Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 24 oktober 2022, nr. 4248784, houdende wijziging van de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie en het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten sector Politie in verband met technische aanpassingen

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de artikelen 12a, vierde lid, en 69a, zesde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt ‘de artikelen 69a van het Besluit algemene rechtspositie politie en 22a van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie’ vervangen door ‘artikel 69a van het Besluit algemene rechtspositie politie’.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel h, wordt 'artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering' vervangen door 'artikelen 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering'.

2. Aan het vierde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd luidende:

  • j. een ingesteld feitenonderzoek als bedoeld in artikel 511a van het Wetboek van Strafvordering.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid en vijfde lid wordt 'politietaak' vervangen door 'werkzaamheden'.

2. In het vijfde lid wordt 'schadevergoeding vordert' vervangen door 'een vordering instelt' en wordt ‘tijdens’ vervangen door ‘wegens’.

D

Artikel 5, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In een strafrechtelijke procedure draagt de ambtenaar zorg voor een verzoek tot vergoeding van kosten op grond van artikel 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering, tenzij het indienen van het verzoek onvoldoende grond heeft of kennelijk onredelijk is. De ambtenaar draagt er bij toewijzing van dit verzoek zorg voor dat deze vergoeding toekomt aan het bevoegd gezag.

ARTIKEL II

In artikel 6, eerste lid, van het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten sector Politie wordt ‘bedoel’ vervangen door ‘bedoeld’ en wordt ‘artikel 12a, derde lid’ vervangen door ‘artikel 12a, vierde lid’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2022, met dien verstande dat artikel I, onderdeel B, subonderdeel 2, terugwerkt tot en met 1 juli 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

TOELICHTING

Met deze wijzigingsregeling worden enkele technische aanpassingen doorgevoerd in de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie en het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten sector politie die grotendeels samenhangen met het Verzamelbesluit rechtspositie politie 2022 (Stb. 2022, 357) (hierna: verzamelbesluit).

Over de inhoud van deze wijzigingsregeling is overeenstemming bereikt met de politievakorganisaties conform artikel 3, derde lid, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.

Voor een nadere toelichting van de aanpassingen volgt hieronder een artikelsgewijze toelichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Het Besluit rechtspositie vrijwillige politie (hierna: Brvp), waarin de rechtspositie van politievrijwilligers tot nu toe was geregeld, is per 1 september 2020 komen te vervallen (Stb. 2020, 287). De rechtspositie van politievrijwilligers wordt momenteel in het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) geregeld. De inbedding van vrijwilligers in het Barp maakt het eenvoudiger de rechtspositie te onderhouden en uit te voeren.

In de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie wordt per abuis nog verwezen naar het inmiddels ingetrokken Brvp. Middels deze wijzigingen wordt dat gecorrigeerd.

Onderdelen B, subonderdeel 1, en D

De wijzigingen in artikel 2, vierde lid, onderdeel h, en artikel 5, derde lid, van de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie zijn wat betreft de verwijzing naar de artikelen 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering wetstechnisch van aard. Met ingang van 1 januari 2020 zijn de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering verplaatst naar de nieuwe artikelen 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (zie Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3). Met deze aanpassingen is de verwijzing naar die bepalingen gecorrigeerd.

Daarnaast is in de wijziging van artikel 5, derde lid, de zorgplicht voor de ambtenaar verduidelijkt voor het indienen van een verzoek tot een vergoeding van de gemaakte kosten van rechtskundige hulp in een strafrechtelijke procedure. In de uitvoeringspraktijk wordt in geval van twijfel door (de raadsman van) de ambtenaar aan het bevoegd gezag gevraagd of – gelet op de in de huidige tekst vermelde onverkorte plicht tot indiening – in een bepaald geval wel een verzoek moet worden ingediend. Uitgangspunt is en blijft dat de zorgplicht met zich meebrengt dat in beginsel een verzoek wordt ingediend. Om nodeloos verdere kostbare procedures te voorkomen is het echter aan de ambtenaar en diens raadsman om voorafgaand aan de indiening ervan een afweging te maken of een verzoek kennelijk voldoende grond heeft of kennelijk redelijk is en dit in dat geval aannemelijk te maken. De nuancering van de zorgplicht van de ambtenaar om een deugdelijke afweging te maken en waar nodig met het bevoegd gezag af stemmen is met de zinsnede ‘tenzij het indienen van het verzoek onvoldoende grond heeft of kennelijk onredelijk is’ expliciet in deze bepaling vastgelegd.

De vergoeding als bedoeld in dit verband valt niet onder de standaard (forfaitaire) vergoeding die aan de advocaat ambtshalve door de rechter wordt toegekend.

Dit verzoek strekt immers tot het toekennen van de standaardvergoeding ten laste van de Staat, maar ook voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Deze standaardvergoeding komt namelijk aan de advocaat toe die het verzoek heeft ingediend en niet aan het bevoegd gezag.

Onderdeel B, subonderdeel 2

Naar aanleiding van het verzamelbesluit is in artikel 69a, eerste lid, van het Barp opgenomen dat een tegemoetkoming in de kosten van rechtskundige hulp wordt toegekend aan de ambtenaar die in de uitoefening van zijn functie geweld heeft gebruikt en ten aanzien van welk geweldgebruik een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 511a van het Wetboek van Strafvordering is ingesteld. In lijn hiermee is onderdeel j aan artikel 2, vierde lid, van de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie toegevoegd.

Onderdeel C

Naar aanleiding van het verzamelbesluit is in artikel 69a, eerste en tweede lid, van het Barp het criterium van de aanstelling voor de ‘uitvoering van de politietaak’ geschrapt en vervangen door het ruimere criterium ‘uitoefening van de werkzaamheden’. Door deze wetstechnische aanpassingen komen ook ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012, in aanmerking voor rechtsbijstand. In lijn hiermee is artikel 3, vierde en vijfde lid, van de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie aangepast.

Ook is in het verzamelbesluit verduidelijkt dat volgens artikel 69a, tweede lid, van het Barp een tegemoetkoming in de kosten van rechtskundige hulp kan worden toegekend in geval van een vordering op grond van onrechtmatige daad. Dit betreft niet alleen een vordering om schadevergoeding. In lijn hiermee is artikel 3, vijfde lid, van de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie aangepast. In deze bepaling is tevens in lijn met het verzamelbesluit ter verduidelijking het begrip 'tijdens' vervangen door 'wegens' om ook de situatie te omvatten waarin buiten diensttijd een onrechtmatige daad jegens de ambtenaar wordt gepleegd die verband houdt met de uitoefening van de werkzaamheden.

Artikel II

De twee wijzigingen in artikel 6, eerste lid, van het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten sector Politie zijn wetstechnisch van aard. Ten eerste is een tikfout hersteld. Ten tweede is de inhoud van artikel 12a, derde lid, van het Barp naar aanleiding van het verzamelbesluit verplaatst naar het vierde lid. Met deze aanpassing is de verwijzing naar die bepaling gecorrigeerd.

Artikel III

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. In overeenstemming met de sector politie is afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Deze afwijking is noodzakelijk om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de inwerkingtreding van het verzamelbesluit waarop de technische aanpassingen in deze wijzigingsregeling grotendeels zijn gebaseerd.

De wijziging in artikel I, onderdeel B, subonderdeel 2, treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2022. Deze wijziging hangt namelijk samen met het onderwerp van artikel II van de Wet van 12 mei 2021 (Stb. 2021, 233) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren. Die wet is op 1 juli 2022 in werking getreden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven