De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen K 6, eerste lid, M 3,
zesde lid, N 10, derde lid, N 29, vierde lid, Na 14, vijfde lid, Na 31, derde
lid, O 7, derde lid, O 15, vijfde lid, jo. Na 14, vijfde lid, O 20, derde lid,
P 1e, zevende lid, P 1f, zesde lid, P 1i, derde lid, jo. P 1f, zesde lid, P 22,
derde lid, van de Kieswet en de artikelen N 5, vierde lid, P 2a, derde lid, en
P 2c, derde lid, van het Kiesbesluit;
Besluit:
ARTIKEL I
Bijlage 1 bij artikel 1 van de Kiesregeling wordt als volgt
gewijzigd:
1. Model K 6 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift wordt ‘K 6’ vervangen door ‘K 6-1. Verzoek om een
kiezerspas’.
b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel A
van de bijlage bij deze regeling.
2. Model K 6-2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift wordt ‘K 6-2’ vervangen door ‘K 6-2. Verzoek om een
kiezerspas voor kiezers buiten Nederland’.
b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel B
van de bijlage bij deze regeling.
3. Model M 3 wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel C
van de bijlage bij deze regeling.
4. Na model M 6-5 wordt het model ingevoegd dat is opgenomen in onderdeel D
van de bijlage bij deze regeling.
5. Model N 10-1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift wordt ‘N 10-1’ vervangen door ‘N 10-1. Proces-verbaal van
een stembureau’.
b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel E
van de bijlage bij deze regeling.
6. Na model N 10-1 wordt het model ingevoegd dat is opgenomen in onderdeel F
van de bijlage bij deze regeling.
7. De modellen N 10-2a, N 10-2b en N 11 vervallen.
8. Na model N 10-2 (nieuw) worden de modellen ingevoegd die zijn opgenomen in
onderdeel G van de bijlage bij deze regeling.
10. Na model Na 31-2 (nieuw) worden de modellen ingevoegd die zijn opgenomen
in onderdeel H van de bijlage bij deze regeling.
11. Model P 22-1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift wordt ‘P 22-1’ vervangen door ‘P 22-1. Proces-verbaal van
de uitslag van de verkiezing van de Tweede Kamer / het Europees parlement /
provinciale staten’.
b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel I
van de bijlage bij deze regeling.
12. Model P 22-2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift wordt ‘P 22-2’ vervangen door ‘P 22-2. Proces-verbaal van
de uitslag van de verkiezing van provinciale staten in een provincie met één
kieskring / het algemeen bestuur / de gemeenteraad / de eilandsraad / het
kiescollege / het kiescollege niet-ingezetenen’.
b. Het model wordt vervangen door het model dat is opgenomen in onderdeel J
van de bijlage bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 5 van de
Regeling kiescollege niet-ingezetenen (Stcrt. 2022, 28223) in werking
treedt.
BIJLAGE
A
B
C
D
Model N 5. Overdrachtsdocument
E
F
Model N 10-2. Proces-verbaal van een stembureau in een
gemeente/openbaar lichaam waar een centrale stemopneming wordt
verricht
G
Model N 29-1. Proces-verbaal van de stemming bij een
briefstembureau
Model N 29-2. Proces-verbaal van de stemopneming bij
een briefstembureau
Model Na 14-1. Corrigendum bij het proces-verbaal van
een stembureau
Model Na 14-2. Corrigendum bij het proces-verbaal van
een gemeentelijk stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam
Model Na 14-3. Corrigendum bij de processen-verbaal van
een briefstembureau
Model Na 31-1. Proces-verbaal van een gemeentelijk
stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam
Model Na 31-2. Proces-verbaal van een gemeentelijk
stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam in een gemeente/openbaar
lichaam waar een centrale stemopneming wordt verricht
H
Model O 7. Proces-verbaal van een
hoofdstembureau
Model O 20. Proces-verbaal van het nationaal
briefstembureau
Model P 1f-1. Corrigendum bij het proces-verbaal van
een hoofdstembureau
Model P 1f-2. Corrigendum bij het proces-verbaal van
het nationaal briefstembureau
Model P 2a. Proces-verbaal nieuwe zitting gemeentelijk
stembureau/stembureau voor het openbaar lichaam (in opdracht van centraal
stembureau)
Model P 2c. Proces-verbaal nieuwe zitting
briefstembureau (in opdracht van centraal stembureau)
I
J
TOELICHTING
1. Inleiding
Met deze regeling vervalt model N 11 van de Kiesregeling, oftewel de opgave
van de burgemeester van de uitkomst van de stemopneming door de binnen zijn
gemeente gevestigde stembureaus. De modellen N 10-2a, N 10-2b, K 6 en O 3
worden vervangen door respectievelijk model N 29-1, N 29-2, K 6-1 en O 7. De
modellen K 6-2, M 3, N 10-1, P 22-1 en P 22-2 worden aangepast. En tot slot
wordt een aantal nieuwe modellen ingevoegd. Het betreft de volgende modellen: N
5, N 10-2, N 29-1, N 29-2, Na 14-1, Na 14-2, Na 14-3, Na 31-1, Na-31-2, O 20, P
1f-1, P 1f-2, P 2a en P 2c.
Het merendeel van voornoemde aanpassingen houdt verband met de nieuwe
procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen. Deze is in de Kieswet
vastgelegd door de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen
(Stb. 2022,
292). Voor een beschrijving van de nieuwe procedure wordt op deze plek
verwezen naar de parlementaire geschiedenis van die wet.1
Er zijn drie modellen opnieuw vastgesteld, anders dan vanwege de nieuwe
procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen. Het betreft de
modellen K 6-1, K 6-2 en M 3. In deze drie modellen is voortaan aangegeven dat
stemgerechtigden op het formulier geïnformeerd moeten worden over het feit dat
zij bij het indienen van een aanvraag voor een kiezerspas (Model K 6-1 / Model
K 6-2) of een aanvraag om per brief te mogen stemmen vanwege een tijdelijk
verblijf in het buitenland (Model M 3) een kopie van een identiteitsdocument
als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht over moeten
leggen. Deze verplichting volgt uit artikel K 3, tweede lid, respectievelijk
artikel M 3, tweede lid, van de Kieswet zoals gewijzigd door de Wet nieuwe
procedure vaststelling verkiezingsuitslagen.
2. Aanduiding en nummering van modellen
De aanduidingen van in de Kiesregeling opgenomen modellen verwijzen
doorgaans naar de hoofdstukken en artikelen in de Kieswet op basis waarvan zij
zijn vastgesteld. Zo vindt Model N 10-1 zijn juridische grondslag in hoofdstuk
N, meer precies in artikel N 10 van de Kieswet. De toevoeging (‘1’) achter het
koppelteken in de aanduiding houdt in dat er meer dan één model zijn grondslag
vindt in de genoemde wetsbepaling. En dat voornoemd model daarvan het eerste
is.
Met deze regeling worden op de in de eerste alinea beschreven systematiek
drie uitzonderingen geïntroduceerd. Het betreft model N 5
(Overdrachtsdocument), model P 2a (Proces-verbaal nieuwe zitting gemeentelijk
stembureau) en model P 2c (Proces-verbaal nieuwe zitting briefstembureau). Deze
drie modellen vinden hun juridische grondslag niet in de Kieswet, maar in het
recent gewijzigde Kiesbesluit (Stb. 2022, 369); respectievelijk in de artikelen N 5, P
2a en artikel P 2c.
Ook de Kiesraad heeft in zijn advies over het ontwerp van deze regeling
aandacht besteed aan de aanduiding van de modellen. De Raad adviseert de
nummering te vereenvoudigen. Meer concreet beveelt hij aan om gedeeltelijk te
breken met de in de Kiesregeling gehanteerde systematiek zoals deze in de
eerste alinea van deze paragraaf is beschreven en de modellen tussen Model N
10-2 en Model P 22-1 uitsluitend nog een nummer te geven. Dit advies is niet
overgenomen. Het verdient de voorkeur om in de Kiesregeling één generiek
systeem te gebruiken voor de aanduiding van modellen. Daarmee wordt niet alleen
een consistente opbouw van de Kiesregeling geborgd, hetgeen het gebruiksgemak
ten goede komt, maar blijft ook inzichtelijk waar de grondslag voor elk model
te vinden is. Het door de Raad voorgestelde systeem heeft daarnaast als nadeel
dat de situatie zich kan voordoen dat de volgnummers van diverse modellen
moeten wijzigen als een nieuw model wordt ingevoegd. Dat is nadelig voor de
uitvoeringspraktijk, waar juist behoefte aan bestendigheid bestaat. Dat model N
10, zoals de Raad zelf terecht aangeeft, breed gekend is, komt immers doordat
het model voor het proces-verbaal van een stembureau al decennialang als model
N 10 gekend is. Verwacht mag worden dat de aanduidingen van de nieuwe modellen
die met deze regeling in de Kiesregeling worden geïntroduceerd op termijn ook
vertrouwd zullen aandoen voor gebruikers daarvan. Al zal er, zeker in het
begin, ook sprake zijn van enige onzekerheid en onwennigheid. De Wet nieuwe
procedure vaststelling verkiezingsuitslagen wijzigt die procedure immers
ingrijpend. Daarom is het belangrijk dat er tijdig goede voorlichting komt. Ik
zal mij hiervoor inspannen. Ik verwacht echter ook dat naarmate er meer kennis
en ervaring is opgedaan met het nieuwe proces en de bijbehorende modellen, het
risico op misverstanden kleiner wordt.
Op grond van artikel VIIIA van de Wet nieuwe procedure vaststelling
verkiezingsuitslagen heb ik er zorg voor gedragen dat vlak voor publicatie van
die wet in het Staatsblad een aantal paragrafen en artikelen uit die wet is
vernummerd. Dit met het oog op een logischere nummering van de Kieswet. Het
betreft de paragrafen 3, 4 en 5 uit hoofdstuk E, de paragrafen 3 en 4 uit
hoofdstuk N, de nieuw vastgestelde hoofdstukken Na en O, alsmede de artikelen P
1b tot P 2 van de Kieswet. Deze nieuwe nummering van enkele nieuw in de Kieswet
opgenomen artikelen heeft ook gevolgen voor de aanduiding van enkele op basis
daarvan in de Kiesregeling opgenomen modellen. Eén van de argumenten van de
Kiesraad om voor een aantal modellen een andere systematiek voor hun aanduiding
voor te stellen, is dat enkele modellen verwarrende aanduidingen zouden
krijgen. Zoals bijvoorbeeld het in de ontwerpregeling voorkomende model P
1ea-1. Nu de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen in het
Staatsblad is gepubliceerd, heeft dit model een nieuwe, eenvoudiger uit te
spreken, aanduiding gekregen: model P 1f-1. Daarenboven is met deze regeling de
vindbaarheid van de nieuwe vastgestelde en gewijzigde modellen in de
Kiesregeling vergroot door de gehele aanduiding in het opschrift van het model
op te nemen. De bedoeling is dat het daardoor makkelijker wordt om straks een
model te vinden in de Kiesregeling; ook als men de aanduiding van het model
(nog) niet kent.
3. Consultatie
Over het ontwerp van deze regeling is advies gevraagd aan de Kiesraad, de
Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG). Daarnaast heeft er internetconsultatie plaatsgevonden. Deze
laatste heeft één reactie opgeleverd, te weten van Ieder(in). In deze paragraaf
zal op de verkregen adviezen en reactie worden ingegaan, voor zover het
onderwerpen betreft die niet al eerder in deze toelichting zijn
geadresseerd.
De Kiesraad kan zich in grote lijnen vinden in de voorgestelde modellen.
Een groot aantal van zijn suggesties zijn in de definitieve vaststelling van
deze regeling overgenomen. Zo is op modellen waar mogelijk gebruikgemaakt van
gelijkluidende teksten en begrippen. Ook is het vereiste om subtotalen te
berekenen geschrapt voor zover het modellen betreft die in OSV 2020 worden
aangemaakt en waarbij ook het stemcijfer door OSV wordt bepaald. Het
corrigendum bij het proces-verbaal van een briefstembureau biedt nu ook ruimte
om de in het proces-verbaal genoteerde redenen van ongeldigverklaring te kunnen
corrigeren. En in de modellen is rekening gehouden met de benaming van sommige
instanties in het Caribische deel van Nederland. De suggestie om het aantal
door een briefstembureau toegelaten kiezers niet in Model N 29-1, over de
toelating van kiezers tot de stemming, op te nemen maar in model N 29-2, over
de stemopneming, is daarentegen niet overgenomen. Op grond van artikel N 15 van
de Kieswet houdt het briefstembureau twee zittingen. Op grond van artikel N 29
van de Kieswet wordt van elk van deze zittingen proces-verbaal opgemaakt. De in
artikel N 21 van de Kieswet opgenomen verplichting van het briefstembureau om
vast te stellen hoeveel kiezers tot de stemming zijn toegelaten vindt plaats
gedurende de in artikel N 15, eerste lid, onder a, van de Kieswet bedoelde
zitting. Om die reden volgt uit de Kieswet dat het aantal tot de stemming
toegelaten kiezers in model N 29-1 moet worden genoteerd.
De VNG en de NVVB hebben gezamenlijk een reactie gegeven op de
ontwerpregeling. Zij zijn overwegend positief over de voorgestelde modellen.
Een groot aantal van de suggesties die de VNG en de NVVB te dien aanzien hebben
ingebracht, heeft bovendien zijn weg gevonden naar de modellen die met deze
regeling zijn vastgesteld.
Wel vragen de VNG en de NVVB aandacht voor de gevolgen die de toename van
het aantal verschillende in het verkiezingsproces te gebruiken modellen kan
hebben voor de uitvoeringspraktijk. In dit kader hebben zij nadrukkelijk
gevraagd om te herbezien of alle voorgestelde modellen noodzakelijk zijn. Deze
herbezinning heeft plaatsgevonden, maar heeft niet tot een beperking van het
aantal vast te stellen modellen geleid. De modellen worden vastgesteld, omdat
de Kieswet c.q. het Kiesbesluit daartoe opdracht geeft. Daarom is de enige
manier om in deze regeling het aantal modellen terug te brengen, het
samenvoegen van twee of meer modellen. Bijvoorbeeld model N 10-1 en model N
10-2. Beide bevatten een model voor het proces-verbaal van een stembureau. Het
eerste model wordt gebruikt als er binnen de gemeente waar het stembureau is
gevestigd geen centrale stemopneming plaatsvindt. Het tweede model als er wél
een centrale stemopneming plaatsvindt. Door beide modellen samen te voegen,
neemt het aantal modellen dat in de Kiesregeling voorkomt af. De keerzijde
daarvan zou zijn, dat het vaker zou voorkomen dat een of meer rubrieken niet,
of slechts gedeeltelijk, ingevuld zouden hoeven worden. Met andere woorden: het
opmaken van een proces-verbaal zou complexer zijn geworden. Daarnaast zou het
samenvoegen van modellen ertoe leiden dat de omvang van elk model toeneemt.
Anders geformuleerd: de uitvoeringslasten voor gemeenten zouden erdoor
toenemen.
Dat het aantal in de Kiesregeling vast te stellen modellen toeneemt, is een
direct gevolg van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen.
Met die wet wordt immers de mogelijkheid gecreëerd om processen-verbaal te
corrigeren. Dergelijke correcties moeten inzichtelijk worden gemaakt en dat
gebeurt in een afzonderlijk proces-verbaal: de modellen P 2a, Na 14-1 en Na
14-2. Maar bij het organiseren van een verkiezing zijn doorgaans niet alle
modellen even relevant. In een gemeente waar géén centrale stemopneming
plaatsvindt zullen bijvoorbeeld de modellen N 10-2 en Na 31-2 niet worden
gebruikt. In bijna geen enkele gemeente wordt een briefstembureau ingesteld,
zodat ook de modellen N 29-1, N 29-2, Na 14-3, O 20 en P 2c in maar weinig
gemeenten gebruikt zullen worden. Maar het voorgaande laat natuurlijk onverlet
dat het aantal verschillende modellen dat bij een verkiezing wordt gebruikt
effectief zal toenemen. Dit hangt samen met de grote verandering in de
procedure voor het vaststellen van verkiezingsuitslagen: de introductie van de
mogelijkheid om vermeende fouten te onderzoeken en waar nodig correcties door
te voeren. Het Ministerie van BZK verzorgt thans een uitgebreide voorlichting
aan gemeenten, onder meer door middel van regiobijeenkomsten en het beschikbaar
stellen van factsheets. Dit is er mede op gericht inzichtelijk te maken welke
modellen in welke fase van het verkiezingsproces worden gebruikt. Daarenboven
wordt, in samenspraak met de Kiesraad, de VNG en de NVVB, onderzocht hoe de
processen-verbaal in de toekomst centraal openbaar kunnen worden gemaakt.
Daarbij wordt tevens bezien hoe de papieren stroom effectiever kan worden
ingericht, met inachtneming van de waarborgen van transparantie en
controleerbaarheid.
Ieder(in) benadrukt in zijn reactie informatie te missen over de wijze
waarop informatie uit de processen-verbaal op een toegankelijke en
begrijpelijke wijze wordt gepubliceerd. De Kiesregeling bevat geen regels over
de wijze waarop informatie moet worden gepubliceerd. Er is ook geen juridische
grondslag voorhanden om daarover regels op te nemen in de Kiesregeling.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 5 van de
Regeling kiescollege niet-ingezetenen (Stcrt. 2022, 28223) in werking treedt:
1 januari 2023. Deze datum volgt uit artikel 7, tweede lid, van de Regeling
kiescollege niet-ingezetenen gelezen in samenhang met het besluit van
20 oktober 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de
Wet kiescollege niet-ingezetenen en het Besluit kiescollege niet-ingezetenen
(Stb. 2022,
411). Dat deze regeling in werking treedt ná de Regeling kiescollege
niet-ingezetenen is belangrijk, omdat in beide regelingen een nieuw Model P
22-2 bevatten en alleen het model dat bij de onderhavige regeling hoort
daadwerkelijk onderdeel zal uitmaken van de Kiesregeling. Tegelijkertijd is het
belangrijk dat de onderhavige regeling wel óók op 1 januari 2023 in werking
treedt. Dit is namelijk ook de dag waarop de Wet nieuwe procedure vaststelling
verkiezingsuitslagen (Stb. 2022, 292) en de wijziging van het Kiesbesluit in
verband met de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen alsmede
de Wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van
het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (Stb. 2022, 369) in werking treden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot