing beschikt over een analoge uitgang. In de bestaande regelkast is voldoende ruimte voor het plaatsen van een frequentieregelaar. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Drogen |
---|---|
Nummer maatregel |
PB2 |
Toe te passen maatregel |
Pas een vochtsensor inclusief regeling toe in de uittredelucht van droogprocessen. Door toepassing van een vochtsensor, inclusief regeling op basis van het vochtgehalte van de uittredelucht, kan het recirculatiedebiet van de drooglucht worden verhoogd. Dat zorgt voor energiebesparing door de vermindering van verse luchttoevoer op lage temperatuur. Door toepassing van de vochtsensor kan tot 95% van de uittredelucht worden gerecycled. |
Huidige situatie |
Er is een droogproces aanwezig zonder vochtsensor en bijbehorende regeling voor het recirculeren van drooglucht. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 2.000 gebruiksuren van het droogproces. |
Technische randvoorwaarden |
Het thermisch vermogen van de luchtverhitter is ten minste 50 kWth. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Procesbaden |
---|---|
Nummer maatregel |
PC1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een warmtepomp toe voor de verwarming van een procesbad. De bestaande externe elektrische verwarming (heater) van een procesbad wordt vervangen door een externe hoge temperatuur (HT) warmtepomp. Het toepassen van een warmtepomp is energie-efficiënter. |
Huidige situatie |
Er is een procesbad aanwezig dat wordt verwarmd met een extern elektrisch verwarmingselement bij een aanvoertemperatuur tot 80°C en met een minimaal thermisch vermogen van 25 kW. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 5.000 bedrijfsuren van het procesbad per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is een warmtebron beschikbaar op minimaal 35°C vloeistoftemperatuur (bijvoorbeeld koelwater). De warmtebron heeft een voldoende hoge flow om te voorzien in de warmtevraag wanneer deze circa 5 graden wordt afgekoeld. Er is voldoende ruimte beschikbaar voor plaatsing van de warmtepomp. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer minimaal jaarlijks de effectieve en efficiënte werking van de warmtepomp. |
Onderwerp |
Procesbaden |
---|---|
Nummer maatregel |
PC2 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer de wanden van een verwarmd procesbad. Door het toepassen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van tenminste 1,5 m2 K/W en kunststof of roestvrijstalen (RVS) beplating wordt warmteverlies door de badwanden verminderd bij verwarmde procesbaden. |
Huidige situatie |
Er is een procesbad aanwezig waarvan de wanden niet zijn geïsoleerd. Het procesbad wordt verwarmd tot een temperatuurverschil van ten minste 20°C ten opzichte van de omgeving. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Voer jaarlijks een (visuele) controle uit naar de staat van de isolatie. |
Onderwerp |
Procesbaden |
---|---|
Nummer maatregel |
PC3 |
Toe te passen maatregel |
Dek warme procesbaden af om het warmteverlies te beperken. Door het afdekken van warme procesbaden buiten bedrijfstijden wordt verdampingsverlies tegengegaan. |
Huidige situatie |
Het procesbad, gevuld met warm (ongeveer 80°C) water of waterige vloeistof voor reinigen, spoelen of fluxen, wordt niet afgedekt buiten bedrijfstijden. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het is mogelijk om het verwarmde procesbad meer dan 900 uur per jaar af te dekken. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer minimaal jaarlijks of de afdekking nog van goede kwaliteit is en of deze beschadigd is. |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD1 |
Toe te passen maatregel |
Optimaliseer de procesparameters van procesapparatuur. Bepaal de optimale procesparameters zoals opwarmtijd, koeltijd, draaiuren, druk en temperatuur van de procesapparatuur en regel deze in, zodat er minimaal energiegebruik is met een gelijkblijvende productkwaliteit. |
Huidige situatie |
Er is procesapparatuur met een vermogen van ten minste 100 kW aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 3.800 gebruiksuren van de procesapparatuur per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De apparatuur is al voorzien van aansturingssoftware met energiemonitoringsfunctionaliteit, maar deze is nog niet ingeregeld. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD2 |
Toe te passen maatregel |
Zuig warme lucht af bij grote warmteproducerende apparaten zodat de ruimte minder hoeft te worden gekoeld. Door de warme afblaaslucht van de warmteproducerende installaties naar buiten af te voeren blijft de warmte niet in de geconditioneerde ruimte. Dit vermindert de vraag naar koude, waardoor de koelmachine minder hard hoeft te werken. Dit bespaart op het gebruik van elektriciteit. |
Huidige situatie |
Er zijn warmteproducerende installaties aanwezig, bestaande uit een apparaat of een cluster van apparaten met een totaal vermogen van ten minste 10 kW, waarvan de warme afblaaslucht met één installatie is af te zuigen. De ruimte waarin de warmteproducerende apparaten staan opgesteld wordt actief gekoeld. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 1.200 gebruiksuren van het apparaat per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende ruimte beschikbaar voor het plaatsen van het buisrooster voor afzuiging bij de apparatuur. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verplaats warmteproducerende apparatuur naar buiten de gekoelde ruimte. |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD3 |
Toe te passen maatregel |
Regel het luchtafzuigdebiet bij droog- en moffelovens op basis van de bezettingsgraad. Door een droog- of moffeloven uit te rusten met een bezettingsgraadmeter en een frequentieregelaar kan de hoeveelheid ventilatie worden geminimaliseerd bij een lagere bezetting. Hierdoor hoeft er minder buitenlucht te worden opgewarmd. |
Huidige situatie |
Er is een droog- of moffeloven aanwezig, waarbij de ventilator van de droogoven niet wordt geregeld en bij gebruik altijd op een vaste capaciteit draait. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De ventilator is geschikt voor toepassing van een frequentieregelaar. In de bestaande regelkast is voldoende ruimte voor het plaatsen van een frequentieregelaar. De bestaande besturing beschikt over een analoge uitgang. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD4 |
Toe te passen maatregel |
Pas een hoogfrequente HR-lader toe voor het opladen van tractiebatterijen. Door de toepassing van een hoogfrequente HR-lader voor het opladen van tractiebatterijen neemt de efficiëntie van het oplaadproces fors toe. Tractiebatterijen worden gebruikt in voertuigen voor intern transport zoals vorkheftrucks. |
Huidige situatie |
Er is een lader voor tractiebatterijen aanwezig die niet als hoogfrequente HR-lader is uitgevoerd. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 400 laadcycli per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De huidige accu's zijn geschikt voor hoogfrequent laden. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD5 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een filter op de afvoerlucht van de snipperafzuiger en blaas de afgezogen lucht terug de ruimte in. Door het plaatsen van een filterinstallatie op de snipperafzuiger kan de afgezogen lucht worden teruggeblazen in de verwarmde ruimte. Daardoor wordt de afvoer van warme lucht beperkt. |
Huidige situatie |
Er is een snipperafzuiger aanwezig die staat opgesteld in een verwarmde ruimte. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 1.000 draaiuren van de snipperafzuiger per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De gefilterde lucht mag geen vervuiling in schadelijke concentraties bevatten. Houd geldende wetgeving voor de desbetreffende locatie aan. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer en vervang de filters voordat deze verzadigd zijn. Verminder luchtvervuilingsbronnen waardoor het ventilatievoud lager kan zijn. |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD6 |
Toe te passen maatregel |
Pas een frequentieregelaar toe op de ventilator van de centrale stofafzuiging. Door het toepassen van een frequentieregeling op de ventilatoren van de centrale stofafzuiging, kan het debiet beter worden geregeld op basis van de vraag. |
Huidige situatie |
Er is een centrale stofafzuiging aanwezig die meerdere werkplekken bedient, maar waarvan de ventilator niet frequentiegeregeld is. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.600 gebruiksuren van de centrale stofafzuiging per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 1.000 gebruiksuren van de centrale stofafzuiging per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er mag geen stof neerslaan in het systeem als gevolg van de verlaging van de motorsnelheid. De frequentieregelaar kan in de bestaande regelkasten, óf nabij de elektromotor geplaatst worden. De ventilator van de centrale stofafzuiging heeft een efficiencyklasse IE2 of hoger. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer het afzuigsysteem regelmatig op vervuiling. |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD7 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een stopknop om het onnodig aanstaan van het centraal stofzuigersysteem te voorkomen. Door het installeren van een stopknop binnen handbereik zal de tijd dat het centrale stofzuigersysteem in bedrijf is afnemen. Hiermee wordt het energiegebruik verminderd. |
Huidige situatie |
Er is een centraal stofzuigersysteem aanwezig voor bijvoorbeeld reiniging, handschuren of afstoffing van producten, waarbij geen stopknop is geïnstalleerd. Op het centraal stofzuigersysteem is geen automatische uitschakeling of uitschakeling door een timer aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.900 gebruiksuren van de centrale stofafzuiging per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 1.300 gebruiksuren van de centrale stofafzuiging per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De stopknop moet geplaatst kunnen worden binnen 3 m afstand van de plek waar stof wordt afgezogen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD8 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een frequentieregelaar om het opgenomen vermogen van het centrale vacuümsysteem te beperken. Als het centrale vacuümsysteem continu op onderdruk wordt gehouden, zorgt dit bij lage belasting (weinig afzuigvolume) dat het vacuüm lager is dan nodig. Door toepassing van frequentieregeling kan het vacuümsetpoint ook in deellast beter worden gehandhaafd en kan de vacuümmotor gemiddeld op een lager toerental draaien. |
Huidige situatie |
Er is een industrieel centraal vacuümsysteem aanwezig. De centrale motor is niet toerengeregeld en houdt continu het centrale vacuümsysteem op onderdruk. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 700 gebruiksuren van het centrale vacuümsysteem per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vacuümsysteem is voorzien van afsluitbare aansluitpunten. De centrale vacuümmotor heeft een efficiencyklasse IE2 of hoger. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig het vacuümsysteem op lekkages. Controleer regelmatig het vacuümsetpoint en pas dit zo nodig aan. |
Onderwerp |
Procesapparatuur |
---|---|
Nummer maatregel |
PD9 |
Toe te passen maatregel |
Vervang aanwezige verlichting op of nabij procesapparatuur door LED-verlichting. Door het vervangen van TL-buizen (TL8), spaar-, halogeen- of gasontladingslampen door LED-lampen wordt het energiegebruik van de verlichting beperkt. |
Huidige situatie |
Er is verlichting aanwezig op of nabij procesapparatuur die niet is voorzien van LED-lampen. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.300 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande lampen zijn eenvoudig bereikbaar en kunnen één-op-één worden vervangen door LED-lampen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE1 |
Toe te passen maatregel |
Plaats aanvullende platen in de platenwarmtewisselaar om de warmteoverdracht te vergroten. Door uitbreiding van de warmtewisselaar met meerdere platen wordt het warmteuitwisselend oppervlak van vloeistof-vloeistof platenwarmtewisselaars vergroot en kan meer warmte worden overgedragen. De toevoerstroom hoeft daardoor minder te worden verwarmd en de afvoerstroom minder te worden gekoeld. |
Huidige situatie |
Er is een vloeistof-vloeistof warmtewisselaar aanwezig waarbij het huidige temperatuurverschil tussen de beide kanten van de warmtewisselaar 6°C of meer is. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De warmtewisselaar is door het toevoegen van platen uit te breiden met ten minste 20% extra warmtewisselend oppervlak. De extra onttrokken warmte in de uitgebreide platenwarmtewisselaar kan zonder extra aanpassingen in het proces nuttig worden toegepast. Het thermisch vermogen van de huidige platenwarmtewisselaar is ten minste 100 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer de warmtewisselaar regelmatig en maak deze zo nodig schoon. |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE2 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer warme productleidingen en appendages. Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van minimaal 1,5 m2K/W om leidingen en appendages waarin warme producten worden verplaatst wordt het warmteverlies beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn warme productleidingen en appendages zonder isolatie aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De leidingen en appendages zijn goed bereikbaar. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de staat van de isolatie en herstel het materiaal bij eventuele schade. |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE3 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer de wanden van hoge temperatuur procesvaten om warmteverlies te beperken. Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van ten minste 0,7 m2K/W op de wanden van hoge temperatuur procesvaten wordt warmteverlies naar de omgeving beperkt. Een voorbeeld hiervan is het isoleren van een autoclaaf met een temperatuur van ten minste 60°C. |
Huidige situatie |
Het procesvat is niet of beperkt geïsoleerd (minder dan 5 mm isolatie). |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 2.200 gebruiksuren van het vat per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De wanden van het hoge temperatuur procesvat zijn goed bereikbaar voor het aanbrengen van isolatiemateriaal. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de staat van de isolatie en herstel het materiaal bij eventuele schade. |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE4 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer de wanden van verwarmde opslagtanks. Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van minimaal 1,5 m2K/W rondom verwarmde tanks wordt het warmteverlies beperkt. Bij gesloten tanks moet, indien de constructie dat toestaat, ook het dak van de tank worden geïsoleerd. |
Huidige situatie |
Er zijn niet of onvoldoende geïsoleerde enkelwandige opslagtanks in buitenopstelling aanwezig, die worden verwarmd tot ten minste 20°C. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: de tank wordt meer dan 500 uur per jaar verwarmd. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de staat van de isolatie en herstel het materiaal bij eventuele schade. |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE5 |
Toe te passen maatregel |
Pas een elektrische verwarmingsmantel toe voor IBC-containers. Door het toepassen van een elektrische verwarmingsmantel voor het vorstvrij houden van een IBC-container (Intermediate Bulk Container) gedurende vorstperiodes hoeft niet de hele ruimte waarin de containers zijn opgesteld te worden verwarmd en is minder energie nodig. |
Huidige situatie |
Er zijn IBC-containers aanwezig die met straalkachels op de gewenste temperatuur worden gehouden. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.300 gebruiksuren van de straalkachel per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE6 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik het warme en koude water uit de sterilisatiecyclus van producten of goederen voor verwarming en koeling van het sterilisatiewater. Na het steriliseren wordt het warme water in de warme buffer gepompt en na het koelen wordt het koude water naar de koudebuffer gepompt. In een nieuwe sterilisatiebatch kan het nog relatief warme water opnieuw worden gebruikt voor de verwarming en het relatief koude water opnieuw voor de koeling. Zo is voor elke sterilisatiecyclus niet de gehele opwarming en afkoeling van het sproeiwater nodig. Dit zorgt voor een besparing op het gasgebruik van de stoominstallatie en op het elektriciteitsgebruik van de elektrische koelmachine. |
Huidige situatie |
Er vindt een sterilisatieproces plaats, waarbij het warme en koude water uit de sterilisatiecyclus niet wordt ingezet voor verwarming en koeling. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 3.500 batches per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De inhoud van het sterilisatievat is ten minste 100 liter. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE7 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik de restwarmte uit het blancheerproces door het plaatsen van een warmtewisselaar. Door het plaatsen van een warmtewisselaar bij de uitgaande stroom van de blancheur kan het suppletiewater worden voorverwarmd met spuiwater tot 60°C. |
Huidige situatie |
Er is een blancheur aanwezig waarvan het spuiwater wordt geloosd zonder dat hieruit warmte wordt teruggewonnen. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 500 gebruiksuren van de blancheerder per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het reservoir met de warmtewisselaar (coil) kan eenvoudig worden aangesloten op het spui- en suppletiewater van de blancheur. Er is voldoende opstellingsruimte nabij de blancheur. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer de warmtewisselaar regelmatig en maak deze zo nodig schoon. |
Onderwerp |
Proceswarmte |
---|---|
Nummer maatregel |
PE8 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik de warmte van folieblazen nuttig voor de verwarming van een dichtbijgelegen ruimte. Warme lucht van de folieblaasinstallatie kan nuttig worden gebruikt voor ruimteverwarming van een aangrenzende productieruimte of een aangrenzend magazijn. Hierdoor hoeft minder energie te worden opgewekt voor verwarming van die ruimte. Het warmeluchttransport gebeurt door middel van een mechanische ventilator met flexibel kanaalwerk en een aantal meters vast leidingwerk. |
Huidige situatie |
Er is een folieblazer aanwezig die is voorzien van Internal Bubble Cooling, waarbij de warme lucht naar buiten wordt afgevoerd. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De lengte van het aan te leggen kanaalwerk is minder dan 50 m. De naastgelegen ruimtes hebben ten minste gedurende 2.400 uur per jaar een warmtevraag. Er zijn geen additieve geuren of gevaarlijke stoffen aanwezig in de afgezogen warme lucht. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Proceskoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
PF1 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een warmtewisselaar om de restwarmte in koelwater te benutten. Door de restwarmte uit het koelwater met een warmtewisselaar terug te winnen, kan deze ergens anders worden ingezet en wordt energie bespaard. |
Huidige situatie |
Warm koelwater wordt aan de buitenlucht gekoeld in een open koeltoren, waarbij geen warmte wordt teruggewonnen uit het koelwater. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: de restwarmte is meer dan 2.800 uur per jaar nuttig inzetbaar. Natuurlijk moment: de restwarmte is meer dan 2.200 uur per jaar nuttig inzetbaar. |
Technische randvoorwaarden |
De teruggewonnen warmte uit het koelwater kan worden ingezet in een proces of toepassing met een gelijkmatige warmtevraag. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer de warmtewisselaar regelmatig en maak deze zo nodig schoon. |
Onderwerp |
Proceskoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
PF2 |
Toe te passen maatregel |
Pas een drycooler toe voor de koeling van procesapparatuur. Door het toepassen van een drycooler voor de koeling van procesapparatuur kan gebruik worden gemaakt van vrij beschikbare koeling uit de buitenlucht als aanvulling op de koelmachine. De efficiëntie van een drycooler is hoger dan van een compressiekoelmachine. |
Huidige situatie |
De procesapparatuur vereist continu koeling (7 dagen per week), die wordt geleverd door een compressiekoelmachine met een water/glycolsysteem met een elektrisch vermogen van ten minste 10 kW en zonder vrije koelingfunctie. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 1.300 bedrijfsuren van de procesapparatuur per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De warmte van de compressiekoelmachine wordt niet teruggewonnen. Er is voldoende ruimte beschikbaar voor het plaatsen van de drycoolers. Bij plaatsing op het dak moet het dak beschikken over voldoende vrije draagkracht. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Regelmatig onderhouden van de drycoolers volgens leveranciersvoorschriften. |
Onderwerp |
Proceskoeling |
---|---|
Nummer maatregel |
PF3 |
Toe te passen maatregel |
Pas voorkoeling met (leiding)water toe in een proces met ijswaterkoeling. Door in het koelproces een voorkoelstap met leidingwater toe te passen, kan het ijswatergebruik worden beperkt. IJswater wordt dan alleen nog gebruikt voor de laatste koelstap. |
Huidige situatie |
Het volledige koeltraject wordt uitgevoerd met ijswater, waarbij gebruik wordt gemaakt van lokale ijswaterkoelers. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 3.400 bedrijfsuren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is voldoende ruimte voor een extra koeler. Het opgewarmde (leiding)water moet nuttig kunnen worden gebruikt. Het koelproces kan in twee stappen worden uitgevoerd, met een voor- en een nakoelproces, die direct na elkaar plaatsvinden. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Veehouderijen |
---|---|
Nummer maatregel |
PG1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een voorkoeler met koud (leiding)water toe bij het koelen van melk. Door het voorkoelen van melk met koud (leiding)water zal de koelmachine minder energie gebruiken voor het afkoelen van de melk. Daarnaast wordt het water dat gebruikt wordt voor het schoonmaken van onder andere de melkrobot voorverwarmd, waardoor de proceswaterboiler minder energie gebruikt. |
Huidige situatie |
Er is een koelinstallatie aanwezig waarbij de melk niet wordt voorgekoeld en rechtstreeks naar de koelmachine wordt geleid. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Het opgewarmde (leiding)water moet nuttig kunnen worden gebruikt. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer de warmtewisselaar regelmatig en maak deze zo nodig schoon. |
Onderwerp |
Veehouderijen |
---|---|
Nummer maatregel |
PG2 |
Toe te passen maatregel |
Pas een frequentieregelaar toe om het vermogen van de vacuümpomp van de melkinstallatie te beperken. Door het plaatsen van een frequentieregelaar op de vacuümpomp kan het toerental van de vacuümpomp worden geregeld op basis van de (onder)druk. Daarmee wordt het opgenomen vermogen van de vacuümpomp beperkt. |
Huidige situatie |
Er is een melkinstallatie aanwezig waarvan de vacuümpomp niet is voorzien van een frequentieregelaar en die draait op een vast vermogen wanneer de vacuüminstallatie in bedrijf is. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: bij meer dan 1.900 bedrijfsuren van de vacuümpomp van de melkinstallatie per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De huidige vacuümpomp is geschikt voor de toepassing van een frequentieregelaar. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Veehouderijen |
---|---|
Nummer maatregel |
PG3 |
Toe te passen maatregel |
Pas een energiezuinige regeling toe op infrarood warmtelampen. Door het toepassen van een halveringsschakelaar of een dimmer op de infrarood warmtelampen voor het warm houden van jonge dieren, kan de brandsterkte van de lampen worden aangepast. |
Huidige situatie |
Er zijn infrarood warmtelampen aanwezig voor het verwarmen van jonge dieren die niet zijn voorzien van een regeling om de brandsterkte aan te passen. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: bij meer dan 800 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Datacentrum |
---|---|
Nummer maatregel |
PH1 |
Toe te passen maatregel |
Stel een hogere koeltemperatuur in voor de koeling van servers. De setpoint van de zaalkoelers is minimaal gelijk aan de bovengrens van de door ASHRAE aanbevolen temperatuur van 27°C bij gebruik van compressiekoeling of natte koeling. Door het verhogen van de koeltemperatuur kan meer gebruik worden gemaakt van vrije koeling en werkt de koeling efficiënter. Bij gebruik van 100% droge vrije koeling zijn lagere setpoints dan 27°C toegestaan. |
Huidige situatie |
De zaalkoelers van het datacentrum werken met een lagere ruimtetemperatuur dan de maximaal aanbevolen bedrijfstemperatuur voor elektronische apparatuur. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig het ingestelde setpoint. |
Onderwerp |
Datacentrum |
---|---|
Nummer maatregel |
PH2 |
Toe te passen maatregel |
Pas een frequentieregelaar toe om het vermogen van de zaalkoelers te beperken. De zaalkoelers (CRAH's) worden voorzien van een frequentieregelaar waardoor het toerental van de zaalkoelers op temperatuur kan worden geregeld. De ventilatoren draaien daardoor gemiddeld op een lager vermogen, waardoor energie wordt bespaard. |
Huidige situatie |
Er zijn zaalkoelers aanwezig die niet zijn voorzien van een frequentieregelaar. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De zaalkoelers kunnen frequentiegeregeld worden. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Datacentrum |
---|---|
Nummer maatregel |
PH3 |
Toe te passen maatregel |
Pas vrije koeling toe bij de koelinstallatie in het datacentrum. Door vrije koeling te integreren in de koelvoorziening van het datacentrum, kan het gebruik van de compressiekoelinstallatie worden beperkt. Er bestaan verschillende systemen voor vrije koeling zoals directe vrije luchtkoeling, indirecte vrije luchtkoeling of koudwaterproductie met vrije koeling ondersteuning. Welk systeem het beste past hangt af van de specifieke situatie. |
Huidige situatie |
Er is een compressiekoelinstallatie aanwezig waarbij geen vrije koeling wordt toegepast. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Bij plaatsing op het dak moet het dak beschikken over voldoende vrije draagkracht. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de instellingen van het koelsysteem en optimaliseer de koelingsetpoints voor een hogere koeltemperatuur. |
Onderwerp |
Energiebeheersysteem |
---|---|
Nummer maatregel |
GA1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een automatisch energieregistratie- en bewakingssysteem (EBS) met rapportagefunctie toe, waarbij gas- en warmte- (per uur) en elektragebruik (per kwartier) van het gebouw wordt geregistreerd. Voor het beheren van het gas-, elektriciteits- en warmtegebruik is een automatisch energieregistratie- en bewakingssysteem (EBS) met rapportagefunctie (voor inzicht in het energiegebruik per uur, dag, maand en jaar) een belangrijk middel. Door de geregistreerde data minimaal halfjaarlijks te controleren en instellingen zo nodig aan te passen, kan hiermee een optimale energiezuinige in- en afstelling van klimaatinstallaties worden geborgd. |
Huidige situatie |
Er is geen energieregistratie- en bewakingssysteem (EBS) met rapportagefunctie aanwezig, waarmee het gebruik van gas, warmte en elektriciteit wordt gemonitord. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Analyseer de gemonitorde data eenmaal aan het begin van het stookseizoen en eenmaal direct na het stookseizoen en stel de energiegebruikers zo optimaal mogelijk in. Wijs iemand aan die verantwoordelijk is voor het optimaliseren van de instellingen van de energiegebruikers. |
Categorie: Isolatie van de schil
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB1 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer spouwmuren van gebouwen. Door het aanbrengen van isolatie in spouwmuren wordt het warmteverlies in het stookseizoen beperkt. Voor het aanbrengen van spouwisolatie kunnen beperkingen van toepassing zijn door de aanwezigheid van bijvoorbeeld dampdichte lagen aan de buitenzijde, een waterdoorlatende buitenmuur of de aanwezigheid van niet verwijderbare vervuiling in de spouw. Win voor het aanbrengen van spouwisolatie eerst deskundig advies in over de mogelijkheden in uw situatie. |
Huidige situatie |
Er zijn ongeïsoleerde spouwmuren aanwezig met een spouwbreedte van ten minste 5 cm en het gebouw wordt verwarmd (tot ten minste 18°C). |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Er is geen steiger nodig voor het aanbrengen van de isolatie. Er is in het kader van de Wet natuurbescherming geen nieuw onderzoek naar nestelplaatsen van beschermde diersoorten (zoals vleermuizen) nodig. De maatregel is niet van toepassing bij winkels en overige gebouwen die slechts beperkt bijverwarmd hoeven worden, omdat er veel warmte vrij komt door de aanwezige processen en/of apparatuur. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels. |
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB2 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer platte daken (bovenop de dakbedekking). Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van ten minste 2,1 m2K/W op ongeïsoleerde daken wordt het warmteverlies in het stookseizoen beperkt. Dit kan worden aangebracht bovenop de dakbedekking (omgekeerd dak). |
Huidige situatie |
Er zijn ongeïsoleerde daken aanwezig in verwarmde gebouwen (18°C of hoger). |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het dak heeft voldoende draagkracht voor het isolatiemateriaal en de benodigde ballast. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de staat van de isolatie en herstel het materiaal bij eventuele schade. |
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB3 |
Toe te passen maatregel |
Pas een automatisch sluitmechanisme toe bij overheaddeuren. Door het toepassen van een automatisch sluitmechanisme bij een overheaddeur sluit deze zodra iemand de deur is gepasseerd. Dit voorkomt warmteverlies, doordat de deur een kortere tijd openstaat. |
Huidige situatie |
Er is een overheaddeur aanwezig zonder automatisch sluitmechanisme die gemiddeld ten minste 1 uur per dag open staat. De ruimte wordt matig verwarmd (ten minste 15°C). |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels. Stel de sensor goed in en zorg er daarbij voor dat de deur niet te snel (automatisch) open gaat. |
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB4 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer platte daken (onder de dakbedekking). Door het aanbrengen van isolatie met een Rd-waarde van ten minste 3,7 m2K/W op ongeïsoleerde daken wordt het warmteverlies in het stookseizoen beperkt. Breng de isolatie aan onder de dakbedekking en boven de dakconstructie (warm dak) op het moment dat de dakbedekking aan vervanging toe is. Doe dit zo nodig in combinatie met een dampremmende laag. |
Huidige situatie |
Er zijn ongeïsoleerde daken aanwezig in verwarmde gebouwen (18°C of hoger). |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB5 |
Toe te passen maatregel |
Vervang in bestaande kozijnen en ramen het enkelglas door HR++ glas. Door in bestaande kozijnen en ramen het enkelglas door HR++-glas te vervangen wordt warmteverlies in het stookseizoen beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn kozijnen of ramen met enkelglas aanwezig in verwarmde gebouwen. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
HR++-glas kan in het bestaande kozijn of raam worden geplaatst. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels. |
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB6 |
Toe te passen maatregel |
Vervang in bestaande kozijnen en ramen dubbelglas door HR++-glas. Door in bestaande kozijnen en ramen het dubbel glas door HR++-glas te vervangen wordt warmteverlies in het stookseizoen beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn kozijnen of ramen met dubbelglas aanwezig in verwarmde gebouwen (ten minste 18°C). |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
HR++-glas kan in het bestaande kozijn of raam worden geplaatst. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels. |
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB7 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik opblaasbare luchtkussens bij een vrachtwagendocking. Door een afsluitvoorziening met opblaasbare luchtkussens te plaatsen bij een docking voor vrachtwagens wordt het warmteverlies beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn dockings voor vrachtwagens aanwezig met of zonder flappen en zonder opblaasbare luchtkussens. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: de docking wordt gemiddeld genomen ten minste 10 u/wk gebruikt voor het laden en of lossen. |
Technische randvoorwaarden |
De ruimte wordt matig verwarmd (ten minste 15°C). |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels. |
Onderwerp |
Isolatie van de schil |
---|---|
Nummer maatregel |
GB8 |
Toe te passen maatregel |
Plaats een loopdeur in overheaddeuren. Door het plaatsen van overheaddeuren met een loopdeur voor personen wordt warmteverlies voorkomen, omdat de gehele deur dan minder vaak open gaat. |
Huidige situatie |
Er is een overheaddeur in een matig verwarmde ruimte (ten minste 15°C) aanwezig zonder aparte loopdeur of naastgelegen deur en deze wordt gebruikt voor personentoegang. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De ruimte wordt ten minste matig verwarmd (15°C of hoger). |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een klokregeling toe en regel deze in. Pas voor het centrale verwarmingssysteem een klokregeling of klokthermostaat toe en regel deze zo in dat de werkelijke gebruikstijden zo nauw mogelijk worden gevolgd. Dit voorkomt energiegebruik buiten bedrijfstijd. |
Huidige situatie |
Er is een verwarmingssysteem aanwezig waarbij automatische regeling voor verlaging van de temperatuur in de nacht, het weekend en/of de vakanties ontbreekt. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer jaarlijks de klokinstellingen van het verwarmingssysteem en zorg dat deze nauw aansluiten bij de werkelijke gebruikstijden van het gebouw. Regel naast de gebruikelijke openingstijden van het pand ook de vakanties in. Voor deze controle kan gebruik worden gemaakt van de data uit het energiebeheersysteem. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC2 |
Toe te passen maatregel |
Pas naast de bestaande verwarmingsketel een elektrische warmtepomp toe. Door naast de bestaande verwarmingsketel een elektrische lucht/water warmtepomp toe te passen kan een groot gedeelte van het jaar de warmte uit de buitenlucht en/of ventilatielucht worden onttrokken voor de warmteopwekking. De warmteopwekking is met gebruik van deze zogenoemde hybride warmtepomp efficiënter dan met een verwarmingsketel. |
Huidige situatie |
Er is een verwarmingsketel aanwezig met een vermogen van ten minste 70 kW en een afgiftesysteem via radiatoren, convectoren en/of vloerverwarming. Het gebouw wordt verwarmd tot ten minste 18°C. Het gebouw voldoet aan de eisen uit het bouwbesluit van 1 oktober 1992. Vanaf dit moment hebben gebouwen dubbelglas en geldt voor de isolatie van vloer, gevel en dak een Rc-waarde van ten minste 2,5 m2K/W. |
Economische randvoorwaarden |
Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande elektriciteitsaansluiting heeft voldoende capaciteit en er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet. Er is voldoende ruimte beschikbaar voor het plaatsen van de warmtepomp. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer jaarlijks de instelling van de stooklijn en het functioneren van de regeling. Controleer minimaal jaarlijks de effectieve en efficiënte werking van de warmtepomp. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC3 |
Toe te passen maatregel |
Pas een weersafhankelijke regeling toe. Gebruik voor de aanvoertemperatuur van het verwarmingswater een automatische regeling op basis van de buitentemperatuur. Hierdoor kan de warmte uit het rookgas teruggewonnen worden en krijgt de verwarmingsketel een hogere efficiëntie. Ook zijn de verliezen in het distributiesysteem kleiner. |
Huidige situatie |
Er is een verwarmingsketel aanwezig in een verwamd gebouw (ten minste 18°C) en de aanvoertemperatuur van het verwarmingswater wordt niet geregeld op basis van de buitentemperatuur. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Bij een gecombineerd opweksysteem voor verwarming en warm tapwater is het technisch mogelijk om het tapwater in een aparte groep tot ten minste 65°C te verwarmen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer jaarlijks de instelling van de stooklijn. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC4 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer de verwarmingsleidingen en appendages in onverwarmde ruimtes. Door het toepassen van buisisolatie met een Rd-waarde van ten minste 0,5 m2K/W om de verwarmingsleidingen en appendages wordt het warmteverlies in onverwarmde ruimtes beperkt. |
Huidige situatie |
Er ontbreekt isolatie om verwarmingsleidingen en appendages in onverwarmde ruimten (gemiddelde ruimtetemperatuur tijdens het stookseizoen is ten hoogste 14°C). |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer jaarlijks het isolatiemateriaal rond leidingen en appendages in onverwarmde ruimten, zorg dat deze goed bevestigd is en herstel het materiaal bij eventuele schade. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC5 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer ventilatiekanalen in onverwarmde ruimtes. Door het toepassen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van ten minste 0,7 m2K/W om de ventilatiekanalen wordt het warmteverlies in onverwarmde ruimtes beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn ongeïsoleerde ventilatiekanalen in onverwarmde ruimten (ten hoogste 14°C in het stookseizoen) aanwezig. De ventilatiekanalen zijn aangesloten op een luchtbehandelingskast. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer jaarlijks het isolatiemateriaal van de ventilatiekanalen. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC6 |
Toe te passen maatregel |
Pas een individuele regeling van de temperatuur per ruimte toe. Door per ruimte een individuele (na)regeling van de temperatuur met een thermostatische radiatorkraan of andere temperatuurregeling toe te passen, hoeft deze niet onnodig te worden verwarmd. |
Huidige situatie |
Er zijn radiatoren of convectoren aanwezig in een verwarmde ruimte, maar de temperatuur van de ruimte is niet apart (na) te regelen met een lokale regeling of thermostatische radiatorkranen. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de instellingen van de individuele regeling en/of de stand van de themostatisch radiatorkranen. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC7 |
Toe te passen maatregel |
Pas frequentiegeregelde circulatiepompen toe. Door toepassing van frequentiegeregelde circulatiepompen in het verwarmingssysteem kan het debiet worden aangepast aan de warmtevraag, waardoor de pomp efficienter werkt. Pas de frequentiegeregelde pompen toe op zowel bij de hoofdcirculatiepomp als bij de groepenpompen. |
Huidige situatie |
Er is een centraal verwarmingssysteem aanwezig waarbij de circulatiepompen niet zijn voorzien van een frequentieregeling. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Het verwarmingssysteem laat een variabel debiet toe. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer de instellingen van pompen en controleer of het afgiftesysteem nog goed werkt. |
Onderwerp |
Ruimteverwarming |
---|---|
Nummer maatregel |
GC8 |
Toe te passen maatregel |
Vervang directgestookte gasheaters in bedrijfshallen door directgestookte HR-gasheaters. Door in bedrijfshallen een directgestookte conventionele gasheater te vervangen door een directgestookt hoog rendement (HR) toestel wordt energie bespaard. |
Huidige situatie |
De bedrijfshal wordt met een of meer directgestookte gasheaters matig verwarmd (ten minste 15°C). |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 1.000.000 m3 per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
In de ruimte is een rioolaansluiting aanwezig voor het aansluiten van de condensafvoer(en). |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de temperatuurinstellingen van de regeling en onderhoud de gasheater volgens leveranciersvoorschriften. |
Onderwerp |
Ruimteventilatie |
---|---|
Nummer maatregel |
GD1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een klokregeling toe op het ventilatiesysteem. Door het ventilatiesysteem van een gebouw te voorzien van een klokregeling kan deze buiten bedrijfstijden uit of naar een veel lager debiet worden gezet. Er geldt hier een dubbel besparingseffect. De ventilatoren maken minder draaiuren en doordat er minder luchtverversing is, verdwijnt er ook minder verwarmde, gekoelde en/of bevochtigde lucht uit het gebouw. In de zomerperiode kan de klokregeling worden benut om juist in de nachturen met koele buitenlucht te ventileren, waardoor overdag minder koeling nodig is. |
Huidige situatie |
Er is een ventilatiesysteem aanwezig waarbij geen sturing op basis van ingestelde tijden wordt toegepast. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak filters, ventilatoren en luchtkanalen van het ventilatiesysteem regelmatig schoon. Controleer jaarlijks de klokinstellingen van het ventilatiesysteem en zorg dat deze nauw aansluiten bij de werkelijke gebruikstijden van het gebouw. |
Onderwerp |
Ruimteventilatie |
---|---|
Nummer maatregel |
GD2 |
Toe te passen maatregel |
Pas warmteterugwinning toe op een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer. Door in een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer warmteterugwinning met een twincoilsysteem toe te passen worden warmteverliezen door ventilatie beperkt. Er zijn verschillende systemen op de markt zoals een kruisstroomwisselaar, een warmtewiel of een twincoilsysteem. Welk systeem het beste kan worden toegepast is afhankelijk het aanwezige ventilatiesysteem en de beschikbare ruimte. |
Huidige situatie |
Er is een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer aanwezig zonder warmteterugwinning. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Het twincoilsysteem is inpasbaar in de luchtbehandelingskast of de luchtkanalen. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak filters, ventilatoren en luchtkanalen van het ventilatiesysteem regelmatig schoon. |
Onderwerp |
Ruimteventilatie |
---|---|
Nummer maatregel |
GD3 |
Toe te passen maatregel |
Vervang ventilatoren van klasse IE1 door ventilatoren van klasse IE4 of hoger Door IE1-ventilatoren door ventilatoren van klasse IE4 of hoger te vervangen, neemt de efficiëntie van de ventilatie toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik. |
Huidige situatie |
Er is een ventilator met efficientieklasse IE1 of lager aanwezig. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er geen IE-klasse of dat er klasse IE1 op het typeplaatje van de motor staat. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 3.700 draaiuren van de ventilator per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak ventilatoren regelmatig schoon. |
Onderwerp |
Ruimteventilatie |
---|---|
Nummer maatregel |
GD4 |
Toe te passen maatregel |
Vervang indirect gedreven IE1-slakkehuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren. Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE1-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) neemt de efficientie van de ventilatoren toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik. |
Huidige situatie |
Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE1-motor aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 2.900 draaiuren van de ventilator per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak ventilatoren regelmatig schoon. |
Onderwerp |
Ruimteventilatie |
---|---|
Nummer maatregel |
GD5 |
Toe te passen maatregel |
Vervang indirect gedreven IE2-slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren. Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE2-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) wordt de efficiëntie van de ventilatoren verbeterd. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik. |
Huidige situatie |
Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE2-motor aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 3.300 draaiuren van de ventilator per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak ventilatoren regelmatig schoon. |
Onderwerp |
Ruimteventilatie |
---|---|
Nummer maatregel |
GD6 |
Toe te passen maatregel |
Vervang indirect gedreven IE3 slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren. Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE3-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) wordt de efficientie van de ventilatoren verbeterd. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik. |
Huidige situatie |
Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE3-motor aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 3.600 draaiuren van de ventilator per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak ventilatoren regelmatig schoon. |
Onderwerp |
Ruimteventilatie |
---|---|
Nummer maatregel |
GD7 |
Toe te passen maatregel |
Vervang ventilatoren van klasse IE2 of IE3 door ventilatoren van klasse IE4 of hoger. Door IE2 of IE3-ventilatoren door ventilatoren van klasse IE4 of hoger te vervangen, neemt de efficiëntie van de ventilatie toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik. |
Huidige situatie |
Er is een ventilator met efficientieklasse IE2 of IE3 aanwezig. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er er klasse IE2 of IE3 op het typeplaatje van de motor staat. |
Economische randvoorwaarden |
Natuurlijk moment: bij meer dan 1.000 draaiuren van de ventilator per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak ventilatoren regelmatig schoon. |
Categorie: Warm tapwater
Onderwerp |
Warm tapwater |
---|---|
Nummer maatregel |
GE1 |
Toe te passen maatregel |
Isoleer warmwaterleidingen en appendages. Met het aanbrengen van isolatie met een Rd-waarde van ten minste 0,5 m2K/W rondom de circulatieleidingen en appendages van het warme tapwater wordt warmteverlies tegengegaan. Isoleer alleen de circulatieleidingen. De uittapleidingen van het tapwater mogen vanwege de kans op legionella niet worden geïsoleerd. |
Huidige situatie |
Er zijn ongeïsoleerde circulatieleidingen en appendages voor transport van warm tapwater aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De leidingen zijn goed bereikbaar. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer jaarlijks het isolatiemateriaal rond leidingen en appendages en herstel deze bij eventuele schade. |
Onderwerp |
Warm tapwater |
---|---|
Nummer maatregel |
GE2 |
Toe te passen maatregel |
Gebruik waterbesparende douchekoppen. Door in douches waterbesparende douchekoppen toe te passen wordt er minder warm tapwater gebruikt. |
Huidige situatie |
De douches hebben geen waterbesparende douchekop. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij een gemiddeld gebruik van meer dan 6 douchebeurten per week. |
Technische randvoorwaarden |
Door toepassing van de waterbesparende douchekop komt het tapdebiet bij systemen zonder voorraadvat niet onder de tapdrempel van het tapwatertoestel. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de instellingen van het warmtapwatersysteem en voer regelmatig onderhoud uit aan kranen, kleppen en warmtapwaterinstallaties. |
Onderwerp |
Warm tapwater |
---|---|
Nummer maatregel |
GE3 |
Toe te passen maatregel |
Vervang bij een indirect verwarmd voorraadvat de bestaande ketel door een HR-ketel. Door in een warm tapwatersysteem met een indirect verwarmd voorraadvat een hoogrendementsketel (HR) toe te passen in plaats van een verbeterd rendementsketel of conventionele ketel wordt het warm tapwater energiezuiniger opgewekt. |
Huidige situatie |
Er is een hoge tapwatervraag voor onder meer douchen en dit warm tapwater wordt opgewekt met een verbeterd rendement (VR) of conventionele ketel en opgeslagen in een buffervat. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer regelmatig de instellingen van het warmtapwatersysteem en voer regelmatig onderhoud uit aan kranen, kleppen en warmtapwaterinstallaties. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF1 |
Toe te passen maatregel |
Pas een regeling toe op de verlichting, zodat deze buiten gebruikstijden niet onnodig brandt. Door gebruik van een regeling wordt het onnodig branden van verlichting buiten gebruikstijden voorkomen. Er zijn diverse regelingen die hiervoor kunnen worden toegepast, zoals aanwezigheidsdetectie per ruimte, een tijdgestuurde veegschakeling, een centrale regeling met overwerktimers of een regelbord bij de ingang van het gebouw. |
Huidige situatie |
De verlichting brandt onnodig buiten gebruikstijden. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Controleer dagelijks bij het verlaten van het pand of alle verlichting die uit kan ook is uitgezet. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF2 |
Toe te passen maatregel |
Vervang TL8-buizen door LED-buizen. Door het vervangen van TL-buizen (TL8) in de armaturen door LED-buizen wordt het energiegebruik beperkt. Het wisselen van de buizen door LED-buizen met een vergelijkbare lichtopbrengst en lichtkleur is voldoende. Soms moet ook de starter worden vervangen. |
Huidige situatie |
Armaturen met TL8-buizen, met of zonder starter zijn aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.600 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande armaturen zijn geschikt voor toepassing van LED-buizen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF3 |
Toe te passen maatregel |
Vervang TL5-fluorescentiebuizen door LED-buizen. Door het vervangen van TL5-buizen in de armaturen door LED-buizen wordt het energiegebruik beperkt. Het wisselen van de buizen door LED-buizen met een vergelijkbare lichtopbrengst en lichtkleur is voldoende. |
Huidige situatie |
Er zijn armaturen met TL5-buizen aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 6.100 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande armaturen zijn geschikt voor de toepassing van LED-buizen. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF4 |
Toe te passen maatregel |
Vervang gloei-, halogeen- en spaarlampen door LED-lampen. Door gloei-, halogeen- en spaarlampen in de bestaande armaturen te vervangen door LED-lampen wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Armaturen met gloei-, halogeen- of spaarlampen zijn aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 600 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande armaturen zijn geschikt voor LED-lampen, waardoor de lampen één-op-één vervangbaar zijn. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF5 |
Toe te passen maatregel |
Vervang gasontladingslampen door LED-lampen. Vervang gasontladingslampen in de armaturen door LED-lampen. Dit beperkt het energiegebruik. |
Huidige situatie |
Er zijn armaturen met één van de volgende gasontladingslampen aanwezig: kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.000 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande armaturen zijn geschikt voor LED-lampen, waardoor de lampen één-op-één vervangbaar zijn. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF6 |
Toe te passen maatregel |
Vervang montagebalken en lichtlijnen met TL8-buizen door LED-armaturen. Door bij montagebalken en lichtlijnen de armaturen met TL8-buizen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn montagebalken of lichtlijnen met TL8-armaturen aanwezig. Dit kunnen zowel opbouwarmaturen als zwevende armaturen zijn. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 3.100 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF7 |
Toe te passen maatregel |
Vervang plafondspots met spaarlampen door LED-spots. Door plafondspots met spaarlampen (CFL of PL) te vervangen door spots met LED-verlichting wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn plafondspots met spaarlampen (CFL of PL) aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 3.300 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF8 |
Toe te passen maatregel |
Vervang wandarmaturen met spaarlampen door LED-wandarmaturen. Door wandarmaturen met spaarlampen te vervangen door LED-wandarmaturen wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn wandarmaturen met spaarlampen aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 3.600 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF9 |
Toe te passen maatregel |
Vervang wandarmaturen met halogeenlampen door LED-wandarmaturen. Door wandarmaturen met halogeenlampen te vervangen door LED-wandarmaturen wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn wandarmaturen met halogeenlampen aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 1.100 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF10 |
Toe te passen maatregel |
Vervang spots met halogeenlampen door LED-spots. Door spots met halogeenlampen te vervangen door spots met LED-verlichting wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn spots met halogeenlampen aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 2.400 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF11 |
Toe te passen maatregel |
Vervang railspots met halogeenlampen door LED-railspots. Door railspotarmaturen met halogeenlampen te vervangen door LED-railspots wordt het energiegebruik beperkt. De bestaande spanningsrail/contactrail blijft bewaard. |
Huidige situatie |
Er zijn railspotarmaturen met halogeenlampen op een spannings/contactrail aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 3.200 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande spanningsrail/contactrail is geschikt voor toepassing van de LED-railspots. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF12 |
Toe te passen maatregel |
Vervang railspots met gasontladingslampen door LED-railspots. Door railspots met gasontladingslampen te vervangen door LED-railspots wordt het energiegebruik beperkt. De bestaande spanningsrail/contactrail blijft bewaard. |
Huidige situatie |
Er zijn railspots met een van de volgende gasontladingslampen aanwezig: kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI. |
Economische randvoorwaarden |
Zelfstandig moment: bij meer dan 5.200 branduren per jaar. Natuurlijk moment: bij meer dan 2.000 branduren per jaar. |
Technische randvoorwaarden |
De bestaande spanningsrail/contactrail is geschikt voor toepassing van de LED-railspots. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF13 |
Toe te passen maatregel |
Vervang pendelarmaturen en opbouwarmaturen met gasontladingslampen door LED-armaturen. Door pendelarmaturen en opbouwarmaturen (‘high bay’) met gasontladingslampen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn pendelarmaturen en opbouwarmaturen met één van de volgende gasontladingslampen aanwezig: kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF14 |
Toe te passen maatregel |
Vervang ingebouwde plafondarmaturen met TL8-buizen door LED-armaturen. Door de ingebouwde plafondarmaturen met TL8-buizen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn ingebouwde plafondarmaturen met TL8-buizen, met of zonder starter aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Binnenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GF15 |
Toe te passen maatregel |
Vervang vluchtwegsignaleringsarmaturen met TL-buizen of spaarlampen door LED-armaturen. Door vluchtwegsignaleringsarmaturen met TL-buizen of spaarlampen te vervangen door vluchtwegsignaleringsarmaturen met LED-verlichting wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn vluchtwegsignaleringsarmaturen met TL-buizen of spaarlampen aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Niet van toepassing |
Onderwerp |
Buitenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GG1 |
Toe te passen maatregel |
Vervang armaturen met TL8-buizen door LED-armaturen. Door ingebouwde en opgebouwde armaturen met TL8-buizen (die niet op een mast zitten) te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik verlaagd. |
Huidige situatie |
Er zijn armaturen met TL8-buizen voor buitenverlichting aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
De verlichting hoeft om veiligheidsredenen niet de gehele nacht aan te blijven. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Buitenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GG2 |
Toe te passen maatregel |
Vervang wandarmaturen met halogeenlampen door LED-armaturen. Door wandarmaturen met halogeenlampen te vervangen door LED-armaturen, wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn wandarmaturen met halogeenlampen voor buitenverlichting aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Buitenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GG3 |
Toe te passen maatregel |
Vervang wandarmaturen met spaarlampen door LED-armaturen. Door wandarmaturen met spaarlampen te vervangen door LED-armaturen, wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn wandarmaturen met spaarlampen voor buitenverlichting aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Buitenverlichting |
---|---|
Nummer maatregel |
GG4 |
Toe te passen maatregel |
Vervang armaturen met gasontladingslampen door LED-armaturen. Door ingebouwde en opgebouwde armaturen (die niet op een mast zitten) met gasontladingslampen (Kwiklampenkwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI) door LED-armaturen te vervangen, wordt het energiegebruik beperkt. |
Huidige situatie |
Er zijn armaturen met gasontladingslampen (kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI) voor buitenverlichting aanwezig. |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen. |
Onderwerp |
Zonnepanelen |
---|---|
Nummer maatregel |
GH1 |
Toe te passen maatregel |
Plaats zonnepanelen op het dak. Door de plaatsing van zonnepanelen wordt duurzame elektriciteit opgewekt. Daarmee wordt bespaard op de inkoop van elektriciteit via het elektriciteitsnet. |
Huidige situatie |
Er is ten minste 2.000 m2 aan geschikt dakoppervlak beschikbaar voor het plaatsen van minimaal 300 kWp aan zonnepanelen. Er is sprake van een grootverbruikaansluiting voor elektriciteit (meer dan 3x80 A). |
Economische randvoorwaarden |
Niet van toepassing |
Technische randvoorwaarden |
Het dak heeft voldoende vrije draagkracht voor de plaatsing van zonnepanelen en bijbehorende ballast. De bestaande elektriciteitsaansluiting heeft voldoende capaciteit en er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet. Het dak hoeft de komende 10 jaar niet te worden gerenoveerd. De verzekeraar gaat akkoord met plaatsen van de zonnepanelen zonder dat dit tot een significante prijsstijging van de verzekeringspremie leidt. Bij een installatie van 300 kWp kan alle opgewekte energie direct in het gebouw worden gebruikt. Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast. |
Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment) |
Ja |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud |
Maak de zonnepanelen jaarlijks schoon. Controleer regelmatig of de verwachte productie gehaald wordt of laat dit monitoren. |
Deze regeling wijzigt de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: Activiteitenregeling) en strekt tot het vervangen van bijlage 10 bij de Activiteitenregeling. In bijlage 10 zijn de erkende maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik opgenomen, waarmee invulling kan worden gegeven aan de verplichting tot verduurzaming van het energiegebruik zoals opgenomen in artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit). De geactualiseerde energiebesparingsplicht verplicht de drijver van de inrichting vanaf een jaarlijkse verbruiksgrens alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik te treffen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.
Deze regeling treedt op 1 juli 2023 in werking. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 vervallen het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling en wordt de verplichting tot het verduurzamen van het energiegebruik opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (voor processen) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (voor gebouwen) en vindt de nadere uitwerking plaats in de Omgevingsregeling. De erkende maatregelen worden dan als bijlage opgenomen bij de Omgevingsregeling.
Bij de introductie van de erkende maatregelen1 is aangekondigd dat de erkende maatregelenlijst (hierna: EML) regelmatig zal worden geactualiseerd. Onderhavige wijzigingsregeling vloeit hieruit voort en draagt er zo aan bij dat de EML qua stand van de techniek, investeringskosten en energieprijzen actueel blijft. Deze wijziging hangt eveneens samen met de actualisatie van de energiebesparingsplicht, zoals opgenomen in – kortgezegd – het wijzigingsbesluit Activiteitenbesluit in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht. Met deze aanpassing van het Activiteitenbesluit wordt de verplichting tot het treffen van energiebesparende maatregelen verbreed naar de verplichting tot het treffen van maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik. Maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik betreffen energiebesparende maatregelen, maatregelen voor de productie van hernieuwbare energie op de eigen locatie en maatregelen voor het vervangen van een energiedrager die leiden tot een lagere emissie van CO2. Ook is de doelgroep van de verplichting uitgebreid. Deze uitbreiding gebeurt onder andere door de eerder bestaande uitzondering voor glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het systeem kostenverevening reductie CO2-emissies (hierna: glastuinbouw) en inrichtingen die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem (hierna: EU ETS deelnemers), zoals eerder opgenomen in artikel 2.15, achtste lid, van het Activiteitenbesluit, te verwijderen. Daarnaast wordt de doelgroep uitgebreid door de geactualiseerde energiebesparingsplicht naast inrichtingen type A en inrichtingen type B, ook van toepassing te verklaren op inrichtingen type C. Bij de actualisatie van de EML is rekening gehouden met de actualisatie van de energiebesparingsplicht en de wijzigingen die hieruit voortvloeien. Zo zijn er ook maatregelen voor de productie van hernieuwbare energie betrokken bij het proces van de actualisatie, is er gekeken of de maatregelen daadwerkelijk CO2-reduceren en wordt er, door middel van de opgenomen randvoorwaarden, rekening gehouden met de toepasbaarheid van maatregelen voor de aangepaste doelgroep. Dit heeft geleid tot een aantal nieuwe maatregelen, waarop hieronder verder wordt ingegaan.
Op grond van de artikelen 2.14c en 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit is de drijver van een inrichting type A, een inrichting type B of een inrichting type C verplicht alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik te treffen die binnen vijf jaar zijn terug te verdienen. Hij kan daaraan voldoen door alle toepasselijke maatregelen te treffen die bij ministeriële regeling zijn aangewezen (artikel 2.15, derde lid, van het Activiteitenbesluit) en daarover te rapporteren (artikel 2.15, tweede lid, van het Activiteitenbesluit). Deze regeling strekt tot het vaststellen van deze maatregelen. Deze set aan maatregelen worden ook aangeduid als de erkende maatregelenlijst (EML). Van een drijver van de inrichting wordt aangenomen dat hij voldaan heeft aan de verplichting tot het verduurzamen van het energiegebruik als hij alle erkende maatregelen, die van toepassing zijn op de inrichting, getroffen heeft.
Voor drijvers van bepaalde type inrichtingen (zie artikel 2.14c, tweede lid, van het Activiteitenbesluit) geldt de bovengenoemde rapportageverplichting niet voor het energiegebruik van hun processen. Zij moeten op een andere wijze aantonen dat zij voldoen aan de verplichting om het energiegebruik van hun processen te verduurzamen. Artikel 2.15, negende lid, onderdeel b, van het Activiteitenbesluit schrijft voor die gevallen een onderzoeksplicht voor. Zij hoeven daarmee ook niet te rapporteren over het toepassen van de procesmaatregelen die in bijlage 10 zijn opgenomen. In artikel 2.16 van de Activiteitenregeling is daarom een uitzondering opgenomen voor deze groep. Deze uitzondering geldt niet voor de gebouwmaatregelen die zij moeten treffen. Daarover geldt de rapportageverplichting en wordt aangenomen dat de drijver aan zijn verplichting heeft voldaan als hij alle toepasselijke erkende maatregelen heeft getroffen.
Bij de actualisatie van de EML is rekening gehouden met de actualisatie van de energiebesparingsplicht en de wijzigingen die hieruit voortvloeien. Zo zijn er ook maatregelen voor de productie van hernieuwbare energie betrokken bij het proces van de actualisatie, is er gekeken of de maatregelen daadwerkelijk CO2-reduceren en wordt er, door middel van de opgenomen randvoorwaarden, rekening gehouden met de toepasbaarheid van maatregelen voor de aangepaste doelgroep. Dit heeft geleid tot een aantal nieuwe maatregelen, waarop hieronder verder wordt ingegaan.
Tot slot wordt opgemerkt dat bijlage 10 niet ziet op de erkende maatregelen voor de glastuinbouwsector. De EML voor deze sector worden bij een separate wijziging van de Activiteitenregeling vastgesteld.
De drijver van de inrichting kan op verschillende manieren aan de verplichting tot verduurzaming van het energiegebruik voldoen. Namelijk door zelf te onderzoeken welke maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik een terugverdientijd hebben van vijf jaar of minder en vervolgens al deze maatregelen treffen. Daarnaast is, ter vermindering van de lastendruk voor zowel het bevoegd gezag, als voor degene op wie de geactualiseerde energiebesparingsplicht rust, de EML opgesteld. Het gebruik maken van de EML-systematiek zorgt ervoor dat de drijver van de inrichting geen eigen onderzoek hoeft te doen naar de voor de inrichting van toepassing zijnde maatregelen. Daarnaast kan door het gebruik van de EML ook op een eenvoudigere manier aan de informatieplicht (opgenomen in artikel 2.15, tweede lid, van het Activiteitenbesluit) worden voldaan. Doorgaans kiest de drijver van de inrichting ervoor om de EML-systematiek te volgen. In dat geval moet de drijver van de inrichting alle op de EML opgenomen en voor de inrichting van toepassing zijnde maatregelen treffen. Deze maatregelen zien zowel op de faciliteiten en de processen binnen de inrichting als op het gebouw (zoals opgenomen in bijlage 10). Of een maatregel van toepassing is, valt te bepalen aan de hand van een aantal factoren. Deze factoren zijn opgenomen in het zogenaamde maatregelformat en zien onder andere op de kenmerken van het gebouw en het aanwezig zijn van een proces of faciliteit. Een voorbeeld hier van is het aanwezig zijn van een persluchtinstallatie. Daarnaast zien deze factoren op het zich al dan niet voordoen van een natuurlijk moment, de uitgangssituatie ter plekke en de technische en economische randvoorwaarden zoals deze bij de erkende maatregelen zijn opgenomen. Het is aan de drijver van de inrichting om, aan de hand van de verschillende categorieën van maatregelen, de toepasbaarheid van elke erkende maatregel te beoordelen. Wanneer bijvoorbeeld geen sprake is van een persluchtinstallatie, zijn de maatregelen die daarop zien logischerwijs niet van toepassing. Ook als niet wordt voldaan aan een randvoorwaarde behorend bij een individuele erkende maatregel of niet aan de daar opgenomen huidige situatie is de betreffende maatregel niet van toepassing.
De EML is vastgesteld op basis van karakteristieken en gemiddelden. Per maatregel zijn randvoorwaarden opgenomen op basis waarvan de toepasbaarheid van de maatregel in een bepaalde situatie bepaald kan worden. Voor een specifieke inrichting, kunnen de omstandigheden echter anders zijn dan de gemiddelden waarmee gewerkt is bij het opstellen van de EML. De terugverdientijd van een erkende maatregel kan voor een specifieke inrichting daarom in uitzonderlijke gevallen langer zijn dan vijf jaar. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de EML-systematiek dienen alle van toepassing zijnde maatregelen te worden getroffen. Het nemen van alle van toepassing zijnde erkende maatregelen is immers een instrument om invulling te geven aan de verplichting tot verduurzaming van het energiegebruik. Wanneer de drijver van de inrichting niet alle voor de inrichting van toepassing zijnde erkende maatregelen treft, bijvoorbeeld omdat een voor de inrichting van toepassing zijnde specifieke maatregel in dat specifieke geval een langere terugverdientijd heeft dan vijf jaar, wordt niet meer automatisch aangenomen dat wordt voldaan aan de verplichting ter verduurzaming van het energiegebruik zoals opgenomen in artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. De drijver van de inrichting moet dan alsnog alle andere maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder in kaart brengen en treffen. Er zal daarbij verder moeten worden gekeken dan de maatregelen die zijn opgenomen op de EML. Het bevoegd gezag beoordeelt vervolgens of met dit specifieke pakket maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik wordt voldaan aan de eisen van de verplichting zoals opgenomen in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. Kortom, voor de doelgroep waarvoor de EML geldt, kiest de drijver van de inrichting ervoor om óf alle van toepassing zijnde erkende maatregelen te treffen óf om zelf aan het bevoegd gezag aannemelijk te maken dat alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder zijn getroffen.
Er kan sprake zijn van maatregelen zijn die niet op de EML zijn opgenomen, maar die voor een specifieke de inrichting wel een terugverdientijd hebben van vijf jaar of minder. Dergelijke maatregelen zijn niet opgenomen op de EML, omdat het nemen van deze maatregelen voor andere inrichtingen niet gangbaar en generiek is. Een drijver van de inrichting die voor het voldoen aan de verplichting van artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit wel de EML-systematiek volgt, maar die in plaats van een specifieke maatregel op de EML een vergelijkbare maatregel wil treffen die tot meer energiebesparing of CO2-besparing leidt, kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de verplichting ter verduurzaming van het energiegebruik en de bijbehorende verplichting tot het verstrekken van gegevens en bescheiden in die zin uit dat RVO zorgt draagt voor het loket waarmee aan de rapportageverplichtingen kan worden voldaan. Via de website van RVO en in het loket van de informatieplicht krijgt de drijver van de inrichting de mogelijkheid om via een aantal keuzes, die zien op onder andere de activiteiten en processen die in de inrichting worden verricht, een voor de inrichting specifieke lijst van erkende maatregelen samen te stellen. Deze lijst kan vervolgens verder beoordeeld worden op de toepasselijkheid van de voorgestelde maatregelen, bijvoorbeeld op basis van maatregel-specifieke randvoorwaarden zoals het aantal draaiuren.
De verplichting om de toepasselijke maatregelen te treffen rust op de drijver van de inrichting. Van belang is echter of de drijver ook daadwerkelijk de maatregelen kan uitvoeren. In een huursituatie is het vaak de gebouweigenaar die de gebouwmaatregelen kan uitvoeren en de huurder die de activiteit- en procesmaatregelen kan uitvoeren. Zij kunnen dan ook apart van elkaar rapporteren aan RVO. Wanneer er naast de gebouwmaatregelen slechts een beperkt aantal procesmaatregelen van toepassing is, ligt het voor de hand dat de gebouweigenaar, wanneer er sprake is van een huurconstructie, ook daarover rapporteert voor de informatieplicht. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2 van de nota van toelichting bij het eerdergenoemde wijzigingsbesluit van het Activiteitenbesluit in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht (Stb. 2023, nr. 111).
De bestaande erkende maatregelen zijn opnieuw doorgerekend en beoordeeld door externe consultants in samenwerking met RVO.2 De erkende maatregelen zijn daarbij aangepast aan de stand van de techniek, de huidige energieprijzen en de investeringskosten. In het rapport zijn nieuwe potentiële maatregelen geïnventariseerd en voor de EML aangeleverd. Ook zijn brancheverenigingen en marktpartijen gevraagd om nieuwe maatregelen voor te stellen en aan te leveren. Ten slotte heeft voor eenieder de mogelijkheid opengestaan om tot en met september 2021 ‘nieuwe’ maatregelen aan te leveren, die vervolgens in het proces van de actualisatie zijn meegenomen (Kamerstuk 32 813, nr. 863).
Aan de hand van deze voorgestelde maatregelen, de vastgestelde kosten en besparingen is de terugverdientijd van de maatregelen bepaald en is de EML geactualiseerd. De onderbouwing van de uiteindelijke EML is opgenomen in een rekentabel waarmee inzicht wordt geboden in de aannames en resultaten die hebben geleid tot de geactualiseerde EML. Om de maatregelen te verduidelijken is door RVO een informatiebank ingericht met een beschrijving per maatregel die te gebruiken is door degene die de maatregel moet toepassen en door het bevoegd gezag. Deze informatiebank is terug te vinden op de website van RVO. Bij het proces van de actualisatie zijn zowel klankbordgroepen bestaande uit leden van brancheverenigingen als een vertegenwoordiging van het bevoegd gezag, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) betrokken. Daarnaast hebben de vertegenwoordigers van branches en bevoegde gezagen de mogelijkheid gekregen om geïnformeerd te worden en vragen te stellen tijdens een openbare bijeenkomst.
De maatregelen die uiteindelijk op de EML zijn opgenomen, zijn geselecteerd op basis van een brede toepasbaarheid bij de verschillende typen inrichtingen waarop de geactualiseerde energiebesparingsplicht van toepassing is en op basis van de terugverdientijd. De terugverdientijd van een maatregel wordt bepaald door middel van de vastgestelde methodiek zoals opgenomen in bijlage 10a behorende bij artikel 2.16c van de Activiteitenregeling. In deze bijlage is ook een methode opgenomen waarmee kan worden bepaald of een maatregel een CO2-reducerend effect heeft. In de terugverdientijdmethodiek zijn de variabelen (onder andere de energieprijs, de mee te nemen kosten en baten) die meegenomen worden bij het bepalen van de terugverdientijd van de maatregel vastgelegd. Voor het bepalen van de hoeveelheid te bereiken energiebesparing per individuele maatregel die is opgenomen op de EML is uitgegaan van generieke karakteristieken. De economische en technische randvoorwaarden die per maatregel zijn opgenomen, maken het mogelijk om de toepasbaarheid van de maatregel verder te specificeren.
De investeringskosten en het besparingseffect zijn bepaald door externe consultants.3 Voor gebouwgebonden maatregelen is, om de investeringskosten te bepalen, waar mogelijk gebruik gemaakt van de kostenkentallen van het Platform Kostenkentallen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.4 Alle kostenkentallen bestaan uit vier kostenposten: materieel, materiaal, arbeid en een onzekerheidsopslag, die afhankelijk is van de complexiteit van het project. De uitwerking van deze posten is gebaseerd op offertes, praktijksituaties en input van de markt. Een dergelijke aanpak is ook toegepast voor de investeringskosten van procesgebonden maatregelen. Voor de onderbouwing van de kosten is waar mogelijk gebruik gemaakt van onafhankelijke bronnen, waaronder het kennisnetwerk van Cost Engineers en Value Managers DACE.5
De energieprestatieverbetering van gebouwgebonden maatregelen is daar waar mogelijk bepaald volgens de NTA 8800.6 Als referentie zijn daarbij voor de verschillende gebruiksfuncties steeds middelgrote gebouwen gehanteerd om aan te sluiten bij de doelgroep van de EML.
Voor het berekenen van de rendabiliteit is net als bij de actualisatie in 2019 gebruik gemaakt van de energieprijzen die zijn aangeleverd door de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO).7 Bij deze energieprijzen gaat het om de door TNO op basis van de termijncontracten geprognosticeerde gemiddelde energieprijzen voor de komende vijf jaar (2023 t/m 2027). Deze gemiddelde energieprijzen zijn onderverdeeld in verschillende tariefgroepen, zodat de maatregelen bij de actualisatie voor verschillende combinaties van energiegebruik doorgerekend konden worden. Bij de internetconsultatie van de wijzigingsregeling van de Omgevingsregeling die ziet op de actualisatie van de erkende maatregelen is, door ook technieken te consulteren met een terugverdientijd van iets meer dan vijf jaar, rekening gehouden met de hogere energieprijzen. De vastgestelde energieprijzen zijn opgenomen in de in bijlage 10a behorende bij artikel 2.16c van de Activiteitenregeling vastgelegde terugverdientijdmethodiek.
Naast de energieprijzen is ook rekening gehouden met de kosten voor de financiering van de (meer)investering. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de terugverdientijdmethodiek. Ook is er naar aanleiding van de internetconsultatie een indexatie toegepast aan de kostenkant vanwege de toenemende kosten van bijvoorbeeld materialen, materieel en arbeid. Deze kostenindexatie is uitgevoerd door adviesbureau Blue Terra. Door Blue Terra is een literatuurstudie gedaan waarbij bronnen zijn geraadpleegd over de algemene ontwikkeling van inflatie, CAO lonen (Collectieve Arbeidsovereenkomst), CPI (Consumenten Prijs index) en PPI (Producenten Prijs Index). Daarnaast is informatie verzameld van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Centraal Planbureau, De Nederlandsche Bank, European Central Bank, BDB Bouw(kosten)data en overige autoriteiten omtrent algemene toekomstverwachtingen. Ook heeft er een analyse plaatsgevonden waarbij er gekeken is naar kostenontwikkelingen van isolatie, verlichting, installaties, duurzame maatregelen en industriële maatregelen en hebben er interviews met leveranciers omtrent marktprijsverwachtingen in de periode van 2023–2027 plaatsgevonden. Dit heeft ertoe geleid dat door Blue Terra het advies is uitgebracht om de kosten te indexeren met een percentage van 16%. Dit percentage is betrokken bij de berekening van de terugverdientijd van de erkende maatregelen.
Naar aanleiding van de definitief te hanteren energieprijs, het rentepercentage, de kostenindexatie en de ontvangen reacties op de internetconsultatie van de wijzigingsregeling voor de Omgevingsregeling is voor alle maatregelen de terugverdientijd opnieuw berekend. Maatregelen die op basis van deze prijzen, besparing en investeringskosten een terugverdientijd van vijf jaar of minder hebben, zijn als erkende maatregel opgenomen op de EML.
Bij het doorrekenen en vaststellen van de EML is rekening gehouden met technische en economische randvoorwaarden. Op basis van deze randvoorwaarden kan de toepasbaarheid van de erkende maatregel bepaald worden. Zo is de terugverdientijd van een maatregel tot het treffen van LED-verlichting afhankelijk van de economische randvoorwaarde die ziet op het aantal branduren. Bij de economische randvoorwaarden is in het maatregelformat in zo’n geval het minimaal aantal branduren opgenomen waarbij de maatregel zich in vijf jaar terugverdient. Een technische randvoorwaarde, zoals bijvoorbeeld ‘Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kilowatt’, bepaalt of de maatregel technisch uitgevoerd kan worden.
Het is niet mogelijk om een uitputtende lijst van alle technische randvoorwaarden die mogelijkerwijs kunnen voorkomen bij een specifieke inrichting op te stellen. De EML kan gebruikt worden als manier om aan de geactualiseerde energiebesparings- en informatieplicht te voldoen, maar dit is niet verplicht. Als een maatregel in een specifiek geval niet uitvoerbaar is, bijvoorbeeld vanwege de technische vereisten van de maatregel, zoals opgenomen in de randvoorwaarde van een maatregel, kan de drijver van de inrichting dit aangeven in de rapportage voor de informatieplicht. Een voorbeeld hiervan is een bedrijfsspecifieke situatie waarin zeer kostbare aanpassingen nodig zouden zijn om de uitvoering van een specifieke maatregel mogelijk te maken. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om te bepalen of de drijver van de inrichting de EML-systematiek afdoende volgt en of de drijver van de inrichting voldoet aan de plicht tot verduurzaming van het energiegebruik. Mogelijk kan de drijver van de inrichting een alternatieve soortgelijke maatregel treffen. Met uitzondering van dergelijke specifieke gevallen, betekent het niet uitvoeren van alle toepasselijke erkende maatregelen dat wordt afgeweken van de EML-systematiek. Dat alsnog wordt voldaan aan de verplichting tot verduurzaming van het energiegebruik, omdat alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik zijn getroffen, zal in dat geval door de drijver van de inrichting aannemelijk moeten worden gemaakt.
Bij de actualisatie is ook andere regelgeving op het gebied van energiebesparing en verduurzaming in beschouwing genomen. Zo is gekeken naar de verschillende eisen op dat terrein zoals opgenomen in het Bouwbesluit 2012 (hierna: Bouwbesluit). Wanneer een maatregel met een terugverdientijd van vijf jaar of minder leidt tot een betere energieprestatie dan wat op dit gebied in het Bouwbesluit als minimumeis is vastgelegd, is ervoor gekozen om deze maatregel met een betere energieprestatie op de EML op te nemen. Gezien de urgentie van de energietransitie is het belangrijk dat elk vervangingsmoment ten volle benut wordt. Gedurende de actualisatie van de EML zijn er geen gevallen aangetroffen waarin op grond van het Bouwbesluit hogere energieprestatie-eisen worden gesteld dan de energieprestatie-eisen van de maatregelen zoals opgenomen op de EML.
Over maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik zoals IE4-motoren, LED-verlichting en efficiënte koelapparatuur worden ook regels gesteld op grond van richtlijn 2009/125/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 over de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (hierna: de Ecodesign-richtlijn).8 Deze richtlijn stelt regels waaraan aan energie gerelateerde producten moeten voldoen om op de Europese markt te kunnen worden geïntroduceerd en/of in gebruik te kunnen worden genomen. Energiegerelateerde producten die niet aan de eisen van de Ecodesign-richtlijn voldoen, zullen uiteindelijk uitgefaseerd moeten worden. Bij de actualisatie van de EML is ook aansluiting gezocht bij de energiegerelateerde producten die voldoen aan de Ecodesign-richtlijn en zijn deze, mits er sprake is van een terugverdientijd van vijf jaar of minder, opgenomen op de EML. De Ecodesign-richtlijn stelt geen hogere energieprestatie-eisen dan die worden gesteld aan de maatregelen zoals opgenomen op de EML.
Ook de regels voor energielabels voor gebouwen, zoals vastgelegd in het Besluit energieprestatie gebouwen, hebben een raakvlak met de EML. Op de vorige EML was bij een aantal maatregelen de bijzondere omstandigheid opgenomen dat wanneer een gebouw een bepaald energielabel had, aangenomen mocht worden dat de maatregel uitgevoerd was. Bij het opnieuw beoordelen van de maatregelen in het kader van de actualisatie is gebleken dat dit slechts voor een zeer beperkt aantal maatregelen daadwerkelijk gesteld kan worden. Er is daarom voor gekozen om energielabels niet langer op te nemen als een bijzondere randvoorwaarde in het maatregelformat. Wel wordt bij de rapportage voor de informatieplicht ingeregeld dat als een gebouw het kostenoptimale niveau van energieprestatie bereikt heeft (afhankelijk van de gebruiksfunctie minimaal label A++ of A+++) alle gebouwmaatregelen automatisch zijn aangevinkt als ‘volledig uitgevoerd’. Dit omdat in dergelijke gevallen, mede op grond van onderzoek hiernaar9, ervan uit kan worden gegaan dat alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder getroffen zijn. Een uitzondering hierop is de maatregel ‘Energie Bewakings- en registratie Systeem (EBS)’.
Keuzes ten aanzien van gasgebruikende maatregelen
Maatregelen waarbij een elektrische toepassing wordt vervangen door een gasgestookte toepassing zijn, vanwege het CO2-ontsparend effect, niet opgenomen op de EML. Waar een elektrificatiemaatregel (van gas naar elektriciteit) en een gasmaatregel zich beide terugverdienen binnen vijf jaar, is vanwege het grotere CO2-reducerende effect ervoor gekozen om de elektrificatiemaatregel op de EML op te nemen. Sommige maatregelen op de EML kunnen leiden tot het vervangen van een gasmaatregel door een zuiniger gasmaatregel. Waar een alternatief dat geen gas gebruikt zich niet binnen vijf jaar terugverdient of nog niet beschikbaar is, is er toch voor gekozen deze gasgestookte maatregelen op de EML te zetten. Denk hierbij aan het vervangen van een gasheater door een donkerstraler in een bedrijfshal. Wachten op een rendabel alternatief en het tot die tijd niet efficiënter omgaan met het gasgebruik is niet wenselijk. Dit ook omdat het vaak om rendabele maatregelen gaat. Toch kan het in sommige gevallen niet wenselijk zijn om een dergelijke gasbesparende maatregel te treffen, omdat binnen de periode van vijf jaar in de organisatie of het proces wordt afgestapt van aardgas vanwege de aansluiting op een warmtenet of een aanstaande elektrificatie van technieken. Het bevoegd gezag kan bijvoorbeeld op basis van de wijkaanpak, waarbij wijken gezamenlijk van het gas afgaan en worden aangesloten op het warmtenet, een beoordeling doen. Het staat de drijver van de inrichting altijd vrij om een meer CO2-besparende optie, bijvoorbeeld een elektrificatie-optie, toe te passen of aan het bevoegd gezag aan te geven dat dit op korte termijn zal gebeuren.
Om in de toekomst aan te sluiten bij de systematiek van de Omgevingswet is er voor gekozen de bedrijfstak specifieke indeling van de EML, zoals die gehanteerd werd in de EML die tussen 1 april 2019 en 1 juli 2023 van toepassing was10, los te laten. Er is één lijst opgesteld met drie onderdelen. De onderdelen zijn gericht op faciliteitgebonden maatregelen, procesgebonden maatregelen en gebouwgebonden maatregelen.
Op de lijst van erkende maatregelen die tussen 1 april 2019 en 1 juli 2023 van toepassing was, is een uitgebreide inhoudelijk analyse uitgevoerd met als doel het in kaart brengen van de belangrijkste verbeterpunten. Deze EML bestond uit negentien lijsten met maatregelen. Verschillende branches hadden een specifieke lijst gericht op hun eigen bedrijfstak. De indeling van de lijsten naar negentien bedrijfstakken liet grote verschillen zien in de reikwijdte ervan. Sommige lijsten bestreken een relatief beperkte doelgroep, zoals de lijsten Commerciële Datacenters en Verf & Drukinkt, en sommige bestreken een brede sector, bijvoorbeeld de lijsten Levensmiddelenindustrie en Metalektro en MKB-metaal. Ook waren er lijsten voor bedrijven en instellingen die niet in één van de andere bedrijfstakken te vangen waren: de lijsten Kantoren en Bedrijfshallen. Vooral maatregelen die betrekking hadden op gebouwen en faciliteiten kwamen, soms net iets anders geformuleerd, op verschillende bedrijfstaklijsten van de EML voor. Op de in 2019 gepubliceerde EML zijn ongeveer 800 maatregelen terug te vinden die vervolgens terug te brengen zijn naar ongeveer 150 individuele maatregelen. Het onderscheid naar bedrijfstak is onnodig gebleken, omdat veel maatregelen voor meerdere bedrijfstakken van toepassing waren. De erkende maatregelen zijn dit keer zodanig geformuleerd dat ze allemaal voor alle bedrijfstakken van toepassing kunnen zijn. Eventuele accenten, zijn daarbij in de ‘huidige situatie’ of ‘randvoorwaarden’ opgenomen. Wel is er onderscheid gemaakt tussen gebouwgebonden maatregelen en maatregelen voor faciliteiten en processen. Gebouwgebonden maatregelen op de EML zijn voor elk gebouw relatief generiek. De variatie zit vooral in de maatregelen voor faciliteiten en processen.
De maatregelen voor faciliteiten zijn opgenomen in onderdeel 1 van de EML (activiteiten en processen die gepaard gaan met de hoofdactiviteit van de inrichting) en betreffen maatregelen gericht op categorieën als perslucht, stoom, aandrijvingen, productkoeling, grootkeukenapparatuur, ovens, terreinverlichting, zwembad, serverruimte, roltrap en zonnepanelen. De procesmaatregelen zijn opgenomen in onderdeel 2 van de EML en onderverdeeld in categorieën als natlakspuitcabine, drogen, procesbaden, procesapparatuur, proceswarmte, proceskoeling, veehouderijen en datacentrum. De gebouwmaatregelen zijn opgenomen in onderdeel 3 van de EML. De maatregelen van dit onderdeel van de EML zijn onderverdeeld in categorieën als energiebeheersysteem, isolatie van de schil, ruimteverwarming, ruimteventilatie, warm tapwater, binnenverlichting, buitenverlichting en zonnepanelen.
Zoals aangegeven maken de economische en technische randvoorwaarden die per maatregel zijn opgenomen het mogelijk om de toepasbaarheid van de individuele maatregel verder te specificeren. Ook is per maatregel aangegeven of deze direct uitvoerbaar is of niet. Hiermee wordt bedoeld dat voor het nemen van de maatregel niet gewacht hoeft te worden tot een natuurlijk vervangingsmoment of een renovatie, omdat de terugverdientijd van de maatregel ook bij een directe toepassing vijf jaar of minder is. Wanneer de maatregel niet direct uitvoerbaar is, omdat de terugverdientijd bij een directe toepassing van de maatregel meer dan vijf jaar is, moet deze op een natuurlijk moment getroffen worden als op dat moment voldaan wordt aan de economische randvoorwaarden.
De drijver van de inrichting kan dus aan de hand van het gebouw, de faciliteiten en de processen in de inrichting de relevante categorieën selecteren. In het formulier voor de informatieplicht worden de categorieën en maatregelen uiteengezet. In de eerdergenoemde informatiebank kunnen de maatregelen per categorie worden opgezocht. De maatregel is in deze informatiebank uitgebreider omschreven dan in het informatieplichtformulier. Met deze hulpmiddelen voor het invullen van de informatieplicht, wordt ingezet op een lastenverlichting voor de drijver van de inrichting en voor het bevoegd gezag. Natuurlijk staat het een branchevereniging vrij om op basis van de meest voorkomende categorieën voor processen en faciliteiten in de sector alsnog een sectorlijst samen te stellen.
Om toch rekening te kunnen houden met branche specifieke zaken, bijvoorbeeld specifieke arbo of veiligheidsvoorschriften (denk aan ventilatie-eisen in stofrijke omgevingen, aan eisen voor lasrookafzuiging of aan ATEX-bepalingen die werkgevers verplicht om te zorgen voor veilige werkomstandigheden in omgevingen waar brandbare stoffen of gassen worden bewerkt en waar dus sprake kan zijn van een explosieve atmosfeer) zijn er per erkende maatregel waar nodig onder de onderdelen ‘huidige situatie’ en ‘randvoorwaarden’ specifieke voorwaarden opgenomen.
Uit de evaluatie van de eerste ronde van de informatieplicht is gebleken dat zowel aan de kant van degene die de maatregelen dient te treffen als aan de kant van het bevoegd gezag behoefte was aan een verduidelijking van het format en de daarin gehanteerde omschrijvingen. Bij de actualisatie is daarom aandacht besteed aan de begrijpelijkheid van de specifieke teksten per maatregel, maar ook de teksten van het format zelf zijn vereenvoudigd. Zo is de tekst ‘uitgangssituatie op basis van de referentietechniek’ vervangen door ‘huidige situatie’ en worden ‘omschrijving maatregel’ en ‘mogelijke technieken ten opzichte van uitgangssituatie’ samengevoegd en vervangen door ‘toe te passen maatregel’. Verder is het eerder gehanteerde begrip ‘zelfstandig moment’ vervangen door ‘direct uitvoerbaar’. Dit heeft geleid tot onderstaande format dat voor alle maatregelen wordt gebruikt:
Onderwerp |
Omschrijft de bedrijfsactiviteit in herkenbare termen. Bijvoorbeeld: ‘Ruimteverwarming, Perslucht, Proceskoeling of Zwembad.’ |
Nummer maatregel |
Uniforme nummering over alle maatregelen. Is gekoppeld aan de maatregel voor zover deze ziet op de faciliteit, het proces of het gebouw. |
Toe te passen maatregel |
Omschrijft de uit te voeren maatregel. Bijvoorbeeld: ‘Pas aanwezigheidsschakeling toe op de verlichting.’ |
Huidige situatie |
Omschrijft de huidige- of referentiesituatie waarin de maatregel kan worden toegepast, maar nog niet is uitgevoerd. Bijvoorbeeld: ‘Aanwezigheidsschakeling ontbreekt en de verlichting is apart schakelbaar.’ |
Economische randvoorwaarden |
Omschrijft voor welke tariefgroepen en/of gebruiksintensiteit de maatregel een terugverdientijd tot vijf jaar heeft. Als de economische randvoorwaarden verschillend zijn voor een direct uitvoerbaar (zelfstandig) moment en een natuurlijk moment, worden beiden vermeld. Bijvoorbeeld: ‘Het aardgasgebruik is maximaal 170.000 N m3 per jaar, bij minimaal 2400 bedrijfsuren.’ |
Technische randvoorwaarden |
Omschrijft de technische randvoorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de maatregel toe te kunnen passen. Bijvoorbeeld: ‘Er is voldoende opstelruimte in het ketelhuis.’ |
Direct uitvoerbaar (Zelfstandig moment) |
Ja of nee |
Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud (DBO) |
Omschrijft welke beheers- en onderhoudsacties nodig zijn voor de optimale werking van de energiebesparende maatregel. |
Als onderdeel van de actualisatie van de EML is ook aandacht gegeven aan maatregelen die zien op het doelmatig beheer en onderhoud (hierna DBO-maatregelen). Een eerdere lijst van dergelijke DBO-maatregelen was gebaseerd op de zorgplicht, zoals opgenomen in artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit. Deze lijst met DBO-maatregelen, te vinden via Infomil van Rijkswaterstaat, gaf aan hoe het onderhoud en het inregelen van maatregelen zou moeten plaatsvinden.11 Dit is namelijk noodzakelijk om daadwerkelijk het energiebesparingspotentieel van de maatregel te realiseren. Om de gebruiksvriendelijkheid en het effect van deze DBO-maatregelen te verbeteren, is ervoor gekozen om deze maatregelen bij de actualisatie van de EML te koppelen aan individuele maatregelen. Dat het doelmatig beheer en onderhoud van de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik voortkomt uit de verplichting zoals opgenomen in artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit is bij de actualisatie van de energiebesparingsplicht verduidelijkt in artikel 2.15, elfde lid, van het Activiteitenbesluit.
De geactualiseerde EML bestaat uit 149 maatregelen. Dit betekent niet dat de hogere energieprijzen niet tot meer erkende maatregelen hebben geleid, integendeel. Er zijn maatregelen die eerder op de EML waren opgenomen alsnog afgevallen (onder andere vanwege achterhaalde technieken), opnieuw geformuleerd, samengevoegd en er zijn nieuwe technieken toegevoegd. De drijver van de inrichting zal ten opzichte van de EML zoals gepubliceerd in 2019 naar verwachting meer maatregelen moeten treffen. De maatregelen op de nieuwe lijst zijn bovendien duidelijker opgesteld en daarmee ook beter op te volgen en te handhaven.
Naast de eerdergenoemde maatregelen die een elektrische optie voor een gasgestookte optie vervangen, bijvoorbeeld de vervanging van een elektrische IR-droger door een gasgestookte IR-droger, zijn ook enkele andere maatregelen niet opnieuw opgenomen op de EML. Een voorbeeld hiervan is het ‘installeren van een centrale printer’ op een natuurlijk moment. Dit is namelijk al staande praktijk, omdat de besparing op de investering veel groter is dan de besparing op energiekosten. Het ‘inzetten van de koelinstallatie van de drukpers voor koeling van het gebouw’ is juist in de praktijk weinig toepasbaar gebleken. In totaal zijn 81 maatregelen van de voorgaande EML afgevallen, samengevoegd of opnieuw geformuleerd.
Bij de actualisatie is in de eerste plaats een slag gemaakt door het gebruik van een start-/inspiratielijst. Bij de samenstelling hiervan zijn naast enkele maatregelen van de voorgaande EML ook diverse nieuwe maatregelen afgevallen omdat:
− De maatregel geen energiebesparing oplevert, bijvoorbeeld een ‘luchtdroger toepassen bij perslucht’;
− Op voorhand duidelijk was dat de terugverdientijd ver boven de vijf jaar ligt, bijvoorbeeld ‘zonneboilers’;
− De maatregel niet of nauwelijks voorkomt, bijvoorbeeld ‘geïsoleerde koudwaterleidingen’;
− Vervanging of toepassing van de maatregelen niet zonder meer mogelijk is, bijvoorbeeld ‘het toepassen van vloeistofkoeling bij servers’;
− De energiebesparing niet eenvoudig te berekenen is, bijvoorbeeld ‘buffering van koude in aquifer of Phase Change Materials (PCM)’; of
− De maatregel leidt tot extra stikstofdepositie, bijvoorbeeld het gebruiken van luchtwassers om de restwarmte in varkenshouderijen optimaal te gebruiken.
Er zijn in totaal 85 nieuwe maatregelen of technieken aangedragen door verschillende partijen. Uiteindelijk zijn 55 daarvan, soms in meerdere varianten, doorgerekend. Van deze maatregelen zijn in totaal 23 nieuwe maatregelen aan de EML toegevoegd. Niet aan de EML toegevoegd zijn nieuwe maatregelen met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar. Het gaat onder andere om: ‘het toepassen van een permanente magneetkoppeling bij aandrijvingen’, ‘het toepassen van Phase Change Materials (PCM) in verblijfsruimten’, ‘het vervangen van een Hr-ketel door een elektrische warmtepomp met de bodem of grondwater als energiebron’, ‘het vervangen van een Hr-ketel door een elektrische warmtepomp met de buitenlucht als energiebron’ en ‘het toepassen van warmterugwinning op de afvoer van gemeenschappelijke doucheruimtes’.
Verder is gekeken naar waterzijdig inregelen. Dit is een maatregel waarbij de cv-installatie opnieuw wordt ingesteld, waardoor het warme water op een goede manier over de radiatoren wordt verdeeld. Waterzijdig inregelen is niet als specifieke maatregel opgenomen op de EML. Het ‘toepassen van een individuele regeling van de temperatuur per ruimte’ op een natuurlijk moment wel. Daarnaast is regelmatige controle van het afgiftesysteem bij enkele maatregelen als DBO-maatregel opgenomen. Waterzijdig inregelen kan daarbij één van de aspecten zijn.
Enkele maatregelen die vaak genoemd worden, bijvoorbeeld ‘het vervangen van terrasverwarming door elektrische verwarmde zitkussens’ en openstaande winkeldeuren zijn wel bekeken, maar zijn niet op de EML gekomen. Zo lagen de bijkomende kosten van het neerleggen, inzamelen en in de opladers plaatsen van de kussens hoger dan de besparing op de energiekosten. Het energiebesparend effect van maatregelen tegen open winkeldeuren (anders dan gedragsmaatregelen) is moeilijk te bepalen vanwege vele variabelen. Daarnaast hebben automatische winkeldeuren een terugverdientijd van meer dan vijf jaar. Een onderneming kan natuurlijk wel uit eigen initiatief en vanuit maatschappelijke betrokkenheid kiezen voor duurzame terrasverwarming en het sluiten van winkeldeuren.
De EML bestaat uit concrete technieken en niet uit handelingen. Omdat een techniek meer energie bespaart door deze goed te onderhouden en in te regelen, biedt de koppeling tussen de DBO-maatregelen (handelingen) met de techniek (de maatregel) in het EML-format hier een uitkomst. Relevante energiebesparende handelingen zijn zo goed mogelijk gekoppeld aan concrete erkende maatregelen. Zij maken daarmee integraal onderdeel uit van het goed uitvoeren van deze maatregel. Echter, wanneer een handeling zonder energiebesparende maatregel ook energie zou kunnen besparen, is deze niet op de EML opgenomen. Het selecteren van deze handelingen op basis van objectieve criteria is moeilijk. Dit zou kunnen variëren van het inhuren van externe diensten voor het anders afstellen van bestaande installaties tot het zelf periodiek sluiten van de ramen.
Wanneer een specifieke technologie door slechts één aanbieder aangeboden wordt en deze niet generiek op de EML voor te schrijven is, is deze techniek niet als een maatregel op de EML opgenomen. Dit om te voorkomen dat bedrijven verplicht worden om bij één enkele aanbieder af te nemen en op die manier aan die aanbieder door de overheid een oneerlijk concurrentievoordeel wordt gegeven.
Vanwege de aanpassing van de energiebesparingsplicht is bij deze actualisatie ook gekeken naar technieken die leiden tot het overstappen van energiedrager en eigen hernieuwbare productie van hernieuwbare energie. Van ‘zonneboilers’ is al in een eerste stap van het actualisatieproces geconstateerd dat de terugverdientijd hiervan meer dan vijf jaar betreft. Door de aanpassing van de energiebesparingsplicht en de gehanteerde energieprijs verdienen maatregelen zoals het installeren van een hybride warmtepomp en het treffen van zonnepanelen zich in bepaalde situaties wel terug.
Naast de hiervoor genoemde ‘zonnepanelen op het dak’ en de ‘hybride warmtepomp’ zijn onder andere de volgende maatregelen nieuw op de EML opgenomen:
− ‘Vervang in bestaande kozijnen en ramen het enkelglas door HR++ glas’ op een natuurlijk moment;
− ‘Pas aanbodafhankelijke regeling met twee snelheden of met onderbrekende roltrapbesturing toe’ op zowel een direct uitvoerbaar (zelfstandig) als natuurlijk moment;
− ‘Vervang indirect gedreven IE2-slakkehuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren’;
− ‘Pas een dubbelwandige vaatwasser toe in grootkeukens’ op een natuurlijk moment;
− ‘Pas een warmtepomp toe voor de verwarming van een procesbad’ bij meer dan 5.000 bedrijfsuren per jaar;
− ‘Pas een hoogfrequente HR-lader toe voor het opladen van tractiebatterijen’.
De EML, zoals opgenomen in bijlage 10 behorend bij artikel 2.16 van de Activiteitenregeling, is een instrument om invulling te geven aan de geactualiseerde energiebesparingsplicht zoals opgenomen in artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. De terugverdientijdmethodiek is vastgelegd in bijlage 10a behorende bij artikel 2.16c van de Activiteitenregeling. De actualisatie van de EML hangt nauw samen met de actualisatie van de energiebesparingsplicht in het Activiteitenbesluit. De actualisatie van de energiebesparingsplicht is in de aanleiding kort toegelicht en is uitgebreid toegelicht in de nota van toelichting behorend bij het wijzigingsbesluit Activiteitenbesluit (Stb. 2023, nr. 111).
De geactualiseerde energiebesparingsplicht is ook van toepassing op erkende monumenten. De meeste maatregelen op de EML kunnen getroffen worden zonder aantasting van de monumentale waarde. Maatregelen die de monumentale waarde aantasten, hoeven niet genomen te worden. Dit kunnen maatregelen zijn in het gebouw of aan de buitenzijde. Daarom is bij de gebouwmaatregelen een randvoorwaarde toegevoegd specifiek voor monumenten. Deze randvoorwaarde is: ‘Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast’. Alleen gebouweigenaren die in het informatieplichtformulier hebben aangegeven in een erkend monument te zijn gevestigd, krijgen deze specifieke randvoorwaarde te zien. Het bevoegd gezag kan controleren of een gebouw daadwerkelijk een erkend monument is waar de maatregel niet kan worden uitgevoerd.
De actualisatie van de EML zal leiden tot aanvullende investeringen voor de drijver van de inrichting. De drijver van de inrichting moet vanwege de hogere gehanteerde energieprijs mogelijk meer maatregelen uitvoeren dan voorheen. Dit brengt aanvullende lasten met zich mee. De EML is een instrument waarmee invulling kan worden gegeven aan de plicht tot verduurzaming van het energiegebruik zoals opgenomen in de artikel 2.15, eerste lid, Activiteitenbesluit. De kosten van het hanteren en uitvoeren van de aangepaste EML vloeit dus indirect voort uit de verplichting tot het verduurzamen van het energiegebruik zoals opgenomen in het wijzigingsbesluit Activiteitenbesluit. De lastendruk die gepaard gaat met de wijzigingen van het Activiteitenbesluit wijken niet af van de lasten zoals die uiteengezet zijn voor de wijzigingsbesluiten Bal en Bbl. Een verdere uitwerking van de lastendruk is te vinden in hoofdstuk 8 van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit Bal (Kamerstuk 30 196, nr. 801).
De EML zal door een grotere doelgroep worden gebruikt. Het uitvoeren van de op de EML toegevoegde maatregelen kost tijd, maar daar kan geen schatting van worden gegeven omdat de tijd die daarmee gepaard gaat sterk verschilt per inrichting. Het voldoen aan de rapportageplicht vergt gemiddeld 6 uren en is nader gespecificeerd in de regeldrukparagraaf, opgenomen in hoofdstuk 8, van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit Bal.
Voor het bevoegd gezag vergemakkelijkt de EML toezicht op en handhaving van de geactualiseerde energiebesparingsplicht, terwijl tegelijkertijd ook de naleving voor de drijver van de inrichting simpeler wordt gemaakt. Dit omdat bij gebruikmaking van de lijst geen individuele berekening van de terugverdientijd van mogelijk te nemen maatregelen meer noodzakelijk is. Het treffen van de maatregelen op de EML leidt op termijn tot een kostenreductie voor de drijver van de inrichting omdat verduurzaming van het energiegebruik uiteindelijk tot kostenbesparing leidt. De toegelichte wijzigingen in de indeling van de EML leveren door vereenvoudiging en verduidelijking een minder grote toename van de lastendruk voor zowel het bevoegd gezag als de drijver van de inrichting op. Deze vermindering is verder niet gekwantificeerd.
De wijzigingen in verband met de aanpassing van de energiebesparingsplicht zijn onderdeel van – kortgezegd – de wijzigingsbesluiten Activiteitenbesluit, Bal en Bbl in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht. In dit traject heeft MKB-Nederland twee keer een mkb-toets georganiseerd. Er bleken echter beide keren geen deelnemers uit het mkb-bedrijfsleven geïnteresseerd of beschikbaar. MKB-Nederland heeft destijds aangegeven dat dit mogelijk komt doordat de relevante brancheorganisaties in het hele traject zijn meegenomen en geen grote problemen voorzien voor het mkb.
Naar aanleiding van het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) bij de wijziging van de Omgevingsregeling en om de EML te verbeteren is in november 2022 alsnog een mkb-toets georganiseerd om de belangen van mkb-bedrijven mee te nemen. Tijdens deze mkb-toets is onder andere de uitvoerbaarheid en de duidelijkheid van de EML besproken. Ook bespraken de ondernemers het loslaten van de branchelijsten. Uit dit gesprek kwam naar voren dat begrippen, zoals spuitcabine of droogcabine, verduidelijkt moeten worden. In verschillende sectoren hebben deze begrippen verschillende betekenissen. Daarnaast werd aangegeven dat de categorieën die onder de processen, faciliteiten- en gebouwenlijst vallen moeten worden verduidelijkt. De suggestie werd gedaan om een korte beschrijving per categorie toe te voegen. Daarnaast hebben de deelnemers aangegeven dat het maatregelformat verduidelijkt kan worden door de verschillende randvoorwaarden van elkaar te splitsen. Bij sommige maatregelen kwam het voor dat de economische en technische randvoorwaarden in één zin werden genoemd. Dit leverde onduidelijke situaties op voor ondernemers en daarom is dit aangepast. Daarnaast was het advies om zoveel mogelijk bij elke maatregel DBO-maatregelen toe te voegen. Ook kwam ter sprake dat het begrip ‘zelfstandig moment’ mogelijk niet door elke mkb-bedrijf wordt begrepen.
Vanwege de hogere energieprijs die is gehanteerd naar aanleiding van het advies van TNO zijn ook een viertal nieuwe maatregelen voorgelegd aan de bedrijven. De mkb-bedrijven hebben enkele suggesties gedaan ter verbetering van deze maatregelen. Over de maatregel gericht op het toepassen van zonnepanelen ontstond veel discussie over de in bepaalde situaties (mogelijke) onuitvoerbaarheid van de maatregel en de verschillende randvoorwaarden. Daarbij kan gedacht worden aan voldoende ruimte op het dak, voldoende netcapaciteit, voldoende sterke dakconstructie en verzekerbaarheid. Tot slot kwam ter sprake dat de energieprijzen momenteel erg volatiel zijn en dat er voor de EML mogelijk is gerekend met te hoge prijzen. Bij het vaststellen van de energieprijzen is door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat rekening gehouden met de volatiele energiemarkt. De volatiele situatie van de energieprijzen wordt samen met de brancheverenigingen in de gaten gehouden.
Onderhavige wijziging van de Activiteitenregeling is voor advisering aan het ATR toegezonden. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat deze wijzigingsregeling een omzetting betreft van de reeds door het ATR beoordeelde wijziging van de Omgevingsregeling en het college al formeel over de inhoud van het voorstel heeft geadviseerd. In het advies van het ATR op de wijziging van de Omgevingsregeling geeft het ATR aan dat nut en noodzaak van het voorstel voldoende zijn onderbouwd. Het voorstel kiest voor de minst belastende wijze van toepassing, omdat de maatregelen kunnen worden terugverdiend. Op het gebied van de werkbaarheid heeft het college vragen gesteld over de wijze waarop de doelgroep is betrokken. Naar aanleiding van dit advies is een mkb-toets georganiseerd, zoals toegelicht in de voorafgaande paragraaf, waarbij aan mkb-bedrijven werd gevraagd of de EML duidelijk en uitvoerbaar is. Deze bedrijven werden onder andere gevraagd om hun mening te geven over enkele aangepaste maatregelen en over de nieuwe EML die nog maar uit drie onderdelen bestaat. De uitkomsten uit de mkb-toets zijn in hoofdstuk 5 besproken.
De regeldrukeffecten zijn volgens het ATR in zijn advies op de wijziging van de Omgevingsregeling niet (volledig en juist) in kaart gebracht. De passage bevatte een aantal tekortkomingen. Daarom is de passage aangepast zodat de lasten die voortvloeien uit het toepassen van de EML en de energiebesparingsplicht verduidelijkt worden. Het ATR geeft daarnaast aan dat de wijzigingsbesluiten Bal en Bbl, waarin de regeldruk effecten beter onderbouwd zijn naar aanleiding van de internetconsultatie en de reactie van de ATR op deze besluiten, nog niet publiek zijn. Deze wijzigingsbesluiten zijn op 21 oktober 2022 aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer aangeboden voor de voorhangprocedure en daarmee openbaar.12
De wijziging van de Omgevingsregeling waarin de actualisatie van de erkende maatregelenlijst (EML) is opgenomen, heeft ter consultatie gelegen tussen 12 augustus 2022 en 23 september 2022. Omdat de inhoud van de maatregelen in de Omgevingsregeling en de voorliggende regeling gelijk zijn, wordt hieronder een samenvatting gegeven van de belangrijkste onderwerpen waarover reacties op de wijziging van de Omgevingsregeling zijn ontvangen. Alle ontvangen reacties van bedrijven, instellingen, consultants, overheden en andere experts zijn gelezen en beoordeeld. Vanwege de grote hoeveelheid reacties was het niet mogelijk om op elke ingezonden reactie afzonderlijk te reageren. Enkele partijen zijn na de internetconsultatie benaderd om gemaakte opmerkingen te verduidelijken.
Uit de internetconsultatie kwam naar voren dat er een toegankelijke en heldere EML moet komen. Met deze actualisatie wordt daar naar gestreefd. De EML is op basis van de internetconsultatie verduidelijkt. Om maatregelen te verduidelijken wordt een informatiebank opgezet waar maatregelen uitgebreid worden uitgelegd. In het informatieplichtformulier in het eLoket, waar de drijver van de inrichting moet rapporteren, kunnen categorieën die niet van toepassing zijn eenvoudig worden verwijderd. Ook werd gevraagd om begrippen te verduidelijken, zoals de begrippen infrarood-salamander, IBC-container, spuitcabine en spuistroomwasser. Dit is naar aanleiding van de reacties gebeurd.
Daarnaast zijn er diverse randvoorwaarden op basis van de ontvangen reacties aangepast. Een randvoorwaarde toevoegen heeft als voordeel dat een maatregel concreter toepasbaar wordt gemaakt, maar het toevoegen van een randvoorwaarde heeft ook nadelen. Niet alle individuele omstandigheden kunnen uitputtend in randvoorwaarden opgenomen worden en meer randvoorwaarden, zorgen voor minder flexibiliteit. Tegelijkertijd is het ook lastiger voor het bevoegd gezag om bepaalde voorgestelde randvoorwaarden, zoals isolatiewaardes en bedrijfsuren, te meten. Waar mogelijk zijn randvoorwaarden verduidelijkt. Ook is gevraagd om ‘natuurlijk’ en ‘zelfstandig moment’ beter te omschrijven. Daarom is dit aangepast naar ‘natuurlijk moment’ en ‘direct uitvoerbaar’.
Verder zijn op categorieniveau enkele reacties binnengekomen. Deze reacties zijn inmiddels verwerkt. Zo zijn de categorieën van maatregelen verduidelijkt door een omschrijving per categorie toe te voegen. Uit de internetconsultatie kwam naar voren dat het onduidelijk is wanneer iets hoort tot een ICT/Serverruimte of een datacenter. Dezelfde situatie gold voor productkoeling en proceskoeling. Daarnaast is er besloten om verschillende LED-verlichtingsmaatregelen te bundelen tot één maatregel. Bij het onderdeel ruimteverwarming wordt nu ook rekening gehouden met andere warmtebronnen. Voor de productkoeling wordt met de actualisatie aangesloten bij de Ecodesign-richtlijn voor koeldeuren. Ook kwam uit de consultatie naar voren dat het beter is om zonnepanelen op de gebouwenlijst in plaats van de faciliteitenlijst te zetten. Dit om te verduidelijken dat in een huursituatie de gebouweigenaar de juiste partij is om de maatregel met betrekking tot zonnepanelen, in samenspraak met de huurder, uit te voeren. Dit is ook doorgevoerd.
Uit enkele reacties kwam naar voren dat de tijd tussen inwerkingtreding en wanneer er gerapporteerd moet worden te kort is. De inwerkingtreding van onderhavige wijzigingsregeling is beoogd op 1 juli 2023, maar de publicatie van de regeling vindt eerder plaats. Vanaf dat moment kunnen bedrijven zelf aan de slag met de geactualiseerde EML. Als vanwege externe factoren, zoals bijvoorbeeld grondstoffentekort of netcongestie, niet volledig voldaan kan worden aan de plicht dan is het advies aan drijver van de inrichting om in overleg te treden met het bevoegd gezag van de desbetreffende inrichting.
Op de EML staan ook enkele maatregelen die gas besparen, maar nog wel gas verbruiken. In de nota van toelichting (onderdeel 2.6) is naar aanleiding van de reacties uit de consultatie verduidelijkt hoe hiermee omgegaan moet worden wanneer er aantoonbaar binnen afzienbare termijn overgestapt wordt naar een gasloos alternatief.
De reacties uit de internetconsultatie bestonden ook uit enkele vragen over hoe met de EML moet worden omgegaan in de relatie met monumentale panden. Dit is verduidelijkt in de nota van toelichting. In de informatiebank wordt daarnaast meer informatie voor monumenten gegeven. Op de RVO website is daarnaast inmiddels een webpagina opgezet over de verduurzaming van monumenten.
Een aantal indieners vroegen ook aandacht voor de energiebesparingsplicht en de samenhang met ander beleid zoals de Label-C verplichting voor kantoren en het Energy Performance of Buildings Directive (EPBD).13 In de kennisbank wordt bij de maatregel benoemd of er ook een samenhang is met ander beleid zoals de Label-C verplichting en het EPBD.
Het ontwerp van de wijziging van de Omgevingsregeling waarin de actualisatie van de erkende maatregelenlijst (EML) is opgenomen, is voorgelegd aan de VNG en het IPO. Omdat de inhoud van de maatregelen in de Omgevingsregeling en deze wijzigingsregeling gelijk zijn, wordt hieronder een samenvatting gegeven van de ontvangen reacties.
IPO geeft in de reactie aan dat ze zich nauw betrokken voelt bij de uitwerking en dat dit heeft geleid tot een zeer goed resultaat. De actualisatie van de EML voorziet in een aantal aanpassingen die door provincies als een grote verbetering worden beschouwd, zoals het toevoegen van CO2-besparende maatregelen, het updaten van maatregelen naar de huidige stand der techniek, extra nadruk op isolatiemaatregelen en het verankeren van doelmatig beheer en onderhoud van de maatregelen. IPO geeft ook een aantal opmerkingen mee. Gezien de urgentie en het belang van energiebesparing, niet alleen in het licht van de klimaatverandering, maar ook de onafhankelijkheid van Russisch gas, vinden de provincies het gelegitimeerd om met de huidige hoge energieprijzen te rekenen voor de komende vier jaar. Besloten is te rekenen met de prijs zoals geadviseerd door TNO, zie hiervoor ook paragraaf 2.4 van de nota van toelichting.
Daarnaast geeft het IPO aan dat er gesprekken worden gevoerd met de grootste energiegebruikers om hen te compenseren voor de hogere energieprijzen. IPO geeft een aantal aanbevelingen mee voor deze compensatieregeling. Dit valt buiten de scope van de actualisatie van de EML.
Tot slot pleit IPO ervoor om de geactualiseerde energiebesparingsplicht en de nieuwe EML, ongeacht de daadwerkelijke invoering van de Omgevingswet, zo snel als mogelijk dan wel uiterlijk 1 december 2023 te laten in gaan. Hieraan is gehoor gegeven met de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit Activiteitenbesluit en de onderhavige regeling op 1 juli 2023.
De VNG heeft in een reactie vragen gesteld over zowel de opzet van de EML als enkele specifieke maatregelen. De VNG vraagt zich daarbij af hoe het bevoegd gezag af kan dwingen dat alle maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar worden uitgevoerd, in het geval dat de EML-systematiek niet wordt gevolgd. De drijver van de inrichting moet in het loket van RVO rapporteren dat de maatregelen zijn uitgevoerd. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om op basis van de rapportage en bevoegdheden af te dwingen dat maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder worden uitgevoerd.
De VNG vraagt ook aandacht voor de situatie dat er maatregelen kunnen zijn die niet zijn geconsulteerd, maar vervolgens, vanwege de hoge energieprijzen, wel op de definitieve EML zullen worden opgenomen. Deze maatregelen zouden dan niet zijn geconsulteerd. Op deze situatie is geanticipeerd door bij de samenstelling van de EML, zoals deze voor internetconsultatie is gepubliceerd, rekening te houden met de hoge energieprijzen.
Daarnaast vraagt de VNG zich af of er een discrepantie ontstaat tussen het toevoegen van zonnepanelen op de EML en het verplichten van zonnepanelen op daken van de inrichting. Het Besluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het duurzaam gebruik van daken is vooralsnog niet in werking getreden. Het kabinetsbeleid ten aanzien van de rol van zonne-energie in de energietransitie is uiteengezet in de brief van de Minister voor Klimaat en Energie van 20 mei 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1046).
Ook dringt de VNG erop aan om op korte termijn energiegebruiksgegevens voor het bevoegd gezag beschikbaar te stellen. Dit valt buiten de reikwijdte van deze wijzigingsregeling. De Minister voor Klimaat en Energie heeft op 4 juli 2022 aangegeven om in samenwerking met zijn collega voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, een traject te starten om in de Omgevingswet een grondslag op te nemen, voor het op verzoek van de toezichthouder delen van de verbruiksgegevens door netbeheerders (Kamerstuk 30 196, nr. 793). Een daartoe strekkende bepaling is inmiddels via een amendement opgenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers. Dit wetsvoorstel is in behandeling bij de Eerste Kamer (Kamerstuk 35 594, A).
Tot slot heeft de VNG een aantal verbetervoorstellen en vragen opgesteld voor specifieke maatregelen uit de EML. Deze aanbevelingen zijn net als de andere reacties op de internetconsultatie verwerkt.
In lijn met het kabinetsbeleid over de vaste verandermomenten treedt deze wijzigingsregeling op 1 juli 2023 in werking.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Procesgebonden maatregelen: BlueTerra in samenwerking met Tebodin. Gebouwgebonden maatregelen DGMR in samenwerking met Arcadis.
Procesgebonden maatregelen: BlueTerra in samenwerking met Tebodin. Gebouwgebonden maatregelen DGMR in samenwerking met Arcadis.
De rekenmethodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen (sinds 1-2021), NTA 8800:2022 nl (nen.nl).
Doelmatig beheer en onderhoud maatregelen – Kenniscentrum InfoMil: www.infomil.nl/onderwerpen/duurzaamheid-energie/energiebesparing/doelmatig-beheer/
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor milieubelastende activiteiten (Kamerstuk 30 196, nr. 801) en het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht (Kamerstuk 28 325, nr. 244).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-15844.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.