Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 november 2022, houdende wijziging van de Kiesregeling in verband met de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen K 6, eerste lid, M 3, zesde lid, N 10, derde lid, N 29, vierde lid, Na 14, vijfde lid, Na 31, derde lid, O 7, derde lid, O 15, vijfde lid, jo. Na 14, vijfde lid, O 20, derde lid, P 1e, zevende lid, P 1f, zesde lid, P 1i, derde lid, jo. P 1f, zesde lid, P 22, derde lid, van de Kieswet en de artikelen N 5, vierde lid, P 2a, derde lid, en P 2c, derde lid, van het Kiesbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 1 bij artikel 1 van de Kiesregeling wordt als volgt gewijzigd:

1. Model K 6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt ‘K 6’ vervangen door ‘K 6-1. Verzoek om een kiezerspas’.

b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel A van de bijlage bij deze regeling.

2. Model K 6-2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt ‘K 6-2’ vervangen door ‘K 6-2. Verzoek om een kiezerspas voor kiezers buiten Nederland’.

b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel B van de bijlage bij deze regeling.

3. Model M 3 wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij deze regeling.

4. Na model M 6-5 wordt het model ingevoegd dat is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij deze regeling.

5. Model N 10-1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt ‘N 10-1’ vervangen door ‘N 10-1. Proces-verbaal van een stembureau’.

b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel E van de bijlage bij deze regeling.

6. Na model N 10-1 wordt het model ingevoegd dat is opgenomen in onderdeel F van de bijlage bij deze regeling.

7. De modellen N 10-2a, N 10-2b en N 11 vervallen.

8. Na model N 10-2 (nieuw) worden de modellen ingevoegd die zijn opgenomen in onderdeel G van de bijlage bij deze regeling.

9. Model O 3 vervalt.

10. Na model Na 31-2 (nieuw) worden de modellen ingevoegd die zijn opgenomen in onderdeel H van de bijlage bij deze regeling.

11. Model P 22-1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt ‘P 22-1’ vervangen door ‘P 22-1. Proces-verbaal van de uitslag van de verkiezing van de Tweede Kamer / het Europees parlement / provinciale staten’.

b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel I van de bijlage bij deze regeling.

12. Model P 22-2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt ‘P 22-2’ vervangen door ‘P 22-2. Proces-verbaal van de uitslag van de verkiezing van provinciale staten in een provincie met één kieskring / het algemeen bestuur / de gemeenteraad / de eilandsraad / het kiescollege / het kiescollege niet-ingezetenen’.

b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel J van de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 5 van de Regeling kiescollege niet-ingezetenen (Stcrt. 2022, 28223) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

BIJLAGE

A

B

C

D

Model N 5. Overdrachtsdocument

E

F

Model N 10-2. Proces-verbaal van een stembureau in een gemeente/openbaar lichaam waar een centrale stemopneming wordt verricht

G

Model N 29-1. Proces-verbaal van de stemming bij een briefstembureau

Model N 29-2. Proces-verbaal van de stemopneming bij een briefstembureau

Model Na 14-1. Corrigendum bij het proces-verbaal van een stembureau

Model Na 14-2. Corrigendum bij het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam

Model Na 14-3. Corrigendum bij de processen-verbaal van een briefstembureau

Model Na 31-1. Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam

Model Na 31-2. Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam in een gemeente/openbaar lichaam waar een centrale stemopneming wordt verricht

H

Model O 7. Proces-verbaal van een hoofdstembureau

Model O 20. Proces-verbaal van het nationaal briefstembureau

Model P 1f-1. Corrigendum bij het proces-verbaal van een hoofdstembureau

Model P 1f-2. Corrigendum bij het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau

Model P 2a. Proces-verbaal nieuwe zitting gemeentelijk stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam (in opdracht van centraal stembureau)

Model P 2c. Proces-verbaal nieuwe zitting briefstembureau (in opdracht van centraal stembureau)

I

J

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling vervalt model N 11 van de Kiesregeling, oftewel de opgave van de burgemeester van de uitkomst van de stemopneming door de binnen zijn gemeente gevestigde stembureaus. De modellen N 10-2a, N 10-2b, K 6 en O 3 worden vervangen door respectievelijk model N 29-1, N 29-2, K 6-1 en O 7. De modellen K 6-2, M 3, N 10-1, P 22-1 en P 22-2 worden aangepast. En tot slot wordt een aantal nieuwe modellen ingevoegd. Het betreft de volgende modellen: N 5, N 10-2, N 29-1, N 29-2, Na 14-1, Na 14-2, Na 14-3, Na 31-1, Na-31-2, O 20, P 1f-1, P 1f-2, P 2a en P 2c.

Het merendeel van voornoemde aanpassingen houdt verband met de nieuwe procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen. Deze is in de Kieswet vastgelegd door de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen (Stb. 2022, 292). Voor een beschrijving van de nieuwe procedure wordt op deze plek verwezen naar de parlementaire geschiedenis van die wet.1

Er zijn drie modellen opnieuw vastgesteld, anders dan vanwege de nieuwe procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen. Het betreft de modellen K 6-1, K 6-2 en M 3. In deze drie modellen is voortaan aangegeven dat stemgerechtigden op het formulier geïnformeerd moeten worden over het feit dat zij bij het indienen van een aanvraag voor een kiezerspas (Model K 6-1 / Model K 6-2) of een aanvraag om per brief te mogen stemmen vanwege een tijdelijk verblijf in het buitenland (Model M 3) een kopie van een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht over moeten leggen. Deze verplichting volgt uit artikel K 3, tweede lid, respectievelijk artikel M 3, tweede lid, van de Kieswet zoals gewijzigd door de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen.

2. Aanduiding en nummering van modellen

De aanduidingen van in de Kiesregeling opgenomen modellen verwijzen doorgaans naar de hoofdstukken en artikelen in de Kieswet op basis waarvan zij zijn vastgesteld. Zo vindt Model N 10-1 zijn juridische grondslag in hoofdstuk N, meer precies in artikel N 10 van de Kieswet. De toevoeging (‘1’) achter het koppelteken in de aanduiding houdt in dat er meer dan één model zijn grondslag vindt in de genoemde wetsbepaling. En dat voornoemd model daarvan het eerste is.

Met deze regeling worden op de in de eerste alinea beschreven systematiek drie uitzonderingen geïntroduceerd. Het betreft model N 5 (Overdrachtsdocument), model P 2a (Proces-verbaal nieuwe zitting gemeentelijk stembureau) en model P 2c (Proces-verbaal nieuwe zitting briefstembureau). Deze drie modellen vinden hun juridische grondslag niet in de Kieswet, maar in het recent gewijzigde Kiesbesluit (Stb. 2022, 369); respectievelijk in de artikelen N 5, P 2a en artikel P 2c.

Ook de Kiesraad heeft in zijn advies over het ontwerp van deze regeling aandacht besteed aan de aanduiding van de modellen. De Raad adviseert de nummering te vereenvoudigen. Meer concreet beveelt hij aan om gedeeltelijk te breken met de in de Kiesregeling gehanteerde systematiek zoals deze in de eerste alinea van deze paragraaf is beschreven en de modellen tussen Model N 10-2 en Model P 22-1 uitsluitend nog een nummer te geven. Dit advies is niet overgenomen. Het verdient de voorkeur om in de Kiesregeling één generiek systeem te gebruiken voor de aanduiding van modellen. Daarmee wordt niet alleen een consistente opbouw van de Kiesregeling geborgd, hetgeen het gebruiksgemak ten goede komt, maar blijft ook inzichtelijk waar de grondslag voor elk model te vinden is. Het door de Raad voorgestelde systeem heeft daarnaast als nadeel dat de situatie zich kan voordoen dat de volgnummers van diverse modellen moeten wijzigen als een nieuw model wordt ingevoegd. Dat is nadelig voor de uitvoeringspraktijk, waar juist behoefte aan bestendigheid bestaat. Dat model N 10, zoals de Raad zelf terecht aangeeft, breed gekend is, komt immers doordat het model voor het proces-verbaal van een stembureau al decennialang als model N 10 gekend is. Verwacht mag worden dat de aanduidingen van de nieuwe modellen die met deze regeling in de Kiesregeling worden geïntroduceerd op termijn ook vertrouwd zullen aandoen voor gebruikers daarvan. Al zal er, zeker in het begin, ook sprake zijn van enige onzekerheid en onwennigheid. De Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen wijzigt die procedure immers ingrijpend. Daarom is het belangrijk dat er tijdig goede voorlichting komt. Ik zal mij hiervoor inspannen. Ik verwacht echter ook dat naarmate er meer kennis en ervaring is opgedaan met het nieuwe proces en de bijbehorende modellen, het risico op misverstanden kleiner wordt.

Op grond van artikel VIIIA van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen heb ik er zorg voor gedragen dat vlak voor publicatie van die wet in het Staatsblad een aantal paragrafen en artikelen uit die wet is vernummerd. Dit met het oog op een logischere nummering van de Kieswet. Het betreft de paragrafen 3, 4 en 5 uit hoofdstuk E, de paragrafen 3 en 4 uit hoofdstuk N, de nieuw vastgestelde hoofdstukken Na en O, alsmede de artikelen P 1b tot P 2 van de Kieswet. Deze nieuwe nummering van enkele nieuw in de Kieswet opgenomen artikelen heeft ook gevolgen voor de aanduiding van enkele op basis daarvan in de Kiesregeling opgenomen modellen. Eén van de argumenten van de Kiesraad om voor een aantal modellen een andere systematiek voor hun aanduiding voor te stellen, is dat enkele modellen verwarrende aanduidingen zouden krijgen. Zoals bijvoorbeeld het in de ontwerpregeling voorkomende model P 1ea-1. Nu de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen in het Staatsblad is gepubliceerd, heeft dit model een nieuwe, eenvoudiger uit te spreken, aanduiding gekregen: model P 1f-1. Daarenboven is met deze regeling de vindbaarheid van de nieuwe vastgestelde en gewijzigde modellen in de Kiesregeling vergroot door de gehele aanduiding in het opschrift van het model op te nemen. De bedoeling is dat het daardoor makkelijker wordt om straks een model te vinden in de Kiesregeling; ook als men de aanduiding van het model (nog) niet kent.

3. Consultatie

Over het ontwerp van deze regeling is advies gevraagd aan de Kiesraad, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Daarnaast heeft er internetconsultatie plaatsgevonden. Deze laatste heeft één reactie opgeleverd, te weten van Ieder(in). In deze paragraaf zal op de verkregen adviezen en reactie worden ingegaan, voor zover het onderwerpen betreft die niet al eerder in deze toelichting zijn geadresseerd.

De Kiesraad kan zich in grote lijnen vinden in de voorgestelde modellen. Een groot aantal van zijn suggesties zijn in de definitieve vaststelling van deze regeling overgenomen. Zo is op modellen waar mogelijk gebruikgemaakt van gelijkluidende teksten en begrippen. Ook is het vereiste om subtotalen te berekenen geschrapt voor zover het modellen betreft die in OSV 2020 worden aangemaakt en waarbij ook het stemcijfer door OSV wordt bepaald. Het corrigendum bij het proces-verbaal van een briefstembureau biedt nu ook ruimte om de in het proces-verbaal genoteerde redenen van ongeldigverklaring te kunnen corrigeren. En in de modellen is rekening gehouden met de benaming van sommige instanties in het Caribische deel van Nederland. De suggestie om het aantal door een briefstembureau toegelaten kiezers niet in Model N 29-1, over de toelating van kiezers tot de stemming, op te nemen maar in model N 29-2, over de stemopneming, is daarentegen niet overgenomen. Op grond van artikel N 15 van de Kieswet houdt het briefstembureau twee zittingen. Op grond van artikel N 29 van de Kieswet wordt van elk van deze zittingen proces-verbaal opgemaakt. De in artikel N 21 van de Kieswet opgenomen verplichting van het briefstembureau om vast te stellen hoeveel kiezers tot de stemming zijn toegelaten vindt plaats gedurende de in artikel N 15, eerste lid, onder a, van de Kieswet bedoelde zitting. Om die reden volgt uit de Kieswet dat het aantal tot de stemming toegelaten kiezers in model N 29-1 moet worden genoteerd.

De VNG en de NVVB hebben gezamenlijk een reactie gegeven op de ontwerpregeling. Zij zijn overwegend positief over de voorgestelde modellen. Een groot aantal van de suggesties die de VNG en de NVVB te dien aanzien hebben ingebracht, heeft bovendien zijn weg gevonden naar de modellen die met deze regeling zijn vastgesteld.

Wel vragen de VNG en de NVVB aandacht voor de gevolgen die de toename van het aantal verschillende in het verkiezingsproces te gebruiken modellen kan hebben voor de uitvoeringspraktijk. In dit kader hebben zij nadrukkelijk gevraagd om te herbezien of alle voorgestelde modellen noodzakelijk zijn. Deze herbezinning heeft plaatsgevonden, maar heeft niet tot een beperking van het aantal vast te stellen modellen geleid. De modellen worden vastgesteld, omdat de Kieswet c.q. het Kiesbesluit daartoe opdracht geeft. Daarom is de enige manier om in deze regeling het aantal modellen terug te brengen, het samenvoegen van twee of meer modellen. Bijvoorbeeld model N 10-1 en model N 10-2. Beide bevatten een model voor het proces-verbaal van een stembureau. Het eerste model wordt gebruikt als er binnen de gemeente waar het stembureau is gevestigd geen centrale stemopneming plaatsvindt. Het tweede model als er wél een centrale stemopneming plaatsvindt. Door beide modellen samen te voegen, neemt het aantal modellen dat in de Kiesregeling voorkomt af. De keerzijde daarvan zou zijn, dat het vaker zou voorkomen dat een of meer rubrieken niet, of slechts gedeeltelijk, ingevuld zouden hoeven worden. Met andere woorden: het opmaken van een proces-verbaal zou complexer zijn geworden. Daarnaast zou het samenvoegen van modellen ertoe leiden dat de omvang van elk model toeneemt. Anders geformuleerd: de uitvoeringslasten voor gemeenten zouden erdoor toenemen.

Dat het aantal in de Kiesregeling vast te stellen modellen toeneemt, is een direct gevolg van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen. Met die wet wordt immers de mogelijkheid gecreëerd om processen-verbaal te corrigeren. Dergelijke correcties moeten inzichtelijk worden gemaakt en dat gebeurt in een afzonderlijk proces-verbaal: de modellen P 2a, Na 14-1 en Na 14-2. Maar bij het organiseren van een verkiezing zijn doorgaans niet alle modellen even relevant. In een gemeente waar géén centrale stemopneming plaatsvindt zullen bijvoorbeeld de modellen N 10-2 en Na 31-2 niet worden gebruikt. In bijna geen enkele gemeente wordt een briefstembureau ingesteld, zodat ook de modellen N 29-1, N 29-2, Na 14-3, O 20 en P 2c in maar weinig gemeenten gebruikt zullen worden. Maar het voorgaande laat natuurlijk onverlet dat het aantal verschillende modellen dat bij een verkiezing wordt gebruikt effectief zal toenemen. Dit hangt samen met de grote verandering in de procedure voor het vaststellen van verkiezingsuitslagen: de introductie van de mogelijkheid om vermeende fouten te onderzoeken en waar nodig correcties door te voeren. Het Ministerie van BZK verzorgt thans een uitgebreide voorlichting aan gemeenten, onder meer door middel van regiobijeenkomsten en het beschikbaar stellen van factsheets. Dit is er mede op gericht inzichtelijk te maken welke modellen in welke fase van het verkiezingsproces worden gebruikt. Daarenboven wordt, in samenspraak met de Kiesraad, de VNG en de NVVB, onderzocht hoe de processen-verbaal in de toekomst centraal openbaar kunnen worden gemaakt. Daarbij wordt tevens bezien hoe de papieren stroom effectiever kan worden ingericht, met inachtneming van de waarborgen van transparantie en controleerbaarheid.

Ieder(in) benadrukt in zijn reactie informatie te missen over de wijze waarop informatie uit de processen-verbaal op een toegankelijke en begrijpelijke wijze wordt gepubliceerd. De Kiesregeling bevat geen regels over de wijze waarop informatie moet worden gepubliceerd. Er is ook geen juridische grondslag voorhanden om daarover regels op te nemen in de Kiesregeling.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 5 van de Regeling kiescollege niet-ingezetenen (Stcrt. 2022, 28223) in werking treedt: 1 januari 2023. Deze datum volgt uit artikel 7, tweede lid, van de Regeling kiescollege niet-ingezetenen gelezen in samenhang met het besluit van 20 oktober 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en het Besluit kiescollege niet-ingezetenen (Stb. 2022, 411). Dat deze regeling in werking treedt ná de Regeling kiescollege niet-ingezetenen is belangrijk, omdat in beide regelingen een nieuw Model P 22-2 bevatten en alleen het model dat bij de onderhavige regeling hoort daadwerkelijk onderdeel zal uitmaken van de Kiesregeling. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de onderhavige regeling wel óók op 1 januari 2023 in werking treedt. Dit is namelijk ook de dag waarop de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen (Stb. 2022, 292) en de wijziging van het Kiesbesluit in verband met de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen alsmede de Wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (Stb. 2022, 369) in werking treden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

M.n. de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2019/20, 35 489, nr. 3) en de toelichting bij de eerste nota van wijziging (Kamerstukken II 2021/22, 35 489, nr. 8).

Naar boven