30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 801 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Ontvangen ter Griffie op 21 oktober 2022.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 21 november 2022.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 22 november 2022.

Bij deze termijn is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2022

Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor milieubelastende activiteiten.

Ik wijs u er graag op dat het ontwerpbesluit grote samenhang heeft met het Besluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht, dat door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gelijktijdig aan u voorgelegd wordt.

De energiebesparingsplicht verplicht bedrijven en instellingen met een energiegebruik van 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m³ aardgasequivalent alle mogelijke energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder te treffen. In het stelsel van de Omgevingswet wordt de energiebesparingsplicht voor zover het gaat om de processen geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en voor zover het gaat om het gebouw in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Met de beide wijzigingsbesluiten wordt de energiebesparingsplicht aangescherpt. Deze aanscherping houdt in dat de energiebesparingsplicht wordt verbreed naar de verplichting tot verduurzaming van het energiegebruik. Naast energiebesparende maatregelen, worden ook maatregelen voor de productie van hernieuwbare energie en maatregelen voor het vervangen van een energiedrager verplicht, mits de maatregelen CO2 reduceren en een terugverdientijd van vijf jaar of minder hebben.

Daarnaast wordt de doelgroep van bedrijven en instellingen waarvoor de aangescherpte energiebesparingsplicht van toepassing is, uitgebreid. Deze uitbreiding gebeurt door de geactualiseerde energiebesparingsplicht van toepassing te verklaren op vergunningplichtige milieubelastende activiteiten en op milieubelastende activiteiten die niet zijn aangewezen in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 van het Bal. Met deze laatstgenoemde wijziging wordt de eerder voorgenomen decentralisatie (Kamerstuk 32 813, nr. 863) van de bestaande energiebesparingsregelgeving rondom procesmaatregelen voor specifieke sectoren, zoals horeca en detailhandel, teruggedraaid. Hierdoor wordt de huidige situatie na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gecontinueerd. Ook wordt de doelgroep uitgebreid door de uitzondering op de energiebesparingsplicht voor bedrijven of instellingen die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem te verwijderen.

Glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het systeem kostenverevening reductie CO2-emissies zijn momenteel uitgezonderd van de energiebesparingsplicht. Mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in het kader van het samenhangend pakket glastuinbouw op 22 april jl. aan uw Kamer gemeld dat er een verkenning zal plaats vinden naar de mogelijkheden om deze groep glastuinbouwbedrijven ook onder de aangescherpte energiebesparingsplicht te laten vallen (Kamerstuk 32 627, nr. 39). Op basis van deze verkenning is besloten dat ook deze groep onder de verplichting wordt gebracht. De aangescherpte energiebesparingsplicht zal ook in deze sector bijdragen aan het stimuleren van energiebesparing en het halen van sectorale ambities op dit terrein. In samenspraak met de sector zal ook de lagere regelgeving aangepast worden, bijvoorbeeld door Erkende Maatregelen voor de glastuinbouwsector vast te stellen.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 23.5 van de Omgevingswet) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Gelet op aanwijzing 2.38 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt er zorg voor gedragen dat ten minste driekwart van de voorhangtermijn buiten het herfstreces valt.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven