TOELICHTING
1. Aanleiding, doel en inhoud
Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Important Projects of Common European
Interest (hierna: IPCEI), opgenomen in titel 3.27 van de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies, gewijzigd en opnieuw opengesteld voor Nederlandse belangrijke projecten
op het gebied van waterstoftechnologie.
1.1 Aanleiding
Het kabinet heeft de ambitie om Nederlandse ondernemingen en /of onderzoeksorganisaties
financieel te ondersteunen om deel te kunnen nemen aan verschillende Important Projects
of Common European Interest (IPCEI), in het Nederlands Belangrijke Projecten van Gemeenschappelijk
Europees Belang genoemd (hierna: Europese belangrijke projecten).
Een Europees belangrijk project bestaat uit meerdere nationale belangrijke projecten
van ondernemingen en/of onderzoeksorganisaties uit diverse lidstaten van de Europese
Unie en/of de Europese Economische ruimte (EER) die complementair zijn aan elkaar.
Daarbij gaat het om een groep afzonderlijke nationale projecten die zijn opgenomen
in een gemeenschappelijke structuur, routekaart of programma, welke op dezelfde doelstelling
is gericht en op een coherente, systemische benadering is gebaseerd. Binnen een Europees
belangrijk project worden dus zogenaamde nationale deelprojecten binnen de diverse
lidstaten van de Europese Unie uitgevoerd. Hieronder kunnen zich ook zogenaamde Nederlandse
belangrijke projecten bevinden die uitgevoerd worden door Nederlandse ondernemingen
en /of onderzoeksorganisaties. De onderdelen van een Nederlands belangrijk project
mogen betrekking hebben op verschillende niveaus van de leveringsketen, maar moeten
complementair zijn en een aanzienlijke toegevoegde waarde hebben in hun bijdrage aan
de verwezenlijking van belangrijke Europese doelstellingen. Met de subsidiemodule
IPCEI wordt beoogd om financiële ondersteuning te geven voor Nederlandse belangrijke
projecten die zich richten op bepaalde gebieden. Voor een uitgebreidere achtergrond
van deze subsidiemodule wordt verwezen naar paragraaf 1.1 van de algemene toelichting
van de wijzigingsregeling waarmee deze subsidiemodule is ingevoerd1 (hierna: de invoeringsregeling). De onderhavige wijzigingsregeling zorgt ervoor dat
in het vervolg ook Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstoftechnologie
voor subsidie in aanmerking komen.
1.2 Doelstellingen
Met onderhavige wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule IPCEI gewijzigd opengesteld.
Deze subsidiemodule was vanaf medio december 2021 tot en met medio januari 2022 al
opengesteld voor Nederlandse belangrijke projecten die zich richten op de gebieden
(a) cloud infrastructuur en services (CIS) en (b) micro-elektronica en halfgeleiders,
en wordt met deze wijzigingsregeling opnieuw opengesteld voor Nederlandse belangrijke
projecten op het gebied van waterstoftechnologie.
Het doel van deze openstelling is om de ontwikkeling van innovatieve technologieën
voor productie, gebruik, opslag, transport en distributie van waterstof te stimuleren.
Het Europese belangrijke project moet erop gericht zijn om de belangrijkste prestatie-indicatoren
van verschillende innovatieve technologieën te verbeteren en om processen en technologieën
te ontwikkelen en te testen die nodig zijn voor massaproductie van elektrolysers,
tanks, brandstofcellen en andere fabrieken en componenten. De (deel)projecten, waaronder
het Nederlands belangrijke project, dienen zich uit te strekken over zogenaamde RDI-activiteiten
(FID-toepassingen waarbij (proef)fabrieken worden getest onder realistische en industriële
omstandigheden). Hiermee wordt invulling gegeven aan de waterstofstrategieën van de
Europese Unie en Nederland om via ontwikkeling en opschaling van waterstof een belangrijke
bijdrage te leveren om klimaatdoelen te behalen en Europese samenwerking op het gebied
van R&D en innovatie in koolstofarme waterstof te promoten. Het project moet namelijk
helpen de zogenaamde systeemverandering naar waterstof mogelijk te maken.
Op grond van de subsidiemodule IPCEI zouden Nederlandse belangrijke projecten voor
subsidie in aanmerking kunnen komen die in voldoende mate een bijdrage leveren aan
dit type Europees belangrijk project, voor zover de subsidiabele activiteiten bestaan
uit onderzoek en ontwikkeling en/of de eerste industriële toepassing van innovatieve
producten of diensten door een onderneming die voor het verrichten van deze activiteiten
als directe partner is vermeld in het Europees goedkeuringsbesluit als bedoeld in
artikel 3.27.2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
Hiermee wordt invulling gegeven aan de kabinetsvisie2 op het gebied van waterstof, waarin het kabinet het belang van de ontwikkeling van
duurzame waterstof en de unieke uitgangspositie van Nederland onderstreept.
1.3 Het proces van subsidieverlening en beoordeling
Voordat er subsidie verleend kan worden aan een Nederlands belangrijk project zal
eerst een zogenaamd Europees matchmakingsproces moeten hebben plaatsgevonden. Iedere
lidstaat van de Europese Unie kan een Europees belangrijk project initiëren. Er is
geen vastomlijnd proces voor het opzetten van een Europees belangrijk project, behalve
dat het project uiteindelijk moet voldoen aan de eisen van het zogenaamde IPCEI-steunkader.
Elk Europees matchmakingsproces zal maatwerk behelzen qua opzet, doel, planning in
de tijd, participatie en financiële omvang. Dit was ook zo voor de Europese belangrijke
projecten op het gebied van waterstoftechnologie.
Het matchmakingsproces start vanaf het moment dat één of meerdere lidstaten van de
Europese Unie het voornemen kenbaar maakt om een Europees belangrijk project te starten,
waarvoor andere lidstaten van de Europese Unie interesse kunnen tonen. Hierop kunnen
de geïnteresseerde lidstaten van de Europese Unie een gezamenlijke reikwijdte van
het Europees belangrijk project overeenkomen op grond waarvan een interessepeiling
gestart kan worden binnen de betrokken geïnteresseerde lidstaten. Naar aanleiding
van deze interessepeiling kunnen ondernemingen via een globaal projectvoorstel kenbaar
maken of zij geïnteresseerd zijn om deel te nemen aan het Europese belangrijke project,
waarna met deze geïnteresseerde ondernemingen matchmakingsessies plaatsvinden. Voor
de Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstoftechnologie is voormelde
interessepeiling gedaan via een oproep in de Staatscourant waarna de matchmakingsessies
hebben plaatsgevonden.
Uiteindelijk zal beoordeeld moeten worden of de Nederlandse belangrijke projecten
voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Deze definitieve beslissing wordt gemaakt
op grond van Europese en Nederlandse besluitvormingsprocessen die gelijktijdig of
na elkaar kunnen plaatsvinden. De beslissing op de aanvraag om subsidie wordt dan
ook genomen op basis van de in de subsidiemodule IPCEI opgenomen voorwaarden en criteria,
de pre-notificatie bij de Europese Commissie en diens reactie hierop en tot slot de
definitieve notificatie en het zogenaamde Europese goedkeuringsbesluit van de Europese
Commissie op deze definitieve notificatie waarin onder meer het project wordt goedgekeurd
en duidelijk wordt wie de zogenaamde directe partners bij het project zijn.
Voor een uitgebreidere omschrijving van het proces wordt verwezen naar paragraaf 1.3
van de algemene toelichting van de invoeringsregeling. Voor projecten op het gebied
van waterstoftechnologie gelden enkele specifieke eisen, die worden toegelicht in
paragraaf 2.2 van de toelichting op de onderhavige wijzigingsregeling. In die paragraaf
wordt onder meer ingegaan op het feit dat projecten op het gebied van waterstoftechnologie
alleen subsidiabel zijn in het geval voor deze projecten de pre-notificatiefase gestart
is voor 1 september 2021.
2. Inhoudelijke aanpassing van de subsidiemodule IPCEI
(Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies)
2.1 Aanpassing van de reikwijdte van de subsidieverstrekking
(artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel c, en derde lid (nieuw))
Op grond van artikel 3.27.2, eerste lid, wordt op aanvraag subsidie verstrekt aan
één of meer in Nederland gevestigde ondernemingen of onderzoeksorganisaties uit een
Europees samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Nederlands belangrijk project
dat gericht is op het verwezenlijken van één of meer van de doelstellingen van de
Europese Unie, bedoeld in paragraaf 3.2.1, onderdeel 14, van het IPCEI-steunkader.
Bij de vorige openstelling ging het hierbij uitsluitend om de doelstellingen die liggen
op het gebied van (a) cloud infrastructuur en services, dan wel (b) micro-elektronica
en halfgeleiders als bedoeld in artikel 3.72.2, eerste lid, onderdelen a respectievelijk
b, waarvoor de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen in artikel 3.27.2, tweede
lid. Aan artikel 3.27.2, eerste lid, is een onderdeel c toegevoegd, zodat in het vervolg
ook Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstoftechnologie voor
subsidie in aanmerking komen. Dit zijn projecten die tijdens het Europese matchmakingsproces
zijn ingedeeld binnen het thema technologie. Zie hieromtrent ook de toelichting op
artikel 3.27.7, onderdeel d, aanhef en subonderdeel 1°, opgenomen in paragraaf 2.2
van deze toelichting.
Van belang is dat in verband met de afbakening van de subsidiabele activiteiten voor
Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstoftechnologie een verwijzing
in het tweede lid van artikel 3.27.2 is aangepast en een nieuw derde lid aan dit artikel
is toegevoegd. Hieruit volgt dat de openstelling voor subsidiabele activiteiten voor
Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstoftechnologie op grond
van artikel 3.27.2, derde lid, (nieuw) beperkt is tot onderzoek en ontwikkeling en/of
de eerste industriële toepassing van innovatieve producten of diensten (en dus bijvoorbeeld
geen betrekking heeft op de in artikel 3.27.2, tweede lid, onderdeel a, vermelde infrastructuurprojectactiviteiten
in de sectoren milieu, energie of digitalisering) door een onderneming die voor het
verrichten van deze activiteiten als directe partner is vermeld in het Europees goedkeuringsbesluit.
De subsidie voor projecten op het gebied van waterstoftechnologie wordt niet verleend
voor de subsidiabele activiteiten van indirecte partners, die zijn opgenomen in artikel
3.27.2, tweede lid, onderdelen b tot en met f. Voor een nadere beschrijving van het
Europees goedkeuringsbesluit en het verschil tussen directe en indirecte partners
wordt verwezen naar paragraaf 2 van de algemene toelichting van de invoeringsregeling.
Verder is van belang dat door de toevoeging van waterstoftechnologie (onderdeel c)
aan artikel 3.27.2, eerste lid, alle bepalingen van de subsidiemodule IPCEI in het
vervolg ook van toepassing zijn op subsidieaanvragen die betrekking hebben op projectactiviteiten
op het gebied van waterstoftechnologie. Hierbij kan gedacht worden aan bepalingen
betreffende de subsidiabele activiteiten, hoogte van de subsidie, subsidiabele kosten,
start- en realisatietermijn, afwijzingsgronden, verdeling van het subsidieplafond
via rangschikkingscriteria en (relevante) verplichtingen voor de subsidieaanvrager
en subsidieontvanger. Voor de inhoud en achtergrond van deze bepalingen wordt verwezen
naar de artikelsgewijze toelichting van de invoeringsregeling.
2.2 Aanpassing afwijzingsgronden en begripsbepalingen
(artikel 3.27.7 respectievelijk 3.27.1)
Artikel 3.27.7 bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden
uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit Nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing
zijn op een subsidieaanvraag voor een Nederlands belangrijk project. Voor alle afwijzingsgronden
gold al dat deze van toepassing waren op subsidieaanvragen die betrekking hadden op
Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van (a) cloud infrastructuur en services
en (b) micro-elektronica en halfgeleiders. Door de toevoeging van onderdeel c (nieuw)
aan artikel 3.27.2, eerste lid, zijn deze afwijzingsgronden in het vervolg ook van
toepassing op subsidieaanvragen die betrekking hebben op Nederlandse belangrijke projecten
op het gebied van waterstof. Daarnaast is een aantal afwijzingsgronden aangepast om
deze beter te laten aansluiten op dit (nieuwe) projectgebied.
Aanpassing procedurele voorschriften en bijhorende begripsbepalingen
(artikel 3.27.7, onderdelen b en d, aanhef en subonderdelen 1°, en 2°, en 3.27.1)
Er is een aantal procedurele voorschriften aangepast. Op grond van artikel 3.27.7,
onderdeel b wordt de subsidieaanvraag afgewezen in het geval niet aan bepaalde procedurele
aspecten voldaan is.
Aan de procedurele voorschriften is op grond van artikel 3.27.7, onderdeel b, aanhef
en subonderdelen 1° en 2°, niet voldaan wanneer de aanvraag betrekking heeft op een
Nederlands belangrijk project (1°) waarvoor niet op uiterlijk een bepaalde datum voor
projectactiviteiten op een bepaald deelgebied een voorlopig projectvoorstel ingediend
is bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat op grond van een oproep die betrekking
had op het desbetreffende (deel) gebied) of (2°) dat geen onderdeel uit heeft gemaakt
van een Europees matchmakingsproces. Onderdeel b, subonderdeel 1°, is aangepast, zodat
een aanvraag om subsidie op het gebied van waterstoftechnologie wordt afgewezen indien
de aanvraag betrekking heeft op een Nederlands belangrijk project waarvoor niet op
uiterlijk 22 september 2020 om 17:00 een voorlopig projectvoorstel ingediend was bij
de Minister van Economische Zaken en Klimaat (voor dit deelgebied de voorganger van
de huidige Minister voor Klimaat en Energie) op grond van de oproep, opgenomen in
Stcrt. 2020, 40723. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat ook alleen de Nederlandse partijen uit een
Europees matchmakingsproces die hebben gereageerd op de interessepeiling op het gebied
van waterstof voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Voor de achtergrond waarom
het van belang is deel te hebben genomen aan de interessepeiling en vervolgens het
Europese matchmakingsproces wordt verwezen naar paragrafen 1.3 van de toelichting
van zowel de invoeringsregeling als de onderhavige regeling.
Indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op projectactiviteiten op het gebied van
waterstoftechnologie zijn bovendien extra procedurele voorschriften van toepassing.
Allereerst wordt voor projecten op het gebied van waterstoftechnologie in artikel
3.27.7, onderdeel d, aanhef en subonderdeel 1°, bepaald dat het project tijdens een
Europees matchmakingsproces moet zijn ingedeeld bij het thema technologie. Wanneer
dit niet het geval is dan wordt de subsidieaanvraag afgewezen. Met deze afwijzingsgrond
wordt invulling gegeven aan de gemaakte afspraken tussen de betrokken lidstaten en
de Europese Commissie, waarmee de Europese belangrijke projecten geclusterd zijn binnen
een aantal thema’s (ook wel golven genoemd), namelijk de thema’s (1) ‘technologie’
en (2) ‘decarbonisatie van de industrie’. Omdat de komende openstelling alleen betrekking
zal hebben op het thema technologie wordt in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel
c, alleen naar dit thema verwezen. Bij mogelijke toekomstige openstellingen kunnen
andere thema’s, zoals het thema ‘decarbonisatie van de industrie’, hieraan worden
toegevoegd.
Ten tweede wordt voor projecten op het gebied van waterstoftechnologie in artikel
3.27.7, onderdeel d, aanhef en subonderdeel 2°, bepaald dat de pre-notificatiefase
reeds gestart moet zijn op 31 augustus 2021. De Europese pre-notificatiefase vindt
plaats na voormelde interessepeiling en het Europese matchmakingsproces. De Europese
pre-notificatiefase is de fase waarin Nederland bij de Europese Commissie informeel
een Nederlands belangrijk project onder de aandacht brengt en waarop deze, voorafgaand
aan een eventuele notificatiefase, op informele en vertrouwelijke basis kan worden
besproken of dit project – naar het voorlopige niet-bindende oordeel van de Europese
Commissie – in aanmerking zou kunnen komen voor een Europees goedkeuringsbesluit.
Het is van belang dat de Europese pre-notificatiefase voor projecten op het gebied
van waterstoftechnologie al gestart is op 31 augustus 2021, omdat projecten die hier
geen onderdeel van uitmaakten geen positieve beoordeling hebben gehad in de eerdere
fases van het (informele) selectieproces, bedoeld in paragraaf 1.3 van deze toelichting.
Hierdoor zullen deze projecten ook niet aan de essentiële Europese notificatiefase
toekomen (de fase waarin Nederland bij de Europese Commissie formeel een Nederlands
belangrijk project aanmeldt om, ingevolge artikel 107, derde lid, onderdeel b, van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, een Europees goedkeuringsbesluit
van de Europese Commissie te krijgen). Voor een adequate afbakening van deze afwijzingsgrond
zijn de begripsbepalingen ‘Europese pre-notificatiefase’ en ‘Europese notificatiefase’
toegevoegd aan artikel 3.27.1.
Toevoeging minimum financieringskloof
(artikel 3.27.7, onderdeel d, aanhef en subonderdeel 2°)
Op grond van artikel 3.27, onderdeel c, wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien
de subsidiabele kosten per Nederlands belangrijk project onder een bepaald minimumbedrag
liggen. De aanvraag om subsidie voor een Nederlands belangrijk project wordt (ongeacht
van het deelgebied waarop deze betrekking heeft) afgewezen indien de subsidiabele
kosten voor het desbetreffende Nederlandse belangrijke project minder dan € 5.000.000
zouden bedragen. Hierdoor zullen kleinere projecten niet voor subsidie in aanmerking
kunnen komen. Op deze wijze worden aanvragen om subsidie gestimuleerd die voldoende
massa hebben, zodat de subsidieaanvrager(s) significante stappen kan zetten en gefragmenteerde
inzet van publieke middelen voorkomen wordt.
Aanvullend op voormelde voorwaarde geldt echter ook nog een minimum financieringskloof
in het geval de subsidieaanvraag betrekking heeft op een Nederlands belangrijk project
op het gebied van waterstoftechnologie. Met de financieringskloof wordt op grond van
paragraaf 4.3, onderdeel 33, van het IPCEI-steunkader het verschil bedoeld tussen
de positieve en negatieve kasstromen gedurende de levensduur van de investering, contant
gemaakt op basis van een passende disconteringsfactor waarin het rendement tot uiting
komt dat de begunstigde verlangt om het project uit te voeren, met name gelet op de
daaraan verbonden risico’s. De aanvraag om subsidie voor een project op het gebied
van waterstoftechnologie wordt op grond van artikel 3.27.7, onderdeel d, aanhef en
subonderdeel 3°, afgewezen indien de financieringskloof minder zou bedragen dan € 10.000.000.
De reden hiervoor is dat (naast de voormelde substantiële omvang van projecten) hiermee
gewaarborgd wordt dat alleen projecten op het gebied van waterstoftechnologie gesubsidieerd
worden die vanwege groot marktfalen niet voldoende andere financiering kunnen verkrijgen
om het project (rendabel) te kunnen uitvoeren.
2.3 aanpassing starttermijn (artikel 3.27.6)
Er is een inhoudelijke aanpassing in artikel 3.27.6, eerste lid, doorgevoerd. In dit
artikellid was reeds bepaald dat met de uitvoering van een op grond van deze subsidiemodule
gesubsidieerd Nederlands belangrijk project ten minste moet worden gestart binnen
zes maanden na de subsidieverlening. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het desbetreffende
project spoedig van start zal gaan. Aanvullend hierop is voor Nederlandse belangrijke
projecten op het gebied van waterstoftechnologie toegevoegd dat (onverminderd voornoemde
termijn) moet worden gestart voor 1 januari 2024. Hiermee wordt gewaarborgd dat voldaan
wordt aan de tussen de (bij het bovenliggende Europees belangrijke project) betrokken
lidstaten overeengekomen voorwaarde dat de uiteindelijke financieringsbeslissing (Final
Investment Decision (FID)) voor een project op het gebied van waterstoftechnologie
voor 2024 moet liggen.
2.4 Overige aanpassingen (artikelen 3.27.1 en 3.27.5)
Er zijn ook enkele technische correcties doorgevoerd in de Regeling nationale EZK-
en LNV-subsidies.
Allereerst is in artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies een verwijzing
naar de vindplaats van het IPCEI-steunkader aangepast. In artikel 1.1 bevinden zich
een aantal begripsbepalingen van Europese steunkaders, waaronder een begripsbepaling
van het IPCEI-steunkader. Hierin werd verwezen naar de tijdelijke vindplaats van het
IPCEI-steunkader. Omdat het IPCEI-steunkader inmiddels in het publicatieblad van de
Europese Unie is opgenomen kan naar die publicatie worden verwezen en is de voormelde
verwijzing vanwege de kenbaarheid aangepast.
Ten tweede is een technische correctie in artikel 3.27.6, eerste lid, doorgevoerd.
In dit artikellid wordt bepaald wanneer met de uitvoering van een op grond van de
subsidiemodule IPCEI gesubsidieerd Nederlands belangrijk project gestart kan worden.
Abusievelijk werd in dit artikellid de term ‘paragraaf’ gebruikt, in plaats van ‘titel’
(voor de aanduiding van titel 3.27 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies).
Deze omissie is hersteld.
3. Openstelling en verdeling van het subsidieplafond
(Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022)
Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022
aangepast, zodat de subsidiemodule IPCEI ook opengesteld kan worden voor Nederlandse
belangrijke projecten op het gebied van waterstoftechnologie.
De subsidiemodule IPCEI wordt voor voormelde projecten op het gebied van waterstoftechnologie
opengesteld van 25 februari 2022 om 9.00 uur tot en met 11 maart 2022 om 17.00 uur.
Dit betekent dat in deze periode subsidieaanvragen ingediend kunnen worden, waarbij
het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
Voor een uitleg van de wijze van verdeling van het subsidieplafond en de rangschikkingscriteria
wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 3.27.5 en 3.27.8
van de invoeringsregeling.
Het subsidieplafond voor voormelde projecten op het gebied van waterstoftechnologie
wordt vastgesteld op € 35.000.000. Dit subsidieplafond is vastgesteld onder voorbehoud
dat het plafond niet verlaagd of op nihil vastgesteld wordt na behandeling door de
Tweede en Eerste Kamer van het voorstel van wet tot wijziging van de begrotingsstaten
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor het jaar 2022 (Vierde incidentele
suppletoire begroting inzake IPCEI waterstof) (hierna: wijziging van de begrotingswet
EZK 2022) (Kamerstukken II 2021/22, 36 035). De reden hiervoor is dat de voormelde
wijziging van de begrotingswet EZK 2022 voor het voormelde subsidieplafond nog behandeld
en goedgekeurd moet worden door de Tweede en Eerste Kamer.
Van belang is dat bij dit begrotingsvoorbehoud gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid
die artikel 4:28 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hiervoor biedt. Artikel 4:28
Awb bevat een uitzondering op de in artikel 4:27, tweede lid, van de Awb, neergelegde
hoofdregel dat een latere verlaging van het subsidieplafond niet van toepassing kan
zijn op een subsidieaanvrager die een aanvraag om subsidie heeft ingediend voordat
de desbetreffende verlaging plaatsvond. Artikel 4:28 bepaalt dat een verlaging van
het subsidieplafond na de aanvang van het subsidietijdvak wel gevolgen kan hebben
voor reeds ingediende aanvragen indien de verlaging voortvloeit uit de vaststelling
of goedkeuring van de begroting. Het kan hierbij gaan om een verlaging die voortvloeit
uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting (dus in de praktijk een verlaging
of schrapping van een begrotingspost). Dit betekent ook dat de verlaging niet verder
mag gaan dan uit de begroting voortvloeit. Ook moet ingevolge artikel 4:28 Awb bij
de bekendmaking van het subsidieplafond reeds zijn gewezen op de mogelijkheid van
verlaging en de gevolgen daarvan.
4. Staatssteun
Op grond van de subsidiemodule IPCEI wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren van
een Nederlands belangrijk project. Een (subsidiabel) Nederlands belangrijk project
moet onderdeel uitmaken van een Europees belangrijk project. Voor een Nederlands belangrijk
project wordt op grond van deze subsidiemodule echter alleen subsidie verleend wanneer
het desbetreffende project is voorzien van een Europees goedkeuringsbesluit van de
Europese Commissie. Dit besluit kan alleen verkregen worden in het geval met het uitvoeren
van het desbetreffende Europese belangrijke project een bijdrage wordt geleverd aan
één of meer van de belangrijke doelstellingen van de Europese Unie, opgenomen in paragraaf
3.2.1, onderdeel 14, van het IPCEI-steunkader. De subsidie is bestemd voor directe
en indirecte partners.
4.1 Subsidiabele activiteiten
De subsidiemodule IPCEI wordt met deze wijzigingsregeling opengesteld voor projecten
op het gebied van waterstoftechnologie, voor zover de subsidiabele activiteiten bestaan
uit onderzoek en ontwikkeling en/of de eerste industriële toepassing van innovatieve
producten of diensten door een onderneming die voor het verrichten van deze activiteiten
als directe partner is vermeld in het Europees goedkeuringsbesluit als bedoeld in
artikel 3.27.2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
De subsidie voor deze ondernemingen bevat staatssteun en kan overeenkomstig het Europees
goedkeuringsbesluit worden gerechtvaardigd door paragraaf 3.2.3, onderdelen 22, 23,
24 en 25, van het IPCEI-steunkader. De openstelling van de subsidiemodule IPCEI voor
projecten op het gebied van waterstoftechnologie is niet van toepassing op door indirecte
partners uitgevoerde projectactiviteiten. Voor een nadere beschrijving van het Europees
goedkeuringsbesluit en het verschil tussen directe en indirecte partners wordt verwezen
naar paragraaf 2 van de algemene toelichting van de invoeringsregeling.
4.2 Transparantie, cumulatie, stimulerend effect en overige voorwaarden
De door de subsidiemodule IPCEI gestelde eisen, opgenomen in titel 3.27 van de Regeling
Nationale EZK- en LNV-subsidies, alsook de algemene eisen uit het Kaderbesluit Nationale
EZK- en LNV-subsidies, zorgen ervoor dat de subsidie verleend wordt in overeenstemming
met de eisen uit de voormelde relevante artikelen uit de toepasselijke Europese staatssteunkaders
(het IPCEI-steunkader en de algemene groepsvrijstellingsverordening). De verleende
subsidie valt derhalve binnen de toepasselijke steunintensiteiten en drempelbedragen
uit deze Europese Staatssteunkaders en geeft invulling aan (en reikt niet verder dan)
de voorwaarden uit paragraaf 3.2.3, onderdelen 22, 23, 24 en 25, van het IPCEI-steunkader.
Voorts is de steun transparant, heeft een stimulerend effect en voldoet aan de bepalingen
betreffende cumulatie van steun.
4.3 Kennisgeving en openbare bekendmaking van gegevens inzake steunverlening
Indien een subsidie die op grond van de subsidiemodule IPCEI wordt verleend aan een
Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstoftechnologie staatssteun bevat
die door het IPCEI-steunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de Minister voor Klimaat
en Energie binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens, genoemd
in artikel 1.8 van de Regeling Nationale EZK- en LNV-subsidies, bekend.
5. Regeldruk
5.1 Algemeen
De subsidiemodule IPCEI heeft administratieve lasten tot gevolg, samenhangend met
de aanvraag voor subsidie, de tussentijdse (jaarlijkse) rapportage over de voortgang
en de aanvraag voor subsidievaststelling. De subsidiemodule brengt vanzelfsprekend
geen inhoudelijke nalevingskosten met zich mee.
5.2 Informatieverplichtingen
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moet een aanvraag voor subsidie worden
ingediend waarin of waarbij bepaalde informatie verschaft moet worden. In artikel
3.27.12 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn informatieverplichtingen
opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan
deze vergezeld dient te gaan. Voor de subsidieaanvraag is een aantal minimale informatievereisten
opgenomen over de subsidieaanvrager, het project en deelnemers uit het samenwerkingsverband,
die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Hiervoor worden vanuit de Europese
Commissie een aantal standaard formats aangeleverd die ingevuld moeten worden, zoals
een overzicht van het project (project portfolio), de analyse van de financieringskloof
(de funding gap analysis). Daarnaast moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een
projectplan met in ieder geval een omschrijving van de doelstelling of doelstellingen
en de werkzaamheden van het Nederlandse belangrijke project, alsmede een begroting.
Ook moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van documenten met een beknopte beschrijving
van de kennis, ervaring en projectorganisatie van de bij de uitvoering van het IPCEI-deelproject
betrokken personen en een plan dat betrekking heeft op de wijze waarop de kennisverspreiding
plaatsvindt. Daarnaast moet ook een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers
aan het IPCEI-deelproject beschikbaar worden gesteld betreffende de wijze waarop wordt
omgegaan met de bijdrage in de kosten, het delen in de risico’s en uitkomsten, de
verspreiding van de resultaten en de toegang tot en de regels voor de toewijzing van
intellectuele eigendomsrechten. Al deze informatie is nodig voor de rangschikking
op de beoordelingscriteria.
Na een positieve beoordeling van de aanvraag en na het goedkeuringsbesluit van de
Europese Commissie betreffende de activiteiten en deelnemende partijen van het Nederlandse
belangrijke project zal er subsidie verleend worden. Met het Nederlandse belangrijke
project mag niet later gestart worden dan zes maanden na de subsidieverlening. Bovendien
moet met projecten op het terrein van waterstoftechnologie gestart worden voor 1 januari
2024. Daarnaast moet het project ook binnen zeven jaar afgerond zijn. Om tussentijds
zicht te houden op de voortgang van het desbetreffende project zal op grond van artikel
39 van het Kaderbesluit Nationale EZK- en LNV-subsidies jaarlijks een tussenrapportage
over de voortgang van het project van de subsidieontvangers (penvoerders) worden verlangd.
Deze tussenrapportages kunnen na afronding van het project ook gedeeltelijk gebruikt
worden bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie. Voor de vaststelling van
de subsidie dient de subsidieontvanger nog een aanvraag voor subsidievaststelling
in te dienen waarin deze (in de vorm van een eindrapportage) aanvullende informatie
verschaft.
Voor de aanvraag voor subsidievaststelling zijn de informatieverplichtingen opgenomen
in artikel 50 van het Kaderbesluit Nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is evenwel
voor gekozen om deze informatieverplichtingen in artikel 3.27.13 van de subsidiemodule
IPCEI nader in- en aan te vullen. Zo moet het eindverslag, dat bij de aanvraag voor
subsidievaststelling gevoegd wordt, informatie bevatten waarmee kan worden vastgesteld
of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of ze
tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. De te verschaffen informatie bestaat
concreet uit een omschrijving van de projectresultaten, op welke wijze het Nederlandse
belangrijke project heeft bijgedragen aan de doelen op de betreffende gebieden en
een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen,
inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.
5.3 Berekening administratieve lasten
In het vervolg zal ook subsidie worden verstrekt aan Nederlandse belangrijke projecten
op het gebied van waterstoftechnologie. Om die reden zullen voormelde administratieve
lasten ook van toepassing zijn op dit type project. De verwachting is dat er voor
Nederlandse projecten op het gebied van waterstoftechnologie drie subsidieaanvragen
worden ingediend. Er wordt aangenomen dat de subsidieaanvrager 384 uur moet besteden
aan de subsidieaanvraag. Het totale aantal uren voor de drie subsidieaanvragen komt
dan uit op 1.152 uur.
Verder is de verwachting dat twee subsidieaanvragen worden gehonoreerd binnen het
toepasselijke subsidieplafond. Deze twee projecten zullen over het eerste, tweede,
derde, vierde, vijfde en zesde jaar een tussenrapportage moeten opstellen. Naar verwachting
zal het maken van een tussenrapportage gemiddeld 28 uur kosten. Uitgaande van twee
gehonoreerde projecten zullen er dus in totaal 12 tussenrapportages gemaakt moeten
worden, waaraan door de subsidieontvangers in totaal 336 uur besteed zullen worden.
Ook de brede verspreiding van de kennis die de projecten gaan opleveren is op grond
van artikel 3.27.12 een verplicht onderdeel van de subsidiemodule IPCEI. Te denken
valt aan het verspreiden van kennis via onder andere publicaties, conferenties en
online media. De totale tijdsbesteding hiervan wordt ingeschat op 40 uur per project
per jaar. Bij twee projecten van maximaal zeven jaar komen het totaal aan uren dat
besteed wordt aan kennisoverdracht uit op 560 uur.
Tot slot wordt aangenomen dat de verslaglegging achteraf (onder meer het opstellen
van de eindrapportage, medewerking aan eindevaluatie en het indienen van de aanvraag
voor subsidievaststelling) gemiddeld 168 uur in beslag zal nemen per project. Uitgaande
van twee projecten zou het totale aantal uren voor het indienen van de aanvragen voor
subsidievaststelling hiermee dan uitkomen op 336 uur.
Uit het voorgaande volgt dat het totale aantal uren werk om aan de voormelde informatieverplichtingen
te kunnen voldoen naar verwachting uitkomt op 1.824 uur. Het toepasselijke uurtarief
is € 60. De totale administratieve lasten van alle projecten gezamenlijk voor waterstoftechnologie,
inclusief bijkomende externe kosten zoals een in controle verklaring en uitgaven rondom
kennisoverdracht, komen dan uit op € 169.200. Dit is circa 0,48 procent van het subsidieplafond
van € 35.000.000.
5.4 Beoordeling door Adviescollege toetsing regeldruk
Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).
Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor formele
advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 februari 2022. Met deze datum wordt
afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële
regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Dat kan
in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep op deze wijze de mogelijkheid
wordt geboden al snel (vanaf 25 februari 2022) subsidieaanvragen in te dienen. Vasthouden
aan de systematiek van de vaste verandermomenten en bijbehorende bekendmakingstermijn
zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas veel later ingediend zouden kunnen worden.
Ook hebben aanvragers voldoende tijd om subsidieaanvragen in te dienen en voor te
bereiden, omdat zij al de nodige werkzaamheden hebben verricht als deelnemer aan het
Europees matchmakingsproces. Ook zal de openstellingsperiode ongeveer drie weken bedragen
en lopen van 25 februari 2022 tot en met 11 maart 2022.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten