Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten
leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de actualisatie
van de energiebesparingsplicht voor milieubelastende activiteiten.
Ik wijs u er graag op dat het ontwerpbesluit grote samenhang heeft met het Besluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de actualisatie
van de energiebesparingsplicht, dat door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gelijktijdig
aan u voorgelegd wordt.
De energiebesparingsplicht verplicht bedrijven en instellingen met een energiegebruik
van 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m³ aardgasequivalent alle mogelijke energiebesparende
maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder te treffen. In het stelsel
van de Omgevingswet wordt de energiebesparingsplicht voor zover het gaat om de processen geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en voor zover het gaat om
het gebouw in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Met de beide wijzigingsbesluiten wordt
de energiebesparingsplicht aangescherpt. Deze aanscherping houdt in dat de energiebesparingsplicht
wordt verbreed naar de verplichting tot verduurzaming van het energiegebruik. Naast
energiebesparende maatregelen, worden ook maatregelen voor de productie van hernieuwbare
energie en maatregelen voor het vervangen van een energiedrager verplicht, mits de
maatregelen CO2 reduceren en een terugverdientijd van vijf jaar of minder hebben.
Daarnaast wordt de doelgroep van bedrijven en instellingen waarvoor de aangescherpte
energiebesparingsplicht van toepassing is, uitgebreid. Deze uitbreiding gebeurt door
de geactualiseerde energiebesparingsplicht van toepassing te verklaren op vergunningplichtige
milieubelastende activiteiten en op milieubelastende activiteiten die niet zijn aangewezen
in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 van het Bal. Met deze laatstgenoemde wijziging
wordt de eerder voorgenomen decentralisatie (Kamerstuk 32 813, nr. 863) van de bestaande energiebesparingsregelgeving rondom procesmaatregelen voor specifieke
sectoren, zoals horeca en detailhandel, teruggedraaid. Hierdoor wordt de huidige situatie
na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gecontinueerd. Ook wordt de doelgroep uitgebreid
door de uitzondering op de energiebesparingsplicht voor bedrijven of instellingen
die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem te verwijderen.
Glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het systeem kostenverevening reductie CO2-emissies zijn momenteel uitgezonderd van de energiebesparingsplicht. Mijn collega
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in het kader van het samenhangend pakket
glastuinbouw op 22 april jl. aan uw Kamer gemeld dat er een verkenning zal plaats
vinden naar de mogelijkheden om deze groep glastuinbouwbedrijven ook onder de aangescherpte
energiebesparingsplicht te laten vallen (Kamerstuk 32 627, nr. 39). Op basis van deze verkenning is besloten dat ook deze groep onder de verplichting
wordt gebracht. De aangescherpte energiebesparingsplicht zal ook in deze sector bijdragen
aan het stimuleren van energiebesparing en het halen van sectorale ambities op dit
terrein. In samenspraak met de sector zal ook de lagere regelgeving aangepast worden,
bijvoorbeeld door Erkende Maatregelen voor de glastuinbouwsector vast te stellen.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(artikel 23.5 van de Omgevingswet) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken
over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State
zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State niet eerder dan vier
weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Gelet op aanwijzing 2.38 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt er zorg voor
gedragen dat ten minste driekwart van de voorhangtermijn buiten het herfstreces valt.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten