Wet van 12 mei 2021 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de ernst van geweldgebruik door ambtenaren in de uitoefening van hun taak wenselijk is te voorzien in een specifiek kader voor strafrechtelijk onderzoek naar de rechtmatigheid van het handelen en een specifieke strafbaarstelling en strafuitsluitingsgrond;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Niet strafbaar is de ambtenaar die in de rechtmatige uitoefening van zijn taak en in overeenstemming met zijn geweldsinstructie geweld gebruikt.

B

Na artikel 90octies wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 90novies

Onder geweldsinstructie wordt verstaan de bij of krachtens de Politiewet 2012 en de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten gegeven algemeen verbindende voorschriften die tot de ambtenaar gerichte instructies bevatten omtrent het gebruik van geweld.

C

Na artikel 371 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 372

De ambtenaar aan wie bij of krachtens artikel 7, eerste, achtste of negende lid, van de Politiewet 2012 of artikel 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend en aan wiens schuld het te wijten is dat hij het in zijn geweldsinstructie bepaalde schendt, wordt gestraft:

  • 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie, indien het feit enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

  • 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

  • 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het feit de dood ten gevolge heeft.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

aA

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De rechtbank Midden-Nederland is bij uitsluiting bevoegd indien een ambtenaar, aan wie bij of krachtens artikel 7, eerste of negende lid, van de Politiewet 2012 of artikel 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend, wordt vervolgd naar aanleiding van het in de uitoefening van zijn functie gebruiken van geweld.

A

In artikel 27, derde lid, wordt na «komen tevens toe aan» ingevoegd: de ambtenaar die in de uitoefening van zijn functie geweld heeft gebruikt en ten aanzien van welk geweldgebruik een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 511a is ingesteld en.

B

In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, wordt tussen «351,» en «395» ingevoegd: 372,.

Ba

Na artikel 261 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 261a

Indien een feit onder verwijzing naar het misdrijf, bedoeld in artikel 372 van het Wetboek van Strafrecht ten laste wordt gelegd, kan in de dagvaarding hetzelfde feit niet tevens onder verwijzing naar een ander misdrijf ten laste worden gelegd.

C

Na artikel 511 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL IIIA ONDERZOEK NAAR GEBRUIK VAN GEWELD DOOR AMBTENAREN

Artikel 511a
  • 1. Indien een ambtenaar, aan wie bij of krachtens artikel 7, eerste, achtste of negende lid, van de Politiewet 2012 of artikel 6, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten de bevoegdheid geweld te gebruiken is toegekend, in de uitoefening van zijn functie geweld heeft gebruikt, kan de officier van justitie bevelen dat een feitenonderzoek wordt ingesteld. Van dit bevel wordt de betrokken ambtenaar op de hoogte gesteld.

  • 2. Een feitenonderzoek is gericht op de beoordeling of het geweld is gebruikt overeenkomstig de geweldsinstructie.

  • 3. De artikelen 51a tot en met 51d zijn gedurende het feitenonderzoek voor zover relevant van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het feitenonderzoek.

Artikel 511aa
  • 1. In het feitenonderzoek kan de officier van justitie, of, indien de artikelen de hulpofficier of de opsporingsambtenaar als bevoegd aanwijzen, deze ambtenaar, de in de artikelen 61a, eerste lid, onderdeel h, 96 tot en met 96c, 97, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, 99, 124, 125, 125i, 126nc, 126nd, 150 en 151 bedoelde bevoegdheden uitoefenen en kan de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie de bevoegdheden van de artikelen 104 tot en met 110 uitoefenen. Artikel 94, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het feitenonderzoek alleen vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.

  • 2. Een bevel als bedoeld in de artikelen 96a, eerste lid, 105, eerste lid, 126nc, eerste lid, en 126nd, eerste lid, wordt niet gericht aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 511a, eerste lid.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden kunnen slechts worden uitgeoefend indien:

    • a. het geweldgebruik, bedoeld in artikel 511a, eerste lid, lichamelijk letsel of de dood tot gevolg heeft gehad;

    • b. de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid in redelijke verhouding staat tot de aard van het geweldgebruik ter beoordeling waarvan het feitenonderzoek is ingesteld;

    • c. het vergaren van gegevens voor het feitenonderzoek door uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid niet op een andere, minder ingrijpende wijze mogelijk is.

Artikel 511ab
  • 1. Op basis van het feitenonderzoek beslist de officier van justitie welke vervolgbeslissing wordt genomen.

  • 2. De officier van justitie doet van zijn beslissing onverwijld schriftelijk mededeling aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 511a, eerste lid.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 mei 2021

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de zevenentwintigste mei 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 641

Naar boven