32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 863 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2021

Energie besparen is van groot belang voor CO2-reductie en het behalen van de klimaatdoelen. Energie die niet gebruikt wordt hoeft namelijk niet geproduceerd en getransporteerd te worden. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken energiebesparingsplicht en informatieplicht. Ik ga hierbij in op de ontwikkelingen met betrekking tot de huidige doelgroep. Ik informeer uw Kamer na de zomer apart over onder andere de energiebesparingsresultaten van de energiegrootverbruikers die deelnemen aan de convenanten MJA3 en MEE en de uitvoering van de motie van het lid Van der Lee (Kamerstuk 32 813, nr. 575) over het energiebesparingspotentieel van ETS-bedrijven.

De energiebesparingsplicht uit het Activiteitenbesluit milieubeheer verplicht bedrijven en instellingen alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. Het gaat hierbij om bedrijven en instellingen die meer dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas(equivalent) per jaar gebruiken. De verplichting is gekoppeld aan energiegebruik en raakt dus een deel van het mkb, maar de doelgroep bestaat ook uit niet mkb-bedrijven en instellingen. Op 2 mei 2019 trad de informatieplicht energiebesparing in werking voor deze energiebesparingsplichtige doelgroep.1 De informatieplicht houdt in dat diezelfde bedrijven en instellingen vanaf dat jaar één keer per vier jaar moeten rapporteren welke energiebesparende maatregelen ze hebben uitgevoerd. Het doel van de informatieplicht is enerzijds om bedrijven te informeren waar ze aan moeten voldoen om zo de naleving van de energiebesparingsplicht te verbeteren. Anderzijds is het doel om informatie gestuurd toezicht en de handhaving op de energiebesparingsplicht beter mogelijk te maken.

Bij de introductie van de informatieplicht is aangekondigd dat deze plicht wordt geëvalueerd. De geleerde lessen kunnen gebruikt worden bij de volgende ronde van de informatieplicht in 2023. Met deze brief kijk ik daarom terug op de introductie van de informatieplicht. Daarnaast ga ik in op nieuwe inzichten in het energiebesparingspotentieel, de ondersteuning die ik gegeven heb aan het bedrijfsleven, de ondersteuning voor extra toezicht en handhaving, kondig ik aan op welke wijze ik de reeds toegezegde extra middelen (Kamerstuk 32 813, nr. 644) zal inzetten en ga ik in op de volgende ronde van de informatieplicht. Met deze brief geef ik ook invulling aan de motie van het lid Moorlag die de regering verzoekt met het bedrijfsleven in overleg te treden om de nalevingsgraad te verhogen, dit krachtig te stimuleren en met de medeoverheden in overleg te treden om het toezicht en de handhaving te verbeteren, en uw Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren (Kamerstuk 32 813, nr. 640). Daarnaast geeft onderstaande ook invulling aan de gewijzigde motie van het lid Van Tongeren die de regering verzoekt om met MKB-Nederland in gesprek te gaan over hoe efficiënter gebruik van aardgas gestimuleerd kan worden, bijvoorbeeld via extra voorlichting (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 121).

Energiebesparingspotentieel

Onder de energiebesparings- en informatieplicht vallen, op basis van CBS-gegevens, ongeveer 90.000 bedrijven en instellingen.2 TNO heeft het besparingspotentieel tot 2030 verder in kaart gebracht. Ik heb het TNO-rapport «Verwachte effecten van de energiebesparingsplicht uit de Wet milieubeheer» bij deze brief gevoegd3.

Tabel 1: Overzicht van het energieverbruik, het besparingspotentieel en de potentiële emissiereductie van de doelgroep van de energiebesparingsverplichting.
   

Dienstensector

Industrie

Energieverbruik

Aardgas [PJ]

102

22 (13–30)

 

Elektriciteit [PJ]

85

20 (14–25)

Besparingspotentieel

Aardgas [PJ]

17 (13–18)

2 (1–5)

 

Elektriciteit [PJ]

5 (4–6)

2 (1–4)

Potentiële emissiereductie1

Direct (aardgas) [megaton CO2]

0,9 (0,7–1,0)

0,1 (0,04–0,3)

 

Indirect (elektriciteit) [megatonCO2]

0,13 (0,10–0,15)

0,05 (0,02–0,09)

 

Totaal [megaton CO2]

1,0 (0,8–1,2)

0,2 (0,1–0,4)

Bron TNO 2021.

X Noot
1

Hierbij is gebruik gemaakt van de emissiefactor van aardgas (56,6 kg CO2/GJ) en de emissiefactor voor elektriciteit in 2030 bij gebruiker volgens de integrale methode (0,09 kg CO2/kWh) uit de KEV 2019 (Schoots & Hammingh, 2019).

Uit de analyse van TNO blijkt dat een groot deel van de dienstensector onder de energiebesparingsplicht en informatieplicht valt. Voor de industrie is dit slechts een beperkt deel. Dit komt omdat energiebesparing voor de meeste industriële bedrijven via de omgevingsvergunning geregeld wordt en ETS-deelnemers en glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan de Regeling kostenverevening CO2 vrijgesteld zijn van deze verplichting. Uit de TNO-analyse blijkt dat bij de huidige doelgroep 1,2 (minimaal 0,9 – maximaal 1,6) megaton CO2-reductie in 2030 gerealiseerd kan worden. Met de verbreding van de energiebesparingsplicht (Kamerstuk 30 196, nr. 738) wordt een groot deel van de vergunningplichtige bedrijven en instellingen onder de algemene regels voor energiebesparing gebracht. Het besparingspotentieel in de industrie zal daarom vanaf het moment van in werking treden van de verbreding van de energiebesparingsplicht naar verwachting groter zijn dan nu in onderstaande tabel wordt weergegeven.

Stand van zaken informatieplicht

De energiebesparingsplicht verplicht al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw bedrijven die jaarlijks meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) verbruiken om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. De glastuinbouw die deelneemt aan het CO2-vereveningssyteem, de ETS-industrie en vergunningplichtige bedrijven en instellingen zijn uitgezonderd van deze plicht.

Vanuit het Energieakkoord bestond de wens om de naleving van de energiebesparingsplicht te vergroten. Dit heeft geresulteerd in het invoeren van de informatieplicht energiebesparing. Alle bedrijven uit de doelgroep moeten eens per vier jaar rapporteren over de door hen uitgevoerde maatregelen. De eerste keer moest dit voor 1 juli 2019 gedaan worden. Deze rapportage doen zij aan de hand van bedrijfstak-specifieke Erkende Maatregelenlijsten (EML). Dit zijn maatregelen die over het algemeen een terugverdientijd van vijf jaar of minder hebben. Wanneer een bedrijf of instelling alle voor zijn bedrijfstak van toepassing zijnde erkende maatregelen heeft uitgevoerd, is dat een wettelijk geaccepteerde invulling van de energiebesparingsplicht. De rapportage helpt het bedrijf dus ook om te identificeren welke energiebesparende maatregelen nog uitgevoerd moeten worden. De ingediende rapportages worden gerubriceerd en verstrekt aan het juiste bevoegde gezag. Aan de hand van deze rubricering kan het bevoegd gezag ervoor kiezen om toezicht uit te oefenen op bedrijven en instellingen waar veel maatregelen nog uitgevoerd moeten worden, waar op basis van de rapportage extra inzicht nodig is, bij bedrijven in een specifieke sector of op basis van een bepaald (groot) energieverbruik. De informatieplicht maakt dus informatie-gestuurd toezicht en handhaving mogelijk. Het bevoegd gezag, vaak de gemeente of de gemandateerde regionale Omgevingsdienst, kan daardoor de eigen capaciteit inzetten waar dit het meest effectief is. Alle bevoegde gezagen hebben inmiddels toegang tot de ingediende rapportages en de rubricering.

Inmiddels is over 57.537 (63,9% van de verwachte doelgroep) bedrijfsvestigingen gerapporteerd via het digitale informatieplichtsysteem eLoket van RVO. Elke week komen er gemiddeld nog circa 120 rapportages binnen. Uit de rapportages blijkt dat gemiddeld 18,3% van de toepasselijke erkende maatregelen nog niet uitgevoerd is. In 40% van de bedrijfsvestigingen waarover is gerapporteerd is driekwart van de toepasselijke maatregelen wél uitgevoerd. In 2,9% van de bedrijfsvestigingen is juist driekwart van de toepasselijke maatregelen niet uitgevoerd. Op basis van inschattingen van TNO is over 67% van het energiegebruik van de doelgroep gerapporteerd.4 Hoewel de meerderheid van de bedrijven en instellingen inmiddels gerapporteerd heeft, is het doel natuurlijk dat alle bedrijven en instellingen uiteindelijk rapporteren en aan de slag gaan met energiebesparing. Hiervoor is inzet op toezicht en handhaving van belang. Ik ga hieronder verder in op deze uitdaging.

Ik heb de informatieplicht geëvalueerd middels een enquête onder 1000 respondenten die voor de informatieplicht gerapporteerd hebben. De resultaten van deze enquête zijn bij deze Kamerbrief gevoegd5. Enkele conclusies die ik graag met u wil delen zijn dat drie op de tien bedrijven door de informatieplicht meer prioriteit aan energiebesparing heeft gegeven. Zes op de tien bedrijven geeft aan één tot vier van de nog niet uitgevoerde energiebesparende maatregelen alsnog uit te gaan voeren. Ook blijkt uit de antwoorden dat het toezicht een duidelijk effect heeft. Bedrijven en instellingen waar de gemeente of Omgevingsdienst contact mee heeft opgenomen, geven vaker aan alle nog niet uitgevoerde, toepasselijke maatregelen uit te gaan voeren. Uit de enquête komen ook verschillende verbeterpunten. Het gaat hier bijvoorbeeld om de omschrijvingen van specifieke maatregelen en het vinden van de benodigde informatie binnen het bedrijf om te bepalen of op basis van de opgenomen randvoorwaarden een maatregel van toepassing is. Deze verbeterpunten neem ik mee bij de volgende ronde van de informatieplicht in 2023.

Ondersteunen bedrijfsleven bij de introductie informatieplicht

Ik heb op verschillende wijze de doelgroep ondersteund bij het voldoen aan hun wettelijke energiebesparingsplicht en de geïntroduceerde informatieplicht. Met de Erkende Maatregelenlijsten (EML) is verduidelijkt met welke toepasselijke maatregelen een bedrijf invulling kan geven aan de energiebesparingsplicht. Deze sectorspecifieke lijsten zijn ook de basis voor de rapportage informatieplicht. Voor ondernemers is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een helpdesk beschikbaar en ik werk aan het uitbreiden van een kennisbank.6 Hier worden de erkende maatregelen afzonderlijk beschreven. Echter, nog niet van elke maatregel is beeldmateriaal beschikbaar dat zowel door ondernemers als het bevoegd gezag gebruikt kan worden. Dit beeldmateriaal wordt momenteel aangevuld in samenwerking met brancheverenigingen.

Verder heb ik ingezet op communicatie. Ik heb uw Kamer reeds geïnformeerd over de communicatieactiviteiten die ik sinds 2019 heb ondernomen (Kamerstuk 30 196, nr. 688) en ik heb deze communicatieactiviteiten, waaronder het publiceren van praktijkverhalen en voorlichtingsmateriaal voortgezet. Naast de voorlichting vanuit RVO richting de bedrijven en vanuit RWS richting de bevoegde gezagen, werk ik ook samen met MKB Nederland (MKB NL), VNO NCW en andere brancheverenigingen. Ik heb sinds de introductie van de informatieplicht bijna 2,9 miljoen euro voor deze samenwerking beschikbaar gesteld. Hiermee wordt het bedrijfsleven ondersteund bij het voldoen aan hun wettelijke verplichtingen.

De branches zetten hun leden aan tot energiebesparing. Dit gebeurt onder andere door middel van een aparte website met praktijkverhalen en filmpjes, communicatiecampagnes en webinars, maar ook door het ontwikkelen van een specifieke tool. Met de subsidie heeft MKB NL een digitale bespaarassistent (www.deb.nl) voor ondernemers ontwikkeld. Met de digitale bespaarassistent (DEB) zien zij direct hoeveel geld ze kunnen besparen op hun energierekening. DEB toont de energiebesparende maatregelen die tot deze financiële besparing kunnen leiden. Hierbij wordt aangesloten bij de erkende maatregelen.

Naast deze ondersteuning in het kader van deze wettelijke verplichtingen ondersteun ik het bedrijfsleven, waaronder het mkb, bij de bredere verduurzamingsopgave waar zij voor staan. Zo zijn er verschillende subsidies voor niet rendabele maatregelen beschikbaar, zoals de ISDE, SDE++, de VEKI en de investeringsregeling EIA. Ook is er een website en digitale tool gelanceerd om mkb’ers te helpen bij het in kaart brengen van de mogelijkheden om te verduurzamen en worden mkb’ers met deze tool op weg geholpen hoe zij aan verplichtingen zoals de Energiebesparingsplicht kunnen voldoen. Voor de mkb-bedrijven en instellingen die vanwege hun beperkte energiegebruik niet onder de energiebesparingsplicht vallen is bovendien onlangs een voucherregeling geopend. Hiermee kunnen deze ondernemers advies krijgen over verduurzaming, waaronder advies over energiebesparende maatregelen. Verder heeft de MKB-impacttoets de investeringen doorgerekend die nodig zijn voor het mkb om te voldoen aan de klimaatdoelen. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 32 637, nr. 423) en daarbij toegezegd om in het najaar van 2021 uw Kamer verder te informeren over een verkenning van maatregelen om het mkb te ondersteunen bij de verduurzamingsopgave. Dit raakt ook aan de energiebesparingsplicht.

Toezicht en handhaving

Het stimuleren en het ondersteunen van bedrijven en instellingen bij het voldoen aan hun wettelijke verplichtingen blijft nog steeds van belang. Twee jaar na de introductie van de informatieplicht zal nu de nadruk op toezicht en handhaving moeten komen te liggen. Omdat toezicht op energiebesparing een taak is van de decentrale overheden (gemeenten en gemandateerde Omgevingsdiensten) is het de taak van de gemeente om hier prioriteit aan te geven. Sinds de introductie van de informatieplicht heeft mijn voorganger alle colleges van burgemeester en Wethouders hierover drie keer aangeschreven. In februari 2020 zijn ze daarbij geïnformeerd over de stand van zaken in hun gemeente ten opzichte van het landelijke gemiddelde en ten opzichte van de beste gemeente. Naast deze oproep, die ik middels deze Kamerbrief nogmaals wil herhalen, heb ik ook twee keer vijf miljoen euro beschikbaar gesteld als aanvullende middelen voor extra toezicht en handhaving.

Ondersteuningsfaciliteit extra capaciteit toezicht en handhaving

Met deze middelen heb ik via Rijkswaterstaat (RWS) de ondersteuningsfaciliteit Versterkte Uitvoering Energiebesparing en Informatieplicht (VUE-regeling) opgezet.7 Met deze faciliteit is in 2020 en 2021 externe capaciteit beschikbaar gesteld voor Omgevingsdiensten en het bevoegd gezag. Deze externe capaciteit wordt beschikbaar gesteld via een aanbod van geselecteerde diensten. Het gaat hierbij onder andere om externe capaciteit voor bedrijfsbezoeken (zoals gevel- en energiecontroles) en het verkrijgen van rapportages informatieplicht (bijvoorbeeld door aanschrijvingen). In totaal is voor circa 9,55 miljoen euro aangevraagd door Omgevingsdiensten en bevoegde gezagen.8 Dit budget is op basis van een verdeelsleutel toegekend. Daarmee konden Omgevingsdiensten zelf een dienstenpakket samenstellen en laten uitvoeren via de externe capaciteit. Naast het ondersteunen van het bevoegd gezag, wordt het met deze extra capaciteit ook mogelijk voor de toezichthouder om vaker het gesprek aan te gaan met de ondernemer. Zo wordt er een gelijker speelveld tussen bedrijven gecreëerd, omdat achterblijvers op het gebied van energiebesparing aangesproken worden.

Voortgang uitvoering 1e en 2e intensiveringsronde VUE

De aangevraagde en verrichte diensten worden per regio bijgehouden via een publiek toegankelijk dashboard: Dashboard VUE – Samenvatting Nederland – Nederland (databank.nl). Inmiddels is 61% (circa 5,84 miljoen euro) van de aangevraagde diensten in beide rondes daadwerkelijk uitgevoerd. Voor de eerste ronde is dat 99% (circa 4,56 miljoen euro) en de tweede ronde 26% (circa 1,28 miljoen euro). Een overzicht van de aangevraagde diensten is als bijlage bij deze brief gevoegd. De coronapandemie heeft de uitvoering van het gehele dienstenpakket vertraagd. Veel werkzaamheden rondom toezicht en handhaving op locatie waren door de coronamaatregelen niet of beperkt mogelijk. Mede hierdoor hebben Omgevingsdiensten hun aanvragen aangepast naar meer administratieve werkzaamheden in plaats van fysieke controles. Ook is de uitvoering van de werkzaamheden verlengd naar 2021. RWS heeft dit op mijn verzoek gemonitord en gefaciliteerd en ik verwacht dat de resterende geplande diensten eind 2021 volledig zijn uitgevoerd.

Ik heb gekeken naar de effectiviteit van de VUE-ondersteuningsfaciliteit en heb aanvullend een steekproef gehouden bij enkele Omgevingsdiensten. Dit om het effect van bepaalde verstrekte diensten inzichtelijk te maken. Ondanks de coronapandemie heeft de VUE-ondersteuningsfaciliteit tot minimaal 10% aan extra controles geleid. Activiteiten van omgevingsdiensten gericht op het identificeren van bedrijven die nog een informatieplichtrapportage moeten indienen, zijn in 2020 daarnaast met minimaal 48% toegenomen door de VUE-ondersteuningsfaciliteit. In 2020 zijn met name het sturen van brieven en gevelcontroles de meest aangevraagde diensten. Doel was vooral het identificeren van de bedrijven en instellingen per regio die een energiebesparingsplicht en informatieplicht hebben. In 2021 is een verschuiving waar te nemen naar meer fysieke controles en zijn de aangevraagde diensten ter identificatie of aanschrijven van bedrijven gedaald.

Het energiebesparend effect van de verrichte diensten, zoals het versturen van een brief of een bedrijfsbezoek is lastig meetbaar. Uit de steekproef bij een aantal Omgevingsdiensten blijkt dat een verstuurde brief in gemiddeld 10–20% van de gevallen daadwerkelijk voor het indienen van een informatieplichtrapportage zorgt. Niet alle Omgevingsdiensten hebben hun doelgroep volledig in kaart. Het is dus niet altijd duidelijk waar de bedrijfsvestigingen zitten die nog een informatieplichtrapportage moeten indienen. Veel brieven blijken uiteindelijk te gaan naar kleinverbruikers die niet onder de energiebesparingsplicht vallen. De reacties van de aangeschreven bedrijven en instellingen dragen ook bij aan het optimaliseren van het adressenbestand van de Omgevingsdienst. Naast de VUE-ondersteuningsfaciliteit die Omgevingsdiensten helpt om een beter inzicht in hun bedrijvenbestand te krijgen, heb ik ook een lijst beschikbaar gesteld van mogelijk energie-relevante bedrijfsvestigingen. Deze lijst is samengesteld op basis van gegevens uit het Handelsregister en de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG). Door de verouderde gegevens uit de BAG is dit slechts een indicatieve lijst.

Geconcludeerd kan worden dat de VUE-ondersteuningsfaciliteit een effectieve manier is om snel extra capaciteit voor het bevoegd gezag beschikbaar te stellen. Bovendien kan de uitvoering van deze extra capaciteit nauwkeurig gemonitord worden. Het nadeel aan deze vorm van aanvullende ondersteuning, is dat er gebruikgemaakt wordt van externe partijen. Met het budget kunnen geen nieuwe toezichthouders worden aangenomen, en wordt er dus beperkt extra interne kennis opgebouwd. Het ad hoc karakter van de Urgenda-middelen biedt momenteel weinig ruimte voor een meer structurele meerjarige aanvullende ondersteuning rechtstreeks aan de Omgevingsdiensten. Ik verken daarom op welke wijze meer structurele meerjarige aanvullende ondersteuning mogelijk wel zou kunnen, omdat hiermee ook structurele kennis zou kunnen worden opgebouwd bij de Omgevingsdiensten. Ik verwijs hierbij ook naar het eindrapport «Om de leefomgeving» van de adviescommissie vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) dat de aanbeveling doet voor het ontwikkelen van een landelijke norm voor de financiering van de Omgevingsdiensten op basis van het aantal en de complexiteit van de inrichtingen dat de Omgevingsdienst bedient (Kamerstuk 22 343, nr. 295). Hierbij adviseert de adviescommissie VTH dat het Rijk ook bijdraagt aan de financiering van de Omgevingsdiensten. Het kabinet kijkt momenteel of en hoe deze adviezen geïmplementeerd zouden kunnen worden.

De inzichten uit het VUE-dashboard (https://vue.databank.nl/dashboard) en de gegevens uit het informatieplichtsysteem gebruikt mijn ministerie verder om in gesprek te gaan met achterblijvende gemeenten en Omgevingsdiensten. Een overzicht van de voortgang per aanvrager van de VUE-ondersteuningsfaciliteit is bijgevoegd9. Bij een aantal van deze gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten is de directeur van Stichting Urgenda, mevrouw Minnesma, ook uitgenodigd om de urgentie en het belang te benadrukken van energiebesparing door bedrijven en het toezicht daarop. Vertegenwoordigers van mijn ministerie zullen de gesprekken met het decentrale bevoegd gezag voortzetten. Ook blijft mijn ministerie twee keer per jaar brede (virtuele) voorlichtings- en netwerkbijeenkomsten organiseren om met decentrale overheden van gedachte te wisselen.10 Het toenemende aantal deelnemers per bijeenkomst geeft aan dat energiebesparing meer aandacht krijgt bij het decentrale bevoegd gezag.

Naast de extra middelen blijf ik de decentrale overheden steunen door opleidingen voor het bevoegd gezag aan te bieden. Zo zijn er in 2021 communicatietrainingen aangeboden waarmee de toezichthouder effectiever het gesprek kan aangaan met de ondernemer. Ook is er een e-learning beschikbaar met basiskennis voor toezicht en handhaving van de energiebesparings- en informatieplicht.

Extra middelen

Het kabinet heeft in december 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 644) aangekondigd om in 2021 opnieuw aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor toezicht en handhaving op de energiebesparings- en informatieplicht. Het gaat hierbij om 9,5 miljoen euro voor de periode 2021 tot en met 2023. Ik heb besloten dat ik met deze middelen opnieuw de VUE ophoog. Hiermee wordt op korte termijn extra inzet op toezicht mogelijk gemaakt. Bij de VUE en ook bij andere manieren van het aanbieden van extra toezichtcapaciteit, moet voorkomen worden dat deze extra middelen decentrale overheden (gemeenten en/of provincies) ertoe bewegen om hun budget voor toezicht op energiebesparing juist structureel te verminderen. Met VUE 3 zal ik dan ook weer gericht het additionele karakter van de middelen monitoren.

Ik verwacht dat VUE 3 uiterlijk begin 2022 volledig operationeel zal zijn en dat dan ook de extra toezichtcapaciteit beschikbaar is om in te zetten. De nieuwe menukaart met af te nemen diensten stem ik op dit moment af met de bevoegde gezagen en Omgevingsdiensten. De verdeelsleutel voor deze extra middelen zal ik na de zomer publiceren.

Volgende ronde informatieplicht

In 2023 zal de volgende ronde informatieplicht plaatsvinden. Ik ben voornemens om de twee verschillende indieningsdata die er bestaan voor auditplichtige ondernemingen11 en niet-auditplichtige bedrijven en instellingen zoveel mogelijk gelijk te trekken en eind 2023 de volgende informatieplichtronde te laten starten. RVO is inmiddels begonnen met de voorbereiding. De lessen die zijn geleerd uit de vorige ronde worden meegenomen in de nieuwe ronde. Zo wordt er gekeken naar aanpassingen aan het elektronische informatieplichtsysteem. Ook wordt de opzet van de Erkende Maatregelen aangepast om de toepasbaarheid van deze maatregelen te verduidelijken. Verder zal per maatregel verduidelijkt worden hoe deze maatregel doelmatig beheerd en onderhouden moet worden om het maximale energiebesparende effect te realiseren.

De volgende ronde informatieplicht vergt ook een actualisatie van de EML. Vanwege de systematiek van de Omgevingswet waarbij niet langer op «inrichting» maar op «milieubelastende activiteit» en «gebruiksfunctie» gestuurd wordt, wordt de indeling van de lijsten iets aangepast. Nu zijn er 19 bedrijfstak-specifieke EML’s. Na de actualisatie zal er een lijst van gebouwmaatregelen (inclusief binnenverlichting) zijn voor de energiebesparingsplicht uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). En één lijst voor procesgebonden maatregelen voor de energiebesparingsplicht uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Beide lijsten worden onderverdeeld naar bedrijfsactiviteiten. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om metaalbewerking, het hebben van een liftinstallatie of het hebben van een persluchtinstallatie. Voor de aanwezige bedrijfsactiviteiten dienen de bijbehorende erkende maatregelen beoordeeld te worden op hun toepasselijkheid. Voor afzonderlijke branches zal aangegeven worden wat de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten in de betreffende branche zijn.

Naast de indelingen van de EML, zal ook de inhoud geactualiseerd worden op basis van recente energietarieven en de stand van de techniek. Naast de bestaande technieken, worden ook nieuwe technieken doorgerekend. Aan brancheverenigingen is om voorstellen gevraagd, maar iedereen kan nieuwe technieken voorstellen. Dit kan tot 30 september 2021 via de site van RVO.12 De inmiddels geselecteerde partijen die de actualisatie gaan uitvoeren zullen relevante technieken doorrekenen.13 Als deze, op basis van breed geldende uitgangspunten, een terugverdientijd van vijf jaar of minder hebben, worden ze aan de EML toegevoegd.

Zowel de bevoegde gezagen als brancheverenigingen zijn vertegenwoordigd in klankbordgroepen die deze actualisatie begeleiden. Verder zal er medio 2022 een brede consultatiesessie georganiseerd worden. Ik verwacht eind 2022 de nieuwe EML te kunnen publiceren, ruim voor de volgende ronde informatieplicht.

Wettelijke veranderingen

Verbetering en verbreding van de energiebesparingsplicht

Uw Kamer is geïnformeerd over de verbreding en verbetering van de energiebesparingsplicht (Kamerstuk 30 196, nr. 738). Met deze wijziging zullen naast energiebesparende maatregelen ook eigen hernieuwbare opwekmaatregelen, zoals zonnepanelen, met een terugverdientijd van vijf jaar of minder verplicht kunnen worden. Ik verwacht dat bij de actualisatie van de EML er nog weinig hernieuwbare opwekmaatregelen een dergelijke terugverdientijd zullen hebben, maar ik sorteer hiermee alvast voor op de toekomst.

Een andere belangrijke wijziging is dat de doelgroep op wie de energiebesparings- en informatieplicht van toepassing is wordt uitgebreid. Vergunningplichtige bedrijven, waarbij energiebesparing nu in de vergunning geregeld kan worden en die niet een zogenoemd complex vergunningplichtig bedrijf zijn, vallen vanaf het moment van in werking treden van de gewijzigde energiebesparingsplicht op 1 januari 2023 automatisch onder de algemene regel voor energiebesparing. Aan het eventuele op te nemen overgangsrecht voor de verbreding van de energiebesparingsplicht wordt nog gewerkt. Bedrijven die veel energie gebruiken zullen een vierjaarlijks energiebesparingsonderzoek moeten indienen. Onderdeel van het juridische wijzigingstraject is een analyse van de lastendruk.

Glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan de Regeling kostenverevening CO2, kleinverbruikers en ETS-deelnemers blijven met de verbreding uitgezonderd van de energiebesparingsplicht. Ik heb wel in het kader van de motie Van der Lee (Kamerstuk 32 813, nr. 575) het energiebesparingspotentieel van ETS-bedrijven onderzocht, maar hier ga ik in een aparte brief op in.

Omgevingswet

Met de komst van de Omgevingswet zullen er voor de energiebesparings- en de informatieplicht zaken veranderen. Naast een duidelijke splitsing tussen gebouwgebonden en procesgebonden maatregelen, zal ook de doelgroep veranderen. Alle bedrijven en instellingen zullen voor gebouwgebonden maatregelen onder rijksregels blijven vallen. Procesgebonden maatregelen voor de milieubelastende activiteiten die niet in (hoofdstuk 3 van) het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn aangewezen, zullen echter niet langer opgelegd kunnen worden door het Rijk. Dit gaat gelden voor hotels, horeca, sportfaciliteiten, recreatie, detailhandel (inclusief supermarkten), kantoren en onderwijsinstellingen. Bij het maken van de stelselkeuzes voor het nieuwe stelsel van de Omgevingswet is gekozen voor het principe «decentraal tenzij». Deze keuze is destijds besproken met belanghebbenden en gemeenten en akkoord bevonden door uw Kamer. Voor deze sectoren zorgt het Rijk voor overgangsrecht, te weten een pakket regels dat automatisch onderdeel uitmaakt van het omgevingsplan. Deze regels kunnen door de gemeenten vervolgens worden aangepast. Het is dus aan de gemeente of zij de vijfjaarterugverdientijd en de energiebesparingsplicht op het gebied van bijvoorbeeld productkoeling, servers of buitenverlichting willen behouden of aanpassen. Zolang zij niets doen, gelden de regels zoals door het eerder genoemde overgangsrecht dat opgenomen wordt in het omgevingsplan. Bedrijven die opereren in verschillende gemeenten kunnen in de toekomst dus te maken krijgen met verschillen in de regelgeving.

Deze stelselkeuze betekent dat een op rijksniveau geregelde informatieplicht op de procesgebonden maatregelen voor de decentrale sectoren niet meer mogelijk is. Dit geldt vanaf de volgende ronde informatieplicht in 2023. Gemeenten kunnen natuurlijk wel zelf een informatieplicht voor procesmaatregelen voor deze sectoren instellen. De informatie- en de energiebesparingsplicht blijven wel bestaan voor de gebouwgebonden maatregelen van de huidige doelgroep. Hier zit bij de meeste sectoren het meeste energiegebruik. Overgangsrecht regelt dat de huidige energiebesparingsplicht en de informatieplicht tot de volgende ronde in 2023 blijven bestaan voor bestaande bedrijven.

Ik heb u met deze brief een overzicht gegeven van de stand van zaken van de informatie- en energiebesparingsplicht. Met de beschreven aanpak blijf ik ernaar streven om de nalevingsgraad van de energiebesparingsplicht en de informatieplicht te verhogen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
2

Niet-vergunningplichtige, niet-ETS deelnemers aan de MJA3 en MEE energiebesparingsconvenanten (ongeveer 4.000 bedrijfsvestigingen) hebben sinds 1 januari 2021 door het aflopen van deze convenanten, wel een energiebesparingsplicht. Zij zijn niet opgenomen in dit aantal en potentieel.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Volgens TNO is het totale energieverbruik van de doelgroep die onder de energiebesparingsplicht valt: 229 PJ (124 PJ aardgas; 105 PJ elektriciteit). Op basis van die inschatting is nu voor 67% van het energieverbruik een rapportage ingediend (153,9 PJ). Van het totaal ingeschatte aardgasverbruik is 63% ingediend (78 PJ). Van het totaal inschatte elektriciteitsverbruik is 72% ingediend (75 PJ).

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
8

Het verschil tussen 10 miljoen euro toegezegd en 9,55 miljoen aangevraagd zit in de overhead, ontwikkelings- en licentiekosten van RWS.

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
11

Ondernemingen die op grond van de Europese Energie-efficiëntie Richtlijn (EED) een energie-efficiëntie audit moeten indienen mogen in plaats van uiterlijk 1 juli uiterlijk 5 december hun informatieplichtrapportage indienen.

X Noot
12

Voorstellen voor nieuwe maatregelen kunnen via dit formulier dat te vinden is op de RVO site ingediend worden: https://www.rvo.nl/sites/default/files/2021/05/Formulier%20Erkende%20maatregelen%202023.xlsx

X Noot
13

Procesgebonden maatregelen: BlueTerra in samenwerking met Tebodin. Gebouwgebonden maatregelen DGMR in samenwerking met Arcadis.

Naar boven