Besluit van 16 juli 2020 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoeging van rechtspositionele bepalingen omtrent politievrijwilligers en de intrekking van het Besluit rechtspositie vrijwillige ambtenaren van politie alsmede in verband met de regeling van een financiële vergoeding voor het niet-genoten, wettelijk verloftegoed bij ontslag

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 1 mei 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2892738;

Gelet op de artikelen 21, 22, 47, eerste lid, 48, 50, 59, vijfde lid en 81, vierde en vijfde lid, van de Politiewet 2012;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 juni, nr. W16.20.0129/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 14 juli 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2968740;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt.

2. Onderdeel i komt als volgt te luiden:

i. ambtenaar:

de aspirant, de ambtenaar in opleiding, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de vrijwillige ambtenaar, de ambtenaar van de rijksrecherche en de vakantiewerker;

3. In onderdeel l, onder 2, wordt «ten dienste van de politie, die werkzaam is bij een onderdeel als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012» vervangen door «ten dienste van de politie en de vrijwillige ambtenaar».

4. In onderdelen ff en gg wordt «de aspirant of de ambtenaar in opleiding» telkens vervangen door «de aspirant, de vrijwilliger-aspirant, de ambtenaar in opleiding of de vrijwillige ambtenaar in opleiding».

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel rr door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:

ss. vrijwillige ambtenaar:

vrijwilliger-aspirant, vrijwillige ambtenaar in opleiding, vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

tt. vrijwilliger-aspirant:

degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als vrijwilliger-aspirant en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding;

uu. vrijwillige ambtenaar in opleiding:

degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als vrijwillige ambtenaar in opleiding en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding;

vv. vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Politiewet 2012, voor zover deze is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met uitzondering van de vrijwilliger-aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel en de vrijwillige ambtenaar in opleiding gedurende het theoretisch opleidingsdeel;

ww. vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Politiewet 2012, voor zover deze is aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie.

B

In artikel 2c, eerste en tweede lid, wordt na «politietaak» telkens toegevoegd «en aanstelling als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

C

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3bis

  • 1. De vrijwilliger-aspirant wordt tijdelijk aangesteld voor een periode overeenkomend met de duur van een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding.

  • 2. Na het voltooien van deze politieopleiding wordt de vrijwillige ambtenaar van politie zo mogelijk in vaste dienst aangesteld als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

D

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «De ambtenaar in opleiding» ingevoegd «respectievelijk de vrijwillige ambtenaar in opleiding».

2. De eerste volzin van het tweede lid komt te luiden:

Na het voltooien van deze politieopleiding wordt de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, tijdelijk aangesteld voor een proeftijd van één jaar als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak respectievelijk vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

3. In het derde lid wordt na «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» ingevoegd «respectievelijk vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

E

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

  • 1. Een aanstelling van een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en een vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, kan in tijdelijke dienst plaatsvinden:.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. ter vervanging van een wegens ziekte of uit anderen hoofde afwezige ambtenaar, met dien verstande dat de vrijwillige ambtenaar slechts een andere vrijwillige ambtenaar kan vervangen;

F

Artikel 4a, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

Een aanstelling van een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, kan in tijdelijke dienst plaatsvinden:.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, vrijwilliger-aspirant, vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

2. In het tweede lid, aanhef, wordt «ambtenaar in opleiding en ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «ambtenaar in opleiding, vrijwillige ambtenaar in opleiding, ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

3. In het zevende lid wordt «De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

H

In artikel 8, eerste lid, aanhef, wordt na «ten dienste van de politie» ingevoegd «en vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie».

I

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de vrijwilliger-aspirant, de vrijwillige ambtenaar in opleiding, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

2. In het tweede lid wordt «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie» vervangen door «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie».

J

Artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 7° wordt vernummerd tot onderdeel 11°.

2. Na onderdeel 6° worden de volgende onderdelen ingevoegd:

  • 7°. vrijwilliger-aspirant;

  • 8°. vrijwillige ambtenaar in opleiding;

  • 9°. vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

  • 10°. vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

K

Na artikel 13a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13b

De korpschef kan voor de vrijwillige ambtenaar minimale en maximale inzeturen vaststellen. Hij kan daarbij voor verschillende groepen vrijwillige ambtenaren verschillende minimale en maximale uren vaststellen.

L

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

De ambtenaar heeft aanspraak op 172,8 uren vakantie met behoud van bezoldiging per kalenderjaar, waarvan 144 uren wettelijke uren zijn.

M

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

  • 1. Indien de ambtenaar op de datum van zijn ontslag nog aanspraak heeft op vakantie, wordt hem voor ieder uur van de in artikel 17 bedoelde wettelijke uren, dat hij niet heeft opgenomen, een vergoeding toegekend ten bedrage van het gebruikelijk loon per uur dat de ambtenaar direct voorafgaand aan zijn ontslag genoot. Voor de overige uren wordt hem een vergoeding toegekend ten bedrage van het salaris per uur dat de ambtenaar direct voorafgaande aan zijn ontslag genoot.

  • 2. Indien op de dag van zijn ontslag blijkt dat de ambtenaar teveel vakantie heeft genoten, is hij voor ieder teveel genoten uur van de in artikel 17 bedoelde wettelijke een bedrag verschuldigd ten bedrage van het gebruikelijk loon per uur dat de ambtenaar direct voorafgaand aan zijn ontslag genoot en van de overige uren ten bedrage van het salaris per uur dat de ambtenaar direct voorafgaande aan zijn ontslag genoot.

  • 3. Onder gebruikelijk loon worden verstaan alle aan de functie of de ambtenaar verbonden inkomensbestanddelen met een bestendig karakter, waaronder in ieder geval het aan de ambtenaar toegekende salaris, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van het Besluit bezoldiging politie, de opgebouwde vakantie- en eindejaarsuitkering, de aan hem toegekende vaste uitkeringen, toelagen en vergoedingen en de aan hem toegekende variabele toelagen met een bestendig karakter.

  • 4. Het deel van het gebruikelijk loon dat de variabele toelagen met een bestendig karakter beslaat is het bedrag dat resulteert na toepassing van artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie, met dien verstande dat in plaats van het voorafgaande kalenderjaar het jaar voorafgaand aan de datum van ontslag in ogenschouw wordt genomen.

N

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. De laatste volzin van het tweede lid vervalt.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien de ambtenaar buiten dienst wordt gesteld, wordt hij aangemerkt als ambtenaar die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. In dat geval is hoofdstuk 10 van het Besluit bezoldiging politie van toepassing.

O

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «uniformkleding» vervangen door «uniformkleding, die door het bevoegd gezag is aangewezen» en wordt «en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die door het bevoegd gezag is aangewezen» vervangen door «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en de vrijwillige ambtenaar».

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «dienstkleding» vervangen door «dienstkleding, die door het bevoegd gezag is aangewezen» en wordt «en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die door het bevoegd gezag is aangewezen» vervangen door «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en de vrijwillige ambtenaar».

P

In artikel 58, eerste lid, wordt «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie» vervangen door «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie».

Q

Artikel 59 komt te luiden:

Artikel 59

De aspirant, de ambtenaar in opleiding, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die opsporingsbevoegdheid bezit, de vrijwilliger-aspirant, de vrijwillige ambtenaar in opleiding, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche, die opsporingsbevoegdheid bezit kunnen zich niet beroepen op de omstandigheid niet in dienst te zijn, in die gevallen, waarin hun optreden redelijkerwijze is vereist.

R

In artikel 59a, eerste lid, wordt «De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die enkel een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding heeft voltooid» vervangen door «De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die enkel een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding heeft voltooid, en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die enkel een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding heeft voltooid».

S

Na artikel 65 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 65a

  • 1. Aan de vrijwillige ambtenaar kan, anders dan in gevallen van reorganisatie, een andere functie worden opgedragen, al dan niet op een andere dan de hem aangewezen plaats van tewerkstelling of binnen een ander dan het hem aangewezen werkgebied. Aan hem kan tevens worden opgedragen zijn functie op een andere dan de hem aangewezen plaats van tewerkstelling of binnen een ander dan het hem aangewezen werkgebied uit te oefenen.

  • 2. De verplaatsing bedoeld in het eerste lid geschiedt:

    • a. op verzoek van de vrijwillige ambtenaar;

    • b. op verzoek van het bevoegd gezag, indien er sprake is van een niet werkbare situatie, gelegen in de aard van de persoon of de opgedragen werkzaamheden; of

    • c. bij gebleken en aanhoudende afwijking van het landelijke vrijwilligersbeleid in het organisatieonderdeel waar de vrijwillige ambtenaar is aangesteld.

T

In artikel 68, eerste lid, wordt na «aspirant» ingevoegd «of een vrijwilliger-aspirant».

U

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt «beloningen» vervangen door «beloningen voor de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar,».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De beloningen voor de vrijwillige ambtenaar zijn:

    • a. tevredenheidsbetuiging; of

    • b. gratificatie van ten hoogste € 226,89.

V

Na artikel 75 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 75bis

Aan de vrijwillige ambtenaar kan een vergoeding worden verstrekt overeenkomstig door Onze Minister vast te stellen regels. Deze vergoeding kan voor de verschillende categorieën vrijwillige ambtenaren verschillend worden vastgesteld.

W

Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Aan de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, kunnen de volgende straffen worden opgelegd:.

2. Aan het slot van onderdeel h van het eerste lid wordt «of» vervangen door een puntkomma.

3. Aan het slot van onderdeel i van het eerste lid wordt na de puntkomma «of» toegevoegd.

4. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het derde tot en met zesde lid, komt het tweede lid (nieuw) te luiden:

  • 2. De straffen die aan een vrijwillige ambtenaar kunnen worden opgelegd, zijn:

    • a. schriftelijke berisping;

    • b. geldboete van ten hoogste € 22;

    • c. schorsing voor een bepaalde tijd; of

    • d. ontslag.

5. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Aan aspiranten, ambtenaren in opleiding, vrijwilliger-aspiranten en vrijwillige ambtenaren in opleiding kan tevens worden opgelegd de straf van verwijdering voor ten hoogste veertien dagen van de instelling waar de betrokkene zijn opleiding geniet, met dien verstande dat deze straf niet wordt opgelegd op de dagen waarop de opleidingsresultaten van de betrokkenen volgens de ter zake vastgestelde regels worden getoetst of beoordeeld.

6. In het vierde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid» en «het eerste lid» door «het eerste en het tweede lid».

7. De laatste volzin van het vijfde lid (nieuw) vervalt.

X

In artikel 78, tweede lid, wordt «de straf van ontslag» vervangen door «de straf van ontslag aan een ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar,».

Y

Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie» vervangen door «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie of de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie».

2. In het derde lid wordt «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» vervangen door «de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

3. Aan het vierde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:

  • e. de vrijwilliger-aspirant, gedurende een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding;

  • f. de vrijwillige ambtenaar in opleiding, gedurende een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding;

  • g. de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 3a, tweede lid;

  • h. de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de technische, administratieve of andere taken ten dienste van de politie, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a.

4. De laatste volzin van het zesde lid vervalt.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Indien het in het zesde lid bedoelde ontslag niet op aanvraag van de ambtenaar geschiedt, wordt hem over de tijd die aan de opzeggingstermijn ontbreekt, een bedrag uitbetaald gelijk aan de laatstgenoten bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, berekend op de voet van hoofdstuk 6 van het Besluit bezoldiging politie.

Z

Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie» vervangen door «Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie».

2. In het tweede lid wordt «De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie» vervangen door «De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie».

AA

Aan artikel 99 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die op grond van afdeling 1, hoofdstuk 2, artikel 1, van de Invoeringswet Politiewet 1993 naar een politieregio dan wel het Korps landelijke politiediensten is overgegaan en die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de Politiewet 1993 aanspraken had op grond van de Rechtstoestandsregeling reservepolitie, behoudt deze aanspraken.

BB

Na artikel 99m wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 99n

Aanspraken die een vrijwillige ambtenaar had op grond van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie worden geacht te zijn gegrond op het Besluit rechtspositie vrijwillige politie zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van het Besluit tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoeging van rechtspositionele bepalingen omtrent politievrijwilligers en de intrekking van het Besluit rechtspositie vrijwillige ambtenaren van politie.

CC

Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «aspirant» telkens vervangen door «aspirant en de vrijwilliger-aspirant».

2. In het derde lid wordt «ambtenaar in opleiding» vervangen door «ambtenaar in opleiding en de vrijwillige ambtenaar in opleiding.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De artikelen 2a, 2b, 10, eerste lid, onderdelen h, i, en k, hoofdstukken III, met uitzondering van artikel 13b, IV, IV.a, met uitzondering van artikel 28e, V, Va, VI, artikelen 49c, 50, derde lid, 54a, derde lid, 54b, 55, hoofdstuk VII.b, artikelen 61 tot en met 65, 66, 70, derde lid, 75, 85, 88a, 88d, 89, eerste en zevende lid, 90, zevende en negende lid, 91, 92, derde lid, 94, eerste lid, onderdeel h en derde tot en met vijftiende lid, 95, tweede en derde lid, 97, 98 en 99a tot en met 99m zijn niet van toepassing op de vrijwillige ambtenaar.

ARTIKEL II

Het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt na «Besluit algemene rechtspositie politie» ingevoegd: «met uitzondering van de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder ww, van dat besluit».

B

Onder vernummering van artikel 38a tot artikel 38b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

Hoofdstuk IV is niet van toepassing op de vrijwillige ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ss, van het Besluit algemene rechtspositie politie.

ARTIKEL III

Het Besluit bewapening en uitrusting politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012» vervangen door «bedoeld in artikel 2, onderdeel a of c, van de Politiewet 2012» en wordt «met de rang hoger dan die van surveillant van politie» vervangen door «met een rang als bedoeld in artikel 1, onderdelen a tot en met h, van het Besluit rangen politie».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd:

i. aspirant:

de persoon, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen b en tt, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

j. surveillant van politie:

de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onderdelen a of c, van de Politiewet 2012, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met de rang, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit rangen politie.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt «de surveillant van politie» vervangen door «de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid,».

2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «voor de duur van het gedeelte de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst» vervangen door «tijdens de uitoefening van zijn dienst in de beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel gg, van het Besluit algemene rechtspositie politie» en wordt «de surveillant van politie» vervangen door «hij».

3. In het derde lid wordt «de surveillant van politie» vervangen door «de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid».

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst» vervangen door «tijdens de uitoefening van de dienst in de beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel gg, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

2. In het tweede lid, wordt «de aspirant» vervangen door «de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid,» en wordt »in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst» vervangen door «tijdens de uitoefening van de dienst in de beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel gg, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

3. In het derde en vijfde lid wordt «de aspirant» telkens vervangen door «de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid,».

D

In artikel 6, tweede en derde lid, wordt «de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid» telkens vervangen door «de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid».

E

Artikel 7 vervalt.

F

In artikel 8 wordt «de ambtenaar, met inbegrip van de surveillant van politie, die dienst doet» vervangen door «de ambtenaar en de surveillant van politie, die dienst doen».

G

In artikel 20a wordt na «een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» ingevoegd «of een vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» en na «een ambtenaar in opleiding» «of een vrijwillige ambtenaar in opleiding».

H

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt de tweede volzin.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, beschikt over de hond uitsluitend na toestemming van de korpschef.

I

In artikel 25, eerste lid, vervalt: «en van de vrijwillige ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 15 van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie».

ARTIKEL IV

Het Besluit rangen politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef van artikel 1, eerste lid, wordt «de ambtenaren, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, en b, indien zij zijn belast met de opsporing van alle strafbare feiten, en onderdeel d, van de Politiewet 2012» vervangen door «de ambtenaren, bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak of zijn belast met de opsporing van alle strafbare feiten».

B

Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. aspirant voor degene die op grond van de artikelen 3, eerste, tweede of derde lid, 3bis, eerste lid, of 3a van het Besluit algemene rechtspositie politie is aangesteld als aspirant, vrijwilliger-aspirant, ambtenaar in opleiding onderscheidenlijk vrijwillige ambtenaar in opleiding;.

C

Artikel 2a vervalt.

ARTIKEL V

Artikel 37, onderdeel b, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie komt te luiden:

  • b. de ambtenaar die in werkelijke dienst is als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel vv, van het Besluit algemene rechtspositie politie;.

ARTIKEL VI

In artikel 7 van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie wordt «als vrijwillige ambtenaar van politie bij de politie» vervangen door «bij de politie als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

ARTIKEL VII

In artikel 9 van het Besluit vaststelling algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 24 wet gemeentelijke herindeling Noordwest-Overijssel wordt «als vrijwillige ambtenaar bij de politie» vervangen door «bij de politie als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».

ARTIKEL VIII

In artikel 42, tweede lid, van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt «De ambtenaar die in werkelijke dienst is als een vrijwillige ambtenaar van politie, als bedoeld in het Besluit rechtspositie vrijwillige politie» vervangen door «De ambtenaar die bij de politie in werkelijke dienst is als vrijwillige ambtenaar, als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Politiewet 2012».

ARTIKEL IX

In artikel 1, onderdeel b, van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie wordt «ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit algemene rechtspositie politie» vervangen door «ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit algemene rechtspositie politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar».

ARTIKEL X

Het Besluit van 25 november 1996, houdende bekrachtiging van ten aanzien van politieambtenaren en de toenmalige reservepolitie toegepaste financiële maatregelen over de periode vanaf 1 april 1993 tot en met 31 maart 1994, wordt ingetrokken.

ARTIKEL XI

In artikel 4:3, eerste lid, onder f, van het Besluit politiegegevens, vervallen de zinsneden «en het bevoegde gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie», en «en artikel 4a, eerste lid, en artikel 4b, eerste lid, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie».

ARTIKEL XII

In artikel 42, eerste lid, onderdeel b, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken wordt «artikel 1, onder d, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie» vervangen door «artikel 1, onderdeel ss, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

ARTIKEL XIII

Het Besluit rechtspositie vrijwillige politie wordt ingetrokken.

ARTIKEL XIV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2020, met dien verstande dat artikel II, onderdeel A, in werking treedt met ingang van 1 januari 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 juli 2020

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de vierentwintigste juli 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

1.1. Aanleiding invoeging rechtspositie vrijwilligers

Het thema «vrijwilligers bij de politie» heeft de afgelopen jaren fors aan belang gewonnen. De burger wil graag haar steentje bijdragen aan een veiligere samenleving. De minister van Justitie en Veiligheid, de politie, de politievakbonden en de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers zijn het erover eens dat politievrijwilligers een belangrijke toegevoegde waarde voor de taakuitvoering van de politie hebben.

Het ontwerpbesluit is een uitwerking van de afspraak uit het regeerakkoord: «Het kabinet ondersteunt de inzet van vrijwilligers bij politie en brandweer. Om te voorkomen dat het aantal politievrijwilligers afneemt, bestaat bijzondere aandacht voor de bestaande politievrijwilligers. Daarom wordt gezamenlijk met de politie, politievakorganisaties en de landelijke organisatie politievrijwilligers gewerkt aan een landelijk beleid voor vrijwilligers met betrekking tot rechtspositie, werkzaamheden, werving en opleiding. De Wet normering topinkomens wordt ook bij de politie gehandhaafd.»1

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord politie 2012–20142 is afgesproken het vrijwilligersbeleid te moderniseren en landelijk te stroomlijnen. Tegen de achtergrond van de inwerkingtreding van de nationale politie in 2013 en het verdwijnen van de regionale politiekorpsen, ontstond in deze periode de noodzaak voor een eenduidige visie op de politievrijwilligers dat als vertrekpunt kon dienen voor een nieuw vrijwilligersmanagement bij de politie. Het zogenoemde «Sturingsconcept Politievrijwilligers» en het «Inzetkader Politievrijwilligers» zijn hier nadere uitwerkingen van en geven richting en inhoud aan de operationele inzet en aansturing van politievrijwilligers.

In dat licht is voor politievrijwilligers een uitgewerkte en wettelijk voorschreven rechtspositie noodzakelijk. Dit is belangrijk, zodat steeds duidelijk is waar de politievrijwilliger en de politie als werkgever aan toe zijn bij de inzet van vrijwilligers in de politieorganisatie. Het Besluit rechtspositie vrijwillige politie (Brvp), waarin de rechtspositie van politievrijwilligers tot nu toe was geregeld, bleek niet meer goed aan te sluiten op een aantal ontwikkelingen binnen de politie en in de maatschappij. Er zijn grote en vaak onlogische verschillen ontstaan in de regelingen voor politievrijwilligers en beroepspersoneel en in de regelingen voor de verschillende politievrijwilligers onderling. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord politie 2012–2014 is om die redenen afgesproken dat er één rechtspositieregeling komt voor alle politievrijwilligers, ongeacht of zij de politietaak uitvoeren of daar direct ondersteunend aan zijn. De regionale rechtspositieregelingen komen hiermee te vervallen. In het daaropvolgende Arbeidsvoorwaardenakkoord (2015–2017) is over de rechtspositie van politievrijwilligers afgesproken dat deze afspraak zo snel mogelijk wordt uitgevoerd en dat de rechtspositie voor politievrijwilligers in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), waarin de rechtspositie voor bezoldigde politieambtenaren is geregeld, wordt opgenomen. De inbedding van vrijwilligers in het Barp maakt het eenvoudiger de rechtspositie te onderhouden en uit te voeren. Daarnaast wordt met de regeling van de rechtspositie van beide groepen in één AMvB bevorderd dat de rechtsposities zoveel mogelijk gelijk lopen en de onderlinge samenhang tussen de groepen wordt versterkt.

Op diverse punten wijkt het Brvp af van het Barp. In de loop der tijd zijn sommige van deze verschillen overbodig geworden en zijn door de introductie van nieuwe regelgeving nieuwe verschillen ontstaan. Per onderwerp is daarom bezien of het nuttig of noodzakelijk is dat bepalingen in het Barp ook zouden moeten gelden voor politievrijwilligers. Voor zover de bepalingen uit het Brvp overeenkwamen met het Barp, blijven deze voor de vrijwilligers gelden, nu op grond van het Barp. De overbodige verschillen zijn weggenomen. Dit leidt tot een vereenvoudiging van de regelgeving.

Op basis van de volgende clustering van onderwerpen en thema’s is gekomen tot het al dan niet opnemen van afzonderlijke rechtspositionele bepalingen voor politievrijwilligers in dit besluit:

  • Werktijden en geoorloofde afwezigheid

  • Straffen, schorsen, ontslag en integriteit

  • Aanspraken

  • Aanstelling

  • Restbepalingen

1.2. Werktijden en geoorloofde afwezigheid

In het Brvp was slechts één artikel opgenomen over de werktijden van de politievrijwilligers. Voor het overige waren er geen regels over arbeids- en rusttijden en mogelijk verlof, dit in tegenstelling tot het Barp, waarin veel artikelen over werktijden en verlof zijn opgenomen. In dit besluit wordt voor politievrijwilligers de mogelijkheid gegeven minimale en maximale arbeidsuren vast te stellen. Een nadere invulling van de omgang met die uren is opgenomen in het Inzetkader Politievrijwilligers. Hierbij is onder meer gekeken naar de Arbeidstijdenwet, mocht de vrijwilliger een hoofdbetrekking met voltijdsaanstelling hebben. Ten aanzien van verlof is besloten de regels omtrent vakantie en verlof voor de bezoldigde politieambtenaren niet op de politievrijwilligers van toepassing te laten zijn, aangezien dit geheel in lijn is met het zijn van een vrijwilliger.

Het vrijwillige karakter van de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie in geval van vrijwillige ambtenaren komt voor een belangrijk deel tot uitdrukking in de mogelijkheid om voor deze groep ambtenaren minimale en maximale inzeturen vaststellen. Het vaststellen van minimale inzeturen waarborgt onder meer dat vrijwillige ambtenaren voldoende uren werkzaam zijn om hun ervaring en kwaliteiten op peil te houden en voldoende voeling te houden met de praktijk. Het vaststellen van maximale inzeturen voorkomt onder meer dat taakuitoefening door vrijwillige ambtenaren leidt tot verdringing van arbeidsplaatsen van andere politieambtenaren.

1.3. Straffen, schorsen, ontslag en integriteit

De artikelen met betrekking tot het onthouden van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt kunnen schaden, zijn ook van toepassing op vrijwilligers. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aannemen van geschenken. De straffen berisping, schorsing en ontslag blijven voor vrijwilligers gelden en zijn nu onderdeel van dit besluit.

1.4. Aanspraken

Het betreft hier de aanspraken die de politievrijwilliger heeft bij ongevallen en (beroeps)ziektes, bijvoorbeeld het van toepassing verklaren van de Regeling vergoeding beroepsziekten politie en de Regeling smartengeld dienstongevallen politie.

1.5. Aanstelling

In dit besluit zijn regels opgenomen en verduidelijkt over de mogelijkheid van het aanstellen van politievrijwilligers, in relatie tot de aanstellingsvormen voor beroepspersoneel (dat wil zeggen in vaste, dan wel in tijdelijke dienst, waarbij vervolgens onderscheid wordt gemaakt tussen tijdelijke dienst voor bepaalde en onbepaalde tijd), de weg waarlangs de aanstelling van een politievrijwilliger tot stand komt (bijvoorbeeld betrouwbaarheidsonderzoeken, eed/belofte), en de mogelijkheid om in navolging van beroepspersoneel vrijwilligers een executieve aanstelling gericht op een specifieke inzetbaarheid te kunnen geven.

1.6. Restbepalingen

Als sluitstuk van bovengenoemde thema’s/onderwerpen zijn de overige hoofdstukken en restbepalingen van het Barp doorgenomen om te bezien welke bepalingen al dan niet van toepassing zouden moeten zijn op politievrijwilligers. Het gaat dan bijvoorbeeld om de regels ten aanzien van functioneringsgesprekken en de regels met betrekking tot het bekleden van functies ten behoeve van medezeggenschap of publiekrechtelijke functies.

Met het opnemen van de rechtspositionele bepalingen in het Barp en de intrekking van het Brvp wordt tevens het gedachtengoed bevestigd dat de politievrijwilligers onmiskenbaar integraal deel uitmaken van de nationale politie. Het begrip «vrijwillige politie» zal dan ook niet langer gebruikt worden.

2. Financiële vergoeding verloftegoed bij ontslag

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het Barp wijzigingen door te voeren die niet zien op de rechtspositie van politievrijwilligers, maar op een onderdeel van de rechtspositie van beroepskrachten, namelijk de financiële vergoeding voor niet opgenomen wettelijk verloftegoed bij ontslag. Deze wijzigingen vloeien voort uit Europeesrechtelijke verplichtingen. In het artikelsgewijze deel van de toelichting wordt hier nader op ingegaan.

3. Administratieve lasten

Uit dit besluit vloeien geen administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven voort. Het behelst alleen aanpassingen van de regeling van de rechtspositie van binnen de politie organisatie werkzame functionarissen.

Met de politievakorganisaties, de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers en de partijen die geraakt worden door dit besluit is overeenstemming bereikt over dit besluit.

4. Artikelsgewijs

Artikel I

Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel I, onderdeel A

De aanduiding van «Onze Minister» is vervallen, omdat artikel 1, eerste lid, van de Politiewet 2012 reeds regelt wat onder het begrip «Onze Minister» in die wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan.

Met onderdeel A van artikel I is aan artikel 1 van het Barp de begripsbepaling «vrijwillige ambtenaar» toegevoegd. Hieronder vallen de vrijwilliger-aspirant, de vrijwillige ambtenaar in opleiding, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie.

Het begrip vrijwillige ambtenaar is voorts toegevoegd aan de definitie van ambtenaar in onderdeel i van artikel 1. De diverse verschijningsvormen van de vrijwillige ambtenaren zijn opgesomd in onderdeel ss en nader gedefinieerd in de onderdelen tt, uu, vv en ww. Dit betreft achtereenvolgens de vrijwilliger-aspirant (onderdeel tt), vrijwillige ambtenaar in opleiding (onderdeel uu), vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (onderdeel vv) en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie (onderdeel ww).

Artikel I, onderdeel B

Deze wijziging van artikel 2c, eerste lid, houdt in dat betrokkene na het voltooien van een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen basispolitieopleiding kan worden aangesteld als vrijwillige ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak. Met de wijziging van artikel 2c, tweede lid, van het Barp, is geregeld dat, in afwijking van het eerste lid, vrijwillige ambtenaren ook de aanstelling voor de uitvoering van de politietaak kunnen krijgen indien zij een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen specifieke politieopleiding hebben gevolgd. In dat geval wordt in hun akte van aanstelling vermeld dat zij specifiek inzetbaar zijn (zie daartoe artikel 10, vierde lid).

Artikel I, onderdeel C

In het nieuwe artikel 3bis is vastgelegd dat de vrijwilliger-aspirant in tijdelijke dienst wordt aangesteld voor een periode overeenkomend met de duur van zijn politieopleiding en dat hij na het voltooien van de opleiding zo mogelijk in vaste dienst wordt aangesteld als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Dit bij voldoende behaald opleidingsresultaat en capaciteitsbehoefte binnen de dienst.

Artikel I, onderdeel D

Aan artikel 3a is toegevoegd dat de vrijwillige ambtenaar in opleiding tijdelijk wordt aangesteld voor een periode overeenkomend met de duur van zijn opleiding, dat hij daarna tijdelijk voor de proeftijd van een jaar wordt aangesteld als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en dat hij na het verstrijken van de proeftijd zo mogelijk een aanstelling in vaste dienst krijgt (bij voldoende behaald opleidingsresultaat en capaciteitsbehoefte binnen de dienst).

Artikel I, onderdeel E

In artikel 4, eerste lid, is geregeld dat de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, in tijdelijke dienst kan worden aangesteld. Indien het de vervanging van een wegens ziekte of uit anderen hoofde afwezige ambtenaar betreft, kan de vrijwillige ambtenaar slechts een andere vrijwillige ambtenaar vervangen (artikel 4, eerste lid, onderdeel b).

Artikel I, onderdeel F

In de aanhef van artikel 4a is geregeld dat de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, in tijdelijke dienst kan worden aangesteld.

Artikel I, onderdeel G

Aan artikel 7, dat de aanstellingseisen voor politieambtenaren regelt, zijn de vrijwilliger-aspirant, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de politietaak en de vrijwillige ambtenaar in opleiding toegevoegd.

Artikel I, onderdeel H

Aan artikel 8, dat de aanstellingseisen bevat voor de aanstelling als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, is toegevoegd de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie.

Artikel I, onderdeel I

Aan artikel 9, dat de aflegging van de eed dan wel de belofte regelt, zijn de vrijwillige ambtenaren toegevoegd.

Artikel I, onderdeel J

In artikel 10 is vastgelegd welke gegevens een akte van aanstelling dient te bevatten. Toegevoegd is dat de akte in voorkomend geval dient te vermelden dat de aanstelling geschiedt als vrijwilliger-aspirant, vrijwillige ambtenaar in opleiding, vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak dan wel de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie.

Artikel I, onderdeel K

In artikel 13b is een algemene bepaling opgenomen die de korpschef de mogelijkheid biedt beleidsregels vast te stellen over de minimale en maximale inzeturen van politievrijwilligers. Hij kan daarbij voor verschillende groepen vrijwilligers verschillende minimale en maximale uren vaststellen. Voor de vaststelling van de maximale uren zijn de kaders van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit bepalend. Bij de vaststelling van minimale uren kan de korpschef bijvoorbeeld rekening houden met de hoeveelheid opleidings- en trainingsuren die een vrijwilliger nodig heeft, afhankelijk van zijn (al dan niet specialistische) inzet.

Artikel I, onderdelen L en M

De wijzigingen in de artikelen 17 en 26 van het Barp vloeien voort uit de Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd3 en de daaropvolgende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het arrest Schultz-Hoff4). Hierin is onder meer bepaald dat voor de bepaling van de financiële vergoeding van het niet-genoten, wettelijk verloftegoed bij ontslag het normale («gebruikelijke») loon van de werknemer bepalend is. Dat is het loon dat moet worden doorbetaald tijdens de rustperiode overeenkomend met de jaarlijkse vakantie met behoud van dat loon. Hiertoe is in artikel 26 opgenomen wat onder dat «gebruikelijk loon» moet worden verstaan. In eerste instantie is hiervoor bepalend hetgeen maandelijks aan de betrokken ambtenaar wordt uitgekeerd. Dit betreft het «basissalaris» en de vaste uitkeringen, toelagen en vergoedingen die de ambtenaar ontvangt. Het kan zowel gaan om functiegebonden toelagen, bijvoorbeeld de waarnemingstoelage, als aan de persoon van de ambtenaar verbonden toelagen, zoals een functioneringstoelage. Daarnaast wordt de opgebouwde vakantie- en eindejaarsuitkering in het gebruikelijk loon betrokken. Ten slotte worden ook variabele toelagen met een bestendig karakter meegenomen. Voor het bepalen van die toelagen en de bestendigheid van de toekenning ervan wordt aangesloten bij de systematiek die voor het zogenoemde «vakantieloon» wordt gehanteerd en welke is vastgelegd in artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie.

Omdat het gebruikelijk loon slechts wordt uitgekeerd over de wettelijke uren, wordt in artikel 17 van het Barp, waarin het totaal aantal vakantie-uren is opgenomen, inzichtelijk gemaakt welk deel van het totaal de wettelijke uren beslaan. Dit betreft vier maal de gemiddelde arbeidstijd per week. Bij een volledige betrekking komt dat neer op 144 uren per jaar. Artikel 19, eerste lid, van het Barp is hierbij onverminderd van toepassing: indien er sprake is van een andere betrekking dan een volledige betrekking wordt het aantal wettelijke uren naar rato aangepast.

Artikel I, onderdeel N

Dit betreft een technische wijziging. Het nieuwe derde lid van artikel 50 is gelijkluidend aan de laatste zin van artikel 50, tweede lid (oud) en regelt dat indien de ambtenaar buiten dienst is gesteld, deze aangemerkt wordt als ambtenaar die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Hoofdstuk 10 van het Besluit bezoldiging politie betreffende voorzieningen in verband met ziekte, is in dat geval van toepassing. Deze situatie is niet op politievrijwilligers van toepassing, zij ontvangen immers geen bezoldiging. Via artikel 100 wordt het nieuwe derde lid buiten toepassing verklaard voor politievrijwilligers.

Artikel I, onderdeel O

Dit artikel bevat een wijziging van artikel 56 en ziet op het verstrekken van uniformkleding onderscheidenlijk dienstkleding mede aan politievrijwilligers.

Artikel I, onderdeel P

Met de wijziging van artikel 58, eerste lid, worden bepaalde politievrijwilligers onder het bereik gebracht van de studiefaciliteitenregeling.

Artikel I, onderdeel Q

Met deze wijziging van artikel 59 geldt voortaan ook voor bepaalde vrijwillige ambtenaren dat zij zich niet kunnen beroepen op de omstandigheid niet in dienst te zijn, in gevallen, waarin hun optreden redelijkerwijze is vereist.

Artikel I, onderdeel R

De wijziging van artikel 59a houdt in dat ook de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die enkel een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding heeft voltooid, zich moet onthouden van werkzaamheden buiten het vakgebied waarvan zijn functie onderdeel uitmaakt.

Artikel I, onderdeel S

Artikel 65a ziet op de verplaatsing van vrijwilligers en houdt in dat door het bevoegd gezag aan de vrijwillige ambtenaar een andere functie kan worden opgedragen, al dan niet op een andere dan de hem aangewezen plaats van tewerkstelling of binnen een ander dan het hem aangewezen werkgebied. Aan hem kan tevens worden opgedragen zijn functie op een andere dan de hem aangewezen plaats van tewerkstelling of binnen een ander dan het hem aangewezen werkgebied uit te oefenen. Dit artikel geldt buiten situaties van reorganisatie. De verplaatsing is vanwege de aard van de vrijwilligersrelatie aan beperkingen onderhevig en geschiedt daarom alleen op verzoek van de vrijwillige ambtenaar dan wel het bevoegd gezag. In dat laatste geval wordt het verzoek feitelijk gedaan door de teamchef van het dienstonderdeel waar de vrijwilliger is geplaatst en van waaruit de verplaatsing geschiedt. Hieraan moet een niet werkbare situatie ten grondslag liggen, die wordt veroorzaakt door de onverenigbaarheid van karakters van de vrijwilliger en de teamchef of die gelegen is in het feit dat de werkzaamheden niet bij de betrokkene passen. Daarnaast heeft de teamchef Regionale Coördinatietaken de mogelijkheid om de verplaatsing te initiëren op het moment dat er in het betreffende dienstonderdeel zodanig van het met de vakorganisaties overeengekomen landelijke vrijwilligersbeleid wordt afgeweken dat verplaatsing door hem noodzakelijk wordt geacht.

Artikel I, onderdeel T

Aan artikel 68, dat onder meer regelt wanneer de door de dienst geleden schade op aspiranten kan worden verhaald, is de vrijwilliger-aspirant toegevoegd.

Artikel I, onderdeel U

Artikel 74 regelt de beloningen voor ambtenaren wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichtingen. Aan dit artikel is een extra lid toegevoegd dat de beloningen voor de vrijwillige ambtenaar regelt: de tevredenheidsbetuiging en een gratificatie van maximaal € 226,89.

Artikel I, onderdeel V

Artikel 75bis bevat een grondslag voor een ministeriële regeling inzake de vergoedingen die aan de vrijwillige ambtenaar kunnen worden toegekend.

Artikel I, onderdeel W

Artikel 77, eerste lid, bevat de straffen die aan ambtenaren kunnen worden opgelegd. In het tweede lid is geregeld dat aan de vrijwillige ambtenaar de volgende straffen kunnen worden opgelegd: een schriftelijke berisping, een geldboete van ten hoogste € 22, een schorsing voor een bepaalde tijd dan wel ontslag.

Voorts zijn aan het derde lid, dat regelt door wie en op welke wijze de straffen worden opgelegd, de ambtenaren in opleiding, de vrijwilliger-aspiranten en vrijwillige ambtenaren in opleiding toegevoegd.

Artikel I, onderdeel X

In artikel 78, tweede lid, is geregeld dat wat betreft de vrijwillige ambtenaar de straf van ontslag niet kan cumuleren met de andere straffen.

Artikel I, onderdeel Y

Aan artikel 89, dat de gevallen bevat waarin eervol ontslag kan worden verleend, zijn toegevoegd: de vrijwilliger-aspirant en de vrijwillige ambtenaar in opleiding, beiden gedurende een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 3a, eerste lid en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, gedurende de proeftijd, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a.

Voorts is de tweede volzin van het zesde lid verplaatst naar het zevende lid.

Artikel I, onderdeel Z

Aan artikel 90 dat de gevallen van eervol ontslag van rechtswege regelt, zijn in het eerste lid toegevoegd de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, en in het tweede lid de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie.

Artikel I, onderdeel AA

Artikel 99 is aangevuld met een derde lid dat regelt dat een vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die op grond van afdeling 1, hoofdstuk 2, artikel 1, van de Invoeringswet Politiewet 1993 naar een politieregio dan wel het Korps landelijke politiediensten is overgegaan en die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de Politiewet 1993 aanspraken had op grond van de Rechtstoestandsregeling reservepolitie, deze aanspraken behoudt.

Artikel I, onderdeel BB

Artikel 99n regelt dat aanspraken die een vrijwillige ambtenaar had op grond van het Brvp (dat met onderhavig besluit wordt ingetrokken) worden geacht te zijn gebaseerd op het Brvp zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Artikel I, onderdeel CC

In artikel 100, eerste en derde lid, worden de diverse relevante vormen van vrijwilligers (vrijwilliger-aspirant en de vrijwillige ambtenaar in opleiding) toegevoegd.

In het vijfde lid is vastgelegd welke bepalingen van het Besluit algemene rechtspositie politie niet van toepassing zijn op de vrijwillige ambtenaar.

Artikel II

Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie
Artikel II, onderdeel A

De reden voor deze wijziging is dat per 1 januari 2021 de vergoeding voor ATH-vrijwilligers5 wordt geïntroduceerd. Nu gekozen is voor een vergoeding in de vorm van een algemene tegemoetkoming voor de kosten die de vrijwilliger maakt, bestaat vanaf dat moment geen recht meer op een reiskostenvergoeding. Deze wijziging strekt daartoe.

Artikel II, onderdeel B

In het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie is artikel 38a ingevoegd, dat regelt dat Hoofdstuk IV van dat besluit, dat ziet op tegemoetkoming in de verhuiskosten, niet van toepassing is op de vrijwillige ambtenaar.

Artikel III

Besluit bewapening en uitrusting politie
Artikel III, onderdeel A

Artikel 1 dat de begripsbepalingen bevat, wordt aangevuld met de definitie van aspirant en surveillant van politie. Beide definities omvatten daarmee ook de relevante aanstellingsvormen van politievrijwilligers (vrijwilliger-aspirant respectievelijk vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak). Aan de definitie van «ambtenaar» wordt de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegevoegd.

Artikel III, onderdelen B, C, D, F, G

Deze onderdelen bevatten redactionele wijzigingen van de artikelen 4, 5, 6 en 8 van het Besluit bewapening en uitrusting politie (Bbup). Met onderdeel G wordt aan artikel 20a, op grond waarvan – in afwijking van bepaalde artikelen van het Bbup – kan worden bepaald welke politieambtenaren niet bewapend zijn, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de vrijwillige ambtenaar in opleiding toegevoegd.

Artikel III, onderdeel E

Dit artikelonderdeel bepaalt dat artikel 7 van het Besluit bewapening en uitrusting politie vervalt. Nu de vrijwillige ambtenaar valt onder het begrip «ambtenaar» in artikel 1 van het Besluit bewapening en uitrusting politie, is het niet langer nodig in een afzonderlijk artikel te regelen over welke bewapening een vrijwillige ambtenaar van politie kan beschikken.

Artikel III, onderdeel H

Voor alle ambtenaren geldt dat zij uitsluitend over een hond kunnen beschikken na toestemming van de korpschef. Dit is verduidelijkt door de laatste volzin van het eerste lid van artikel 24 in een apart artikellid op te nemen.

Artikel III, onderdeel I

In artikel 25 vervalt de zinsnede die ziet op de vrijwillige ambtenaar van politie bedoeld in het Brvp, omdat het Brvp wordt ingetrokken. De desbetreffende regels over de uniformkleding van politievrijwilligers zijn in artikel 56 Barp opgenomen (zie artikel I, onderdeel N, van het onderhavige besluit).

Artikel IV

Besluit rangen politie
Artikel IV, onderdelen A, B en C

Met de wijziging van artikel 1 worden de vrijwillige ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, onder het bereik van het Besluit rangen politie gebracht (onderdeel A van artikel IV). In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, is geregeld dat aan de functie vrijwilliger-aspirant of de vrijwillige ambtenaar in opleiding de rang aspirant is verbonden (onderdeel B van artikel IV). Artikel IV, onderdelen A en B, in onderlinge samenhang bezien, leiden ertoe dat artikel 2a dat de rangen voor de politievrijwilligers regelt, kan vervallen.

Artikelen V, VI, VII, VIII en IX

Deze artikelen bevatten aanpassingen van enkele rechtspositionele besluiten in verband met het vervallen van het Brvp met het onderhavig besluit en de nieuwe invulling van het begrip «vrijwillige ambtenaar» in het Barp.

Artikel X

Met artikel X is het Besluit van 25 november 1996, houdende bekrachtiging van ten aanzien van politieambtenaren en de toenmalige reservepolitie toegepaste financiële maatregelen over de periode vanaf 1 april 1993 tot en met 31 maart 1994, ingetrokken. Dit omdat de desbetreffende regeling is uitgewerkt.

Artikel XI en XII

Omdat het Brvp met artikel XIII wordt ingetrokken, zijn in het Besluit politiegegevens en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken de verwijzingen naar het Brvp geschrapt.

Artikel XIII

Met artikel XIII wordt het Brvp ingetrokken.

Artikel XIV

Artikel XIV bevat de inwerkingtredingsbepaling. Voorzien is in de inwerkingtreding van het besluit op 1 september 2020. Van de vaste verandermomenten wordt afgeweken in overleg met de politiesector. De gevolgen van dit besluit blijven beperkt tot personen, werkzaam binnen deze sector. Artikel II, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. De reden voor latere inwerkingtreding van laatstgenoemd artikelonderdeel is, zoals reeds toegelicht bij artikel II, onderdeel A, dat de vergoeding voor ATH-vrijwilligers6 vanaf 1 januari 2021 wordt geïntroduceerd en dat er dus ook pas vanaf dat moment geen aanspraak meer bestaat op een reiskostenvergoeding.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Regeerakkoord 2017–2021 «Vertrouwen in de toekomst«, blz. 4.

X Noot
3

Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9).

X Noot
4

HvJ EU 20 januari 2009, ECLI:EU:C:2009:18. Hierin is overwogen (punt 62 en dictum 3) dat «artikel 7, lid 2, van richtlijn 2003/88 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan nationale bepalingen of gebruiken volgens welke aan het einde van de arbeidsverhouding geen financiële vergoeding wegens niet opgenomen jaarlijkse vakantie met behoud van loon wordt betaald aan de werknemer die tijdens de gehele referentieperiode en/of overdrachtsperiode dan wel een deel ervan met ziekteverlof is geweest, waardoor hij geen gebruik heeft kunnen maken van zijn recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon. Voor de berekening van de financiële vergoeding is het normale salaris van de werknemer, te weten het salaris dat moet worden doorbetaald tijdens de rustperiode overeenkomend met de jaarlijkse vakantie met behoud van loon, eveneens bepalend.»

X Noot
5

Vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ww, van het Barp.

X Noot
6

Vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ww, van het Barp.

Naar boven