Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2022, nr. WJZ/ 22566991, tot wijziging van de Regeling diergeneeskundigen in verband met het uitfaseren van vriesbranden bij runderen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 7.5, eerste lid, en 10.1, eerste lid, van de Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 7.4 van de Regeling diergeneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De vrijstelling is niet van toepassing op runderen die zijn geboren na 31 december 2024.

B

Het volgende lid wordt toegevoegd:

  • 6. De vrijstelling geldt tot 1 januari 2027.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 december 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

Deze regeling voorziet in een uitfaserende verlenging van de vrijstelling van het verbod op vriesbranden bij runderen voor een beperkt aantal houders. Met deze tijdelijke verlenging van de vrijstelling is uitvoering gegeven aan motie De Groot (Kamerstuk 28 286, nr. 1271).

Verbod op vriesbranden

Op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de Wet dieren geldt een algemeen verbod op het verrichten van lichamelijke ingrepen bij dieren. Op grond van het tweede lid, onderdeel b, van het aangehaalde artikel is het verbod niet van toepassing op bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen ingrepen. Deze lichamelijke ingrepen zijn aangewezen in hoofdstuk 2, paragraaf 1, van het Besluit diergeneeskundigen.

Tot 1 juni 2019 was het vriesbranden van runderen op grond van artikel 2.6, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit diergeneeskundigen als toegestane lichamelijke ingreep ter identificatie van dieren aangewezen. Bij het vriesbranden, ook wel koudmerken genoemd, wordt een cijfer bevroren op de huid van het rund. Houders passen deze ingreep toe om de dieren makkelijker individueel te kunnen herkennen. Omdat deze ingreep – kort en goed – niet meer noodzakelijk werd geacht om in de behoeften van het dier te voorzien en evenmin ter identificatie, is destijds besloten de aanwijzing van vriesbranden als toegestane lichamelijke ingreep bij runderen per 1 juni 2019 te laten vervallen.1

In de aanloop daarnaartoe was de regering bij motie van het lid Heerema2 verzocht het verbod op het vriesbranden uit te faseren, in plaats van het in één keer geheel te verbieden. Ter uitvoering van genoemde motie was bij regeling voorzien in een vrijstelling van het verbod op vriesbranden voor rundveehouders die het vriesbranden voor 1 juni 2019 toepasten in hun bedrijfsvoering (artikel 7.4 van de Regeling diergeneeskundigen).3 Deze vrijstelling heeft een voorlopig karakter, in afwachting van een langer durende uitzondering die bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld. Het ontwerpbesluit dat hierin voorzag is, zoals voorgeschreven in de Wet dieren, voorgehangen bij het parlement.4 Naar aanleiding daarvan heeft de Tweede Kamer de regering bij motie van het lid De Groot5 verzocht vriesbranden niet meer toe te staan voor alle runderen die na 2024 zijn geboren.

Onderhavige wijzigingsregeling voorziet in de uitvoering van de motie. In artikel 7.4, vijfde lid (nieuw) is, zoals verzocht in de motie, bepaald dat de vrijstelling niet van toepassing is op runderen die zijn geboren na 2024. Dat betekent dat de runderen van de beperkte groep houders waarop de vrijstelling van toepassing is, die de komende twee jaar zullen worden geboren, nog wel mogen worden gevriesbrand. De ingreep van het vriesbranden wordt in de praktijk uitgevoerd bij dieren in de leeftijdscategorie tussen de 1 en 2 jaar. Dit betekent dat runderen die vòòr 1 januari 2024 zijn geboren, doorgaans uiterlijk in 2026 zullen worden gevriesbrand. Vanaf 1 januari 2027 heeft de vrijstelling dus praktisch gezien geen betekenis meer. Zowel uit het oogpunt van duidelijkheid voor houders als vanuit de toezichthoudende instanties (NVWA en RVO) is het van belang niet alleen een grens te stellen op basis van de geboortedatum van het rund zoals gevraagd in de motie, maar ook een duidelijke einddatum aan het uitvoeren van de ingreep zelf te verbinden. Daarom is in het nieuwe artikel 7.4, zesde lid, van de regeling bepaald dat de vrijstelling vervalt op 1 januari 2027.

Regeldruk

Deze wijzigingsregeling heeft, behoudens kennisnamekosten, geen gevolgen voor de regeldruk.

Consultatie

Deze regeling continueert de eerdere vrijstelling van het verbod op het verrichten van de ingreep vriesbranden bij runderen, en voorziet daarbij in een uitfasering op korte termijn. Tegen die achtergrond is er geen reden om te consulteren.

Uitvoering en handhaving

RVO is reeds belast met de uitvoering van de vrijstellingsregeling, wat neerkomt op het controleren van de voorwaarden van de geregistreerde vrijstellingen. Er zullen op grond van deze regeling geen nieuwe aanmeldingen zijn.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is belast met het toezicht op de naleving van de onderhavige regeling.

Deze regeling continueert de bestaande voorschriften en heeft dus geen tot geringe effecten op bestaande uitvoering en handhaving. De ruim 1.100 bedrijven zullen door RVO worden geïnformeerd over deze regeling.

Notificatie

Deze regeling bevat geen technische voorschriften in de zin van Richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241) die genotificeerd moeten worden bij de Europese Commissie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Artikel I, onderdeel C, van het besluit van 26 april 2018, houdende wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn (Stb. 2018, 146). Het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikelonderdeel is bepaald in het besluit van 6 mei 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van het Besluit van 26 april 2018, houdende wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn (Stb. 2018, nr. 146) (Stb. 2019, 183).

X Noot
2

Gewijzigde motie van het lid Heerema (Kamerstukken II 2017-18, 28 286, nr. 940).

X Noot
3

Artikel I, onderdeel C, van de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 april 2019, nr. WJZ/ 19052415, tot wijziging van de Regeling diergeneeskundigen (vrijstelling ingrepen varkens, pluimvee en runderen), Stcrt. 2019, 23414.

X Noot
4

Kamerstukken II 2022/23, 28 286, nr. 1264.

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23, 28 286, nr. 1271.

Naar boven