Besluit van 20 oktober 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en het Besluit kiescollege niet-ingezetenen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 oktober 2022, nr. 2022-0000511158;

Gelet op de artikel 46, eerste en tweede lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en artikel 7, eerste en tweede lid, van het Besluit kiescollege niet-ingezetenen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel:

Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, treden in werking:

  • a. de Wet kiescollege niet-ingezeten (Stb. 2022, 410), met uitzondering van de artikelen 30 en 42 tot en met 45, die in werking treden per 1 januari 2023.

  • b. het Besluit kiescollege niet-ingezetenen (Stb. 2022, 395), met uitzondering van artikel 3, dat in werking treedt op 1 januari 2023.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 oktober 2022

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met dit klein-kb wordt het moment van inwerkingtreding geregeld van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en het Besluit kiescollege niet-ingezetenen. Niet alle artikelen uit de wet en uit het besluit zullen gelijktijdig in werking treden. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 2. Daarnaast wijkt het moment van inwerkingtreding af van de vaste verandermomenten. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 3.

2. Artikelen die in werking treden

De Wet kiescollege niet-ingezetenen blijft voor een deel zelfstandig bestaan en voor het andere deel wijzigt het de Kieswet, door alle regelgeving toe te voegen voor de verkiezing van het kiescollege, en de wijze waarop de leden van het kiescollege stemmen voor de Eerste Kamer. Bij de vormgeving van het wetsvoorstel is uitgegaan van de Kieswet zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen (Stbl. 2022, 292) – zie artikel 30 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen) – die voorliep in de planning. Gedurende het proces is echter gebleken dat het nodig is dat de Wet kiescollege niet-ingezetenen eerder in werking treedt dan de datum die is voorzien voor de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen. De inwerkingtreding van deze laatste wet is namelijk voorzien op 1 januari 2023, terwijl de Wet kiescollege niet-ingezetenen al voor die datum in werking moet treden in verband met het starten van de voorbereidingen van een eerste kiescollegeverkiezing in maart 2023. Omdat echter de samenloop in artikel 30 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, dat de wijzigingen van de Kieswet bevat, enkel is geregeld voor de situatie dat de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen eerder in werking treedt dan de Wet kiescollege niet-ingezetenen, kan dit artikel pas in werking treden na inwerkingtreding van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen op 1 januari 2023. Voor de voorbereidingshandelingen voor de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen die al moeten plaatsvinden voor die datum, en die normaliter (zouden) plaatsvinden op grond van de Kieswet, zijn er in de Wet kiescollege niet-ingezetenen tijdelijke bepalingen opgenomen, die een grondslag bieden om deze handelingen al uit te voeren vóór 1 januari 2023. Dit betreffen de artikelen 35 tot en met 41. Op het moment dat artikel 30 in werking treedt (op 1 januari 2023) worden de bepalingen met deze strekking in de Kieswet verankerd en zijn de tijdelijke bepalingen dus niet langer nodig. Artikel 46, tweede lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen regelt daarom dat deze artikelen per dat tijdstip vervallen. De artikelen 42 tot en met 45 voorzien in overgangsbepalingen die regelen dat de handelingen die zijn verricht op grond van de tijdelijke bepalingen, worden geacht te zijn verricht op grond van de Kieswet.

Overeenkomstig de wet bestaat ook het Besluit kiescollege niet-ingezetenen uit een deel dat zelfstandig blijft bestaan en een deel dat het Kiesbesluit wijzigt (artikel 3). Evenals de wet bevat ook het besluit enkele tijdelijke bepalingen – die nadere invulling geven aan de grondslagen in de tijdelijke bepalingen in de wet – ten behoeve van de voorbereidingshandelingen die moeten plaatsvinden voorafgaand aan 1 januari 2023. Dit betreffen de artikelen 4 tot en met 6. In lijn met de systematiek uit de wet geldt ook voor het Besluit kiescollege niet-ingezetenen dat artikel 3 nog niet direct in werking treedt, maar pas per 1 januari 2023. Artikel 7, tweede lid, van het Besluit kiescollege niet-ingezetenen bepaalt dat de tijdelijke artikelen per dat tijdstip vervallen.

3. Moment van inwerkingtreding

Op grond van aanwijzing 4.17, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving treden wetten in beginsel in werking op 1 januari of 1 juli van een jaar. In sommige gevallen is dit niet mogelijk of niet wenselijk. Zoals in het onderhavige geval. In het onderhavige geval heeft inwerkingtreding op een afwijkend moment, gelet op de doelgroep, een aanmerkelijk publiek voordeel (AR 4.17 lid 5). De reden om af te wijken van de vaste verandermomenten is namelijk dat de wet- en regelgeving in werking moet treden om een eerste kiescollegeverkiezing in 2023 mogelijk te maken. Indien de wet- en regelgeving te laat in werking treedt, is dit niet mogelijk en kan een eerste verkiezing pas plaatsvinden in 2027. Dit betekent dat het nog vier jaar langer duurt voordat niet-ingezetenen invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer, hetgeen onwenselijk is, omdat het voorstel tot wijziging van de Grondwet al in werking is getreden per 18 augustus 2022 (Stbl. 2022, 316). Inwerkingtreding van de wet en het besluit is daarom voorzien op zo snel als mogelijk nadat de Wet kiescollege niet-ingezetenen is aangenomen. Gelet hierop treden de wet en het besluit in werking op de dag nadat dit besluit in het Staatsblad is gepubliceerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven