De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 27, eerste lid, 36,
eerste lid, in samenhang met artikel D 3, vierde lid, van de Kieswet, 38 in
samenhang met G 6, tweede lid, van de Kieswet, 39 in samenhang met artikel G 1a
van de Kieswet, en 40, zesde lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en de
artikelen Pa 1 in samenhang met de artikelen D 3, vierde lid, G 6, tweede lid,
H 1, derde lid, H 3, vijfde lid, H 9, vierde lid, H 15, I 18, vierde lid, M 6,
vijfde lid, M 6b, zevende lid, en P 22, derde lid, Pa 11, eerste lid, T 2,
tweede lid, en Ua 2 in samenhang met de artikelen U 16, eerste lid, in
samenhang met artikel P 22, derde lid, V 9, tweede lid, in samenhang met
artikel P 22, derde lid, W 1, zesde lid, W 2, derde lid en W 4, tweede lid, en
Ua 3, tweede lid, van de Kieswet;
Besluit:
TOELICHTING
1. Inleiding
Het wetsvoorstel dat ziet op de verandering in de Grondwet strekkende tot
het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege
voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Stb. 2022, 316)
bepaalt dat er een kiescollege is, en regelt daarmee de oprichting van het
kiescollege voor niet-ingezetenen (hierna: het kiescollege). Het
grondwetsvoorstel is op 18 augustus 2022 in werking getreden. De leden van het
kiescollege worden verkozen door Nederlanders die buiten Nederland wonen. De
leden van het kiescollege nemen op hun beurt deel aan de verkiezing van de
leden van de Eerste Kamer. De oprichting van het kiescollege maakt dus mogelijk
dat ook Nederlanders die buiten Nederland wonen invloed kunnen gaan uitoefenen
op de samenstelling van de Eerste Kamer.
De Wet kiescollege niet-ingezetenen (Stb. 2022, …) bevat de
uitvoeringswetgeving bij de wijziging van de Grondwet en regelt grofweg drie
aspecten: (i) de inrichting en werking van het kiescollege, (ii) de verkiezing
van de leden van het kiescollege en (iii) de verkiezing van de leden van de
Eerste Kamer door de leden van het kiescollege. Het onderdeel van de Wet
kiescollege niet-ingezetenen dat ziet op de inrichting en werking van het
kiescollege wordt een zelfstandige wet. De onderdelen die zien op de wijze
waarop de verkiezing van het kiescollege en de verkiezing door het kiescollege
wordt vormgegeven, betreffen wijzigingen van de Kieswet. Voor de vormgeving en
uitwerking van het kiescollege wordt verwezen naar de parlementaire
geschiedenis van het grondwetsvoorstel en de Wet kiescollege
niet-ingezetenen.1
De Wet kiescollege niet-ingezetenen bevat enkele grondslagen die uitwerking
vergen bij algemene maatregel van bestuur. Het Besluit kiescollege
niet-ingezetenen voorziet hierin (Stb. 2022, …). Daarnaast bevat de wet grondslagen om bij
ministeriële regeling nadere regels te stellen en om de modellen vast te
stellen ten behoeve van de uitvoering van het verkiezingsproces. In lijn met de
systematiek van de wet geldt ook op het niveau van de ministeriële regeling dat
het deel van deze regeling dat de nadere regels bevat over de werking van het
kiescollege als zelfstandige ministeriële regeling blijft bestaan. Dit
betreffen bepalingen ten aanzien van de vergoedingen voor kiescollegeleden voor
reis, overnachting, maaltijden, kleine kosten en het bijwonen van
vergaderingen. Het deel van deze regeling dat voorziet in het wijzigen van de
modellen ten behoeve van het verkiezingsproces betreft een wijziging van de
Kiesregeling, waarin alle modellen voor de uitvoer van het verkiezingsproces
zijn opgenomen. Het betreft een groot aantal modellen dat (gewijzigd)
vastgesteld dient te worden, onder andere de formulieren voor de
kandidaatstelling voor de kiescollegeverkiezing, de processen-verbaal voor de
uitslagvaststelling en de formulieren om te registreren als kiesgerechtigde
voor de kiescollegeverkiezing. Daarnaast bevat de regeling enkele modellen
(Bijlage III) die slechts tijdelijk zullen worden gebruikt. Inhoudelijk zijn
deze modellen gelijk aan enkele van de (gewijzigde) modellen die in de
Kiesregeling zullen landen, maar gelet op de samenloop tussen verschillende
wetsvoorstellen die de Kieswet wijzigen, kan deze wijziging van de Kiesregeling
niet tijdig in werking treden voor de verkiezing van het kiescollege
niet-ingezetenen, terwijl de betreffende modellen al op korte termijn nodig
zijn gelet op de voorbereidingshandelingen voor de eerste
kiescollegeverkiezing. Zie een nadere toelichting op deze samenloop in de
artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.
2. Inhoud van de regeling
Modellen verkiezingsproces
Deze regeling wijzigt de modellen D 3-1, G 1-1, G 1-3, H 1, H 3-1, H 3-2, H
9, H 12, I 1, I 4, J 20, M 6‑1, M 6‑4, M 6b‑1, M 6b‑2, N 29-1, N 29- 2, T 4, T
11, U 16, V 9, W 1‑1, W 1‑2, W 1‑3, W 2 en W 4 van de Kiesregeling in verband
met het kiescollege. Daarnaast worden de modellen P 22-3 en Pa 11 nieuw
ingevoegd in de Kiesregeling.
Verder worden de modellen P 22-2 en W 5 uit de Kiesregeling gewijzigd in
verband met een aanpassing in de zetelverdeling in geval van lijstuitputting
voor de kiescolleges Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die in lijn wordt
gebracht met die van het kiescollege. Voor de motivering daarvan wordt verwezen
naar paragraaf 3.10 van de memorie van toelichting bij de Wet kiescollege
niet-ingezetenen.2
Vergoedingen voor kiescollegeleden
In deze regeling is de hoogte van de vergoedingen opgenomen, zowel van de
vergoeding die de kiescollegeleden ontvangen voor het bijwonen van de
vergaderingen als van de vergoeding waarop zij aanspraak kunnen maken voor hun
onkosten. Die laatste vergoeding heeft betrekking op gemaakte kosten voor de
reis, overnachtingen en maaltijden. De leden van het kiescollege kunnen
aanspraak maken op een vergoeding van reis- en verblijfkosten indien zij hun
reis en verblijf zelf regelen. De hoogte van die vergoeding betreft de
werkelijk gemaakte kosten. Mochten de kosten die een lid maakt dus lager zijn
dan de vergoeding die er beschikbaar is, dan ontvangt hij enkel het bedrag dat
hij heeft betaald. Indien een lid gebruik maakt van de mogelijkheid dat de
gemeente Den Haag de reis en overnachting faciliteert, zal de gemeente Den Haag
de gemaakte kosten hiervoor rechtstreeks zelf betalen, en ontvangt dat lid niet
alsnog een onkostenvergoeding.
Voor het bepalen van de hoogte van de vergoedingen voor het bijwonen van
vergaderingen wordt aansluiting gezocht bij de collectieve arbeidsovereenkomst
die laatstelijk is afgesloten voor de ambtenaren die krachtens een
arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn (hierna: CAO Rijk). Ook in de
Wet vergoedingen adviescolleges en commissies is die keuze gemaakt. Voor de
onkostenvergoedingen is maatwerk nodig omdat de kiescollegeleden in het
buitenland wonen en naar Nederland afreizen. Daarom wordt voor de vergoeding
van de kosten van afreizen naar Nederland zoveel mogelijk aangesloten bij de
vergoedingen rond buitenlandse dienstreizen (paragraaf 10.3 uit de CAO Rijk),
en voor de vergoedingen van de kosten van verblijf en maaltijden bij de
daarvoor genoemde bedragen bij vergoedingen voor een binnenlandse dienstreis
(paragraaf 10.2 uit de CAO Rijk). In het Besluit kiescollege niet-ingezetenen
is bepaald dat een kiescollegelid voor maximaal zeven dagen aanspraak kan maken
op een onkostenvergoeding. Het is in bepaalde gevallen denkbaar dat het voor
een kiescollegelid niet mogelijk is de reis heen en terug binnen zeven dagen te
maken, bijvoorbeeld gelet op het aanbod in vliegreizen. Indien een lid
aannemelijk maakt dat het voor hem niet mogelijk is om binnen die termijn heen
en terug te reizen naar zijn woonplaats, heeft het betreffende kiescollegelid
voor maximaal tien dagen recht op een onkostenvergoeding.
Vergoeding reiskosten
Leden van het kiescollege kunnen enkel aanspraak maken op een vergoeding
van gemaakte kosten van een vliegreis indien hun reistijd met het openbaar
vervoer naar Den Haag meer dan acht uur bedraagt. In deze regeling wordt onder
openbaar vervoer verstaan een reis per trein, veerboot, bus, metro of tram. Met
een veerboot wordt bedoeld een boot die als doel heeft om een efficiënte
oversteek te maken; niet een boot die als hoofddoel heeft om een plezierreis op
het water te maken. Een reis per taxi valt niet onder het reizen met het
openbaar vervoer. Indien de gemeente Den Haag de vliegreis organiseert, wordt
deze regel ook aangehouden. Voor het afreizen per openbaar vervoer geldt dat de
vergoeding de hoogte van het betaalde bedrag is. De leden mogen kiezen welke
klasse zij reizen. De gemeente Den Haag merkt in het advies bij deze regeling
terecht op dat er duidelijkheid moet zijn over het kader voor transferkosten.
In navolging van dat advies is daarom opgenomen dat deze regeling uitgaat dat
voor de transfer van het vliegveld naar de overnachtingsplek gebruik wordt
gemaakt van het openbaar vervoer. Daar zijn dan ook de kaders zoals neergelegd
in artikel 3, eerste lid op van toepassing. Het kiescollegelid krijgt dus het
volledige bedrag vergoed. Echter moet er erkend worden dat er situaties
denkbaar zijn dat het gebruik maken van het openbaar vervoer voor een transfer
geen uitkomst biedt. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een plek die
moeilijk te bereiken is met het openbaar vervoer, vluchttijden die het
onmogelijk maken om nog van het openbaar vervoer gebruik te maken, of de
medische toestand van een kiescollegelid het onmogelijk te maken om de afstand
van en naar de dichtstbijzijnde halte af te leggen. Voor dergelijke gevallen is
in deze regeling voorzien dat de griffier, na verzoek van een lid, ook kan
besluiten om een vergoeding toe te kennen voor het gebruik van een alternatief
vervoersmiddel zoals een taxi. Op deze wijze blijft het uitgangspunt dat
kiescollegeleden worden gestimuleerd om gebruik te maken van het openbaar
vervoer, maar wordt er ook de mogelijkheid geboden aan de griffier om maatwerk
toe te passen.
Mocht een kiescollegelid per eigen auto reizen, dan ontvangt het lid per
gereden kilometer naar Den Haag het bedrag dat hiervoor is vastgelegd in de CAO
Rijk voor binnenlandse dienstreizen. In de CAO Rijk wordt voor
reiskostenvergoeding onderscheid gemaakt tussen de situatie dat het wel of niet
praktisch is om met het openbaar vervoer te reizen, in die zin dat indien de
werkgever aangeeft dat het praktisch is om met het openbaar vervoer te reizen,
de kilometervergoeding lager is dan wanneer een reis met het openbaar vervoer
als onpraktisch wordt aangemerkt. Voor het kiescollege wordt dit onderscheid
niet gemaakt. Een lid dat ervoor kiest om met eigen vervoer naar Den Haag te
reizen, ontvangt aan kilometervergoeding altijd het hogere bedrag.
Vergoeding overnachting(en)
Voor elke nacht die het kiescollegelid ter uitvoering van zijn taak in
Nederland verblijft, kan een kiescollegelid aanspraak maken op een vergoeding
voor zijn overnachting. Voor de hoogte van de onkostenvergoeding van een
overnachting wordt aangesloten bij de regels uit de CAO Rijk voor binnenlandse
dienstreizen.
Onkosten voor maaltijden
Daarnaast maken de leden aanspraak op een vergoeding van de kosten van
ontbijt, lunch en avondmaaltijd. Indien de gemeente Den Haag de overnachting
heeft geregeld, zal dat inclusief ontbijt zijn. Deze leden maken dan
vanzelfsprekend geen aanspraak op de ontbijtvergoeding. De vergoedingen voor
het ontbijt gelden voor elke nacht die is overnacht. Op de vergoeding van de
kosten van de lunch kan aanspraak worden gemaakt zoveel dagen als het
kiescollegelid tussen 12.00 en 14.00 uur in Nederland verblijft. De vergoeding
voor de avondmaaltijd is voor elke dag tussen 18.00 en 21.00 uur die valt in de
periode dat het kiescollegelid verblijft in Nederland. Voorts maken deze leden
aanspraak op een vergoeding voor kleine uitgaven overdag en in de avond,
gedurende hun verblijf in Nederland. Voor de hoogte van de onkostenvergoeding
van de maaltijden wordt aangesloten bij de regels uit de CAO Rijk voor
binnenlandse dienstreizen.
Wijziging bedragen als gevolg van wijziging van de CAO Rijk
Er is voor gekozen om in deze regeling geen concrete (maximum)bedragen voor
vergoedingen van verblijf en gereden kilometers bij reizen met de eigen auto op
te nemen, aangezien de bedragen gebaseerd zijn op de CAO Rijk. Dit betekent dat
de bedragen in deze regeling worden herzien op het moment dat de CAO Rijk wordt
aangepast. Het opnemen van concrete bedragen in deze regeling, zou er daarom
toe leiden dat de regeling in potentie bij elke wijziging van de CAO Rijk moet
worden gewijzigd.
Vergoeding voor bijwonen vergadering
De kiescollegeleden ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de
vergaderingen. De vergoeding wordt vastgesteld op 1% van het maximum van
salarisschaal 18, zoals overeengekomen in de CAO Rijk. Dit komt op basis van de
huidige CAO Rijk neer op een vergoeding van ongeveer € 102 per vergadering.
Deze systematiek, waarbij de hoogte van de vergoeding wordt gekoppeld aan
salarisschaal 18, sluit aan bij de systematiek van vaststellen van de
vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van adviescolleges en
commissies. Het op deze wijze vaststellen van de vergoeding heeft tevens als
praktisch voordeel dat de bedragen automatisch worden aangepast indien de CAO
Rijk wijzigt.
3. Consultatie
Over het ontwerp van deze regeling is advies gevraagd aan de Kiesraad, de
Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG), de gemeente Den Haag en het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR). Daarnaast heeft er internetconsultatie plaatsgevonden. Dit heeft drie
reacties opgeleverd. In deze paragraaf wordt op de verkregen adviezen en
reacties ingegaan.
Kiesraad
In haar advies stelt de Kiesraad voor om in verband met de begrijpelijkheid
in de modellen ‘kiescollege voor niet-ingezetenen’ te veranderen in
‘kiescollege niet-ingezetenen voor de Eerste Kamer’. Daarmee zou beter te
begrijpen zijn welke taak het kiescollege heeft en hoe deze zich verhoudt tot
de andere verkiezingen. De Kiesraad wijst erop dat dit met name bij de modellen
voor kiezers een goede toevoeging zou zijn, maar eventueel in alle modellen kan
worden opgenomen. Het advies van de Kiesraad is deels overgenomen. Op de
modellen die rechtstreeks zijn bedoeld voor de kiezer, zoals het
registratieformulier en het briefstembewijs wordt de benaming aangepast, ter
bevordering van de begrijpelijkheid voor de kiezer. Dit zijn de modellen D 3-1,
36, 39-2, M 6-1, M 6-4, M 6b-1, M 6b-2.3 Op de overige modellen wordt kiescollege voor
niet-ingezetenen gehanteerd, in lijn met de wijze waarop de kiescolleges
Caribisch Nederland staan vermeld. Deze scheiding tussen de benaming op de
modellen die naar de kiezer worden gestuurd en de overige modellen is in lijn
met de praktijk bij de kiescolleges Caribisch Nederland.
De Kiesraad wijst daarnaast ook op een eerder advies om in de modellen G
1-1 en 38 (bedoeld voor registratie van aanduidingen) in de toelichting te
verhelderen dat het registreren van een aanduiding en een logo twee aparte
verzoeken zijn, die niet aan elkaar gekoppeld zijn. In de huidige formulering
wordt dit onderscheid echter al voldoende gemaakt. Daarnaast is het, mede op
basis van de wensen van het parlement, de bedoeling om zoveel mogelijk partijen
te stimuleren om een logo te registreren. Om dit te vergemakkelijken is het
daarom juist mogelijk gemaakt om beide verzoeken te doen in één formulier.
Ook adviseert de Kiesraad om voor de instemmingsverklaring een apart model
vast te stellen in plaats van deze te integreren in het bestaande model H 9.
Het bezwaar ziet vooral toe op mogelijke verwarring die bij andere verkiezingen
kan ontstaan over het wel of niet aanwijzen van gemachtigden, en het adres voor
de ontvangst van de kennisgeving voor benoeming. Hoewel de Kiesraad hier een
valide risico duidt, is er bewust voor gekozen om voor de instemmingsverklaring
geen apart model op te stellen. Dit kan er immers toe leiden dat per ongeluk
het verkeerde model voor de instemmingsverklaring wordt ingeleverd, waardoor er
sprake is van een verzuim bij de kandidaatstelling. De afweging is gemaakt dat
dit risico groter is, dan eventuele verwarring die kan ontstaan door het
toevoegen van een extra rubriek in model H 9. Om eventuele verwarring te
ondervangen wordt bij deze rubriek duidelijk toegelicht dat deze enkel van
toepassing is bij de kiescollegeverkiezing. De overweging om voor het afleggen
van een ondersteuningsverklaring wel een apart model vast te stellen – waar de
Kiesraad op wijst – is erin gelegen dat in dat geval een ambtenaar de
ondersteuningsverklaring invult, waardoor het risico dat er per ongeluk een
verkeerd model wordt gebruikt substantieel kleiner is.
De Kiesraad adviseert om de mogelijkheid na te gaan of model T 4
elektronische kan worden afgelegd en indien nodig het ontwerp of de toelichting
daarop aan te passen. Bij het opstellen van het model is daar rekening mee
gehouden. In de procedure die in paragraaf 2.5 van het Besluit kiescollege
niet-ingezetenen wordt beschreven is aangegeven dat de volmacht langs
elektronische weg wordt verstuurd. Daarbij wordt nadat de handtekening is gezet
de volmacht weer ingescand. Op die wijze is het huidige model ook te gebruiken
voor de kiescollegeverkiezing.
De overige adviezen en opmerkingen van de Kiesraad zijn overgenomen in de
modellen.
Gemeente Den Haag
De gemeente Den Haag merkt op dat nog niet voorzien is in een kader voor de
transferkosten bijvoorbeeld van en naar het vliegveld. Dit advies is
overgenomen en de regeling en de toelichting zijn hierop aangepast.
Verder wijst de gemeente Den Haag in haar advies er op dat het model W 5
‘Proces-verbaal loting bij plaatsvervanging’ is opgenomen in de regeling, maar
dat deze geen betrekking heeft op het kiescollege. De Minister van BZK snapt de
eventuele verwarring bij de gemeente Den Haag, aangezien model W 5 inderdaad
niet toeziet op het kiescollege. Echter regelt de Wet kiescollege
niet-ingezetenen ook dat bij de kiescolleges Caribisch Nederland, in geval van
lijstuitputting, de zetel niet langer meer overgaat naar een andere lijst.
Hiermee wordt de procedure voor de kiescolleges Caribisch Nederland in lijn
gebracht met de procedure die is uitgewerkt in het kader van het kiescollege.
De Wet kiescollege niet-ingezetenen wijzigt de Kieswet op dit punt. Dit leidt
ertoe dat ook model W 5 moet worden aangepast, omdat die niet langer van
toepassing moet zijn op de kiescolleges op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. De
wijziging van het model heeft dus geen betrekking op het kiescollege, maar
vloeit wel voort uit de Wet kiescollege niet-ingezetenen.
VNG en NVVB
De VNG en NVVB hebben via een informele reactie kenbaar gemaakt enkele
suggesties te hebben bij een aantal modellen en bij de tekst van de regeling
geen opmerkingen te hebben. Zij sluiten zich aan bij het advies van de gemeente
Den Haag en benadrukken dat de regeling en modellen voor Den Haag duidelijk en
uitvoerbaar moeten zijn.
ATR
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet
geselecteerd voor een formeel advies, omdat de regeling niet-ingezetenen
betreft en niet-ingezetenen binnen de Rijksbrede methode niet worden meegenomen
in de beoordeling van regeldrukeffecten
Internetconsultatie
Een van de reacties ziet toe op de voorwaarden die worden gesteld aan het
reizen per vliegtuig, en meent dat deze strenger dienen te zijn. In de
consultatieversie was geregeld dat het mogelijk is per vliegtuig te reizen als
een reis met het openbaar vervoer meer dan zes uur duurt. In de voorliggende
regeling is deze ondergrens verhoogd van zes naar acht uur. Dit sluit eveneens
beter aan bij de meest recente versie van de CAO Rijk, op basis waarvan een
reisduur van minstens acht uur ook een voorwaarde is voor een reis per
vliegtuig.
De overige reacties vielen buiten de reikwijdte van deze regeling.
4. Administratieve en financiële lasten
De gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor het verstrekken van de
vergoedingen aan de kiescollegeleden. Het totaalbedrag aan reis- en
verblijfkosten voor het kiescollege is moeilijk in te schatten. Dat is mede
afhankelijk van het aantal kiescollegeleden, dat samenhangt met het aantal
kiezers dat zich in de permanente registratie voor deze verkiezing registreert.
Zoals ook in de memorie van toelichting bij de Wet kiescollege niet-ingezetenen
is opgenomen, zal ter dekking van de kosten van de ondersteuning van het
kiescollege € 140.000 verspreid over vier jaar worden toegevoegd aan het
Gemeentefonds. De vergoeding van de reis- en verblijfkosten is daarin
opgenomen.
5. Inwerkingtreding
Gelet op de korte termijn waarop het kiescollege voor het eerst zal worden
gekozen (maart 2023) wordt voor de inwerkingtreding afgeweken van het systeem
van de vaste verandermomenten. De regeling zal in werking treden met ingang van
de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant.
6. Artikelsgewijze toelichting
Titel I. Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit artikel bevat de begripsomschrijving van de CAO Rijk. In de regeling
wordt voor de hoogte van de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor
kiescollegeleden op enkele onderdelen aangesloten bij de bedragen die voor
gelijksoortige kosten zijn vastgesteld in de CAO Rijk.
Artikel 2
Op grond van dit artikel wordt de hoogte bepaald van de vergoeding die een
kiescollegelid ontvangt voor deelname aan een vergadering van het kiescollege.
Met vergadering wordt zowel gedoeld op de online vergaderingen als op de
fysieke vergadering waarin de stemming voor de Eerste Kamer plaatsvindt.
Artikel 3
Dit artikellid bevat de regels over het vergoeden van reiskosten. Hierbij
wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën. Onderdeel a ziet op
de kilometervergoeding bij een reis per eigen auto. Hiervoor wordt aangesloten
bij het bedrag dat in de CAO Rijk wordt gerekend voor een binnenlandse
dienstreis waarvan de werkgever heeft bepaald dat het niet praktisch is die
reis met het openbaar vervoer te maken. Dit onderscheid is relevant omdat de
CAO Rijk een lager bedrag aan kilometervergoeding rekent indien een werkgever
het praktisch acht om de binnenlandse dienstreis met het openbaar vervoer te
maken. Onderdeel b bevat de regels over de vergoeding bij een reis per openbaar
vervoer. Hieronder wordt verstaan een reis per veerboot, trein, bus, metro of
tram. Hierbij wordt altijd het volledig betaalde bedrag vergoed, ongeacht de
klasse waarin een kiescollegelid reist. Het gebruikmaken van een vliegtuig om
af te reizen naar Nederland is alleen de bedoeling als een reis per openbaar
vervoer naar Den Haag meer dan acht uur bedraagt. Om die reden wordt een
vliegreis enkel vergoed als deze meer dan acht uur duurt. In dat geval wordt
het totaal betaalde bedrag vergoed, ongeacht de klasse.
Het uitgangspunt is dat het kiescollegelid gebruikmaakt van het openbaar
vervoer om de plaats waar hij verblijft te bereiken. Er kunnen zich echter
omstandigheden voordoen waardoor dit niet goed mogelijk is. Bijvoorbeeld dat er
storingen zijn in het openbaar vervoer, een verblijfplaats slecht bereikbaar is
met het openbaar vervoer of dat een kiescollegelid slecht ter been is. Een lid
kan de griffier van de gemeente Den Haag verzoeken om een vergoeding om dit
laatste deel van de reis af te leggen met alternatief vervoer, bijvoorbeeld met
een taxi. De griffier beoordeelt de reden die het kiescollegelid aandraagt.
Indien de griffier akkoord is, kan het kiescollegelid de kosten die hij maakt
declareren op dezelfde wijze als de andere vervoerskosten. Omdat de afweging
per situatie zal verschillen, zijn er in de tekst van de regeling geen strikte
criteria of voorwaarden opgenomen. Het is aan de griffier om af te wegen of er
in de betreffende situatie inderdaad geen praktische mogelijkheid bestaat.
Artikel 4
Gedurende de periode dat de kiescollegeleden in Nederland verblijven maken
zij aanspraak op een vergoeding voor ontbijt, lunch, avondeten, overnachting,
kleine uitgaven voor overdag en kleine uitgaven voor in de avond. Wel zit er
per onderdeel een maximum aan het bedrag dat wordt vergoed en gelden er enkele
voorwaarden. De precieze hoogte en criteria volgen uit de bedragen die hiervoor
zijn vastgesteld op grond van de CAO Rijk voor een binnenlandse
dienstreis.
Artikel 5
Dit artikel regelt dat verschillende modellen uit de Kiesregeling worden
gewijzigd (onderdeel A) en dat enkele modellen worden toegevoegd (onderdeel B)
in verband met de oprichting van het kiescollege.
Artikel 6
In deze regeling worden de modellen 36, 38-1, 38-2, 40-1, 40-2 en 40-3
vastgesteld. Dit houdt verband met het overgangsrecht zoals neergelegd in de
artikelen 35 tot en met 41 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen. In artikel
30 van de wet – dat een groot aantal wijzigingen van de Kieswet regelt – is
namelijk geregeld dat bij de voorgestelde wijzigingen in de Kieswet wordt
uitgegaan van de Kieswet zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van de
Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen (Stbl. 2022, 292). Aangezien die wet echter pas in werking
treedt per 1 januari 2023, maar enkele onderdelen uit het verkiezingsproces ‑
onder andere het registreren van kiesgerechtigden buiten Nederland, het
registreren van aanduidingen van politieke partijen en het opsturen van de
briefstembewijzen aan geregistreerde kiesgerechtigden ‑ ten behoeve van de
kiescollegeverkiezing in maart 2023 al moeten kunnen plaatsvinden voor
1 januari 2023, voorzien de artikelen 35 tot en met 41 in tijdelijke
grondslagen hiervoor. De modellen voor het uitvoeren van deze processen kunnen
om die reden nog niet worden gewijzigd of toegevoegd in de Kiesregeling, maar
worden tijdelijk in deze regeling opgenomen. De modellen 36, 38-1, 38-2, 40-1,
40-2 en 40-3 zijn inhoudelijk gelijk aan de modellen D 3-1, G 1-1, G 1-3, M
6-3, M 6-4 en M 6-5. Zie de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 35 tot
en met 41 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen voor een nadere toelichting
hierover. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om in redactioneel opzicht van
de vastgestelde modellen af te wijken, voor een specifieke doelgroep of voor de
digitale toepassing van het model (vergelijk artikel 1, tweede lid, van de
Kiesregeling). Met het mogelijk maken van afwijkingen voor een specifieke
doelgroep wordt bedoeld de keuzemogelijkheden of (informatieve) teksten van een
model te beperken tot datgene wat relevant is voor de doelgroep van het model.
Verder zijn afwijkingen voor het digitaal gebruik van de modellen toegestaan.
Het is dan bijvoorbeeld niet nodig om de informatieve teksten op het model te
drukken. De informatieve teksten kunnen bij het digitaal invullen van het model
namelijk ook op andere (meer geschikte) wijze worden overgebracht.
Artikel 7
Artikel 7 regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Het eerste lid
bepaalt dat de regeling in werking treedt op het moment dat de Wet kiescollege
niet-ingezetenen in werking treedt. Artikel 5 vormt hierop een uitzondering.
Dit artikel treedt pas in werking op het moment dat artikel 30 van de Wet
kiescollege niet-ingezetenen in werking treedt, aangezien de grondslagen voor
deze modellen – die met dit artikel worden toegevoegd in de Kieswet – pas dan
in werking treden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot