Dit besluit strekt tot – gedeeltelijke – uitvoering van artikel III van het Besluit
van 26 april 2018, houdende wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit
houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn
(Stb. 2018, nr. 146). In dat artikel is bepaald dat het wijzigingsbesluit in werking treedt met ingang
van 1 juli 2018, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, en artikel II, onderdeel
A, onder h, die in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
De uitzondering van artikel I, onderdeel C, is opgenomen naar aanleiding van de motie
Heerema (Kamerstukken II 2017–18, 28 286, nr. 940). Met deze motie is de regering verzocht bij de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit,
waarin het verbod op het vriesbranden (koudmerken) van runderen is voorzien, het vriesbranden
uit te faseren. Om te kunnen voorzien in de gevraagde uitfasering is de inwerkingtreding
van de verbodsbepaling bepaald op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Ter uitvoering van genoemde motie is vervolgens een vrijstellingsregeling opgesteld
waarin wordt voorzien in een vrijstelling van het verbod op vriesbranden voor rundveehouders
die het vriesbranden thans toepassen in hun bedrijfsvoering. Deze vrijstelling treedt
op hetzelfde moment in werking als dit inwerkingtredingsbesluit. Nu bedoelde vrijstellingsregeling
is vastgesteld, kan de verbodsbepaling, waartoe de wijziging opgenomen in artikel
I, onderdeel C strekt, in werking worden gesteld. Onderhavig besluit voorziet daarin
en wel met ingang van 1 juni 2019.
Met de inwerkingtreding met ingang van 1 juni 2019 wordt afgeweken van het beleid
van vaste verandermomenten. Op grond van dit beleid treden algemene maatregelen van
bestuur in werking met ingang van 1 januari of 1 juli, en bedraagt de termijn tussen
publicatiedatum en datum van inwerkingtreding ten minste 2 maanden, tenzij er redenen
zijn om af te wijken van deze vaste verandermomenten. Afwijking is in dit geval nodig
vanwege de inwerkingtreding met terugwerkende kracht die nodig is voor twee andere
vrijstellingen die zijn opgenomen in bovengenoemde vrijstellingsregeling voor vriesbranden.
De vrijstellingsregeling voor vriesbranden voorziet namelijk ook in een vrijstelling
van het verbod op het verrichten van het handmatig merken van varkens (klopmerken)
en van het verbod op het verrichten van de ingreep van het verkorten van de boven-
of ondersnavel bij pluimvee (snavelbehandeling). Degenen waarop de vrijstelling van
het klopmerkverbod en van het verbod op de snavelbehandeling van toepassing zijn,
zijn gebaat bij de spoedige inwerkingtreding van die onderdelen én met terugwerkende
kracht, omdat zij anders reeds sinds 1 januari 2018, respectievelijk 1 september 2018
gehouden zijn aan het verbod op klopmerken, respectievelijk snavelkappen.