Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 oktober 2022, houdende regels omtrent de oprichting en inrichting van een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn alsmede wijziging van de Kiesregeling ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van dit kiescollege (Regeling kiescollege niet-ingezetenen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 27, eerste lid, 36, eerste lid, in samenhang met artikel D 3, vierde lid, van de Kieswet, 38 in samenhang met G 6, tweede lid, van de Kieswet, 39 in samenhang met artikel G 1a van de Kieswet, en 40, zesde lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en de artikelen Pa 1 in samenhang met de artikelen D 3, vierde lid, G 6, tweede lid, H 1, derde lid, H 3, vijfde lid, H 9, vierde lid, H 15, I 18, vierde lid, M 6, vijfde lid, M 6b, zevende lid, en P 22, derde lid, Pa 11, eerste lid, T 2, tweede lid, en Ua 2 in samenhang met de artikelen U 16, eerste lid, in samenhang met artikel P 22, derde lid, V 9, tweede lid, in samenhang met artikel P 22, derde lid, W 1, zesde lid, W 2, derde lid en W 4, tweede lid, en Ua 3, tweede lid, van de Kieswet;

Besluit:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

CAO Rijk:

laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.

Artikel 2

De vergoeding per vergadering, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder a, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, bedraagt 1% van het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de CAO Rijk.

Artikel 3

  • 1. De vergoeding van reiskosten, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder b, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, bedraagt:

    • a. bij een reis per auto per gereden kilometer vanaf de werkelijke woonplaats van een lid van het kiescollege tot aan ’s-Gravenhage het bedrag zoals vastgesteld voor binnenlandse dienstreizen in de CAO Rijk, voor een reis die niet praktisch met het openbaar vervoer te maken is;

    • b. bij een reis per openbaar vervoer de werkelijk gemaakte kosten; en

    • c. bij een reis per vliegtuig de werkelijk gemaakte kosten, indien de reistijd met het openbaar vervoer vanaf de werkelijke woonplaats van het lid van het kiescollege tot aan ’s-Gravenhage meer dan acht uur bedraagt.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan een lid van het kiescollege, indien het laatste deel van de reis naar de locatie waar hij logies heeft niet praktisch te maken is met het openbaar vervoer, de griffier van de gemeente ‘s-Gravenhage verzoeken om een vergoeding voor de reiskosten tot aan de locatie met een alternatief vervoersmiddel. Indien de griffier hiermee instemt, bedraagt de vergoeding de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 4

  • 1. De vergoeding van verblijfkosten, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder b, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen, bestaat uit een vergoeding van de kosten, gemaakt gedurende de periode bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit kiescollege niet-ingezetenen, voor:

    • a. logies;

    • b. ontbijt;

    • c. lunch;

    • d. avondmaaltijd;

    • e. kleine uitgaven overdag; en

    • f. kleine uitgaven in de avond.

  • 2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, worden vergoed overeenkomstig de bedragen en onder de voorwaarden zoals gesteld voor binnenlandse dienstreizen in de CAO Rijk.

TITEL II. WIJZIGING VAN DE KIESREGELING

Artikel 5

Bijlage 1 bij artikel 1 van de Kiesregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

De modellen D 3-1, G 1-1, G 1-3, H 1, H 3-1, H 3-2, H 9, H 12, I 1, I 4, J 20, M 6‑1, M 6‑4, M 6b‑1, M 6b-2, P 22-2, T 4, T 11, U 16, V 9, W 1-1, W 1-2, W 1-3, W 2, W 4 en W 5 worden vervangen door de gelijknamige modellen die zijn opgenomen in Bijlage I bij deze regeling.

B

Na model P 22-2 worden de modellen P 22-3 en Pa 11 uit Bijlage II bij deze regeling ingevoegd.

TITEL III. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6

  • 1. Als de modellen, bedoeld in de Wet kiescollege niet-ingezetenen, worden de modellen vastgesteld die in Bijlage III bij deze regeling zijn opgenomen.

  • 2. De tekst van de modellen in Bijlage III kan redactioneel worden aangepast voor een specifieke doelgroep of voor de digitale toepassing, indien dat de leesbaarheid of doelmatigheid van het model ten goede komt.

Artikel 7

  • 1. Deze regeling, met uitzondering van artikel 5, treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet kiescollege niet-ingezetenen in werking treedt.

  • 2. Artikel 5 treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 30 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen in werking treedt. Op dit tijdstip vervallen artikel 6 en Bijlage III bij deze regeling.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kiescollege niet-ingezetenen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

TOELICHTING

1. Inleiding

Het wetsvoorstel dat ziet op de verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Stb. 2022, 316) bepaalt dat er een kiescollege is, en regelt daarmee de oprichting van het kiescollege voor niet-ingezetenen (hierna: het kiescollege). Het grondwetsvoorstel is op 18 augustus 2022 in werking getreden. De leden van het kiescollege worden verkozen door Nederlanders die buiten Nederland wonen. De leden van het kiescollege nemen op hun beurt deel aan de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. De oprichting van het kiescollege maakt dus mogelijk dat ook Nederlanders die buiten Nederland wonen invloed kunnen gaan uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer.

De Wet kiescollege niet-ingezetenen (Stb. 2022, …) bevat de uitvoeringswetgeving bij de wijziging van de Grondwet en regelt grofweg drie aspecten: (i) de inrichting en werking van het kiescollege, (ii) de verkiezing van de leden van het kiescollege en (iii) de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van het kiescollege. Het onderdeel van de Wet kiescollege niet-ingezetenen dat ziet op de inrichting en werking van het kiescollege wordt een zelfstandige wet. De onderdelen die zien op de wijze waarop de verkiezing van het kiescollege en de verkiezing door het kiescollege wordt vormgegeven, betreffen wijzigingen van de Kieswet. Voor de vormgeving en uitwerking van het kiescollege wordt verwezen naar de parlementaire geschiedenis van het grondwetsvoorstel en de Wet kiescollege niet-ingezetenen.1

De Wet kiescollege niet-ingezetenen bevat enkele grondslagen die uitwerking vergen bij algemene maatregel van bestuur. Het Besluit kiescollege niet-ingezetenen voorziet hierin (Stb. 2022, …). Daarnaast bevat de wet grondslagen om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen en om de modellen vast te stellen ten behoeve van de uitvoering van het verkiezingsproces. In lijn met de systematiek van de wet geldt ook op het niveau van de ministeriële regeling dat het deel van deze regeling dat de nadere regels bevat over de werking van het kiescollege als zelfstandige ministeriële regeling blijft bestaan. Dit betreffen bepalingen ten aanzien van de vergoedingen voor kiescollegeleden voor reis, overnachting, maaltijden, kleine kosten en het bijwonen van vergaderingen. Het deel van deze regeling dat voorziet in het wijzigen van de modellen ten behoeve van het verkiezingsproces betreft een wijziging van de Kiesregeling, waarin alle modellen voor de uitvoer van het verkiezingsproces zijn opgenomen. Het betreft een groot aantal modellen dat (gewijzigd) vastgesteld dient te worden, onder andere de formulieren voor de kandidaatstelling voor de kiescollegeverkiezing, de processen-verbaal voor de uitslagvaststelling en de formulieren om te registreren als kiesgerechtigde voor de kiescollegeverkiezing. Daarnaast bevat de regeling enkele modellen (Bijlage III) die slechts tijdelijk zullen worden gebruikt. Inhoudelijk zijn deze modellen gelijk aan enkele van de (gewijzigde) modellen die in de Kiesregeling zullen landen, maar gelet op de samenloop tussen verschillende wetsvoorstellen die de Kieswet wijzigen, kan deze wijziging van de Kiesregeling niet tijdig in werking treden voor de verkiezing van het kiescollege niet-ingezetenen, terwijl de betreffende modellen al op korte termijn nodig zijn gelet op de voorbereidingshandelingen voor de eerste kiescollegeverkiezing. Zie een nadere toelichting op deze samenloop in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.

2. Inhoud van de regeling

Modellen verkiezingsproces

Deze regeling wijzigt de modellen D 3-1, G 1-1, G 1-3, H 1, H 3-1, H 3-2, H 9, H 12, I 1, I 4, J 20, M 6‑1, M 6‑4, M 6b‑1, M 6b‑2, N 29-1, N 29- 2, T 4, T 11, U 16, V 9, W 1‑1, W 1‑2, W 1‑3, W 2 en W 4 van de Kiesregeling in verband met het kiescollege. Daarnaast worden de modellen P 22-3 en Pa 11 nieuw ingevoegd in de Kiesregeling.

Verder worden de modellen P 22-2 en W 5 uit de Kiesregeling gewijzigd in verband met een aanpassing in de zetelverdeling in geval van lijstuitputting voor de kiescolleges Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die in lijn wordt gebracht met die van het kiescollege. Voor de motivering daarvan wordt verwezen naar paragraaf 3.10 van de memorie van toelichting bij de Wet kiescollege niet-ingezetenen.2

Vergoedingen voor kiescollegeleden

In deze regeling is de hoogte van de vergoedingen opgenomen, zowel van de vergoeding die de kiescollegeleden ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen als van de vergoeding waarop zij aanspraak kunnen maken voor hun onkosten. Die laatste vergoeding heeft betrekking op gemaakte kosten voor de reis, overnachtingen en maaltijden. De leden van het kiescollege kunnen aanspraak maken op een vergoeding van reis- en verblijfkosten indien zij hun reis en verblijf zelf regelen. De hoogte van die vergoeding betreft de werkelijk gemaakte kosten. Mochten de kosten die een lid maakt dus lager zijn dan de vergoeding die er beschikbaar is, dan ontvangt hij enkel het bedrag dat hij heeft betaald. Indien een lid gebruik maakt van de mogelijkheid dat de gemeente Den Haag de reis en overnachting faciliteert, zal de gemeente Den Haag de gemaakte kosten hiervoor rechtstreeks zelf betalen, en ontvangt dat lid niet alsnog een onkostenvergoeding.

Voor het bepalen van de hoogte van de vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen wordt aansluiting gezocht bij de collectieve arbeidsovereenkomst die laatstelijk is afgesloten voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn (hierna: CAO Rijk). Ook in de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies is die keuze gemaakt. Voor de onkostenvergoedingen is maatwerk nodig omdat de kiescollegeleden in het buitenland wonen en naar Nederland afreizen. Daarom wordt voor de vergoeding van de kosten van afreizen naar Nederland zoveel mogelijk aangesloten bij de vergoedingen rond buitenlandse dienstreizen (paragraaf 10.3 uit de CAO Rijk), en voor de vergoedingen van de kosten van verblijf en maaltijden bij de daarvoor genoemde bedragen bij vergoedingen voor een binnenlandse dienstreis (paragraaf 10.2 uit de CAO Rijk). In het Besluit kiescollege niet-ingezetenen is bepaald dat een kiescollegelid voor maximaal zeven dagen aanspraak kan maken op een onkostenvergoeding. Het is in bepaalde gevallen denkbaar dat het voor een kiescollegelid niet mogelijk is de reis heen en terug binnen zeven dagen te maken, bijvoorbeeld gelet op het aanbod in vliegreizen. Indien een lid aannemelijk maakt dat het voor hem niet mogelijk is om binnen die termijn heen en terug te reizen naar zijn woonplaats, heeft het betreffende kiescollegelid voor maximaal tien dagen recht op een onkostenvergoeding.

Vergoeding reiskosten

Leden van het kiescollege kunnen enkel aanspraak maken op een vergoeding van gemaakte kosten van een vliegreis indien hun reistijd met het openbaar vervoer naar Den Haag meer dan acht uur bedraagt. In deze regeling wordt onder openbaar vervoer verstaan een reis per trein, veerboot, bus, metro of tram. Met een veerboot wordt bedoeld een boot die als doel heeft om een efficiënte oversteek te maken; niet een boot die als hoofddoel heeft om een plezierreis op het water te maken. Een reis per taxi valt niet onder het reizen met het openbaar vervoer. Indien de gemeente Den Haag de vliegreis organiseert, wordt deze regel ook aangehouden. Voor het afreizen per openbaar vervoer geldt dat de vergoeding de hoogte van het betaalde bedrag is. De leden mogen kiezen welke klasse zij reizen. De gemeente Den Haag merkt in het advies bij deze regeling terecht op dat er duidelijkheid moet zijn over het kader voor transferkosten. In navolging van dat advies is daarom opgenomen dat deze regeling uitgaat dat voor de transfer van het vliegveld naar de overnachtingsplek gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer. Daar zijn dan ook de kaders zoals neergelegd in artikel 3, eerste lid op van toepassing. Het kiescollegelid krijgt dus het volledige bedrag vergoed. Echter moet er erkend worden dat er situaties denkbaar zijn dat het gebruik maken van het openbaar vervoer voor een transfer geen uitkomst biedt. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een plek die moeilijk te bereiken is met het openbaar vervoer, vluchttijden die het onmogelijk maken om nog van het openbaar vervoer gebruik te maken, of de medische toestand van een kiescollegelid het onmogelijk te maken om de afstand van en naar de dichtstbijzijnde halte af te leggen. Voor dergelijke gevallen is in deze regeling voorzien dat de griffier, na verzoek van een lid, ook kan besluiten om een vergoeding toe te kennen voor het gebruik van een alternatief vervoersmiddel zoals een taxi. Op deze wijze blijft het uitgangspunt dat kiescollegeleden worden gestimuleerd om gebruik te maken van het openbaar vervoer, maar wordt er ook de mogelijkheid geboden aan de griffier om maatwerk toe te passen.

Mocht een kiescollegelid per eigen auto reizen, dan ontvangt het lid per gereden kilometer naar Den Haag het bedrag dat hiervoor is vastgelegd in de CAO Rijk voor binnenlandse dienstreizen. In de CAO Rijk wordt voor reiskostenvergoeding onderscheid gemaakt tussen de situatie dat het wel of niet praktisch is om met het openbaar vervoer te reizen, in die zin dat indien de werkgever aangeeft dat het praktisch is om met het openbaar vervoer te reizen, de kilometervergoeding lager is dan wanneer een reis met het openbaar vervoer als onpraktisch wordt aangemerkt. Voor het kiescollege wordt dit onderscheid niet gemaakt. Een lid dat ervoor kiest om met eigen vervoer naar Den Haag te reizen, ontvangt aan kilometervergoeding altijd het hogere bedrag.

Vergoeding overnachting(en)

Voor elke nacht die het kiescollegelid ter uitvoering van zijn taak in Nederland verblijft, kan een kiescollegelid aanspraak maken op een vergoeding voor zijn overnachting. Voor de hoogte van de onkostenvergoeding van een overnachting wordt aangesloten bij de regels uit de CAO Rijk voor binnenlandse dienstreizen.

Onkosten voor maaltijden

Daarnaast maken de leden aanspraak op een vergoeding van de kosten van ontbijt, lunch en avondmaaltijd. Indien de gemeente Den Haag de overnachting heeft geregeld, zal dat inclusief ontbijt zijn. Deze leden maken dan vanzelfsprekend geen aanspraak op de ontbijtvergoeding. De vergoedingen voor het ontbijt gelden voor elke nacht die is overnacht. Op de vergoeding van de kosten van de lunch kan aanspraak worden gemaakt zoveel dagen als het kiescollegelid tussen 12.00 en 14.00 uur in Nederland verblijft. De vergoeding voor de avondmaaltijd is voor elke dag tussen 18.00 en 21.00 uur die valt in de periode dat het kiescollegelid verblijft in Nederland. Voorts maken deze leden aanspraak op een vergoeding voor kleine uitgaven overdag en in de avond, gedurende hun verblijf in Nederland. Voor de hoogte van de onkostenvergoeding van de maaltijden wordt aangesloten bij de regels uit de CAO Rijk voor binnenlandse dienstreizen.

Wijziging bedragen als gevolg van wijziging van de CAO Rijk

Er is voor gekozen om in deze regeling geen concrete (maximum)bedragen voor vergoedingen van verblijf en gereden kilometers bij reizen met de eigen auto op te nemen, aangezien de bedragen gebaseerd zijn op de CAO Rijk. Dit betekent dat de bedragen in deze regeling worden herzien op het moment dat de CAO Rijk wordt aangepast. Het opnemen van concrete bedragen in deze regeling, zou er daarom toe leiden dat de regeling in potentie bij elke wijziging van de CAO Rijk moet worden gewijzigd.

Vergoeding voor bijwonen vergadering

De kiescollegeleden ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen. De vergoeding wordt vastgesteld op 1% van het maximum van salarisschaal 18, zoals overeengekomen in de CAO Rijk. Dit komt op basis van de huidige CAO Rijk neer op een vergoeding van ongeveer € 102 per vergadering. Deze systematiek, waarbij de hoogte van de vergoeding wordt gekoppeld aan salarisschaal 18, sluit aan bij de systematiek van vaststellen van de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van adviescolleges en commissies. Het op deze wijze vaststellen van de vergoeding heeft tevens als praktisch voordeel dat de bedragen automatisch worden aangepast indien de CAO Rijk wijzigt.

3. Consultatie

Over het ontwerp van deze regeling is advies gevraagd aan de Kiesraad, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de gemeente Den Haag en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Daarnaast heeft er internetconsultatie plaatsgevonden. Dit heeft drie reacties opgeleverd. In deze paragraaf wordt op de verkregen adviezen en reacties ingegaan.

Kiesraad

In haar advies stelt de Kiesraad voor om in verband met de begrijpelijkheid in de modellen ‘kiescollege voor niet-ingezetenen’ te veranderen in ‘kiescollege niet-ingezetenen voor de Eerste Kamer’. Daarmee zou beter te begrijpen zijn welke taak het kiescollege heeft en hoe deze zich verhoudt tot de andere verkiezingen. De Kiesraad wijst erop dat dit met name bij de modellen voor kiezers een goede toevoeging zou zijn, maar eventueel in alle modellen kan worden opgenomen. Het advies van de Kiesraad is deels overgenomen. Op de modellen die rechtstreeks zijn bedoeld voor de kiezer, zoals het registratieformulier en het briefstembewijs wordt de benaming aangepast, ter bevordering van de begrijpelijkheid voor de kiezer. Dit zijn de modellen D 3-1, 36, 39-2, M 6-1, M 6-4, M 6b-1, M 6b-2.3 Op de overige modellen wordt kiescollege voor niet-ingezetenen gehanteerd, in lijn met de wijze waarop de kiescolleges Caribisch Nederland staan vermeld. Deze scheiding tussen de benaming op de modellen die naar de kiezer worden gestuurd en de overige modellen is in lijn met de praktijk bij de kiescolleges Caribisch Nederland.

De Kiesraad wijst daarnaast ook op een eerder advies om in de modellen G 1-1 en 38 (bedoeld voor registratie van aanduidingen) in de toelichting te verhelderen dat het registreren van een aanduiding en een logo twee aparte verzoeken zijn, die niet aan elkaar gekoppeld zijn. In de huidige formulering wordt dit onderscheid echter al voldoende gemaakt. Daarnaast is het, mede op basis van de wensen van het parlement, de bedoeling om zoveel mogelijk partijen te stimuleren om een logo te registreren. Om dit te vergemakkelijken is het daarom juist mogelijk gemaakt om beide verzoeken te doen in één formulier.

Ook adviseert de Kiesraad om voor de instemmingsverklaring een apart model vast te stellen in plaats van deze te integreren in het bestaande model H 9. Het bezwaar ziet vooral toe op mogelijke verwarring die bij andere verkiezingen kan ontstaan over het wel of niet aanwijzen van gemachtigden, en het adres voor de ontvangst van de kennisgeving voor benoeming. Hoewel de Kiesraad hier een valide risico duidt, is er bewust voor gekozen om voor de instemmingsverklaring geen apart model op te stellen. Dit kan er immers toe leiden dat per ongeluk het verkeerde model voor de instemmingsverklaring wordt ingeleverd, waardoor er sprake is van een verzuim bij de kandidaatstelling. De afweging is gemaakt dat dit risico groter is, dan eventuele verwarring die kan ontstaan door het toevoegen van een extra rubriek in model H 9. Om eventuele verwarring te ondervangen wordt bij deze rubriek duidelijk toegelicht dat deze enkel van toepassing is bij de kiescollegeverkiezing. De overweging om voor het afleggen van een ondersteuningsverklaring wel een apart model vast te stellen – waar de Kiesraad op wijst – is erin gelegen dat in dat geval een ambtenaar de ondersteuningsverklaring invult, waardoor het risico dat er per ongeluk een verkeerd model wordt gebruikt substantieel kleiner is.

De Kiesraad adviseert om de mogelijkheid na te gaan of model T 4 elektronische kan worden afgelegd en indien nodig het ontwerp of de toelichting daarop aan te passen. Bij het opstellen van het model is daar rekening mee gehouden. In de procedure die in paragraaf 2.5 van het Besluit kiescollege niet-ingezetenen wordt beschreven is aangegeven dat de volmacht langs elektronische weg wordt verstuurd. Daarbij wordt nadat de handtekening is gezet de volmacht weer ingescand. Op die wijze is het huidige model ook te gebruiken voor de kiescollegeverkiezing.

De overige adviezen en opmerkingen van de Kiesraad zijn overgenomen in de modellen.

Gemeente Den Haag

De gemeente Den Haag merkt op dat nog niet voorzien is in een kader voor de transferkosten bijvoorbeeld van en naar het vliegveld. Dit advies is overgenomen en de regeling en de toelichting zijn hierop aangepast.

Verder wijst de gemeente Den Haag in haar advies er op dat het model W 5 ‘Proces-verbaal loting bij plaatsvervanging’ is opgenomen in de regeling, maar dat deze geen betrekking heeft op het kiescollege. De Minister van BZK snapt de eventuele verwarring bij de gemeente Den Haag, aangezien model W 5 inderdaad niet toeziet op het kiescollege. Echter regelt de Wet kiescollege niet-ingezetenen ook dat bij de kiescolleges Caribisch Nederland, in geval van lijstuitputting, de zetel niet langer meer overgaat naar een andere lijst. Hiermee wordt de procedure voor de kiescolleges Caribisch Nederland in lijn gebracht met de procedure die is uitgewerkt in het kader van het kiescollege. De Wet kiescollege niet-ingezetenen wijzigt de Kieswet op dit punt. Dit leidt ertoe dat ook model W 5 moet worden aangepast, omdat die niet langer van toepassing moet zijn op de kiescolleges op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. De wijziging van het model heeft dus geen betrekking op het kiescollege, maar vloeit wel voort uit de Wet kiescollege niet-ingezetenen.

VNG en NVVB

De VNG en NVVB hebben via een informele reactie kenbaar gemaakt enkele suggesties te hebben bij een aantal modellen en bij de tekst van de regeling geen opmerkingen te hebben. Zij sluiten zich aan bij het advies van de gemeente Den Haag en benadrukken dat de regeling en modellen voor Den Haag duidelijk en uitvoerbaar moeten zijn.

ATR

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de regeling niet-ingezetenen betreft en niet-ingezetenen binnen de Rijksbrede methode niet worden meegenomen in de beoordeling van regeldrukeffecten

Internetconsultatie

Een van de reacties ziet toe op de voorwaarden die worden gesteld aan het reizen per vliegtuig, en meent dat deze strenger dienen te zijn. In de consultatieversie was geregeld dat het mogelijk is per vliegtuig te reizen als een reis met het openbaar vervoer meer dan zes uur duurt. In de voorliggende regeling is deze ondergrens verhoogd van zes naar acht uur. Dit sluit eveneens beter aan bij de meest recente versie van de CAO Rijk, op basis waarvan een reisduur van minstens acht uur ook een voorwaarde is voor een reis per vliegtuig.

De overige reacties vielen buiten de reikwijdte van deze regeling.

4. Administratieve en financiële lasten

De gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor het verstrekken van de vergoedingen aan de kiescollegeleden. Het totaalbedrag aan reis- en verblijfkosten voor het kiescollege is moeilijk in te schatten. Dat is mede afhankelijk van het aantal kiescollegeleden, dat samenhangt met het aantal kiezers dat zich in de permanente registratie voor deze verkiezing registreert. Zoals ook in de memorie van toelichting bij de Wet kiescollege niet-ingezetenen is opgenomen, zal ter dekking van de kosten van de ondersteuning van het kiescollege € 140.000 verspreid over vier jaar worden toegevoegd aan het Gemeentefonds. De vergoeding van de reis- en verblijfkosten is daarin opgenomen.

5. Inwerkingtreding

Gelet op de korte termijn waarop het kiescollege voor het eerst zal worden gekozen (maart 2023) wordt voor de inwerkingtreding afgeweken van het systeem van de vaste verandermomenten. De regeling zal in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant.

6. Artikelsgewijze toelichting

Titel I. Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit artikel bevat de begripsomschrijving van de CAO Rijk. In de regeling wordt voor de hoogte van de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor kiescollegeleden op enkele onderdelen aangesloten bij de bedragen die voor gelijksoortige kosten zijn vastgesteld in de CAO Rijk.

Artikel 2

Op grond van dit artikel wordt de hoogte bepaald van de vergoeding die een kiescollegelid ontvangt voor deelname aan een vergadering van het kiescollege. Met vergadering wordt zowel gedoeld op de online vergaderingen als op de fysieke vergadering waarin de stemming voor de Eerste Kamer plaatsvindt.

Artikel 3

Dit artikellid bevat de regels over het vergoeden van reiskosten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën. Onderdeel a ziet op de kilometervergoeding bij een reis per eigen auto. Hiervoor wordt aangesloten bij het bedrag dat in de CAO Rijk wordt gerekend voor een binnenlandse dienstreis waarvan de werkgever heeft bepaald dat het niet praktisch is die reis met het openbaar vervoer te maken. Dit onderscheid is relevant omdat de CAO Rijk een lager bedrag aan kilometervergoeding rekent indien een werkgever het praktisch acht om de binnenlandse dienstreis met het openbaar vervoer te maken. Onderdeel b bevat de regels over de vergoeding bij een reis per openbaar vervoer. Hieronder wordt verstaan een reis per veerboot, trein, bus, metro of tram. Hierbij wordt altijd het volledig betaalde bedrag vergoed, ongeacht de klasse waarin een kiescollegelid reist. Het gebruikmaken van een vliegtuig om af te reizen naar Nederland is alleen de bedoeling als een reis per openbaar vervoer naar Den Haag meer dan acht uur bedraagt. Om die reden wordt een vliegreis enkel vergoed als deze meer dan acht uur duurt. In dat geval wordt het totaal betaalde bedrag vergoed, ongeacht de klasse.

Het uitgangspunt is dat het kiescollegelid gebruikmaakt van het openbaar vervoer om de plaats waar hij verblijft te bereiken. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor dit niet goed mogelijk is. Bijvoorbeeld dat er storingen zijn in het openbaar vervoer, een verblijfplaats slecht bereikbaar is met het openbaar vervoer of dat een kiescollegelid slecht ter been is. Een lid kan de griffier van de gemeente Den Haag verzoeken om een vergoeding om dit laatste deel van de reis af te leggen met alternatief vervoer, bijvoorbeeld met een taxi. De griffier beoordeelt de reden die het kiescollegelid aandraagt. Indien de griffier akkoord is, kan het kiescollegelid de kosten die hij maakt declareren op dezelfde wijze als de andere vervoerskosten. Omdat de afweging per situatie zal verschillen, zijn er in de tekst van de regeling geen strikte criteria of voorwaarden opgenomen. Het is aan de griffier om af te wegen of er in de betreffende situatie inderdaad geen praktische mogelijkheid bestaat.

Artikel 4

Gedurende de periode dat de kiescollegeleden in Nederland verblijven maken zij aanspraak op een vergoeding voor ontbijt, lunch, avondeten, overnachting, kleine uitgaven voor overdag en kleine uitgaven voor in de avond. Wel zit er per onderdeel een maximum aan het bedrag dat wordt vergoed en gelden er enkele voorwaarden. De precieze hoogte en criteria volgen uit de bedragen die hiervoor zijn vastgesteld op grond van de CAO Rijk voor een binnenlandse dienstreis.

Artikel 5

Dit artikel regelt dat verschillende modellen uit de Kiesregeling worden gewijzigd (onderdeel A) en dat enkele modellen worden toegevoegd (onderdeel B) in verband met de oprichting van het kiescollege.

Artikel 6

In deze regeling worden de modellen 36, 38-1, 38-2, 40-1, 40-2 en 40-3 vastgesteld. Dit houdt verband met het overgangsrecht zoals neergelegd in de artikelen 35 tot en met 41 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen. In artikel 30 van de wet – dat een groot aantal wijzigingen van de Kieswet regelt – is namelijk geregeld dat bij de voorgestelde wijzigingen in de Kieswet wordt uitgegaan van de Kieswet zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen (Stbl. 2022, 292). Aangezien die wet echter pas in werking treedt per 1 januari 2023, maar enkele onderdelen uit het verkiezingsproces ‑ onder andere het registreren van kiesgerechtigden buiten Nederland, het registreren van aanduidingen van politieke partijen en het opsturen van de briefstembewijzen aan geregistreerde kiesgerechtigden ‑ ten behoeve van de kiescollegeverkiezing in maart 2023 al moeten kunnen plaatsvinden voor 1 januari 2023, voorzien de artikelen 35 tot en met 41 in tijdelijke grondslagen hiervoor. De modellen voor het uitvoeren van deze processen kunnen om die reden nog niet worden gewijzigd of toegevoegd in de Kiesregeling, maar worden tijdelijk in deze regeling opgenomen. De modellen 36, 38-1, 38-2, 40-1, 40-2 en 40-3 zijn inhoudelijk gelijk aan de modellen D 3-1, G 1-1, G 1-3, M 6-3, M 6-4 en M 6-5. Zie de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 35 tot en met 41 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen voor een nadere toelichting hierover. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om in redactioneel opzicht van de vastgestelde modellen af te wijken, voor een specifieke doelgroep of voor de digitale toepassing van het model (vergelijk artikel 1, tweede lid, van de Kiesregeling). Met het mogelijk maken van afwijkingen voor een specifieke doelgroep wordt bedoeld de keuzemogelijkheden of (informatieve) teksten van een model te beperken tot datgene wat relevant is voor de doelgroep van het model. Verder zijn afwijkingen voor het digitaal gebruik van de modellen toegestaan. Het is dan bijvoorbeeld niet nodig om de informatieve teksten op het model te drukken. De informatieve teksten kunnen bij het digitaal invullen van het model namelijk ook op andere (meer geschikte) wijze worden overgebracht.

Artikel 7

Artikel 7 regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Het eerste lid bepaalt dat de regeling in werking treedt op het moment dat de Wet kiescollege niet-ingezetenen in werking treedt. Artikel 5 vormt hierop een uitzondering. Dit artikel treedt pas in werking op het moment dat artikel 30 van de Wet kiescollege niet-ingezetenen in werking treedt, aangezien de grondslagen voor deze modellen – die met dit artikel worden toegevoegd in de Kieswet – pas dan in werking treden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Grondwetsvoorstel (Kamerstukken II 2020/21, 35785) en Wet kiescollege niet-ingezetenen (Kamerstukken II 2021/22, 36071).

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 36 071, nr. 3.

X Noot
3

De Kiesraad noemt in haar advies op dit punt ook de modellen G 1-1 en 38-1. In deze modellen wordt het voorstel niet overgenomen, aangezien deze modellen niet rechtstreeks aan kiezers zijn gericht maar aan politieke partijen. Daarnaast is de toevoeging hier minder logisch omdat voor de kiescolleges in Caribisch Nederland op deze modellen ook niet staat vermeld dat deze ‘voor de Eerste Kamer zijn’. Dit kan dus juist tot verwarring leiden.

Naar boven