35 489 Wijziging van de Kieswet in verband met de aanpassing van de procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, de Waterschapswet, de Mediawet 2008 en de Mediawet BES (Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen)

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 november 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel B, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

B

In artikel I, onderdeel C, wordt «op de dinsdag» vervangen door «op de woensdag» en wordt «de periode van 28 maart tot en met 3 april» vervangen door «de periode van 29 maart tot en met 4 april».

C

In artikel I, onderdeel D, wordt «de eerstvolgende dinsdag» telkens vervangen door «de eerstvolgende woensdag» en wordt «de dinsdag in de periode van 24 tot en met 30 mei» vervangen door «de woensdag in de periode van 25 tot en met 31 mei».

D

In artikel I, onderdeel E, wordt «de dinsdag in de periode van 24 tot en met 30 mei» vervangen door «de woensdag in de periode van 25 tot en met 31 mei» en wordt «de eerstvolgende dinsdag» vervangen door «de eerstvolgende woensdag».

E

In artikel I, onderdeel F, wordt «de dinsdag in de periode van 28 maart tot en met 3 april» vervangen door «de woensdag in de periode van 29 maart tot en met 4 april».

F

In artikel I, onderdeel I, wordt het voorgestelde artikel E 4, tweede lid, als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b komt te luiden:

b. die lid of plaatsvervangend lid is van het gemeentelijk stembureau, hoofdstembureau of centraal stembureau voor de desbetreffende verkiezing;

b. In onderdeel c wordt «stembureaulid» vervangen door «lid van een stembureau».

c. Onderdeel d komt te luiden:

d. die kandidaat is voor de verkiezing in de betreffende kieskring;

G

Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt «een artikel» vervangen door «een tweetal artikelen».

b. Het voorgestelde artikel E 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, wordt na «gemeente aanwijzen waar» ingevoegd «door burgemeester en wethouders ook».

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Een briefstembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is.

3. Het vijfde lid vervalt.

c. Na het voorgestelde artikel E 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel E 5a

1. burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage respectievelijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties respectievelijk burgemeester en wethouders van de aangewezen gemeente benoemen tijdig voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer de leden van het briefstembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende leden.

2. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. in het tweede lid in plaats van onderdeel b wordt gelezen: die lid of plaatsvervangend lid is van het nationaal briefstembureau of centraal stembureau voor de desbetreffende verkiezing.

b. de bevoegdheden van burgemeester en wethouders ten aanzien van een briefstembureau als bedoeld in artikel E 5, tweede lid, toekomen aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

H

Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift van paragraaf 3 vervalt «en het nationaal briefstembureau».

b. Aan het voorgestelde artikel E 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Een gemeentelijk stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is en ten minste één plaatsvervangend voorzitter.

c. Het voorgestelde artikel E 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. burgemeester en wethouders benoemen tijdig voor elke verkiezing de leden van het gemeentelijk stembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende leden.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt na «van het stembureau» ingevoegd «, hoofdstembureau».

d. Het voorgestelde artikel E 8 vervalt.

e. In het voorgestelde artikel E 9 vervalt het zinsdeel «en het nationaal briefstembureau».

f. De voorgestelde paragraaf 4 komt te luiden:

§ 4. De hoofdstembureaus en het nationaal briefstembureau

Artikel E 9a

1. Voor elke verkiezing van de leden van de Tweede Kamer wordt door burgemeester en wethouders van de gemeente, daartoe aangewezen in de tabel behorend bij artikel E 1, eerste lid, een hoofdstembureau ingesteld.

2. Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

Artikel E 9b

1. Voor elke verkiezing van de leden van provinciale staten in een provincie die in meerdere kieskringen is verdeeld, wordt door gedeputeerde staten een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten.

2. Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

Artikel E 9c

1. Voorzitter van het hoofdstembureau is de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden tijdig voor elke verkiezing door burgemeester en wethouders benoemd.

2. Als lid of plaatsvervangend lid van het hoofdstembureau kan worden benoemd degene die op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, met uitzondering van degene:

a. die op de dag van de kandidaatstelling bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht is ontzet;

b. die lid of plaatsvervangend lid is van het stembureau, gemeentelijk stembureau of centraal stembureau voor de desbetreffende verkiezing;

c. die als lid van een hoofdstembureau bij een vorige verkiezing heeft gehandeld of een handeling heeft nagelaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde;

d. die zich kandidaat heeft gesteld voor de desbetreffende verkiezing;

e. die gekozen lid is van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.

3. Artikel E 4, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel E 9d

1. burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage stellen voor elke verkiezing van de leden van de Tweede Kamer een nationaal briefstembureau in.

2. Het nationaal briefstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

3. De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd door burgemeester en wethouders.

4. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het tweede lid in plaats van onderdeel b wordt gelezen: die lid of plaatsvervangend lid is van het briefstembureau of centraal stembureau voor de desbetreffende verkiezing.

Artikel E 9e

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de samenstelling en werkwijze van het hoofdstembureau en het nationaal briefstembureau.

I

Na het voorgestelde artikel I, onderdeel K, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka

Aan hoofdstuk E wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 5. De centraal stembureaus

Artikel E 10

Er is voor de verkiezing van elk vertegenwoordigend orgaan een centraal stembureau.

Artikel E 11

Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal treedt de Kiesraad als centraal stembureau op.

Artikel E 12

1. Voor de verkiezing van de leden van provinciale staten is het centraal stembureau gevestigd in de gemeente waar de vergadering van de staten wordt gehouden.

2. Het centraal stembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

3. Voorzitter is de burgemeester van de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door gedeputeerde staten.

Artikel E 13

1. Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur is het centraal stembureau gevestigd in een gemeente binnen het waterschap, daartoe aangewezen door het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap.

2. Het centraal stembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

3. De voorzitter van het waterschap is voorzitter van het centraal stembureau. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door het dagelijks bestuur.

Artikel E 14

1. Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad bestaat het centraal stembureau uit drie of vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

2. De burgemeester is voorzitter van het centraal stembureau. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door burgemeester en wethouders.

Artikel E 15

1. Als lid of plaatsvervangend lid van het centraal stembureau, niet zijnde de Kiesraad, kan worden benoemd degene die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, met uitzondering van degene, bedoeld in artikel E 4, tweede lid, onderdelen a en c tot en met e.

2. De in de artikelen E 12, E 13 en E 14 bedoelde benoemingen geschieden voor vier kalenderjaren. Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel E 16

1. Voor het houden van de zittingen van het centraal stembureau, bedoeld in de artikelen E 12 en E 14, wijzen burgemeester en wethouders een geschikte ruimte aan.

2. Voor het houden van de zittingen van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur wijst het dagelijks bestuur een geschikte ruimte aan.

Artikel E 17

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de samenstelling en werkwijze van centraal stembureaus, niet zijnde de Kiesraad.

J

Artikel I, onderdelen S en T vervallen.

K

In artikel I, onderdeel W, komt onderdeel 2 te luiden:

2. In het tweede lid wordt «termijn van drie dagen» vervangen door «termijn van twee dagen» en wordt «op de eerste en tweede dag van negen tot zeventien uur en op de derde dag van negen tot vijftien uur» vervangen door «op beide dagen tussen negen en zeventien uur».

L

Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:

Y

In artikel I 4 wordt «Op de laatste dag van» vervangen door «Op de dag na» en wordt «zestien uur» vervangen door «zeventien uur».

L

In artikel I, onderdeel BB, wordt «vervallen het tweede en derde lid» vervangen door «vervalt het tweede lid».

M

In artikel I, onderdeel CC, onderdeel 2, onder b wordt «toegevoegd» vervangen door «ingevoegd».

N

Artikel I, onderdeel DD, komt te luiden:

DD

Artikel J 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «dag van stemming» telkens vervangen door «dag van de stemming».

2. In het derde lid wordt «in deze stembureaus» vervangen door «bij deze stembureaus».

3. In het vierde lid wordt «wordt bekend gemaakt» vervangen door «wordt bekendgemaakt» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Indien de stemopneming plaatsvindt op een andere locatie dan waar het stembureau laatstelijk zitting houdt, vermeldt het stembureau in zijn proces-verbaal het aantal bedoeld in artikel J 25, negende lid, alsook de aantallen bedoeld in de artikelen K 11, tweede lid, en L 17, derde lid, in samenhang met artikel J 25, negende lid.

O

Na artikel I, onderdeel EE, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidend:

EEa

Artikel J 7 komt te luiden:

Artikel J 7

1. Daags na de dag van de kandidaatstelling stelt de burgemeester ten behoeve van het personaliseren van de stempassen de gegevens vast van de personen die op de dag van de kandidaatstelling in de gemeente als kiezer zijn geregistreerd en bevoegd zijn om aan de stemming deel te nemen.

2. Ten minste veertien dagen voor de dag van de stemming ontvangt elke kiezer, bedoeld in het eerste lid, van de burgemeester van de gemeente waar hij als kiezer is geregistreerd een stempas. Op de stempas wordt een volgnummer vermeld.

3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt bij ministeriële regeling een model vast voor de stempas.

4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt tijdig voor de verkiezing aan de gemeente de informatie nodig voor het produceren van de stempas.

5. Artikel 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming is niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens bij of krachtens de eerste volzin van dit artikel.

P

In artikel I wordt na onderdeel JJ een onderdeel ingevoegd, luidende:

JJa

Artikel K 6, derde lid, vervalt.

Q

Artikel I, onderdeel MM, vervalt.

R

Artikel I, onderdeel OO, vervalt.

S

Artikel I, onderdelen RR, SS en TT vervallen.

T

Artikel I, onderdeel UU, wordt als volgt gewijzigd:

a. De onderdelen 1 en 3 vervallen, onder vernummering van de onderdelen 2, 4 en 5 in de onderdelen 1, 2 en 3.

b. In onderdeel 2 (nieuw) wordt in het voorgestelde vijfde lid «het briefstembewijs dan wel het vervangend briefstembewijs» vervangen door «het briefstembewijs».

c. In onderdeel 3 (nieuw) wordt «uiterlijk op de dag van de stemming om tien uur lokale tijd» vervangen door «uiterlijk op de vijfde dag voor de dag van de stemming om tien uur lokale tijd».

U

Artikel I, onderdeel VV, vervalt.

V

In artikel I, onderdeel XX, onder 3, wordt «is geretourneerd,» vervangen door «is geretourneerd,».

W

Na artikel I, onderdeel BBB, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

BBBa

In hoofdstuk N wordt onder vernummering van artikel N 1 tot artikel N 1a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel N 1

1. burgemeester en wethouders kunnen voor een verkiezing besluiten dat de vaststelling van het aantal stemmen dat op iedere kandidaat van een lijst is uitgebracht geschiedt door het gemeentelijk stembureau.

2. Het in het eerste lid bedoelde besluit tot het houden van een centrale stemopneming wordt uiterlijk op de dag van de kandidaatstelling voor een verkiezing bekendgemaakt.

X

In artikel I, onderdeel CCC, wordt in het opschrift «Artikel N 1, tweede lid, komt te luiden» vervangen door «Artikel N 1a, tweede lid, (nieuw) komt te luiden».

Y

Na artikel I, onderdeel EEE, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

EEEa

Aan artikel N 6 worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing als er een centrale stemopneming plaatsvindt.

5. De aantallen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden in het proces-verbaal vermeld.

Z

In artikel I, onderdeel III, wordt «alsmede de tweede zin» vervangen door «alsmede de tweede en derde zin».

AA

Artikel I, onderdeel LLL, komt te luiden:

LLL

Paragraaf 2 van hoofdstuk N vervalt.

BB

Artikel I, onderdeel MMM, wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het voorgestelde artikel N 15, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Deze locatie kan ook buiten de grenzen van de eigen gemeente zijn gelegen.

b. Het voorgestelde artikel N 18 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid, aanhef, en onder a en b wordt «het briefstembewijs dan wel het vervangend briefstembewijs» telkens vervangen door «het briefstembewijs».

2°. In het eerste lid, onder c, wordt «een briefstembewijs of een vervangend briefstembewijs» vervangen door «een briefstembewijs».

3°. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien het lid vaststelt dat de retourenveloppe niet alle benodigde bescheiden bevat is hij bevoegd de enveloppe met het stembiljet te openen om vast te stellen of het ontbrekende bescheid zich daarin bevindt. Het stembiljet mag hierbij niet worden ingezien.

4°. In het derde lid, aanhef, (nieuw) wordt «Het briefstembureau doet de aangetroffen bescheiden, zonder het stembiljet in te zien of zonder de enveloppe met het stembiljet te openen,» vervangen door «Het lid van het briefstembureau doet de aangetroffen bescheiden».

5°. In het derde lid, onder c, wordt «een of meer niet voldoet» vervangen door «een of meer niet voldoen».

c. Het voorgestelde artikel N 19 vervalt.

d. In het voorgestelde artikel N 20, tweede lid, vervalt «en vervangend briefstembewijzen» en vervalt «of vervangend briefstembewijs».

e. In het voorgestelde artikel N 21 wordt «de som van het aantal ontvangen briefstembewijzen en het aantal ontvangen vervangend briefstembewijzen» vervangen door «de som van het aantal ontvangen briefstembewijzen».

f. Het voorgestelde artikel N 22 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid, onder a, vervalt «en vervangend briefstembewijzen».

2°. In het tweede lid wordt «Elk pak wordt verzegeld voorzien» vervangen door «Elk pak wordt verzegeld, voorzien».

g. Aan het voorgestelde artikel N 25 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De aantallen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden in het proces-verbaal vermeld.

h. In het voorgestelde artikel N 28, tweede lid, wordt «Elk pak wordt verzegeld voorzien» vervangen door «Elk pak wordt verzegeld, voorzien».

i. In het voorgestelde artikel N 30, tweede lid, wordt «een aanduiding van de verkiezing» vervangen door «en een aanduiding van de verkiezing».

j. In het voorgestelde artikel N 31, eerste lid, wordt «Een briefstembureau dat gevestigd is in ’s-Gravenhage» vervangen door «Een briefstembureau dat is ingesteld door burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage».

k. In het voorgestelde artikel N 32, eerste lid, wordt «Een briefstembureau dat gevestigd is in een andere gemeente dan de gemeente ’s-Gravenhage» vervangen door «Een briefstembureau dat is ingesteld door burgemeester en wethouders van een andere gemeente».

CC

Artikel I, onderdeel NNN, wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt «een paragraaf» vervangen door «een tweetal paragrafen».

b. Na het voorgestelde artikel N 37 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 5. Verwerking persoonsgegevens

Artikel N 38

De artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming zijn niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens bij of krachtens dit hoofdstuk.

DD

Na artikel I, onderdeel NNN, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

NNNa

Na hoofdstuk N wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK NA. DE TAAK VAN HET GEMEENTELIJK STEMBUREAU BIJ DE TOTSTANDKOMING VAN DE VERKIEZINGSUITSLAG

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel Na 1

1. Het gemeentelijk stembureau houdt op de dag na de dag van de stemming een openbare zitting.

2. In afwijking van het eerste lid houdt het gemeentelijk stembureau bij de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur op de eerste of de tweede dag na de dag van de stemming een openbare zitting.

Artikel Na 2

1. burgemeester en wethouders wijzen voor de zitting van het gemeentelijk stembureau een of meer geschikte locaties aan. Voorts stellen zij voor elke locatie de dag en het tijdstip vast waarop de werkzaamheden aanvangen.

2. De aanwijzing van een of meer locaties, de dag en het aanvangstijdstip van de werkzaamheden worden ten minste veertien dagen voor de dag van de stemming bekendgemaakt.

3. Indien voor de controle van de processen-verbaal dan wel de centrale stemopneming meer dan één locatie wordt aangewezen, stellen burgemeester en wethouders tevens voor elk stembureau vast op welke locatie de werkzaamheden plaatsvinden. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

4. burgemeester en wethouders doen op bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze mededeling aan de kiezer van de locatie waar de werkzaamheden voor elk stembureau plaatsvinden alsmede van de dag en het aanvangstijdstip van de werkzaamheden van het gemeentelijk stembureau op elke aangewezen locatie.

Artikel Na 3

De burgemeester draagt zorg voor de inrichting van de locatie waar het gemeentelijk stembureau zijn werkzaamheden uitvoert.

Artikel Na 4

1. Gedurende de zitting zijn op elke locatie waar het gemeentelijk stembureau zitting houdt ten minste vijf leden aanwezig, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.

2. In afwijking van het eerste lid zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad op elke locatie waar het gemeentelijk stembureau zitting houdt ten minste drie leden aanwezig, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.

3. Bij afwezigheid van de voorzitter worden de bij of krachtens de wet aan hem opgedragen taken en bevoegdheden uitgeoefend door een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel Na 5

1. Indien de werkzaamheden op meer dan één locatie plaatsvinden, besluiten en handelen de op elke locatie aanwezige leden van het gemeentelijk stembureau namens het gemeentelijk stembureau.

2. Indien bij het nemen van een beslissing door de aanwezige leden de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter of, indien de voorzitter niet aanwezig is, de plaatsvervangend voorzitter.

Artikel Na 6

1. De leden van het gemeentelijk stembureau kunnen zich bij hun werkzaamheden doen bijstaan door een of meer ondersteuners. Ondersteuners kunnen zijn: ambtenaren van de gemeente, daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen, alsmede andere personen, daartoe door burgemeester en wethouders benoemd.

2. Artikel E 4, tweede lid, aanhef en onderdelen a, c tot en met e, derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel Na 7

De voorzitter van het gemeentelijk stembureau is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting. Hij kan daartoe de burgemeester om bijstand verzoeken.

Artikel Na 8

1. De voorzitter van het gemeentelijk stembureau schorst de zitting, indien:

a. de werkzaamheden niet afgerond kunnen worden op de dag waarop zij zijn aangevangen; of

b. zich naar het oordeel van het gemeentelijk stembureau in of nabij de locatie waar de zitting wordt gehouden omstandigheden voordoen die de behoorlijke voortgang van de zitting onmogelijk maken.

2. Indien zich naar het oordeel van het gemeentelijk stembureau een situatie voordoet als bedoeld in het eerste lid, wordt dit door de voorzitter verklaard. De zitting wordt daarop geschorst. De voorzitter doet hiervan onverwijld mededeling aan de burgemeester. De burgemeester bepaalt vervolgens wanneer en waar de zitting wordt hervat.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent nadere regels gesteld.

Artikel Na 9

De burgemeester draagt er zorg voor dat van elk stembureau de transportbox, bedoeld in artikel N 11, eerste lid, en de enveloppe, bedoeld in artikel N 11, tweede lid, tijdig worden overgedragen aan het gemeentelijk stembureau.

§ 2. Controle van de processen-verbaal van de stembureaus

Artikel Na 10

Deze paragraaf is van toepassing als bij de verkiezing geen centrale stemopneming plaatsvindt als bedoeld in artikel N 1.

Artikel Na 11

Het gemeentelijk stembureau controleert de juistheid van de uitkomst van de stemming zoals vastgesteld door elk stembureau. Het is bevoegd daartoe de enveloppen, bedoeld in artikel N 11, tweede lid, te openen.

Artikel Na 12

Het gemeentelijk stembureau gaat over tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, dan wel een deel daarvan, indien:

a. het stembureau in zijn proces-verbaal melding heeft gemaakt van een verschil tussen het aantal tot de stemming toegelaten kiezers en het aantal uitgebrachte stemmen en het stembureau dit verschil niet volledig heeft verklaard in zijn proces-verbaal;

b. het gemeentelijk stembureau vermoedt dat het stembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de stemopneming; of

c. het stembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de vaststelling van de uitkomst van de stemming.

Artikel Na 13

1. De leden van het gemeentelijk stembureau zijn bevoegd om de transportbox en de pakken, bedoeld in artikel N 11, eerste lid, te openen ten behoeve van een nieuwe stemopneming.

2. Het gemeentelijk stembureau vermeldt in zijn proces-verbaal ten aanzien van welke stembureaus een nieuwe opneming van stembescheiden heeft plaatsgevonden, de reden op grond waarvan het daartoe is overgegaan alsmede welke stembescheiden het betrof.

3. De nieuwe stemopneming van stembescheiden vindt plaats met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald ten aanzien van de stemopneming door een stembureau.

4. Nadat de nieuwe stemopneming is afgerond worden de stembescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in de artikelen N 2 en N 9 beschreven wijze. Vervolgens worden de pakken teruggelegd in de transportbox. Daarna wordt de transportbox op slot gedaan en verzegeld.

Artikel Na 14

1. Het gemeentelijk stembureau legt de uitkomst van de nieuwe stemopneming vast in een corrigendum dat het bij het proces-verbaal van het stembureau voegt.

2. De in het corrigendum vastgelegde aantallen treden in de plaats van de aantallen zoals deze eerder door het stembureau in zijn proces-verbaal zijn vermeld.

3. Het corrigendum wordt ondertekend door de leden van het gemeentelijk stembureau die de nieuwe stemopneming hebben uitgevoerd.

4. Op het proces-verbaal van het stembureau wordt op een bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze aantekening gemaakt van het bestaan van het corrigendum.

5. Bij ministeriële regeling wordt voor het corrigendum bij het proces-verbaal van het stembureau een model vastgesteld.

Artikel Na 15

1. Nadat de controle van het proces-verbaal van een stembureau is afgerond worden het proces-verbaal van dat stembureau en, indien van toepassing, het corrigendum, alsook de sleutel van de transportbox, in een enveloppe gedaan. De enveloppe wordt verzegeld.

2. Op de enveloppe wordt de naam van de gemeente, het nummer van het stembureau en een aanduiding van de verkiezing vermeld.

§ 3. Centrale stemopneming

Artikel Na 16

Deze paragraaf is van toepassing als bij de verkiezing een centrale stemopneming plaatsvindt als bedoeld in artikel N 1.

Artikel Na 17

1. Het gemeentelijk stembureau stelt voor elk stembureau de uitkomst van de stemming vast.

2. De leden van het gemeentelijk stembureau zijn bevoegd daartoe de transportbox en de pakken, bedoeld in artikel N 11, eerste lid, alsook de enveloppe, bedoeld in artikel N 11, tweede lid, te openen.

Artikel Na 18

1. Het gemeentelijk stembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast:

a. het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen;

b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a.

2. Daarnaast stelt het gemeentelijk stembureau vast:

a. het aantal blanco stemmen;

b. het aantal ongeldige stemmen.

3. De som van de aantallen op kandidaten uitgebrachte stemmen, blanco stemmen en ongeldige stemmen is het aantal stemmen dat is geteld.

Artikel Na 19

1. Indien een ondersteuner twijfelt over de geldigheid van een stem of van oordeel is dat een stem ongeldig is, wordt het stembiljet ter beoordeling voorgelegd aan een of meer leden van het gemeentelijk stembureau. De leden beslissen over de geldigheid van de stem met inachtneming van artikel N 7.

2. Aan de aanwezige personen wordt onmiddellijk mededeling gedaan van de reden van twijfel over de geldigheid dan wel de reden van ongeldigverklaring van een stem.

3. Indien een van de aanwezige personen dit verlangt, wordt het stembiljet getoond. De aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren tegen de genomen beslissing inbrengen.

Artikel Na 20

1. Het gemeentelijk stembureau gaat over tot een nieuwe opneming van de aantallen geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen, indien:

a. het stembureau in zijn proces-verbaal melding heeft gemaakt van een telverschil als bedoeld in artikel N 8a, eerste lid, en het stembureau hiervoor geen verklaring heeft gegeven; of

b. er een verschil is tussen het aantal tot de stemming toegelaten kiezers als bedoeld in artikel N 1a, eerste lid, en het door het gemeentelijk stembureau vastgestelde aantal uitgebrachte stemmen als bedoeld in artikel Na 18, derde lid, en het stembureau hiervoor geen verklaring heeft gegeven.

2. In afwijking van artikel N 1a, eerste lid, is de som van de aantallen, bedoeld in het eerste lid, het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten.

Artikel Na 21

Nadat de stemopneming van een stembureau is afgerond worden de stembescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in de artikelen N 2 en N 9 beschreven wijze. Vervolgens worden de pakken teruggelegd in de transportbox. Daarna wordt de transportbox op slot gedaan en verzegeld.

Artikel Na 22

1. Het gemeentelijk stembureau stelt voor iedere lijst vast het verschil tussen de door hem vastgestelde som van het aantal op de kandidaten uitgebrachte stemmen en de som van het aantal op de kandidaten uitgebrachte stemmen zoals vastgesteld door het stembureau.

2. Het gemeentelijk stembureau stelt vast het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld.

3. Voor zover mogelijk geeft het gemeentelijk stembureau voor de verschillen een verklaring.

Artikel Na 23

Het gemeentelijk stembureau stelt de aanwezige personen in kennis van de aantallen, bedoeld in de artikelen N 1a, eerste lid, Na 18, eerste tot en met derde lid, Na 20, eerste en tweede lid, en Na 22, eerste en tweede lid.

Artikel Na 24

1. Het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau bevat de uitkomst van de stemming per stembureau.

2. Voorts wordt daarin melding gemaakt van alle bezwaren die in de processen-verbaal van de stembureaus zijn vermeld, alsmede van de reactie die het stembureau daarop heeft gegeven.

Artikel Na 25

1. Nadat de stemopneming voor een stembureau is afgerond worden het proces-verbaal van dat stembureau en de sleutel van de transportbox in een enveloppe gedaan. De enveloppe wordt verzegeld.

2. Op de enveloppe wordt de naam van de gemeente, het nummer van het stembureau en een aanduiding van de verkiezing vermeld.

§ 4. De vaststelling van de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau

Artikel Na 26

1. Het gemeentelijk stembureau stelt ten aanzien van iedere kandidaat en iedere lijst vast het aantal stemmen dat binnen de gemeente op die kandidaat, onderscheidenlijk die lijst, is uitgebracht.

2. Het gemeentelijk stembureau stelt tevens vast:

a. het aantal blanco stemmen;

b. het aantal ongeldige stemmen;

c. het aantal geldige stempassen;

d. het aantal geldige kiezerspassen;

e. het aantal geldige volmachtbewijzen; en

f. de som van de aantallen bedoeld onder c, d en e.

3. Voorts stelt het gemeentelijk stembureau het verschil vast tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het gemeentelijk stembureau hiervoor een verklaring.

4. De aantallen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden in het proces-verbaal vermeld.

Artikel Na 27

1. Indien het gemeentelijk stembureau programmatuur gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de aantallen, bedoeld in artikel Na 26, controleert het de met deze programmatuur vastgestelde uitkomst van de stemopneming op gemeentelijk niveau aan de hand van een door de Kiesraad op te stellen protocol.

2. De Kiesraad maakt het protocol, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op de dag van de kandidaatstelling in de Staatscourant bekend.

Artikel Na 28

Burgemeester en wethouders informeren het gemeentelijk stembureau op basis van de registratie, bedoeld in artikel D 1, over het aantal kiesgerechtigden voor de stemming. Dit aantal wordt door het gemeentelijk stembureau in het proces-verbaal overgenomen.

Artikel Na 29

Het gemeentelijk stembureau stelt de aanwezige personen in kennis van de aantallen, bedoeld in de artikelen Na 26 en Na 28.

Artikel Na 30

De aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren inbrengen. De bezwaren, alsmede de reactie van het gemeentelijk stembureau daarop, worden in het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau vermeld.

Artikel Na 31

1. Nadat alle werkzaamheden zijn voltooid, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.

2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het gemeentelijk stembureau getekend, onder wie ten minste de voorzitter en alle plaatsvervangend voorzitters.

3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

Artikel Na 32

1. Het gemeentelijk stembureau draagt zijn proces-verbaal onverwijld over aan de burgemeester. Ook de eerder op grond van artikel Na 7 ontvangen transportboxen en enveloppen worden terug overgedragen.

2. Tot aan de overdracht draagt het gemeentelijk stembureau er zorg voor dat de zegels op de transportboxen en de enveloppen niet worden verbroken.

3. Indien het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming, draagt het gemeentelijk stembureau ook het daarmee gegenereerde digitale bestand over aan de burgemeester.

Artikel Na 33

1. De burgemeester maakt het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau, de processen-verbaal van de stembureaus en, indien van toepassing, de bijbehorende corrigenda, met weglating van de ondertekening, onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar.

2. Indien het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemopneming, wordt het daarmee gegenereerde digitale bestand eveneens onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaargemaakt.

3. De openbaarmaking geschiedt ten minste tot drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de elektronische openbaarmaking van de processen-verbaal, corrigenda en de digitale bestanden.

Artikel Na 34

1. De burgemeester legt onverwijld afschriften van het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau, de processen-verbaal van de stembureaus en, indien van toepassing, de bijbehorende corrigenda, voor eenieder ter inzage in het gemeentehuis totdat over de toelating van de gekozenen is beslist.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de terinzagelegging van de processen-verbaal en de corrigenda.

Artikel Na 35

1. Het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau wordt onverwijld overgebracht naar het hoofdstembureau dan wel, indien het de verkiezing betreft van de gemeenteraad, van het algemeen bestuur of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, het centraal stembureau. Indien in de gemeente geen centrale stemopneming heeft plaatsgevonden, worden daarbij tevens de processen-verbaal van de stembureaus en de corrigenda overgebracht.

2. Indien het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming, wordt tevens onverwijld het daarmee gegenereerde digitale bestand verstrekt aan het hoofdstembureau en het centraal stembureau, dan wel, indien het de verkiezing betreft van de gemeenteraad, van het algemeen bestuur of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, het centraal stembureau.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de overdracht, bedoeld in het eerste lid, en de verstrekking, bedoeld in het tweede lid.

Artikel Na 36

1. Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, provinciale staten of het algemeen bestuur, verstrekt de burgemeester zo spoedig mogelijk nadat over de toelating van de gekozenen is beslist het digitale bestand met de uitkomst van de stemopneming aan de Kiesraad.

2. Indien het gemeentelijk stembureau geen programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemopneming verstrekt de burgemeester in plaats van het digitale bestand, bedoeld in het eerste lid, een afschrift van het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau aan de Kiesraad alsmede, indien er geen centrale stemopneming heeft plaatsgevonden, afschriften van de processen-verbaal van de stembureaus.

Artikel Na 37

1. De burgemeester bewaart de pakken, bedoeld in artikel N 2 en N 9, en de afschriften, bedoeld in artikel Na 34, eerste lid, tot drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna worden deze stukken onmiddellijk vernietigd, tenzij:

a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;

b. strafvervolging is ingesteld wegens een strafbaar gestelde gedraging in deze wet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.

2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel Na 38

Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen, is de burgemeester bevoegd de pakken, bedoeld in de artikelen N 2 en N 9, alsmede de afschriften, bedoeld in artikel Na 34, eerste lid, over te dragen aan de officier van justitie ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit.

Artikel Na 39

Artikel N 12 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel Na 40

De artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming zijn niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens bij of krachtens dit hoofdstuk.

EE

Artikel I, onderdeel OOO, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het voorgestelde opschrift van hoofdstuk O komt te luiden:

HOOFDSTUK O. DE TAAK VAN HET HOOFDSTEMBUREAU EN HET NATIONAAL BRIEFSTEMBUREAU BIJ DE VASTSTELLING VAN DE VERKIEZINGSUITSLAG

b. De voorgestelde paragraaf 1 komt te luiden:

§ 1. Bepalingen betreffende het hoofdstembureau

Artikel O 1

Onverwijld nadat het hoofdstembureau het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau heeft ontvangen, gaat het over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de uitkomst van de stemming bij de stembureaus op kieskringniveau.

Artikel O 2

1. Indien een gemeentelijk stembureau gebruik heeft gemaakt van programmatuur ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming, controleert het hoofdstembureau of het digitale bestand, bedoeld in artikel Na 35, tweede lid, overeenkomstig de daaraan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen aan hem is verstrekt.

2. Indien het hoofdstembureau constateert dat het bestand, bedoeld in het eerste lid, niet overeenkomstig de gestelde eisen aan hem is verstrekt, verzoekt het de burgemeester die het betreft daarvoor alsnog onverwijld zorg te dragen.

Artikel O 3

Indien het hoofdstembureau een digitaal bestand als bedoeld in artikel Na 35, tweede lid, heeft ontvangen, en de in dit bestand vermelde uitkomst op gemeentelijk niveau niet overeenkomt met de uitkomst zoals vastgesteld in het bijbehorende proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau, gaat het hoofdstembureau uit van de juistheid van de laatste en maakt het hiervan melding in zijn proces-verbaal.

Artikel O 4

Op de vijfde dag na de dag van de stemming houdt het hoofdstembureau om tien uur een zitting om de uitkomst van de stemming bij de stembureaus op kieskringniveau vast te stellen.

Artikel O 5

1. Het hoofdstembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som van deze aantallen. Deze som wordt stemcijfer genoemd.

2. Het hoofdstembureau stelt tevens vast:

a. het aantal blanco stemmen;

b. het aantal ongeldige stemmen;

c. het aantal geldige stempassen;

d. het aantal geldige kiezerspassen;

e. het aantal geldige volmachtbewijzen;

f. de som van de aantallen bedoeld onder c, d en e; en

g. het aantal kiesgerechtigden.

3. Voorts stelt het hoofdstembureau het verschil vast tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het hoofdstembureau hiervoor een verklaring.

4. De aantallen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden in het proces-verbaal vermeld.

Artikel O 6

1. Indien het hoofdstembureau programmatuur gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de aantallen, bedoeld in artikel O 5, controleert het de met deze programmatuur vastgestelde uitkomst van de stemopneming op kieskringniveau aan de hand van een door de Kiesraad op te stellen protocol.

2. De Kiesraad maakt het protocol, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op de dag van de kandidaatstelling in de Staatscourant bekend.

Artikel O 7

1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt.

2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.

3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld

Artikel O 8

1. Het proces-verbaal van het hoofdstembureau wordt, met weglating van de ondertekening, onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaargemaakt.

2. Indien het hoofdstembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming, wordt het daarmee gegenereerde digitale bestand eveneens onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaargemaakt.

3. De openbaarmaking geschiedt ten minste tot drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de elektronische openbaarmaking van het proces-verbaal.

Artikel O 9

1. In het gemeentehuis van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd wordt onverwijld een afschrift van het proces-verbaal van het hoofdstembureau voor eenieder ter inzage gelegd totdat over de toelating van de gekozenen is beslist.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de terinzagelegging van het proces-verbaal.

Artikel O 10

1. Het proces-verbaal van het hoofdstembureau en de processen-verbaal van de gemeentelijk stembureaus worden onverwijld overgebracht naar het centraal stembureau. Indien het hoofdstembureau processen-verbaal van stembureaus en corrigenda heeft ontvangen, worden deze daarbij eveneens overgebracht.

2. Indien het hoofdstembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming in een kieskring, wordt tevens onverwijld het daarmee gegenereerde digitale bestand aan het centraal stembureau verstrekt.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de overdracht van de processen-verbaal en corrigenda en de verstrekking van het digitale bestand.

Artikel O 11

1. Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, provinciale staten of het algemeen bestuur, verstrekt de burgemeester van de gemeente waarin het hoofdstembureau is gevestigd zo spoedig mogelijk nadat over de toelating van de gekozenen is het bestand met de uitkomst van de stemming op kieskringniveau aan de kiesraad.

2. Indien het hoofdstembureau geen programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming, verstrekt de burgemeester in plaats van het digitale bestand, bedoeld in het eerste lid, een afschrift van het proces-verbaal van het hoofdstembureau aan de Kiesraad.

Artikel O 12

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de verkiezingsuitslag.

c. De voorgestelde paragraaf 2 vervalt.

d. In het voorgestelde artikel O 34 wordt «uitkomsten van de stemming» vervangen door «uitkomst van de stemming».

e. Het voorgestelde artikel O 35 wordt als volgt gewijzigd:

1°. Het eerste lid komt te luiden:

1. Naar aanleiding van de controle, bedoeld in artikel O 34, draagt het nationaal briefstembureau een briefstembureau op over te gaan tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, dan wel een deel daarvan, indien:

a. het briefstembureau in zijn proces-verbaal melding heeft gemaakt van een verschil tussen het aantal tot de stemming toegelaten kiezers en het aantal uitgebrachte stemmen, en het briefstembureau dit verschil niet heeft verklaard;

b. het vermoedt dat het briefstembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de stemopneming; of

c. het briefstembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de vaststelling van de uitkomst van de stemming.

2°. Het tweede, zesde en zevende lid vervallen, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

3°. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Een nieuwe opneming van stembescheiden vindt plaats met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald ten aanzien van het briefstembureau, met dien verstande dat artikel Na 14 van overeenkomstige toepassing is.

f. Van het voorgestelde artikel O 36 komt het vierde lid te luiden:

De aantallen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden in het proces-verbaal vermeld.

g. Na het voorgestelde artikel O 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel O 36a

1. Indien het nationaal briefstembureau programmatuur gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de aantallen, bedoeld in artikel O 36, controleert het de met deze programmatuur gegenereerde uitkomst van de stemming aan de hand van een door de Kiesraad op te stellen protocol.

2. De Kiesraad maakt dit protocol voor een verkiezing uiterlijk op de dag van de kandidaatstelling in de Staatscourant bekend.

h. Het voorgestelde O 40 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt «en de processen-verbaal» vervangen door «, alsmede de processen-verbaal en het corrigendum».

2°. In het tweede lid wordt «de elektronisch ontvangen processen-verbaal» vervangen door «de langs elektronische weg ontvangen processen-verbaal en corrigenda».

i. Het voorgestelde artikel O 41 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt «openbaar» vervangen door «elektronisch openbaar» en vervallen de tweede en derde zin.

2°. Het tweede, derde en vierde lid komen te luiden:

2. Indien het nationaal briefstembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming, wordt het daarmee gegenereerde digitale bestand eveneens onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaargemaakt.

3. De openbaarmaking geschiedt ten minste tot drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de elektronische openbaarmaking van het proces-verbaal.

3°. Het vijfde lid vervalt.

j. Na het voorgestelde artikel O 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel O 41a

1. De burgemeester van ’s-Gravenhage legt onverwijld een afschrift van het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau voor eenieder ter inzage in het gemeentehuis totdat over de toelating van de gekozenen is beslist.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de terinzagelegging van het proces-verbaal.

FF

In artikel I, onderdeel PPP, wordt in het voorgestelde artikel P 1 «van een gemeentelijk stembureau» vervangen door «van een gemeentelijk stembureau dan wel een hoofdstembureau».

GG

Artikel I, onderdeel QQQ, wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt «worden zes artikelen ingevoegd» vervangen door «worden negen artikelen ingevoegd».

b. Het voorgestelde artikel P 1b wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt «of het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau» vervangen door «of gemeentelijk stembureau».

2°. In het tweede lid wordt «het gemeentelijk stembureau» vervangen door «een gemeentelijk stembureau», wordt «uitkomsten van de stemopneming» vervangen door «uitkomst van de stemming» en wordt «in het digitale bestand met de uitkomsten van een stemopneming, bedoeld in artikel O 18, vierde lid» vervangen door «in het daarmee gegenereerde digitale bestand».

c. Het voorgestelde artikel P 1c komt te luiden:

Artikel P 1c

1. Indien een gemeentelijk stembureau gebruik heeft gemaakt van programmatuur ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming, controleert het centraal stembureau of het digitale bestand, bedoeld in artikel Na 35, tweede lid, overeenkomstig de daaraan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen is verstrekt.

2. Indien het centraal stembureau constateert dat het bestand, bedoeld in het eerste lid, niet overeenkomstig de gestelde eisen is verstrekt, verzoekt het de burgemeester die het betreft daarvoor alsnog onverwijld zorg te dragen.

d. Het voorgestelde artikel P 1d wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het tweede lid wordt «Indien burgemeester en wethouders in een gemeente niet het besluit, bedoeld in artikel N 13, eerste lid, hebben genomen» vervangen door «Indien burgemeester en wethouders niet hebben besloten dat bij de verkiezing een centrale stemopneming plaatsvindt als bedoeld in artikel N 1».

2°. In het derde «digitale bestanden als bedoeld in artikel O 18, vierde lid,» vervangen door «een digitaal bestand als bedoeld in artikel Na 35, tweede lid,» en wordt «in deze bestanden» vervangen door «in dit bestand».

3°. In het vijfde lid wordt «de digitale bestanden, bedoeld in artikel O 18, vierde lid,» vervangen door «het digitale bestand, bedoeld in artikel Na 35, tweede lid,».

e. Het voorgestelde artikel P 1e wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt «een vermoeden» vervangen door «het vermoeden», wordt «of de vaststelling van de uitkomsten daarvan» vervangen door «of de vaststelling van de uitkomst van de stemming» en wordt «tot een geheel of gedeeltelijk nieuwe opneming van de stembescheiden over te gaan» vervangen door «over te gaan tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, dan wel een deel daarvan,».

2°. Het derde lid komt te luiden:

3. Een nieuwe opneming van stembescheiden vindt plaats met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald ten aanzien van het gemeentelijk stembureau, met dien verstande dat artikel Na 14 van overeenkomstige toepassing is op het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau.

3°. Onder vernummering van het vierde en vijfde tot vijfde onderscheidenlijk zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming in een gemeente brengt het de inhoud van het daarmee gegenereerde digitale bestand in overeenstemming met zijn proces-verbaal en, indien van toepassing, de processen-verbaal van de stembureaus met inachtneming van de correcties zoals deze in de corrigenda zijn opgenomen.

4°. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het centraal stembureau van de andere verkiezing» vervangen door «het centraal stembureau voor de andere verkiezing».

5°. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Bij ministeriële regeling wordt voor het corrigendum bij het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau een model vastgesteld.

f. Na het voorgestelde artikel P 1e worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel P 1ea

1. Tenzij het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, het algemeen bestuur of provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, stelt het centraal stembureau een corrigendum vast bij het proces-verbaal van een hoofdstembureau indien het nader onderzoek door een gemeentelijk stembureau, bedoeld in artikel P 1e, leidt tot een corrigendum bij het proces-verbaal van dat gemeentelijk stembureau.

2. De in het corrigendum vastgelegde aantallen treden in de plaats van de aantallen zoals deze eerder door het hoofdstembureau in zijn proces-verbaal zijn opgenomen.

3. Het corrigendum wordt ondertekend door de voorzitter van het centraal stembureau.

4. Op het proces-verbaal van het hoofdstembureau wordt op een bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze aantekening gemaakt van het bestaan van het corrigendum.

5. Indien het hoofdstembureau programmatuur heeft gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de uitkomst van de stemming in een kieskring brengt het centraal stembureau de inhoud van het daarmee gegenereerde digitale bestand in overeenstemming met de processen-verbaal van het gemeentelijk stembureau en het hoofdstembureau met inachtneming van de correcties zoals deze in de corrigenda zijn opgenomen. Artikel O 6 is van overeenkomstige toepassing.

6. Bij ministeriële regeling wordt voor het corrigendum bij het proces-verbaal van het hoofdstembureau een model vastgesteld.

Artikel P 1eb

1. Van een proces-verbaal met een in artikel P 1ea, vierde lid, bedoelde aantekening wordt zo spoedig mogelijk een afschrift verstrekt aan het hoofdstembureau.

2. Indien het centraal stembureau gebruik heeft gemaakt van de in artikel P 1ea, vijfde lid, bedoelde bevoegdheid wordt tevens het gecorrigeerde digitale bestand verstrekt aan het hoofdstembureau.

3. De artikelen O 8 en O 9 zijn van toepassing.

Artikel P 1ec

1. De artikelen P 1b tot en met P 1d, eerste, derde tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het proces-verbaal van een hoofdstembureau en een digitaal bestand als bedoeld in artikel O 10, tweede lid.

2. Indien het centraal stembureau naar aanleiding van de controle, bedoeld in artikel P 1d, een vermoeden heeft dat een hoofdstembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de vaststelling van de uitkomst van de stemming, zijn de artikelen P 1ea en P 1eb van overeenkomstige toepassing.

g. Het voorgestelde artikel P 1f wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt «De artikelen P 1b, P 1d en P 1e, eerste, tweede en vijfde lid» vervangen door «De artikelen P 1b, P 1d en P 1e, eerste, tweede, zesde en zevende lid».

2°. In het tweede lid wordt «het briefstembureau in ’s-Gravenhage» vervangen door «het door het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage ingestelde briefstembureau».

3°. Het derde lid komt te luiden:

3. Een nieuwe opneming van stembescheiden vindt plaats met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald ten aanzien van het briefstembureau, met dien verstande dat artikel Na 14 van overeenkomstige toepassing is.

4°. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De artikelen P 1ea en P 1eb zijn van toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing in die bepaling wordt gelezen in plaats van:

a. «gemeentelijk stembureau»: briefstembureau;

b. «hoofdstembureau»: nationaal briefstembureau;

c. «artikelen O 4 en O 5»: artikelen O 41 en O 41a;

d. «artikel O 5»: artikel O 41a.

h. Artikel P 1g wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt «De artikelen P 1b tot en met P 1d» vervangen door «De artikelen P 1b tot en met P 1d, eerste, derde tot en met vijfde lid,» en wordt «de digitale bestanden» vervangen door «het digitale bestand».

2°. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien het centraal stembureau naar aanleiding van de controle, bedoeld in artikel P 1d, het vermoeden heeft dat het nationaal briefstembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de vaststelling van de uitkomst van de stemming, is artikel P 1f, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

3°. Het derde en vierde lid vervallen.

HH

In artikel I, onderdeel RRR, komt in het voorgestelde artikel P 20, eerste lid, onderdeel f te luiden:

f. het aantal geldige briefstembewijzen;

II

In artikel I wordt na onderdeel RRR een onderdeel ingevoegd, luidende:

RRRa

Na artikel P 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel P 20a

1. Indien het centraal stembureau programmatuur gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de aantallen, bedoeld in artikel P 20, eerste lid, controleert het de met deze programmatuur vastgestelde uitslag van de verkiezing aan de hand van een door de Kiesraad op te stellen protocol.

2. De Kiesraad maakt het protocol, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op de dag van de kandidaatstelling in de Staatscourant bekend.

JJ

In artikel I, onderdeel SSS, wordt het voorgestelde artikel P 21 als volgt gewijzigd:

a. In het vierde lid wordt «is artikel P 1e, derde, vierde en vijfde lid,» vervangen door «zijn de artikelen P 1e, derde tot en met zevende lid, P 1ea en P 1eb».

b. In het vijfde lid wordt «is artikel P 1f, tweede en derde lid» vervangen door «is artikel P 1f, tweede tot en met vierde lid».

KK

In artikel I, onderdeel TTT, wordt «Artikel P 22, tweede zin, komt te luiden:» vervangen door «Artikel P 22, eerste lid, tweede zin, komt te luiden:» en wordt onder verlettering van de voorgestelde onderdelen b en c in de onderdelen c en d een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. het aantal stemmen dat op elke kandidaat is uitgebracht en het stemcijfer van elke lijst;

LL

In artikel I, onderdeel UUU, wordt in het voorgestelde artikel P 23, derde lid, «de digitale bestanden» vervangen door «het digitale bestand».

MM

Artikel I, onderdeel VVV, komt te luiden:

VVV

Artikel P 24 komt te luiden:

Artikel P 24

1. Het centraal stembureau doet aan het vertegenwoordigend orgaan toekomen:

a. een afschrift van zijn proces-verbaal; en

b. de processen-verbaal van de gemeentelijk stembureaus.

2. Indien het centraal stembureau over de navolgende bescheiden beschikt, doet het deze eveneens toekomen aan het vertegenwoordigend orgaan:

a. het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau;

b. de processen-verbaal van de briefstembureaus;

c. de processen-verbaal van de hoofdstembureaus;

d. de processen-verbaal van de stembureaus; en

e. de corrigenda bij de bovengenoemde processen-verbaal.

NN

Artikel I, onderdeel WWW, komt te luiden:

WWW

De artikelen P 25 en P 26 vervallen.

OO

Artikel I, onderdeel XXX, vervalt.

PP

Artikel I, onderdeel CCCC, vervalt.

QQ

In artikel I, onderdeel EEEE, wordt «in de Staatscourant.»» vervangen door «in de Staatscourant».».

RR

In artikel I, onderdeel HHHH, onder 2, wordt «toegevoegd» vervangen door «ingevoegd».

SS

Artikel I, onderdeel KKKK, komt te luiden:

KKKK

In artikel V 3, tweede lid, wordt na «datum en plaats van de geboorte,» ingevoegd «kiesgerechtigdheid, ».

TT

Artikel I, onderdeel LLLL, komt te luiden:

LLLL

Artikel V 4, vierde en vijfde lid, vervalt.

UU

Na artikel I, onderdeel MMMM, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

MMMMa

In artikel V 5 wordt «één of meer stembureaus of provincies» vervangen door «een of meer stembureaus, briefstembureaus of provincies».

VV

Artikel I, onderdeel NNNN, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «één of meer leden» vervangen door «een of meer leden» en wordt «in één of meer stembureaus of provincies» vervangen door «bij een of meer stembureaus, briefstembureaus of provincies».

b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. In het tweede lid wordt «in de in het eerste lid bedoelde stembureaus, onderscheidenlijk provincies» vervangen door «bij de in het eerste lid bedoelde stembureaus, briefstembureaus onderscheidenlijk provincies».

WW

Artikel I, onderdeel OOOO, vervalt.

XX

Artikel I, onderdeel SSSS, komt te luiden:

SSSS

In paragraaf 1 van hoofdstuk V wordt na artikel V 11 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel V 11a

1. Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing plaatsvindt, bewaart de op grond van artikel P 24 aan hem overgedragen stukken drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt het deze stukken onmiddellijk, met uitzondering van het afschrift van het proces-verbaal van het centraal stembureau. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

2. Op de in artikel V 4b bedoelde pakken is het eerste lid van toepassing.

YY

In artikel I wordt na onderdeel VVVV een onderdeel ingevoegd, luidende:

VVVVa

Na artikel Y 22b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel Y 22c

Artikel M 7, zevende lid, laatste volzin, wordt gelezen: Daarbij draagt hij er zorg voor dat de retourenveloppen die uiterlijk op de zesde dag voor de dag van de stemming om tien uur lokale tijd in zijn bezit zijn, tijdig in het bezit zijn van de burgemeester van ’s-Gravenhage.

ZZ

Artikel I, onderdeel ZZZZ, komt te luiden:

ZZZZ

Artikel Ya 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f komt te luiden:

f. «gemeenteblad»: afkondigingsblad;

2. Onder verlettering van onderdeel g tot onderdeel h wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. «gemeentelijk stembureau»: stembureau van het openbaar lichaam;

3. In onderdeel h (nieuw) wordt «Wet op de identificatieplicht BES» vervangen door «Wet identificatieplicht BES».

AAA

Artikel I, onderdeel GGGGG, komt te luiden:

GGGGG

Artikel Ya 26 komt te luiden:

Artikel Ya 26

1. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, geldt een geregistreerde aanduiding waarvan overeenkomstig het bepaalde in artikel G 1, achtste lid, dan wel artikel Ya 15, derde lid, mededeling is gedaan, tevens voor de verkiezing van de leden van het kiescollege.

2. Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege bepaalt dat de in het eerste lid bedoelde doorwerking van de registratie voor die verkiezing niet plaatsvindt, indien de geregistreerde aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van artikel G 2 in samenhang met artikel Ya 25 geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, en daardoor verwarring te duchten is.

3. Een beschikking als bedoeld in het tweede lid wordt genomen uiterlijk op de veertiende dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de mededeling, bedoeld in artikel G 1, achtste lid, is gedaan of uiterlijk op de veertiende dag na de dagtekening van de mededeling, bedoeld in artikel Ya 15, derde lid. De beschikking wordt terstond aan de gemachtigde van de desbetreffende groepering bekendgemaakt.

BBB

Artikel I, onderdeel KKKKK, vervalt.

CCC

Artikel I, onderdeel LLLLL, komt te luiden:

LLLLL

In de tabel, bedoeld in artikel E 1, eerste lid, wordt in de rij bij kieskringnummer 12 na «De gemeente ’s-Gravenhage» ingevoegd «en het gebied buiten Nederland.»

DDD

Artikel II vervalt.

EEE

In artikel III wordt «de centrale stembureaus» telkens vervangen door «de centraal stembureaus».

FFF

Na artikel IV wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IVA

Indien het bij geleidende brief van 19 oktober 2020 aanhangig gemaakte voorstel van wet van het lid Bromet tot wijziging van de Waterschapswet en de Kieswet in verband met het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen (35 608) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel IV van deze wet, vervallen de onderdelen A, B, C en F van artikel IV van deze wet onder verlettering van de onderdelen D en F tot de onderdelen A en B.

GGG

Artikel VII vervalt.

HHH

Na artikel VII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIA

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 december 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (35 670) tot wet is of wordt verheven en artikel I van die wet:

A. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

1°. Onderdeel Q vervalt.

2°. In onderdeel PP wordt «onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid» vervangen door «onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid».

3°. In onderdeel UU wordt in het voorgestelde artikel M 7, vijfde lid, na «het briefstembewijs» ingevoegd «dan wel vervangend briefstembewijs».

4°. Onderdeel MMM wordt als volgt gewijzigd:

a. Het voorgestelde artikel N 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef en onder a, wordt na «het briefstembewijs» telkens ingevoegd «dan wel het vervangend briefstembewijs».

2. In het eerste lid, onder b, wordt na «het briefstembewijs» ingevoegd «onderscheidenlijk vervangend briefstembewijs».

3. In het eerste lid, onder c, wordt na «een briefstembewijs» ingevoegd «dan wel een vervangend briefstembewijs».

b. Na het voorgestelde artikel N 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel N 19

1. Het briefstembureau houdt in het uittreksel van geldige briefstembewijzen, bedoeld in artikel M 5, derde lid, aantekening van de kiezers die tot de stemming zijn toegelaten op basis van een vervangend briefstembewijs.

2. Indien het nummer van een briefstembewijs dan wel vervangend briefstembewijs niet voorkomt in het uittreksel, bedoeld in het eerste lid, neemt het briefstembureau contact op met de burgemeester van 's-Gravenhage.

3. Indien de burgemeester blijkt dat een briefstembewijs of vervangend briefstembewijs met dat nummer eerder is ontvangen door een ander briefstembureau, is artikel N 18, tweede lid, van toepassing. Heeft niet eerder een ander briefstembureau een briefstembewijs of vervangend briefstembewijs met dat nummer ontvangen, dan voegt het briefstembureau dat het briefstembewijs of vervangend briefstembewijs heeft ontvangen het nummer toe aan zijn uittreksel van geldige briefstembewijzen en tekent het briefstembureau in wiens uittreksel van geldige briefstembewijzen het nummer voorkomt daarin aan dat het ontvangen is.

c. In het voorgestelde artikel N 20, tweede lid, wordt na «het aantal briefstembewijzen» ingevoegd «en vervangend briefstembewijzen» en wordt na «meer dan één briefstembewijs» ingevoegd «of vervangend briefstembewijs».

d. In het voorgestelde artikel N 21 wordt na «het aantal ontvangen briefstembewijzen» ingevoegd «en vervangend briefstembewijzen».

e. Het voorgestelde artikel N 22, eerste lid, onder a, komt te luiden:

a. de ontvangen briefstembewijzen en vervangend briefstembewijzen;

f. Het voorgestelde artikel N 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het briefstembureau beslist over de geldigheid van de stem.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het zesde en zevende lid worden vier leden ingevoegd, luidende:

2. Een stem is geldig die op een kandidaat of blanco is uitgebracht, met een stembiljet dat bij of krachtens deze wet mag worden gebruikt en waarop geen bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.

3. Een stem is op een kandidaat uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze kenbaar is gemaakt door het geheel of gedeeltelijk inkleuren van zowel het stemvakje, geplaatst vóór een lijst, als het stemvakje, geplaatst vóór het nummer van een kandidaat op die lijst.

4. Onverminderd het derde lid is een stem op de eerste kandidaat van een lijst uitgebracht indien:

a. de kiezer op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt dat de kandidaat van zijn keuze op die lijst staat door het geheel of gedeeltelijk inkleuren van het stemvakje, geplaatst vóór een lijst, en er geen stemvakje geplaatst vóór een kandidaatsnummer, geheel of gedeeltelijk is ingekleurd;

b. ondubbelzinnig blijkt dat de kiezer niet met bijschrijvingen op een andere kandidaat heeft willen stemmen.

5. Een stem is blanco uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze is kenbaar gemaakt doordat op het stembiljet geen stemvakje is ingekleurd.

5°. In onderdeel RRR komt het voorgestelde artikel P 20, eerste lid, onderdeel f te luiden:

f. het aantal geldige briefstembewijzen en vervangend briefstembewijzen;

B. later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

1°. Onderdeel H komt te luiden:

H

In artikel G 6, tweede lid, wordt na «het verzoek om registratie van een aanduiding,» ingevoegd «het verzoek om registratie van een logo,».

2°. Onderdeel J komt te luiden:

J

In artikel M 3 worden onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid twee leden ingevoegd, luidende:

4. De kiezer vermeldt bij zijn verzoek het e mailadres waarop hij het stembiljet wil ontvangen. Indien hij geen e-mailadres vermeldt, wordt hem het stembiljet per post toegezonden.

5. De kiezer die het stembiljet per post wil ontvangen, vermeldt dit bij zijn verzoek.

3°. Onderdeel M, onder 3 en onder 4, vervalt.

4°. Onderdeel Mb komt te luiden:

Mb

Artikel N 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef en onder a, wordt na «het briefstembewijs» telkens ingevoegd «dan wel het vervangend briefstembureaus».

2. In het eerste lid, onder b, wordt na «het briefstembewijs» ingevoegd «onderscheidenlijk vervangend briefstembewijs».

3. In het eerste lid, onder c, wordt na «een briefstembewijs» ingevoegd «dan wel een vervangend briefstembewijs».

5°. Na onderdeel Mb worden de volgende onderdelen ingevoegd:

Mc

Na artikel N 18 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel N 19

1. Het briefstembureau houdt in het uittreksel van geldige briefstembewijzen, bedoeld in artikel M 5, derde lid, aantekening van de kiezers die tot de stemming zijn toegelaten op basis van een vervangend briefstembewijs.

2. Indien het nummer van een briefstembewijs dan wel vervangend briefstembewijs niet voorkomt in het uittreksel, bedoeld in het eerste lid, neemt het briefstembureau contact op met de burgemeester van 's-Gravenhage.

3. Indien de burgemeester blijkt dat een briefstembewijs of vervangend briefstembewijs met dat nummer eerder is ontvangen door een ander briefstembureau, is artikel N 18, tweede lid, van toepassing. Heeft niet eerder een ander briefstembureau een briefstembewijs of vervangend briefstembewijs met dat nummer ontvangen, dan voegt het briefstembureau dat het briefstembewijs of vervangend briefstembewijs heeft ontvangen het nummer toe aan zijn uittreksel van geldige briefstembewijzen en tekent het briefstembureau in wiens uittreksel van geldige briefstembewijzen het nummer voorkomt daarin aan dat het ontvangen is.

Md

In artikel N 20, tweede lid, wordt na «het aantal briefstembewijzen» ingevoegd «en vervangend briefstembewijzen» en wordt na «meer dan één briefstembewijs» ingevoegd «of vervangend briefstembewijs».

Me

In artikel N 21 wordt na «het aantal ontvangen briefstembewijzen» ingevoegd «en vervangend briefstembewijzen».

Mf

Artikel N 22, onderdeel a, komt te luiden:

a. de ontvangen briefstembewijzen en vervangend briefstembewijzen;

Mg

Artikel N 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het briefstembureau beslist over de geldigheid van de stem.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het zesde en zevende lid worden vier leden ingevoegd, luidende:

2. Een stem is geldig die op een kandidaat of blanco is uitgebracht, met een stembiljet dat bij of krachtens deze wet mag worden gebruikt en waarop geen bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.

3. Een stem is op een kandidaat uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze kenbaar is gemaakt door het geheel of gedeeltelijk inkleuren van zowel het stemvakje, geplaatst vóór een lijst, als het stemvakje, geplaatst vóór het nummer van een kandidaat op die lijst.

4. Onverminderd het derde lid is een stem op de eerste kandidaat van een lijst uitgebracht indien:

a. de kiezer op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt dat de kandidaat van zijn keuze op die lijst staat door het geheel of gedeeltelijk inkleuren van het stemvakje, geplaatst vóór een lijst, en er geen stemvakje geplaatst vóór een kandidaatsnummer, geheel of gedeeltelijk is ingekleurd;

b. ondubbelzinnig blijkt dat de kiezer niet met bijschrijvingen op een andere kandidaat heeft willen stemmen.

5. Een stem is blanco uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze is kenbaar gemaakt doordat op het stembiljet geen stemvakje is ingekleurd.

6°. Onderdeel N komt te luiden:

N

Artikel P 20, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

f. het aantal geldige briefstembewijzen en vervangend briefstembewijzen;

III

Artikel VIII, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1°. Onder 1 wordt «de artikelen N 1 tot en met N 14 van de Kieswet» vervangen door «de artikelen N 1 tot en met N 12 van de Kieswet».

2°. Onder 2 wordt «de artikelen O 8, O 10, O 11, O 12, zesde lid, O 16, derde lid, O 21 tot en met O 23, O 25, O 26, O 28, tweede lid, O 29, P 1d, vierde lid, P 1e, derde en vijfde lid, P 21, vierde en zevende lid, en V 4a, vierde lid, van de Kieswet» vervangen door «de artikelen Na 4, Na 11 tot en met Na 25, Na 27, tweede lid, O 3, tweede lid, O 6, tweede lid, P 1d, vierde lid, P 1e en V 4a, vierde lid, van de Kieswet» en wordt «het gemeentelijk stembureau» vervangen door «het gemeentelijk stembureau, het hoofdstembureau».

JJJ

Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIIA

Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de nummering van de paragrafen en artikelen in de hoofdstukken E, paragrafen 3, 4 en 5, N, paragrafen 3 en 4, Na en O, alsmede van de artikelen P 1b tot P 2 van de Kieswet, opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van deze artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.

TOELICHTING

Algemeen deel

In deze nota van wijziging stelt de regering enkele aanpassingen voor van het wetsvoorstel nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen. Allereerst stelt zij voor om de hoofdstembureaus intact te laten, waarmee zij tegemoetkomt aan enkele bezwaren met betrekking tot de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel in de praktijk die leven bij de Kiesraad. Verder stelt zij een aantal andere, met name procedurele verbeteringen van het wetsvoorstel voor.

In het voorstel van wet was voorgesteld om de ruimte die in hoofdstuk O van de Kieswet vrijkwam door het opheffen van de hoofdstembureaus, te gebruiken voor bepalingen betreffende de gemeentelijk stembureaus. Nu deze nota van wijziging voorstelt de hoofdstembureaus te behouden, is dat echter niet langer een logische keuze. De in Afdeling II van de Kieswet opgenomen hoofdstukken beschrijven het verkiezingsproces in chronologische volgorde. Hoofdstuk N bevat bepalingen over de stemopneming door de stembureaus; hoofdstuk O bevat bepalingen over de werkzaamheden van de hoofdstembureaus. Omdat de gemeentelijk stembureaus de schakels vormen tussen de stembureaus en de hoofdstembureaus, is ervoor gekozen om tussen deze twee hoofdstukken een nieuw hoofdstuk in te voegen, hoofdstuk Na, dat gewijd is aan de gemeentelijk stembureaus. Voor de overzichtelijkheid is ervoor gekozen om de hoofdstukken N en O en het hoofdstuk dat in het voorstel van wet nog hoofdstuk O was (nu dus: hoofdstuk Na) in hun geheel opnieuw uit te schrijven. Daarbij is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de redactie van een groot aantal bepalingen te vereenvoudigen. De regering benadrukt dat er daarbij in beleidsmatig opzicht vrijwel geen wijzigingen zijn aangebracht, behalve de wijzigingen die in dit algemeen deel van de toelichting worden besproken.

Elk van de voorgestelde aanpassingen wordt hieronder toegelicht.

1. Rol hoofdstembureaus

Het wetsontwerp stelt voor om de hoofdstembureaus op te heffen (zie onder paragraaf 2.5.3 van de memorie van toelichting). De Kiesraad en de Raad van State hebben gewezen op de lastenverzwaring die dit meebrengt voor het centraal stembureau1. Met name de Kiesraad (die bij Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen fungeert als centraal stembureau) heeft bezwaren, en wijst op de uitvoerbaarheid van de werkzaamheden van het centraal stembureau in de uitslagvaststellingsprocedure als de ondersteuning door de hoofdstembureaus wegvalt. Weliswaar kan het centraal stembureau een digitaal hulpmiddel gebruiken bij de berekening van de totalen, maar in verband met de controle op de juiste werking van dat hulpmiddel is ten minste één keer een handmatige invoer nodig van de uitslagen op gemeenteniveau. Het maakt voor de Kiesraad veel verschil of de uitkomsten van alle (op dit moment ruim 350) gemeenten en openbare lichamen moeten worden ingevoerd op kandidaatsniveau, of dat de invoer beperkt kan blijven tot de uitkomsten van 20 hoofdstembureaus plus het nationaal briefstembureau.

De regering heeft zich door de bezwaren van de Kiesraad laten overtuigen, en stelt in deze nota van wijziging voor om de hoofdstembureaus intact te laten. Zij krijgen in elke kieskring de taak om op de maandag na de stemming om 10.00 uur per kieskring de uitkomsten van de stemopneming te totaliseren. Door deze totalisering nemen de hoofdstembureaus het centraal stembureau veel werk uit handen, waardoor het centraal stembureau zich kan concentreren op de in het wetsvoorstel voorgeschreven controlewerkzaamheden.

Het hoofdstembureau noteert de uitkomsten van de totalisering in een proces-verbaal, dat het onverwijld op algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Verder wordt geregeld dat de burgemeesters van alle gemeenten, na afloop van de zitting van het gemeentelijk stembureau, de processen-verbaal van de stembureaus en het gemeentelijk stembureau naar het hoofdstembureau brengen, in plaats van naar het centraal stembureau, zoals in het huidige wetsvoorstel is voorgeschreven (onderdeel OOO, art. O 18, derde lid). De hoofdstembureaus brengen deze stukken, samen met hun eigen proces-verbaal, onverwijld naar het centraal stembureau.

Het voorstel om de hoofdstembureaus intact te laten geldt alleen voor die verkiezingen waar het hoofdstembureau niet samenvalt met het centraal stembureau, dat wil zeggen: de Tweede Kamerverkiezingen, de Europees Parlementsverkiezingen en de provinciale statenverkiezingen in provincies met meer dan een kieskring. De leden van de hoofdstembureaus worden voortaan voor een specifieke verkiezing benoemd, en niet, zoals onder de huidige Kieswet, voor een periode van vier jaar. Daarom wordt voorgesteld om niet langer de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties c.q. gedeputeerde staten te belasten met het benoemen van deze leden, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het hoofdstembureau ingesteld wordt.

Voor zover de hoofdstembureaus programmatuur gebruiken bij de berekening van de kieskringtotalen, voeren zij ook een controle uit op de juiste werking daarvan, aan de hand van een door de Kiesraad vast te stellen controleprotocol (vergelijkbaar met de in het wetsvoorstel voorgestelde controleprotocollen die het gemeentelijk en het centraal stembureau moeten gebruiken). Voor elke verkiezing (dus ook voor die verkiezingen waarvoor de Kiesraad niet zelf fungeert als centraal stembureau) omschrijft de Kiesraad in dat controleprotocol in algemene zin welke controles het hoofdstembureau moet uitvoeren. Het hoofdstembureau is gehouden om het door de Kiesraad opgestelde controleprotocol te volgen. De Kiesraad publiceert het controleprotocol uiterlijk op de dag van de kandidaatstelling voor de desbetreffende verkiezing in de Staatscourant.

Als het hoofdstembureau ontdekt dat een of meer aantallen uit het papieren proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau niet overeenkomen met de in de programmatuur ingevoerde aantallen, dan stelt het hoofdstembureau het centraal stembureau hiervan op de hoogte. Het centraal stembureau zal vervolgens niet anders kunnen dan te beslissen dat het desbetreffende gemeentelijk stembureau de fout moet onderzoeken, en zo nodig moet corrigeren (zie paragraaf 2.5.4.2 van het algemeen deel uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel).

Wanneer een of meer gemeentelijk stembureaus van het centraal stembureau de opdracht hebben gekregen om vermeende fouten te onderzoeken en op grond daarvan een hertelling uitvoeren die tot een andere uitkomst leidt, wordt het aangepaste kieskringtotaal van de betreffende kieskring vastgesteld door het centraal stembureau. Dat betekent dus dat betreffende hoofdstembureau niet opnieuw een kieskringtotaal hoeft vast te stellen als een of meer gemeentelijk stembureaus in zijn kieskring na een hertelling een nieuwe uitslag op gemeenteniveau vaststellen.

In het voorstel van wet is geregeld dat het gemeentelijk stembureau, wanneer het na de hertelling tot een andere uitkomst komt, een corrigendum moet vaststellen bij zijn proces-verbaal (het voorgestelde artikel P 1e). Betreft het een verkiezing waarvoor een hoofdstembureau is ingesteld, dan hoeft dat hoofdstembureau, zoals opgemerkt, niet opnieuw een kieskringtotaal vast te stellen. Het is in dat geval het centraal stembureau dat een corrigendum vaststelt bij het proces-verbaal van het hoofdstembureau (het voorgestelde artikel P 1ea). Bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag gaat het centraal stembureau uit van het proces-verbaal van het hoofdstembureau zoals dat is gewijzigd door het bijbehorende corrigendum.

Als het centraal stembureau een corrigendum heeft vastgesteld bij een proces-verbaal van een hoofdstembureau, betekent dit dat er een fout stond in het proces-verbaal zoals dit eerder door het hoofdstembureau is vastgesteld en openbaargemaakt. Daarom is het belangrijk dat – naast de kopie van het oorspronkelijke proces-verbaal – ook een kopie van het gecorrigeerde proces-verbaal van het hoofdstembureau zo spoedig mogelijk openbaar wordt gemaakt. Dat gebeurt als volgt. De voorzitter van het centraal stembureau maakt op het originele proces-verbaal van het hoofdstembureau aantekening van het bestaan van het corrigendum. Het centraal stembureau maakt vervolgens een kopie van het originele proces-verbaal van het hoofdstembureau met daarop de genoemde aantekening, en van het corrigendum, en verstrekt deze kopie zo spoedig mogelijk aan het hoofdstembureau. Het hoofdstembureau maakt het verbeterde proces-verbaal, met corrigendum, zo spoedig mogelijk elektronisch openbaar. Op de website wordt het eerder gepubliceerde bestand niet vervangen, maar wordt het nieuwe bestand toegevoegd. Ook legt het hoofdstembureau het verbeterde proces-verbaal, met corrigendum, ter inzage in het gemeentehuis van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd.

De hoofdstembureaus verrichten hun werkzaamheden niet tijdens een openbare zitting. Onder de huidige Kieswet houden de hoofdstembureaus wel een openbare zitting, waar kiezers ook bezwaren kunnen inbrengen. De praktijk is echter dat die bezwaren zich vrijwel altijd richten op de gang van zaken tijdens de stemming of op vermeende fouten in de processen-verbaal van de stembureaus. Dat zijn bezwaren die de hoofdstembureaus niet kunnen verhelpen. Immers, tijdens hun zitting is de stemming al achter de rug, en er zijn geen mogelijkheden om vermeende fouten in de processen-verbaal van de stembureaus te corrigeren. De hoofdstembureaus kunnen daardoor weinig anders doen dan bezwaren die betrekking hebben op de gang van zaken tijdens de stemming (zoals een bezwaar over de toegankelijkheid van een stemlokaal) doorsturen naar de desbetreffende gemeente, en bezwaren over vermeende fouten in het proces-verbaal van een stembureau doorsturen naar het centraal stembureau. De voorgestelde taak van het hoofdstembureau is bovendien van louter administratieve aard (het optellen van de resultaten van gemeenten). De hoofdstembureaus krijgen niet de bevoegdheid om eventuele fouten te corrigeren: die taak ligt bij de gemeentelijke stembureaus, nadat zij daarvoor opdracht hebben gekregen van het centraal stembureau. Zoals voorgesteld in het wetsvoorstel, kunnen kiezers bij het centraal stembureau terecht met meldingen over vermeende fouten.

Wat in deze paragraaf is beschreven, is neergelegd in de onderdelen F, H, I, W, X, Y, AA, DD, EE, FF, GG en JJJ van deze nota van wijziging.

2. BRP-toets niet naar vertegenwoordigend orgaan

In het wetsontwerp wordt voorgesteld dat het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is gehouden, in het vervolg zelf in de Gemeentelijke Basisadministratie Personen-verstrekkingsvoorziening (GBA-v) moet toetsen of de benoemde leden voldoen aan de voorwaarden om te worden toegelaten als lid. Die bepaling zou in de plaats komen van de in artikel V 3, tweede lid, van de Kieswet neergelegde verplichting voor benoemden om bij het aannemen van hun benoeming een gewaarmerkt uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) aan het vertegenwoordigend orgaan over te leggen, waaruit de gegevens blijken die nodig zijn om te bepalen of zij voldoen aan de voorwaarden voor toelating. In deze nota van wijziging wordt het hierbedoelde voorstel weer geschrapt. Reden daarvoor is als volgt. Het vertegenwoordigend orgaan beschikt over de achternaam, voorletters en woonplaats van de benoemde leden: deze gegevens staan in het proces-verbaal van het centraal stembureau. Het komt echter met enige regelmaat voor dat er meerdere personen zijn met dezelfde achternaam, voorletters en woonplaats. Er zijn in dat geval méér gegevens nodig om de juiste persoon in de GBA-v te kunnen vinden (zoals een burgerservicenummer), wat betekent dat alsnog zou moeten worden voorgeschreven dat nieuwbenoemde kandidaten extra informatie verstrekken (zoals een kopie van het identiteitsbewijs waarop ook het burgerservicenummer voorkomt). Dat zou betekenen dat de toegevoegde waarde van het schrappen van het verplichte BRP-uittreksel beperkt is, terwijl anderzijds aansluiting van alle vertegenwoordigende organen op de GBA-v wel een grote operatie zou worden. Immers, er zijn ca. 400 vertegenwoordigende organen die een aansluiting zouden moeten krijgen, en medewerkers van alle griffies zouden een opleiding moeten krijgen over de regels die gelden voor raadpleging van persoonsgegevens in de GBA-v. Gelet op het voorgaande heeft de regering besloten om de Kieswet op dit punt ongemoeid te laten. Wel wordt, in lijn met het voorstel van wet, aan artikel V 3, tweede lid, van de Kieswet toegevoegd dat uit het bedoelde gewaarmerkte uittreksel moet blijken of iemand kiesgerechtigd is. Om als lid toegelaten te kunnen worden tot het vertegenwoordigend orgaan mag de benoemde immers niet zijn uitgesloten van het kiesrecht.

Wat in deze paragraaf is beschreven, is neergelegd in de onderdelen J, PP, SS en TT van deze nota van wijziging.

3. Zitting centraal stembureau kandidaatstelling

In het voorstel van wet is het aanvangstijdstip van de zitting van het centraal stembureau, waar wordt beslist over de geldigheid en de nummering van de ingeleverde kandidatenlijsten (ex artikel I 4 van de Kieswet), verlaat van 16.00 uur naar 17.00 uur. De zitting vindt plaats op de vrijdag na de dag van de kandidaatstelling. Daarnaast wordt in het voorstel van wet de termijn waarbinnen eventuele verzuimen kunnen worden hersteld teruggebracht van 15.00 uur naar 12.00 uur op diezelfde dag. Het centraal stembureau krijgt zo vijf in plaats van één uur de tijd om na te gaan of de stukken die in het kader van herstel van verzuimen zijn overgelegd, voldoen aan de voorwaarden. De Kiesraad heeft echter laten weten dat deze verruiming niet voldoende is. Onder de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 is de termijn waarbinnen eventuele verzuimen kunnen worden hersteld, verder ingekort tot de donderdag na de dag van de kandidaatstelling om 17.00 uur, en is de zitting van het centraal stembureau gehouden op de daaropvolgende dag om 10.00 uur. Ook met die verruiming bleek de Kiesraad bij de Tweede Kamerverkiezing van maart 2021 echter nauwelijks uit de voeten te kunnen.2 Daarom wordt voorgesteld om de zitting van het centraal stembureau te handhaven op de vrijdag na de kandidaatstelling om 17.00 uur (conform het huidige wetsvoorstel), en de termijn waarbinnen verzuimen kunnen worden hersteld, te laten eindigen op de donderdag na de dag van de kandidaatstelling om 17.00 uur (conform de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19). Daarmee is enerzijds verzekerd dat het centraal stembureau ruim de tijd krijgt (namelijk een etmaal) om nagekomen stukken te beoordelen, en houden politieke groeperingen anderzijds voldoende ruimte (namelijk twee etmalen) om eventuele verzuimen te corrigeren.

Wat in deze paragraaf is beschreven is neergelegd in de onderdelen K en 0 van deze nota van wijziging.

4. Personaliseren stempassen daags na de kandidaatstelling

In artikel 7a, tweede lid, van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 is voorgeschreven dat de burgemeester onmiddellijk na het opmaken van het kiezersregister het bestand met de naam- en adresgegevens van de kiesgerechtigden beschikbaar stelt voor het personaliseren van de stempassen. Gelet op het belang dat de stempassen tijdig aankomen bij de kiesgerechtigden,3 wordt voorgesteld deze regel in de Kieswet op te nemen. Mutaties in het kiezersregister als gevolg van overlijden of verhuizing kunnen de gemeenten de dagen na aanlevering van het kiezersregister nog doorgeven.

Wat in deze paragraaf is beschreven, is neergelegd in onderdeel O van deze nota van wijziging.

5. Vaststelling aantal toegelaten kiezers door bijzondere en mobiele stembureaus

Artikel J 1, derde lid, en artikel J 4a, eerste lid, van de Kieswet maken het mogelijk om bijzondere stembureaus met afwijkende openingstijden of mobiele stembureaus in te stellen. Ingevolge artikel J 1, vierde lid, en artikel J 4a, vierde lid, verricht een dergelijk stembureau de telling van de stemmen op een door burgemeester en wethouders vast te stellen en bekend te maken locatie. Dit kan de (laatste) locatie zijn waar het stembureau zitting heeft gehouden ten behoeve van de stemming, maar ook een andere locatie. Het is van belang dat het stembureau dan, vóórdat de stembescheiden worden vervoerd naar die tellocatie, eerst in zijn proces-verbaal noteert hoeveel kiezers tot de stemming zijn toegelaten. Dit kan worden vastgesteld aan de hand van het aantal ingenomen geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen). Zo kan het stembureau op de tellocatie nagaan of het aantal in de stembus aangetroffen stembiljetten overeenkomt met het op de stemlocatie vastgestelde aantal toegelaten kiezers. Mocht daar een groot telverschil tussen bestaan, dan is dat een indicatie dat er iets kan zijn misgegaan met het vervoer van de stembescheiden. Nader onderzoek naar de mogelijke oorzaak van het telverschil kan dan aangewezen zijn.

Wat in deze paragraaf is beschreven, is neergelegd in onderdeel N van deze nota van wijziging.

6. Vervangend briefstembewijs

Aanvankelijk bestond het voornemen om in het voorstel van wet ook in een permanente regeling te voorzien voor het aanvragen van een vervangend briefstembewijs door de Nederlandse kiezers in het buitenland (zie paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting). Met de mogelijkheid om een vervangend briefstembewijs aan te vragen is in de afgelopen jaren ervaring opgedaan. Die mogelijkheid maakte namelijk deel uit van een experiment met een nieuw model stembiljet voor kiezers buiten Nederland. Het experiment is succesvol verlopen. De Tweede Kamer heeft inmiddels ingestemd met een voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend, strekkende tot de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland.4 Daaraan voorafgaand was aan het wetsvoorstel bij nota van wijziging het tweede element van voornoemd experiment – het vervangend briefstembewijs – toegevoegd.5 Nu de bepalingen die in het onderhavige voorstel van wet betrekking hadden op het vervangend briefstembewijs zijn overgeheveld naar vorenvermeld voorstel van wet, kunnen zij in dit voorstel van wet komen te vervallen.

Wat in deze paragraaf is beschreven, is neergelegd in de onderdelen R, S, U, HH, WW en BBB van deze nota van wijziging.

Naast de reeds genoemde onderdelen bevat deze nota van wijziging overigens nog een onderdeel waarvan de inhoud een direct gevolg is van het voorstel van wet met kamerdossiernummer 35 670: onderdeel BB. De wijziging die in dat wetsontwerp ten aanzien van artikel M 10 van de Kieswet is voorgesteld, wordt in onderdeel BB van deze nota van wijziging ook aangebracht in het voorgestelde artikel N 18 van de Kieswet; de beoogde opvolger van het huidige artikel M 10 van de Kieswet. Concreet betreft het de bevoegdheid van een briefstembureau om, als de kiezer het briefstembewijs niet los in de retourenveloppe heeft meegestuurd, de enveloppe met het stembiljet te openen om na te gaan of het briefstembewijs zich wellicht daarin bevindt.

7. Andere onderwerpen

Tot slot is er nog een aantal kleinere aanpassingen in het voorstel van wet aangebracht. Zo is, in navolging van een nota van wijziging op het wetsvoorstel voor de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19, de termijn tussen de dag van de stemming en de dag waarop het vertegenwoordigend orgaan voor het eerst in nieuwe samenstelling samenkomt verlengd van 13 naar 14 dagen. Daarmee krijgen de zittende leden van het vertegenwoordigend orgaan meer tijd om het geloofsbrievenonderzoek uit te voeren. De onderdelen B, C, D en E van deze nota van wijziging hebben hier betrekking op.

Op 1 juli 2021 is de Wet elektronische publicaties in werking getreden. Met die wet zijn ook enkele bepalingen in de Kieswet aangepast. Het onderhavige voorstel van wet bevatte een samenloopbepaling, waarin geregeld was hoe dat gewijzigd zou worden als het voorstel van wet dat heeft geleid tot de Wet elektronische publicaties eerder in werking zou treden: artikel VII. Nu zich die situatie inderdaad heeft voorgedaan is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de wijzigingen die in de samenloopbepaling waren opgenomen direct te verwerken in de wijzigingsopdrachten. Dit draagt bij aan de leesbaarheid van het voorstel van wet bij de parlementaire behandeling. De onderdelen L, ZZ, AAA en GGG van deze nota van wijziging hebben hier betrekking op.

Voorts krijgt het hoofd van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland meer tijd om de retourenveloppen die op de ambassade of het consulaat van Nederland zijn ontvangen tijdig te (laten) bezorgen bij de burgemeester van de gemeente ‘s-Gravenhage. Zie de onderdelen T, BB, onder b, en YY van deze nota van wijziging en de nadere toelichting hieromtrent in paragraaf 11 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Daarnaast wordt, in navolging van artikel 17c van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19, geregeld dat een briefstembureau voor kiezers buiten Nederland zijn zitting ook op een locatie buiten de gemeentegrenzen mag houden. Zie hiervoor onderdeel BB, onder a, g en h, van deze nota van wijziging.

Tot slot zijn nog enkele kleinere verschrijvingen en andere omissies in het voorstel van wet verbeterd. Zie hiervoor de onderdelen A, P, BB, onder c t/m e, M, Q, V, KK, QQ UU, VV en EEE van deze nota van wijziging.

Artikelsgewijze toelichting

A, P en BB onder c t/m e (art. B 5, K 6, N 21, N 22, N 28, en N 30 Kieswet)

Dit betreft omissies in het eerder ingediende voorstel van wet. Onderdeel A strekt ertoe de onjuiste aanduiding van een bewindspersoon in de wijzigingsopdracht die betrekking heeft op artikel B 5 van de Kieswet te corrigeren. In de memorie van toelichting was een wijziging van artikel K 6 van de Kieswet aangekondigd, die abusievelijk niet in het voorstel van wet was opgenomen. Die tekortkoming wordt door onderdeel P weggenomen. Als gevolg hiervan is niet langer voorgeschreven dat een kiesgerechtigde die zijn stempas al heeft ontvangen op het moment dat hij een kiezerspas aanvraagt, bij die aanvraag zijn stempas moet overleggen. De in onderdeel BB opgenomen wijzigingen van artikelen in de nieuw voorgestelde paragrafen 3 en 4 van hoofdstuk N betreffen kleine taalkundige verbeteringen.

B, C, D, E (art. C 1, C 2, C 3 en C 4 Kieswet)

In het voorstel van wet zoals dit eerder bij de Tweede Kamer is ingediend, is voorgesteld dat de eerste samenkomst van de nieuwgekozen leden van een vertegenwoordigend orgaan na een verkiezing plaatsvindt op de dertiende dag na de dag van de stemming. Eenzelfde verlenging was ook opgenomen in de Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing (35 654). Op verzoek van de Kamer is de termijn in voornoemde wet verlengd tot veertien dagen.6 Om vertegenwoordigende organen ook in de toekomst voldoende tijd te geven voor hun geloofsbrievenonderzoek, wordt voorgesteld ook in het onderhavige voorstel van wet te regelen dat de nieuw gekozen leden van een vertegenwoordigend orgaan voor het eerst op een woensdag bijeenkomen.

F (art. E 4 Kieswet)

In artikel E 4, tweede lid, van de Kieswet zijn een aantal omstandigheden en functies opgenomen die onverenigbaar zijn met het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het stembureau. Artikel E 4, tweede lid, onder b, is opnieuw vastgesteld. Dit is nodig omdat de hoofdstembureaus behouden blijven. Zie voor een nadere toelichting daarop paragraaf 1 van het algemeen deel van deze nota van wijziging. Voorts is van de gelegenheid gebruikgemaakt om te regelen dat ook degenen die tot plaatsvervangend lid van het gemeentelijk stembureau zijn benoemd geen lid of plaatsvervangend lid meer kunnen zijn van een stembureau. Daarmee wordt voorkomen dat zij in de positie kunnen komen te moeten oordelen over hun eigen functioneren als lid van een stembureau. Een consequentie hiervan is dat plaatsvervangende leden van het gemeentelijk stembureau in beginsel niet ingezet kunnen worden als teller op de dag van de stemming, tenzij het betreft ambtenaren van de gemeente daartoe door het college van burgemeester en wethouders aangewezen (vgl. art. N 5 Kieswet).

De in het voorgestelde artikel E 4, tweede lid, onder c, aangebrachte wijziging betreft een taalkundige correctie.

De formulering van het voorgestelde artikel E 4, tweede lid, onder d, wordt gepreciseerd. Uit de woorden «die zich kandidaat heeft gesteld» zou begrepen kunnen worden dat het feit dat iemand als kandidaat is voorgedragen al maakt dat iemand niet langer als (plaatsvervangend) lid van een stembureau kan worden benoemd. Dat is niet het geval. Bepalend is of iemand daadwerkelijk als kandidaat verkiesbaar is. Oftewel: degene wiens naam voorkomt op een kandidatenlijst waaraan door het centraal stembureau een nummer is toegekend, komt niet voor benoeming als (plaatsvervangend) lid van een stembureau in aanmerking. De toevoeging «in de betreffende kieskring» maakt het bij de verkiezing van de leden van een orgaan waarbij meer dan één kieskring bestaat mogelijk dat personen wel stembureaulid kunnen zijn in een kieskring waar hun naam niet op het stembiljet voorkomt.

G (art. E 5 en E 5a Kieswet)

De in dit onderdeel voorgestelde aanpassingen dragen ertoe bij dat de bepalingen in de Kieswet inzake briefstembureaus op eenzelfde manier zijn opgebouwd als de bepalingen over stembureaus. Het instellen van een of meer briefstembureaus geschiedt op basis van artikel E 5 van de Kieswet. De redactie van artikel E 5, derde lid, is aangepast om te verduidelijken dat als er in het Europees deel van Nederland een briefstembureau wordt ingesteld, dit altijd door het plaatselijke college van burgemeester en wethouders wordt gedaan. Dit geldt ook als de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een gemeente heeft aangewezen om daar een briefstembureau te vestigen. In het vierde lid is geregeld dat een briefstembureau uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden bestaat, waarvan er één voorzitter is. Deze nieuwe redactie sluit aan bij artikel E 3, derde lid, van de Kieswet, waarin ten aanzien van stembureaus eenzelfde voorschrift is opgenomen.

Abusievelijk was niet expliciet geregeld welk orgaan zorgdraagt voor de benoeming van de leden van een briefstembureau. In deze lacune is alsnog voorzien. In het nieuw voorgestelde artikel E 5a is geregeld dat het orgaan dat een briefstembureau instelt ook verantwoordelijk is voor de benoeming van de leden daarvan. Op dit punt blijft de Kieswet ongewijzigd; vergelijk het huidige artikel M 13, zesde lid, van de Kieswet. De eerder in artikel E 5, vijfde lid, opgenomen bepaling is verplaatst naar het nieuwe artikel E 5a, tweede lid. In het tweede lid wordt artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit houdt in dat ten aanzien van de eisen die aan de leden van briefstembureaus gesteld worden, aangesloten wordt bij de regels die gelden voor stembureaus.

H (Hoofdstuk E, paragraaf 3 en 4)

Opschrift § 3: De gemeentelijk stembureaus

Omdat de hoofdstembureaus behouden blijven is het wenselijk om de bepalingen over het instellen van een nationaal briefstembureau niet meer in dezelfde paragraaf op te nemen als de bepalingen over het instellen van de gemeentelijk stembureaus. Door het verplaatsen van de bepaling over het nationaal briefstembureau naar hoofdstuk E, paragraaf 4, krijgen de bepalingen over de gemeentelijk stembureaus een zelfstandige paragraaf: paragraaf 3.

Voor de structuur van de bepalingen in de Kieswet over de gemeentelijk stembureaus is in deze nota van wijziging aansluiting gezocht bij de structuur van de bepalingen in de Kieswet over de stembureaus en briefstembureaus. Op deze manier ontstaat meer uniformiteit. Ook dit heeft tot enkele aanpassingen geleid in de artikelen.

Artikel E 6

In het nieuwe vierde lid is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald uit hoeveel personen een gemeentelijk stembureau bestaat. Dat voorschrift is vergelijkbaar met het huidige artikel E 3, derde lid, van de Kieswet dat ten aanzien van stembureaus een vergelijkbaar voorschrift bevat.

Artikel E 7

Abusievelijk was in deze bepaling niet expliciet geregeld welk orgaan zorgdraagt voor de benoeming van de leden van een gemeentelijk stembureau. In deze lacune is alsnog voorzien. In het nieuwe eerste lid is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders de leden van het gemeentelijk stembureau benoemt alsook een voldoend aantal plaatsvervangende leden. Dit sluit aan bij artikel E 4, eerste lid, van de Kieswet, dat een soortgelijk voorschrift bevat ten aanzien van de benoeming van de leden van stembureaus. Bij ontstentenis van een lid kan een door of vanwege het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen vervangend lid diens plaats innemen en als lid optreden.

De voorschriften over het minimumaantal leden van het gemeentelijk stembureau dat op elke locatie aanwezig moeten zijn om zitting te kunnen houden – het eerder voorgestelde artikel E 7, eerste en tweede lid – zijn overigens niet vervallen, maar verplaatst naar het nieuw voorgestelde artikel Na 4. Dit sluit beter aan bij de bestaande structuur in de Kieswet ten aanzien van de stembureaus.

Artikel E 8

Het voorgestelde artikel E 8 komt te vervallen, omdat deze bepaling betrekking heeft op het nationaal briefstembureau. Voorschriften betreffende het nationaal briefstembureau worden opgenomen in het nieuwe hoofdstuk E, paragraaf 4. Zie het voorgestelde artikel E 9c.

Artikel E 9

Hoofdstuk E, paragraaf 3, bevat nog uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op de gemeentelijk stembureaus. Het voorgestelde artikel E 9 wordt hierop aangepast. De mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de samenstelling en de werkwijze van het nationaal briefstembureau is overigens niet komen te vervallen, maar verplaatst naar het nieuw voorgestelde artikel E 9d.

Opschrift § 4. De hoofdstembureaus en het nationaal briefstembureau

Door de bepaling over het instellen van het nationaal briefstembureau in dezelfde paragraaf onder te brengen als de bepalingen over het instellen van de hoofdstembureaus, wordt inzichtelijk gemaakt dat ook het nationaal briefstembureau de een na laatste stap is in het proces tot vaststelling van de verkiezingsuitslag.

Artikel E 9a

Deze bepaling gaat over het instellen van hoofdstembureaus bij de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer en, in samenhang met artikel Y 2 van de Kieswet, de verkiezing van de voor Nederland gekozen leden van het Europees Parlement. Omdat de leden van het hoofdstembureau net als de leden van een stembureau voor een specifieke verkiezing worden benoemd, en niet langer voor een periode van vier kalenderjaren, is de redactie van het eerste lid aangepast. Daarin wordt nu tot uitdrukking gebracht welk orgaan een hoofdstembureau instelt, te weten: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente daartoe aangewezen door de tabel behorend bij artikel E 1, eerste lid, van de Kieswet. Het tweede lid komt in zijn geheel overeen met het huidige artikel E 5, tweede lid, van de Kieswet.

Artikel E 9b

Deze bepaling gaat over het instellen van hoofdstembureaus bij de verkiezing van de leden van provinciale staten in een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat. Bestaat een provincie uit slechts één kieskring, dan wordt er geen hoofdstembureau ingesteld. Ingevolge het eerste lid wordt het hoofdstembureau nog altijd gevestigd in de daartoe door provinciale staten aangewezen gemeente. Het tweede lid komt woordelijk overeen met het huidige artikel E 6, tweede lid, van de Kieswet. Omdat de leden van een hoofdstembureau niet langer voor vier kalenderjaren worden benoemd is de in artikel E 6, derde lid, van de Kieswet neergelegde bevoegdheid voor gedeputeerde staten om een lid van het hoofdstembureau tussentijds te ontslaan niet overgenomen in deze nieuwe bepaling.

Artikel E 9c

Deze bepaling gaat over het benoemen van personen tot lid van een hoofdstembureau. Voorzitter van het hoofdstembureau is de burgemeester van de gemeente waarbinnen het hoofdstembureau is gevestigd. De overige leden en plaatsvervangend leden worden benoemd door het college van burgemeester en wethouders van die gemeente. In het tweede lid is geregeld welke functies en feitelijke omstandigheden ertoe leiden dat iemand niet tot lid van een hoofdstembureau benoemd kan worden. De opsomming is vergelijkbaar met de opsomming die dienaangaande in artikel E 4, tweede lid, van de Kieswet is opgenomen ten aanzien van de benoeming van de (plaatsvervangend) leden van een stembureau. In het derde lid is geregeld dat het lidmaatschap van het hoofdstembureau van rechtswege ophoudt te bestaan nadat het vertegenwoordigend orgaan over de toelating van de gekozenen heeft beslist.

Artikel E 9d

Deze bepaling is gebaseerd op het eerder voorgestelde artikel E 8. Deze bepaling schrijft voor dat het college van burgemeester en wethouders voor elke verkiezing van de leden van de Tweede Kamer een nationaal briefstembureau instelt. Dit nationaal briefstembureau heeft tot taak om het aantal per brief uitgebrachte stemmen vast te stellen op basis van de processen-verbaal van de briefstembureaus. Ook voor de verkiezing van in Nederland gekozen leden van het Europees Parlement wordt een nationaal briefstembureau ingesteld. Dit vloeit voort uit artikel Y 2, gelezen in samenhang met het nieuwe artikel E 12 van de Kieswet.

Het tweede lid is gewijzigd. Daarin wordt nu bepaald dat het nationaal briefstembureau uit vijf leden bestaat waarvan er één voorzitter is en één plaatsvervangend voorzitter. De bepaling sluit daarmee inhoudelijk beter aan bij de voorschriften die gesteld zijn ten aanzien van hoofdstembureaus. In het nieuw ingevoegde derde lid is expliciet geregeld door welk orgaan de leden van het nationaal briefstembureau worden benoemd: het college van burgemeester en wethouders van ‘s-Gravenhage.

Het vierde lid komt woordelijk overeen met het eerder voorgestelde artikel E 8, derde lid. Hierin is geregeld dat degene die als (plaatsvervangend) lid van het briefstembureau of het centraal stembureau is benoemd, voor dezelfde verkiezing niet als lid van het nationaal briefstembureau mag worden benoemd. Op deze manier wordt voorkomen dat briefstembureauleden en centraal stembureauleden zichzelf controleren. Het lidmaatschap van het briefstembureau eindigt van rechtswege nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Ten aanzien van de overige eisen die gesteld worden aan de leden van het nationaal briefstembureau wordt aangesloten bij de regels die zowel gelden voor leden van de stembureaus als voor leden van de gemeentelijk stembureaus. Voor een nadere toelichting op deze eisen wordt verwezen naar de toelichting bij het opnieuw vastgestelde artikel E 4, tweede lid.

Artikel E 9e

Deze bepaling is, net als het eerder voorgestelde artikel E 9, gebaseerd op het huidige artikel E 10 van de Kieswet. Het nieuwe artikel E 13 is uitsluitend van toepassing op hoofdstembureaus en op het nationaal briefstembureau. Het biedt een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de samenstelling en werkwijze van deze twee organen.

I (Hoofdstuk E, paragraaf 5)

Er wordt een nieuwe paragraaf aan hoofdstuk E van de Kieswet toegevoegd: paragraaf 5. De bepalingen die in het voorgestelde hoofdstuk E, paragraaf 4, waren opgenomen, worden naar deze nieuwe paragraaf verplaatst. Inhoudelijk zijn de bepalingen betreffende centraal stembureaus gelijk gebleven.

J, PP, SS en TT (art. H 10, H 10a, R 9a, V 3 en V 4 Kieswet)

Zoals in paragraaf 2 van het algemeen deel is toegelicht, komt de regering terug op het voorstel om het vertegenwoordigend orgaan zelf in de Gemeentelijke Basisadministratie Personen-verstrekkingsvoorziening (GBA-v) te laten toetsen of de benoemden, voor zover zij hun benoeming hebben aangenomen, aan de voorwaarden voldoen om tot lid toegelaten te worden. Als gevolg hiervan komen in artikel I van het voorstel van wet de onderdelen S, T en CCCC te vervallen. De wijzigingsopdrachten die op de artikelen V 3 en V 4 zagen – artikel I, onderdelen KKKK en LLLL – worden aangepast. Dit is gedaan in de onderdelen SS en TT van deze nota van wijziging.

Artikel V 3

Degene die door de voorzitter van het centraal stembureau tot lid van een vertegenwoordigend orgaan is benoemd en zijn (of haar) benoeming wenst aan te nemen, moet een gewaarmerkt uittreksel uit de basisregistratie personen overleggen aan het vertegenwoordigend orgaan. In het tweede lid van artikel V 3 van de Kieswet is opgesomd welke gegevens er op dit gewaarmerkt uittreksel moeten voorkomen. Daarin worden een kleine wijziging aangebracht. Om als lid toegelaten te kunnen worden tot het vertegenwoordigend orgaan, mag de benoemde niet zijn uitgesloten van het kiesrecht. Om deze reden moet het gewaarmerkte uittreksel uit de basisregistratie personen hieromtrent ook uitkomst verschaffen.

Artikel V 4

Het in artikel I, onderdeel LLLL, voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel V 4 van de Kieswet komt te vervallen. Daardoor kan nu zowel het vijfde als het vierde lid van artikel V 4 van de Kieswet vervallen. De vervallenverklaring van deze artikelleden houdt verband met de voorgestelde artikelen V 4a en V 4b. Zie daarover de toelichting bij artikel I, onderdeel LLLL, onder 2, MMMM en SSSS in de memorie van toelichting.

K en 0 (art. I 2 en I 4 Kieswet)

De termijn voor het herstel van verzuimen wordt ingekort van drie dagen naar twee dagen. Op beide dagen kunnen de in de kennisgeving aangeduide verzuimen bij het centraal stembureau worden hersteld tussen 9:00 en 17:00 uur. Op de dag na de verzuimherstelperiode komt het centraal stembureau in een openbare zitting bijeen om te besluiten over de geldigheid van de ingeleverde kandidatenlijsten, het handhaven van de daarop voorgedragen kandidaten en de nummering van de ingeleverde geldige lijsten. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 3 in het algemeen deel van deze nota van wijziging.

L, ZZ, AAA en GGG (art. I 15, Ya 3 en Ya 26 Kieswet & art. VII)

De Wet elektronische publicaties is 1 juli 2021 in werking getreden (Stb. 2021, 176). In verband daarmee kan de samenloopbepaling zoals deze in artikel VII van het voorstel van wet (35 489) was voorzien komen te vervallen. In plaats daarvan kan in het onderhavige voorstel van wet direct rekening worden gehouden met de nieuwe situatie. Daartoe worden de opdrachten tot wijziging van de artikelen I 15, Ya 3, eerste lid, en Ya 26 geactualiseerd en kan de voorgestelde samenloopbepaling vervallen.

M en RR (art. I 18 en S 7 Kieswet)

De formulering van de wijzigingsopdrachten die zien op de artikelen I 18, tweede lid, en S 7, tweede lid, van de Kieswet worden in overeenstemming gebracht met Aanwijzing 6.11 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

N (art. J 1 Kieswet)

In de Kieswet worden de begrippen «dag van stemming» en «dag van de stemming» door elkaar gebruikt. Soms zelfs in hetzelfde artikel. Vergelijk bijvoorbeeld artikel J 1, eerste en vijfde lid. Om dit meer gelijk te trekken wordt in het eerste lid «dag van stemming» vervangen door het vaker in de Kieswet voorkomende «dag van de stemming».

In het derde lid wordt «in het stembureau» vervangen door het juistere «bij het stembureau». Het stembureau is een bestuursorgaan. Het bestaat uit personen. Het stembureau houdt zitting in een stemlokaal. Kiezers stemmen dus in een stemlokaal bij een stembureau.

De in het vierde lid voorgestelde wijziging van taalkundige aard was ook al opgenomen in het voorstel van wet. Nieuw is de volzin die aan het slot van het vierde lid wordt toegevoegd. Als een bijzonder stembureau de stemopneming op een andere locatie verricht dan waar het zitting heeft gehouden ten behoeve van de stemming, dan stelt het, alvorens naar die locatie te vertrekken, vast hoeveel kiezers er tot de stemming zijn toegelaten. Dit doet het door in zijn proces-verbaal melding te maken van het aantal geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen dat door de voorzitter is ingenomen. Op grond van artikel J 4a, vierde lid, is dezelfde van toepassing op mobiele stembureaus. Zie voor een andere toelichting paragraaf 5 van het algemeen deel van de toelichting bij deze nota van wijziging.

O (art. J 7 Kieswet)

Artikel J 7 van de Kieswet wordt opnieuw vastgesteld. Dit biedt de mogelijkheid om de tekst van dit wetsartikel in verschillende artikelleden onder te verdelen, hetgeen de leesbaarheid vergroot. Geheel nieuw is het eerste lid. Hierin is bepaald dat de burgemeester van een gemeente daags na de dag van de kandidaatstelling moet vaststellen wie van de inwoners van de gemeente aan de stemming mogen deelnemen. Deze gegevens zijn nodig voor het personaliseren van de stempassen. De gebruikte criteria – op de dag van de kandidaatstelling als kiezer geregistreerd staan in de betreffende gemeente én bevoegd zijn om aan de stemming deel te nemen – zijn ontleend aan de eerste volzin van het huidige artikel J 7. Met «bevoegd zijn om aan de stemming deel te nemen» wordt bedoeld dat iemand niet van het kiesrecht ontzet mag zijn. Het tweede lid is gebaseerd op de eerste en tweede volzin van het huidige artikel J 7. Het derde, vier en vijfde lid, komen letterlijk overeen met respectievelijk de derde, vierde en vijfde volzin, van het huidige artikel J 7 van de Kieswet.

Q (art. L 17 Kieswet)

De voorgestelde wijziging van artikel L 17, derde lid, van de Kieswet komt te vervallen. Uiteraard is het de bedoeling dat het stembureau bij een in een volmachtbewijs omgezette stempas blijft nagaan of het nummer van deze stempas voorkomt in het register ongeldige stempassen.

R, S, T, onder a, U, WW, BBB, BB, onderdeel b, onder 1° en 2°, en onderdelen c t/m f (art. M 2, M 5, M 6, M 6a, M 7a en N 18 t/m N 22 Kieswet)

Deze wijzigingsopdrachten houden verband met het overhevelen van de bepalingen inzake het vervangend briefstembewijs uit het onderhavige voorstel van wet naar het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland. Zie paragraaf 6 van de toelichting.

W, X, Y en AA (art. N 1, N 1a en N 6 Kieswet)

In artikel I, onderdeel LLL, van het voorstel van wet was een separate paragraaf opgenomen over de werkzaamheden die het stembureau uitvoert als het college van burgemeester en wethouders heeft besloten dat de stemmen bij een verkiezing in hun gemeente op een centrale locatie worden opgenomen door het gemeentelijk stembureau. Met deze nota van wijziging komt die paragraaf te vervallen. De eerder daarin opgenomen bepalingen worden ondergebracht in de eerste paragraaf van hoofdstuk N. Alle bepalingen betreffende de stemopneming door het stembureau komen daarmee in dezelfde paragraaf te staan, hetgeen de toegankelijkheid van de Kieswet ten goede komt. Voorts sluit de nieuwe opzet beter aan bij de structuur van het nieuw ingevoegde hoofdstuk Na. In beleidsmatig opzicht zijn er geen veranderingen aangebracht.

Het college van burgemeester en wethouders kan ervoor kiezen om de stemopneming volledig door de stembureaus te laten verrichten. In dat geval beperkt de taak van het gemeentelijk stembureau zich tot de controle van de processen-verbaal van de stembureaus en het vaststellen van de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau. Het college van burgemeester en wethouders kan er echter ook voor kiezen de stemopneming op een centrale locatie door het gemeentelijk stembureau te laten uitvoeren. Het samenspel van deze twee mogelijkheden heeft in het voorstel van wet tot een complexe redactie van de eerste twee paragrafen van het voorgestelde hoofdstuk O geleid. In de tweede paragraaf was daarbij aangegeven hoe de eerste paragraaf gelezen moet worden in het geval er een centrale stemopneming zou plaatsvinden. Nu de hoofdstembureaus behouden blijven en de bepalingen betreffende gemeentelijk stembureaus dientengevolge in het nieuwe hoofdstuk Na worden ondergebracht, is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de redactie van deze bepalingen te vereenvoudigen. In beleidsmatig opzicht is er weinig veranderd.

Artikel N 1

Het huidige artikel N 1 van de Kieswet wordt verplaatst naar het nieuwe artikel N 1a. Op deze manier ontstaat ruimte voor een nieuw artikel N 1. Het voorgestelde nieuwe artikel N 1 is gebaseerd op artikel N 13 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel LLL, van het voorstel van wet was opgenomen.

In het eerste lid is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders kan besluiten dat het opnemen van de stemmen plaatsvindt door middel van een centrale stemopneming (optie 2 in het voorstel van wet; zie daarover paragraaf 2.4.1 van het algemeen deel van de memorie van toelichting). Het besluit wordt genomen voor «een verkiezing». Dit biedt het college de mogelijkheid om bij gecombineerde stemmingen – bijvoorbeeld bij gecombineerde provinciale staten- en waterschapsverkiezingen – de stemopneming voor één verkiezing volgens optie 1 te organiseren en voor de andere verkiezing volgens optie 2.

Als er tot het houden van een centrale stemopneming wordt besloten, dan dient het college van burgemeester en wethouders dit besluit uiterlijk op de dag van de kandidaatstelling bekend te maken. De bekendmaking geschiedt overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit is geregeld in het tweede lid.

Artikel N 6

Aan het bestaande artikel N 6 van de Kieswet worden twee leden toegevoegd. Het vierde lid is inhoudelijk gelijk aan artikel N 14 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel LLL, van het voorstel van wet was opgenomen. De redactie is evenwel gewijzigd. In het vierde lid is geregeld dat als het college van burgemeester en wethouders heeft besloten dat er een centrale stemopneming plaatsvindt, de stembureaus in die gemeente voor de betreffende verkiezing geen telling meer hoeven te verrichten op kandidaatsniveau. In plaats daarvan wordt op de dag van de stemming een eerste telling op lijstniveau verricht (de basistelling). Daartoe stelt het stembureau voor iedere lijst het gezamenlijke aantal op de kandidaten uitgebrachte stemmen vast. Uiteraard stelt het stembureau daarnaast nog gewoon het aantal stemmen vast dat blanco of ongeldig is uitgebracht.

Z (art. N 10 Kieswet)

Bij de behandeling van de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten7 in de Tweede Kamer heeft de Tweede Kamer het amendement-Omtzigt c.s.8 aangenomen. Dit amendement strekte ertoe in de Kieswet expliciet vast te leggen dat in het proces-verbaal van een stembureau moet worden vermeld hoeveel stemmen er bij dit stembureau op elke kandidaat en op elke lijst zijn uitgebracht. Het amendement had geen consequenties voor de uitvoeringspraktijk. Het vaststellen van het aantal stemmen dat op elke kandidaat en op elke lijst is uitgebracht is immers altijd al een werkzaamheid van het stembureau geweest en ingevolge artikel N 10, eerste lid, van de Kieswet was het stembureau al gehouden van zijn werkzaamheden proces-verbaal op te maken. In de praktijk kwamen deze aantallen dus ook al voor op de processen-verbaal van de stembureaus. Desondanks heeft de regering in het aannemen van het amendement door de Tweede Kamer aanleiding gezien om de voorgestelde artikelen N 25, Na 26, O 5 en O 36 in dezelfde zin te wijzigen. Deze artikelen hebben betrekking op respectievelijk: briefstembureaus, gemeentelijk stembureaus, hoofdstembureaus en het nationaal briefstembureau. Daarbij is de regering zelfs nog een stap verder gegaan. Uit het proces-verbaal moet niet alleen blijken hoeveel stemmen er op elke kandidaat en op elke lijst zijn uitgebracht, maar ook hoeveel stemmen er als blanco of ongeldig zijn aangemerkt. De recent aan artikel N 10, eerste lid, van de Kieswet toegevoegde derde zin is daartoe vervangen door het nieuw voorgestelde artikel N 6, vijfde lid.

BB onder a, j en k (art. N 15, N 31 en N 32 Kieswet)

Met de in dit onderdeel voorgestelde aanpassingen wordt het voor elk college van burgemeester en wethouders dat een briefstembureau instelt ten behoeve van kiezers buiten Nederland mogelijk om voor de zittingen van dit briefstembureau een locatie aan te wijzen die buiten de eigen gemeentegrenzen ligt. Niet alleen voor het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage, maar ook voor colleges als bedoeld in het voorgestelde artikel E 5, derde lid, van de Kieswet. In het voorstel van wet is geregeld dat elk briefstembureau een lijst ontvangt met de nummers van briefstembewijzen die het mogelijk zal ontvangen. Om te voorkomen dat kiezers vaker dan eenmaal aan de stemming kunnen deelnemen, houdt het briefstembureau op die lijst bij welke briefstembewijzen het al heeft ontvangen. Daarom kan er in een gemeente slechts één briefstembureau worden ingesteld dat op één locatie zitting houdt. De omvang van de werkzaamheden van dit briefstembureau brengt met zich mee dat hiervoor een grote locatie noodzakelijk is. Omdat de meest geschikte locatie zich mogelijk buiten de grenzen bevindt van de gemeente die het briefstembureau instelt, is in het voorgestelde artikel N 15, tweede lid, bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ook een buiten de eigen gemeentegrenzen gelegen locatie mag aanwijzen voor het briefstembureau.

BB onder b onder 3° en 4° (art. N 18 Kieswet)

In de memorie van toelichting staat dat het voorgestelde artikel N 18, eerste lid, materieel grotendeels overeenkomt met het huidige artikel M 10, eerste lid, van de Kieswet. En dat de tekst van het voorgestelde artikel N 18, tweede lid, is gebaseerd op het huidige artikel M 11 van de Kieswet. Als gevolg van een nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland,9 zullen de artikelen M 10 en M 11 opnieuw worden vastgesteld. De verandering die daarin worden aangebracht zouden verloren gaan als artikel N 18 in het onderhavige voorstel van wet niet op eenzelfde manier zou worden aangepast. Daartoe strekt deze wijzigingsopdracht.

BB onder g (art. N 25 Kieswet)

Aan het voorgestelde artikel N 25 wordt een lid toegevoegd. In dit lid wordt expliciet voorgeschreven dat het briefstembureau in zijn proces-verbaal vermeldt hoeveel stemmen er op elke lijst en op elke lijst zijn uitgebracht. Ook vermeldt het briefstembureau in zijn proces-verbaal hoe vaak het voorkwam dat het een stem als blanco of ongeldig heeft aangemerkt.

T, onder b, en YY (art. M 7 en Y 22c Kieswet)

Het hoofd van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland moet er zorg voor dragen dat de retourenveloppen die hij uiterlijk op de vrijdag voor de dag van de stemming, om 10.00 uur 's ochtends lokale tijd, ontvangt tijdig in 's-Gravenhage aankomen om nog door het briefstembureau bij het vaststellen van de uitkomst van de stemming te worden betrokken. Voor een nadere toelichting op deze wijzigingen wordt verwezen naar paragraaf 11 van de nota naar aanleiding van het verslag.

V (art. M 8 Kieswet)

Het betreft een technische verbetering van een wijzigingsopdracht in artikel I, onderdeel XX, onder 3, van het wetsvoorstel welke betrekking heeft op artikel M 8, derde lid, van de Kieswet. In dat lid staat abusievelijk een spatie tussen het te vervangen woord en de komma, terwijl deze spatie in de wijzigingsopdracht niet is opgenomen.

CC (Hoofdstuk N, paragraaf 5)

Het huidige hoofdstuk N, paragraaf 3, van de Kieswet bevat een bepaling over de verwerking van persoonsgegevens: artikel N 22. Een dergelijke bepaling blijft noodzakelijk. Deze bepaling zorgt ervoor dat de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de vaststelling van de verkiezingsuitslag mogelijk blijft. Daartoe zijn een paar artikelen uit de Algemene verordening gegevensverwerking niet van toepassing verklaard op dit proces. Tekstueel zijn er geen veranderingen aangebracht.

DD (Hoofdstuk Na)

Het college kan ervoor kiezen om de stemopneming volledig door de stembureaus te laten verrichten. In dat geval beperkt de taak van het gemeentelijk stembureau zich tot de controle van de processen-verbaal van de stembureaus en het vaststellen van de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau. Het college van burgemeester en wethouders kan er echter ook voor kiezen de stemopneming op een centrale locatie door het gemeentelijk stembureau te laten uitvoeren. Het samenspel van deze twee mogelijkheden heeft in het voorstel van wet tot een complexe redactie van de eerste twee paragrafen van het voorgestelde hoofdstuk O geleid. In de tweede paragraaf was daarbij aangegeven hoe de eerste paragraaf gelezen moet worden in het geval er een centrale stemopneming zou plaatsvinden. Nu de hoofdstembureaus behouden blijven en de bepalingen betreffende gemeentelijk stembureaus dientengevolge in het nieuwe hoofdstuk Na worden ondergebracht, is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de redactie van deze bepalingen te vereenvoudigen. In beleidsmatig opzicht is er weinig veranderd.

Artikel Na 1

Het hier voorgestelde artikel Na 1 komt woordelijk overeen met artikel O 1 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen.

Het gemeentelijk stembureau houdt op de dag na de dag van de stemming een openbare zitting. Voor waterschapsverkiezingen is geregeld dat het college ook kan besluiten dat de zitting aanvangt op de vrijdag na de dag van de stemming. Dat biedt gemeenten meer ruimte in de logistieke organisatie van de gecombineerde staten- en waterschapsverkiezing. Deze uitzondering geldt overigens niet voor de gecombineerde eilandsraads- en kiescollegeverkiezingen, omdat daaraan gelet op de beperkte omvang van de kiescollegeverkiezingen geen behoefte zal bestaan. De zitting van het gemeentelijk stembureau vindt in het openbaar plaats. Belangstellenden moeten ter plekke zelf kunnen observeren hoe het gemeentelijk stembureau zijn werkzaamheden verricht.

Artikel Na 2

Het hier voorgestelde artikel Na 2 is gebaseerd op artikel O 2 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen.

Het eerste lid is materieel gelijk gebleven. Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de zitting van het gemeentelijk stembureau een of meer geschikte locaties aanwijzen. Het is dus mogelijk dat het gemeentelijk stembureau de controle van de processen-verbaal van de stembureaus dan wel de centrale stemopneming op een andere locatie uitvoert dan de locatie waar het de uitkomsten van de stemopneming op gemeentelijk niveau vaststelt en bekendmaakt. In dat geval zal het college voor elk van de locaties moeten aangeven op welk tijdstip het gemeentelijk stembureau zijn werkzaamheden aldaar zal aanvangen. Bij het aanwijzen van een locatie zal het college uiteraard rekening moeten houden met de te verwachten omvang van de werkzaamheden van het gemeentelijk stembureau alsook met de mogelijkheid voor belangstellenden om de zitting bij te wonen.

Ingevolge het tweede lid moet het besluit tot aanwijzing van de locatie of locaties van de zitting, de dag en het tijdstip waarop de werkzaamheden op deze locatie(s) aanvangen uiterlijk veertien dagen voor de dag van de stemming overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden bekendgemaakt. In het eerder voorgestelde artikel O 2, derde lid, werd hiervoor nog uitgegaan van een termijn van zeven dagen. Met de nieuwe termijn is aansluiting gezocht bij de huidige artikelen J 1, derde lid, en J 4a, eerste lid, van de Kieswet, zodat er één publicatiemoment ontstaat.

Het is mogelijk dat het gemeentelijk stembureau de controle van de processen-verbaal van de stembureaus dan wel de centrale stemopneming niet voor alle stembureaus op dezelfde locatie uitvoert. In het derde lid is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders in dat geval bepaalt op welke locatie de werkzaamheden ten behoeve van elk stembureau plaatsvinden. Dit laatste met inachtneming van het bepaalde in artikel O 1 van de Kieswet. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing verklaard. De bekendmaking van de locaties waar het gemeentelijk stembureau zijn werkzaamheden voor elk stembureau zal uitvoeren vindt derhalve plaats op hetzelfde moment als de in het tweede lid bedoelde bekendmaking.

Conform het advies van de Kiesraad is in het vierde lid voorgeschreven dat de informatie over waar en wanneer de zitting van het gemeentelijk stembureau plaatsvindt, tevens huis-aan-huis onder de aandacht van de kiesgerechtigden wordt gebracht (zie paragraaf 2.4.2.7 onder a van het algemene deel van de memorie van toelichting).

Artikel Na 3

In artikel J 4, vijfde lid, van de Kieswet is geregeld dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de inrichting van het stemlokaal: de ruimte waarin het stembureau zitting houdt. Abusievelijk was de verantwoordelijkheid voor de inrichting van de locatie waar het gemeentelijk stembureau zitting houdt nog nergens expliciet belegd in het voorstel van wet. Daarin voorziet dit nieuwe artikel. In deze bepaling is geregeld dat de burgemeester ook de locatie waar het gemeentelijk stembureau zitting houdt zodanig moet inrichten dat het gemeentelijk stembureau de aan hem opgedragen werkzaamheden c.q. taken kan uitvoeren.

Artikel Na 4

De eerste twee leden van het nieuw voorgestelde artikel Na 4 vertonen overeenkomsten met artikel E 6, eerste en tweede lid, zoals dit eerder in artikel I, onderdeel K, van het voorstel van wet was opgenomen. In het eerste lid is geregeld dat op elke locatie waar het gemeentelijk stembureau zitting houdt steeds minimaal vijf personen aanwezig moeten zijn, waaronder de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter. De aanwezigheid van de voorzitter is daarbij optioneel, omdat slechts één persoon tot voorzitter kan worden benoemd (vgl. art. E 7 lid 4 Kieswet) terwijl het college van burgemeester en wethouders meerdere locaties kan aanwijzen waar gelijktijdig een (deel van de) zitting van het gemeentelijk stembureau plaatsvindt (vgl. art. Na 1 lid 1 Kieswet). Als het college van burgemeester en wethouders meer dan één locatie heeft aangewezen voor de zitting van het gemeentelijk stembureau om de processen-verbaal van de stembureaus te controleren of de stemopneming te voltooien, moet op de locatie waar de voorzitter niet aanwezig is tijdens de zitting een van de plaatsvervangend voorzitters aanwezig te zijn.

In het tweede lid is geregeld dat, indien het een verkiezing van de leden van de gemeenteraad betreft, het minimumaantal leden dat aanwezig moet zijn op iedere locatie waar het gemeentelijk stembureau zitting houdt drie bedraagt. Voor een toelichting op deze keuze wordt verwezen naar paragraaf 2.4.2.1 van het algemene deel van de memorie van toelichting. Dezelfde mogelijkheid wordt ook geboden bij eilandsraadsverkiezingen (art. Ya 13 jo. E 7 lid 2 Kieswet) en kiescollegeverkiezingen (art. Ya 24 Kieswet). Het verplaatsen van deze voorschriften naar het nieuwe hoofdstuk Na houdt verband met de systematiek van de Kieswet. Hoofdstuk E bevat de bepalingen over het instellen van organen met het oog op het organiseren van verkiezingen en het bemensen daarvan. Maar bepalingen over het minimumaantal leden van een orgaan dat nodig is om een zitting te kunnen houden, zijn elders te vinden. Onder andere in artikel J 12, eerste lid, van de Kieswet ten aanzien van de stembureaus. Met het nieuwe voorgestelde artikel Na 4, eerste en tweede lid, wordt bij vorenbedoelde systematiek aansluiting gezocht. Er zijn geen beleidsmatige aanpassingen gedaan.

Het derde lid is nieuw. Het regelt dat de taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Kieswet aan de voorzitter van het gemeentelijk stembureau zijn toegekend door de plaatsvervangend voorzitter kunnen worden uitgeoefend als de voorzitter niet aanwezig is op de locatie waar het gemeentelijk stembureau zitting houdt.

Artikel Na 5

Het hier voorgestelde artikel Na 5 komt materieel overeen met artikel O 3 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. In het eerste lid is een kleine redactionele verbetering aangebracht: «elke locatie» i.p.v. «de locatie».

In dit artikel is vastgelegd hoe het gemeentelijk stembureau tot besluitvorming kan komen als de controle van de processen-verbaal van de stembureaus dan wel de centrale stemopneming niet op één locatie plaatsvindt. In dat geval handelen en beslissen de wél op die locatie aanwezige leden namens het gemeentelijk stembureau. Als er een even aantal leden aanwezig is en de stemmen staken, is de stem van de (plaatsvervangend) voorzitter doorslaggevend.

Artikel Na 6

Het hier voorgestelde artikel Na 6 komt materieel overeen met artikel O 4 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. In het eerste lid is een redactionele verandering aangebracht. De personen die het gemeentelijk stembureau bijstaan bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden worden niet langer «teller» genoemd, maar «ondersteuner». Indien gebruik wordt gemaakt van een elektronisch hulpmiddel, dan zullen personen die het gemeentelijk stembureau bijstaan bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden immers mogelijk niet alleen stembescheiden (opnieuw) opnemen, maar ook worden ingezet om gegevens in dit elektronisch hulpmiddel in te voeren. Ofschoon het elektronische hulpmiddel wordt gebruikt om optellingen te maken, lijkt de term «teller» in dit verband minder gelukkig. Om die reden is hier voor de term «ondersteuner» gekozen.

In deze bepaling is geregeld dat het gemeentelijk stembureau zich bij zijn werkzaamheden kan doen bijstaan door zogenoemde ondersteuners. De bepaling is te vergelijken met artikel N 5 van de Kieswet. Daarin is geregeld dat ook het stembureau zich bij de stemopneming kan laten bijstaan. In het eerste lid is geregeld dat het college een of meer ambtenaren van de gemeente als ondersteuner kan aanwijzen. Deze ambtenaren krijgen dan (binnen hun arbeidsrelatie) de opdracht om het gemeentelijk stembureau bij te staan. Daarnaast kan het college personen van buiten de eigen organisatie tot ondersteuner benoemen. Alle tellers hebben dezelfde bevoegdheden en verrichten hun werkzaamheden onder aansturing en verantwoordelijkheid van het gemeentelijk stembureau.

In het tweede lid is geregeld dat een persoon alleen tot ondersteuner kan worden benoemd of aangewezen als de betrokkene op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en over voldoende kennis en vaardigheden beschikt. De eisen zijn vergelijkbaar met de eisen die ook aan anderen worden gesteld die betrokken zijn bij de vaststelling van de verkiezingsuitslag. Het voorschrift dat tellers een training krijgen, laat onverlet dat het aan het gemeentelijk stembureau is om de beslissingen te nemen en verantwoordelijkheid te dragen voor de wijze waarop de stemopneming wordt uitgevoerd. Om dezelfde reden is ook artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, van de Kieswet (nieuw) niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Iemand kan voor één verkiezing dus zowel ondersteuner voor het gemeentelijk stembureau zijn, als lid van een stembureau of het centraal stembureau.

Artikel Na 7

Het hier voorgestelde artikel Na 7 vervangt artikel O 5 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. In dat artikel was de handhaving van de orde opgedragen aan het gemeentelijk stembureau, en daarmee aan het collectief van alle leden. In een situatie waarin de orde hersteld moet worden, is dat minder geschikt. Daarom wordt thans geregeld dat de handhaving van de orde tijdens de zitting van het gemeentelijk stembureau berust bij de voorzitter. Hiermee wordt aangesloten bij artikel J 37 van de Kieswet, dat een vergelijkbaar voorschrift bevat ten aanzien van de zitting van het stembureau.

Artikel Na 8

Het hier voorgestelde artikel Na 8 is gelijk aan artikel O 6 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen.

Deze bepaling biedt een procedure voor twee situaties waarin schorsing van de openbare zitting van het gemeentelijk stembureau is aangewezen. De eerste situatie is die waarin het gemeentelijk stembureau zijn werkzaamheden onverhoopt niet op dezelfde dag krijgt afgerond als waarop het daarmee is aangevangen. De tweede situatie doet zich voor indien naar het oordeel van het gemeentelijk stembureau de orde zodanig wordt verstoord dat een behoorlijke voortgang van de stemopneming onmogelijk wordt. In beide situaties wordt de zitting door de voorzitter van het gemeentelijk stembureau geschorst en beslist de burgemeester wanneer en waar de zitting wordt hervat. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent nadere regels gesteld. Deze zullen in belangrijke mate lijken op de huidige schorsingsregels voor het stembureau.

Het eerste lid sluit overigens niet uit dat er ook andere situaties denkbaar zijn waarin de voorzitter van het gemeentelijk stembureau tot schorsing van de zitting overgaat. De voorzitter zal de centrale stemopneming bijvoorbeeld ook moeten schorsen als de transportboxen met te tellen stembescheiden nog niet aan het gemeentelijk stembureau zijn overgedragen op het moment dat de stemopneming dient aan te vangen. In dat geval kan de schorsing worden opgeheven zodra wel met de stemopneming kan worden aangevangen. Ook als de vaststelling en bekendmaking van de uitkomsten op gemeentelijk niveau op een andere locatie plaatsvindt, zal de voorzitter van het gemeentelijk stembureau tot schorsing moeten overgaan. In dat geval wordt de schorsing opgeheven zodra de vaststelling en bekendmaking van de uitkomsten op de andere locatie aanvangt.

Artikel Na 9

Het hier voorgestelde artikel Na 9 is identiek aan artikel O 7 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. In deze bepaling is geregeld op welk moment de verantwoordelijkheid voor de ongeschondenheid van de verzegelde enveloppen, met daarin de processen-verbaal en de sleutels van de transportboxen, en de transportboxen overgaat van de burgemeester op het gemeentelijk stembureau, namelijk: op het moment dat de overdracht daadwerkelijk plaatsvindt.

Artikel Na 10

Het nieuwe artikel Na 10 is een schakelbepaling. Het regelt dat paragraaf 2 van hoofdstuk Na alleen van toepassing is op een gemeentelijk stembureau, als er geen zogenoemde centrale stemopneming plaatsvindt. Besluit het college van burgemeester en wethouders echter dat niet het stembureau maar het gemeentelijk stembureau wordt belast met het voor elke lijst vaststellen van het aantal stemmen dat op iedere kandidaat is uitgebracht (centrale stemopneming), dan is niet paragraaf 2 maar paragraaf 3 van toepassing op het gemeentelijk stembureau.

Artikel Na 11

Het hier voorgestelde artikel Na 11 is gebaseerd op artikel O 9 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen.

In deze bepaling is geregeld dat het gemeentelijk stembureau de juistheid controleert van de uitkomsten van de stemming, zoals deze op de dag van de stemming door de stembureaus zijn vastgesteld. Alle processen-verbaal worden gecontroleerd. Het gemeentelijk stembureau doet dit in eerste instantie aan de hand van het proces-verbaal van het stembureau. Mocht het gemeentelijk stembureau vermoeden dat het stembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de stemopneming of bij de vaststelling van de uitkomsten daarvan, dan is het bevoegd de stembescheiden opnieuw op te nemen. Zie daarover het voorgestelde artikel Na 12. In paragraaf 2.4.2.5 van het algemene deel van de memorie van toelichting is een meer gedetailleerde beschrijving van het verloop van de controle opgenomen.

Artikel Na 12

Het hier voorgestelde artikel Na 12 is gebaseerd op artikel O 10, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. In deze bepaling is vastgelegd in welke situaties het gemeentelijk stembureau moet overgaan tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, of een deel daarvan. Dit is in drie situaties het geval.

Onderdeel a is gebaseerd op het eerder voorgestelde artikel O 10, tweede lid. In dit onderdeel is geregeld dat het gemeentelijk stembureau een nieuwe opneming van alle stembescheiden, dan wel een deel daarvan, uitvoert als uit het proces-verbaal van een stembureau blijkt: 1) dat er een verschil is tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het getelde aantal stembiljetten; en 2) dit verschil niet of slechts ten dele door het stembureau is verklaard. Het betreft dus twee cumulatieve voorwaarden.

De onderdelen b en c zijn gebaseerd op het eerder voorgestelde artikel O 10, eerste lid, eerste volzin. In onderdeel b is bepaald dat het gemeentelijk stembureau tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, dan wel een deel daarvan, moet overgaan, als het vermoedt dat het stembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de stemopneming. Een dergelijk vermoeden kan bijvoorbeeld bestaan als een lokale kandidaat bij een bepaald stembureau geen stemmen heeft gekregen, terwijl hij of zij in andere stembureaus in de gemeente wel veel stemmen heeft gekregen. Het komt weleens voor dat het stembureau de stemmen voor de betreffende kandidaat per abuis heeft ingevuld bij de naasthoger of -lager geplaatste kandidaat.

In onderdeel c is bepaald dat het gemeentelijk stembureau moet overgaan tot een nieuwe opneming van stembescheiden als het vaststelt dat er fouten zijn gemaakt bij de vaststelling van de uitkomsten van de stemming. Bijvoorbeeld in de situatie dat de op elke kandidaat van een lijst uitgebrachte stemmen niet optellen tot het stemcijfer dat het stembureau voor die lijst heeft genoteerd.

Artikel Na 13

Het hier voorgestelde artikel Na 13 is gebaseerd op artikel O 10, eerste lid, tweede en derde volzin, derde en vijfde lid, zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. In dit artikel is vastgelegd hoe een nieuwe, door het gemeentelijk stembureau uitgevoerde, opneming van de stembescheiden verloopt.

Om een nieuwe opneming van de stembescheiden te kunnen uitvoeren moeten de transportbox van het stembureau en de zich daarin verzegelde pakken met stembescheiden geopend mogen worden. De bevoegdheid daartoe is neergelegd bij een lid van het gemeentelijk stembureau. Uit het woord «stembescheiden» volgt dat niet alleen de pakken met stembiljetten, bedoeld in artikel N 9, geopend mogen worden, maar ook de pakken bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet. Immers, niet is uit te sluiten dat ook een onderzoek naar de inhoud van deze pakken bij kan dragen aan de correctie van een of meer fouten in het proces-verbaal van een stembureau.

Het tweede lid is identiek aan het eerder voorgestelde artikel O 10, derde lid. In dit lid is geregeld dat het gemeentelijk stembureau in zijn proces-verbaal vermeldt ten aanzien van welke stembureaus een nieuwe opneming van stembescheiden heeft plaatsgevonden. Indien een deel van de stembescheiden opnieuw is opgenomen, wordt tevens vermeld welke stembescheiden het betrof. Het gemeentelijk stembureau kan bijvoorbeeld alleen de stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen opnieuw hebben geteld. Ook is het mogelijk dat alleen de stemmen opnieuw worden opgenomen die op een of meer kandidaten van een bepaalde lijst zijn uitgebracht.

Het derde lid is gebaseerd op het eerder voorgestelde artikel O 10, eerste lid, derde volzin. In dit lid is geregeld dat het gemeentelijk stembureau, als het overgaat tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, of een deel daarvan, daarbij dezelfde regels toepast als het stembureau. Met de nieuwe redactie van dit lid is beoogd bij te dragen aan de toegankelijkheid van de Kieswet.

Het vierde lid is materieel gelijk aan het eerder voorgestelde artikel O 10, vijfde lid. In dit lid is beschreven wat er moet gebeuren als de nieuwe stemopneming is afgerond. De stembescheiden – stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen en stembiljetten – uit de geopende pakken worden dan opnieuw ingepakt. Dit gebeurt op dezelfde wijze als waarop de stembescheiden eerder door het stembureau zijn ingepakt. Daarna worden de pakken teruggelegd in de transportbox. In plaats van artikel N 11, eerste lid, laatste volzin, van toepassing te verklaren wordt nu in het vierde lid herhaald dat het gemeentelijk stembureau – nadat alle pakken in de transportbox zijn teruggelegd – de transportbox op slot doet en verzegelt.

Artikel Na 14

Het hier voorgestelde artikel Na 14 is gebaseerd op artikel O 10, vierde en zesde lid, zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. In dit artikel is vastgelegd hoe het gemeentelijk stembureau verantwoording aflegt over het verloop van de nieuwe opneming van de stembescheiden, of een deel daarvan.

Het eerste lid komt inhoudelijk overeen met het eerder voorgestelde artikel O 10, vierde lid, eerste volzin. In dit lid is geregeld dat het gemeentelijk stembureau de uitkomsten van de nieuwe stemopneming vastlegt in een corrigendum. Dit corrigendum wordt door het gemeentelijk stembureau bij het proces-verbaal van het stembureau gevoegd. In het vervolg van de procedure wordt het proces-verbaal van het stembureau gelezen met inachtneming van dit corrigendum. Dat wil zeggen dat voor de vaststelling van de verkiezingsuitslag de in dit corrigendum vastgelegde aantallen in de plaats treden van de aantallen zoals deze eerder door het stembureau in zijn proces-verbaal zijn opgenomen. Dit is vastgelegd in het tweede lid.

Het derde lid is gelijk aan het eerder voorgestelde artikel O 10, vierde lid, tweede volzin. Dit lid schrijft voor dat het corrigendum wordt ondertekend door het lid of de leden van het gemeentelijk stembureau die de nieuwe stemopneming hebben uitgevoerd. Mocht een nieuwe stemopneming in hoofdzaak zijn uitgevoerd door ondersteuners, dan wordt het corrigendum ondertekend door het lid van het gemeentelijk stembureau onder wiens supervisie zij werkzaamheden hebben uitgevoerd.

Het vierde lid is gebaseerd op het eerder voorgestelde artikel O 10, vierde lid, derde volzin. Om transparant te maken dat het gemeentelijk stembureau ten behoeve van een stembureau een nieuwe stemopneming heeft uitgevoerd en daarbij de door het stembureau vastgestelde aantallen middels een corrigendum heeft gecorrigeerd, wordt voorgeschreven dat op het proces-verbaal van het stembureau aantekening wordt gemaakt van het bestaan van een corrigendum.

Het vijfde lid is gelijk aan het eerder voorgestelde artikel O 10, zesde lid. Hierin wordt geregeld dat bij ministeriële regeling een model voor het corrigendum kan worden vastgesteld.

Artikel Na 15

Het hier voorgestelde artikel Na 15 is gebaseerd op artikel O 11 zoals dit eerder in artikel I, onderdeel OOO, van het voorstel van wet was opgenomen. Om de leesbaarheid van de Kieswet te bevorderen is de inhoud over twee artikelleden verdeeld. Het eerste lid komt woordelijk overeen met de eerder voorgestelde eerste en tweede volzin van artikel O 11. Er is voor gekozen om niet langer artikel N 11, tweede lid, laatste volzin, van toepassing te verklaren, maar expliciet te herhalen wat daarin staat. Dit is gedaan in het tweede lid.

§ 3 Centrale stemopneming

Artikel Na 16

Het hier voorgestelde artikel Na 16 is gebaseerd op het eerder in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 22. Het betreft een schakelbepaling. Besluit het college van burgemeester en wethouders bij een verkiezing het gemeentelijk stembureau te belasten met de vaststelling van het aantal stemmen dat op iedere kandidaat van een lijst is uitgebracht, dan is paragraaf 3 van toepassing. Wordt een dergelijk besluit niet genomen, dan is paragraaf 2 van toepassing. Zie in dit verband ook het voorgestelde artikel Na 10.

Artikel Na 17

Bij een centrale stemopneming stelt het gemeentelijk stembureau voor elk stembureau afzonderlijk de uitkomst van de stemming vast. Om daarbij het aantal stemmen dat bij een stembureau op iedere kandidaat van een lijst is uitgebracht te kunnen vaststellen, moeten de stembiljetten opnieuw worden geteld. Krachtens het tweede lid hebben de leden van het gemeentelijk stembureau de bevoegdheid daartoe de verzegelde pakken met stembiljetten te openen. De stemopneming moet op zodanige wijze plaatsvinden, dat wordt voorkomen dat de stembescheiden van de verschillende stembureaus met elkaar vermengen. Mocht het centraal stembureau het gemeentelijk stembureau opdragen een geheel of gedeeltelijk nieuwe stemopneming uit te voeren, dan moet dit immers mogelijk zijn.

Artikel Na 18

Het hier voorgestelde artikel Na 18, eerste tot en met derde lid, is identiek aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 24. Als de stemopneming niet door het stembureau wordt verricht, maar op een centrale locatie door het gemeentelijk stembureau wordt uitgevoerd, dan stelt het gemeentelijk stembureau de aantallen vast die anders op grond van artikel N 6 van de Kieswet door het stembureau vastgesteld zouden zijn.

Artikel Na 19

Het hier voorgestelde artikel Na 19 is bijna gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 25.

Ondersteuners kunnen de leden van het gemeentelijk stembureau helpen bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Als zij menen dat een stem ongeldig is of enige twijfel hebben over de geldigheid van een stem, dan moet de beslissing over de geldigheid van die stem worden genomen door een lid van het gemeentelijk stembureau. Dit is geregeld in het eerste lid. In het voorstel van wet was de bevoegdheid om te beslissen over de geldigheid van een stem aanvankelijk neergelegd bij het gemeentelijk stembureau. Daarmee was aansluiting gezocht bij artikel N 8, eerste lid, van de Kieswet; bij stembureaus is de beslissing over de geldigheid van een stem een bevoegdheid van alle leden gezamenlijk. Gelet op de omvang van de werkzaamheden van het gemeentelijk stembureau ligt het bij een gemeentelijk stembureau echter meer voor de hand dat een of meer leden van het gemeentelijk stembureau de beslissing nemen. Het tweede en derde lid zijn gebaseerd op het bestaande artikel N 8 van de Kieswet. Als een stembiljet mogelijk ongeldig is, dan moet hiervan mededeling worden gedaan aan de aanwezige personen. Daarbij moet ook worden gemeld waarom het stembiljet mogelijk ongeldig is. Ingevolge het derde lid kunnen de aanwezige personen verlangen dat het betreffende stembiljet ook aan hen wordt getoond. Mochten zij het niet eens zijn met de beslissing die door de leden van het gemeentelijk stembureau is genomen omtrent de geldigheid van een stembiljet, dan kunnen zij mondeling bezwaar inbrengen tegen de genomen beslissing. Dit bezwaar dient in het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau genoteerd te worden.

Artikel Na 20

Het hier voorgestelde artikel Na 20 is gebaseerd op het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 26, eerste lid.

Op grond van het eerste lid zijn er twee situaties waarin het gemeentelijk stembureau opnieuw vaststelt hoeveel kiezers er door een stembureau tot de stemming zijn toegelaten. Er vindt altijd een nieuwe telling plaats van de ingeleverde geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen als het stembureau een telverschil van vier of meer heeft vastgesteld tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal getelde stembiljetten. Ook als dit telverschil kleiner is als zou worden uitgegaan van het aantal getelde stembiljetten zoals dit door het gemeentelijk stembureau is vastgesteld. Daarnaast stelt het gemeentelijk stembureau opnieuw vast hoeveel geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen er door het stembureau zijn ingenomen, als er een telverschil van vier of meer is tussen het aantal kiezers dat volgens het stembureau tot de stemming is toegelaten en het aantal stembiljetten dat het gemeentelijk stembureau heeft geteld. In het tweede lid is verduidelijkt dat als het gemeentelijk stembureau de bij het stembureau ingeleverde geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen opnieuw heeft geteld, dit de aantallen zijn waarvan moet worden uitgegaan bij het bepalen van het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten.

Artikel Na 21

Het hier voorgestelde artikel Na 21 is gebaseerd op het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 29. In deze bepaling is geregeld dat het gemeentelijk stembureau, als het de stemopneming voor een stembureau heeft afgerond, de stembescheiden op dezelfde wijze terug inpakt als het stembureau eerder heeft gedaan.

Artikel Na 22

Het hier voorgestelde artikel Na 22 is gebaseerd op het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 27. Deze bepaling gaat over telverschillen.

Op grond van het eerste lid stelt het gemeentelijk stembureau voor elke lijst het verschil vast tussen het stemcijfer dat het zelf heeft vastgesteld en het stemcijfer zoals dit eerder door het stembureau is vastgesteld. Het stemcijfer is het totaalaantal stemmen dat op alle kandidaten van een lijst gezamenlijk is uitgebracht.

Op grond van het tweede lid stelt het gemeentelijk stembureau het verschil vast tussen «het aantal tot de stemming toegelaten kiezers» en «het aantal stemmen dat is geteld». Het aantal tot de stemming toegelaten kiezers is door het stembureau vastgesteld (vgl. art. N 1a Kieswet). Heeft het gemeentelijk stembureau echter de stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen opnieuw opgenomen, dan is de som daarvan het aantal tot de stemming toegelaten kiezers (vgl. art. Na 20 lid 2). Het aantal stemmen dat is geteld, is het in artikel Na 18, derde lid, bedoelde aantal.

Voor het verklaren van de geconstateerde telverschillen kan het gemeentelijk stembureau gebruikmaken van het proces-verbaal van het stembureau.

Artikel Na 23

Het hier voorgestelde artikel Na 23 is gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 28, eerste lid, met dien verstande dat de verwijzingen naar andere artikelen zijn geactualiseerd. Als het gemeentelijk stembureau de stemopneming voor een stembureau heeft afgerond, dan informeert het de bij de centrale stemopneming aanwezige personen over de uitkomst daarvan.

Artikel Na 24

Het hier voorgestelde artikel Na 23 is gebaseerd op het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 30. In deze bepaling is vastgelegd welke informatie in het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau wordt opgenomen als het een centrale stemopneming heeft uitgevoerd. Het betreft in de eerste plaats de uitkomst van de stemming, die per stembureau in het proces-verbaal wordt vastgelegd. Daarnaast worden de bij de stembureaus ingediende bezwaren, alsmede de reacties van deze stembureaus daarop, overgenomen in het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau. Dit is gedaan, omdat het proces-verbaal van een stembureau niet naar het hoofdstembureau en centraal stembureau wordt overgebracht als de stemopneming op een centrale locatie heeft plaatsgevonden.

Artikel Na 25

Het hier voorgestelde artikel Na 25 is gebaseerd op het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 29, tweede lid. In deze bepaling wordt beschreven wat het gemeentelijk stembureau doet, nadat het de stembescheiden voor een stembureau heeft opgenomen. Nadat de stemopneming voor een stembureau is afgerond, wordt het proces-verbaal van dat stembureau en de sleutel van de transportbox terug in een te verzegelen enveloppe gedaan.

§ 4 De vaststelling van de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau

Artikel Na 26

Het hier voorgestelde artikel Na 26 is gebaseerd op het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 12, eerste, tweede en vijfde lid. Het gemeentelijk stembureau stelt de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau vast. Dit zijn de aantallen die voorheen op grond van artikel N 11 van de Kieswet (oud) door de burgemeester werden vastgesteld.

In het eerste lid is geregeld dat het gemeentelijk stembureau vaststelt hoeveel stemmen binnen de gemeente in totaal op elk der kandidaten is uitgebracht. Ook wordt het stemcijfer van iedere lijst vastgesteld. In het tweede lid is bepaald dat het gemeentelijk stembureau tevens vaststelt hoeveel blanco en ongeldige stemmen er in totaal binnen de gemeente zijn uitgebracht. De som van het aantal geldige op kandidaten uitgebrachte stemmen, blanco stemmen en ongeldige stemmen, is het aantal stemmen dat is geteld. Ook totaliseert het gemeentelijk stembureau het aantal geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen dat door de stembureaus is ingenomen. Dit is het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten.

Het derde lid schrijft voor dat het gemeentelijk stembureau het verschil vaststelt tussen het aantal kiezers dat binnen de gemeente tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat binnen de gemeente is geteld. Om het verschil vast te stellen tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld, volstaat het niet om de op stembureauniveau vastgestelde telverschillen bij elkaar op te tellen. Het resultaat daarvan zou immers zijn dat de geconstateerde telverschillen elkaar kunnen opheffen. Want als in een stembureau één kiezer meer tot de stemming is toegelaten dan er stembiljetten zijn geteld en in een ander stembureau juist één kiezer minder tot de stemming is toegelaten dan er stembiljetten geteld zijn, zou dit cumuleren tot 0. Dat geeft echter geen goed beeld van de telverschillen. Bedoeld is dat het gemeentelijk stembureau zowel vaststelt hoeveel kiezers er in totaal meer door de stembureaus tot de stemming zijn toegelaten dan er stemmen zijn geteld, als hoeveel kiezers er in totaal minder door de stembureaus tot de stemming zijn toegelaten dan er stemmen zijn geteld. Voor zover mogelijk geeft het gemeentelijk stembureau een verklaring voor deze verschillen. Daarbij kan het zich baseren op de verklaringen die de stembureaus in hun processen-verbaal hebben opgenomen.

In het vierde lid is bepaald dat de in de eerste drie leden bedoelde aantallen worden vermeld in het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau. Nu de Kamer recent aan artikel N 10, eerste lid, van de Kieswet een zin heeft toegevoegd waarin expliciet wordt geregeld dat het proces-verbaal van het stembureau dient te vermelden hoeveel stemmen er ten aanzien van iedere kandidaat en iedere lijst zijn uitgebracht,10 is het consequent een vergelijkbare voorziening te treffen ten aanzien van het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau. Daarbij is een extra stap gezet. Niet alleen moet uit het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau blijken hoeveel stemmen op elke kandidaat en op elke lijst zijn uitgebracht, maar ook moet inzichtelijk worden gemaakt hoeveel stemmen er blanco en ongeldig zijn uitgebracht alsook hoeveel kiezers er tot de stemming zijn toegelaten.

Artikel Na 27

Het hier voorgestelde artikel Na 27 is gebaseerd op het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 12, zesde lid. In deze bepaling is een regeling opgenomen voor het geval het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt bij het vaststellen van de uitkomst van de stemming bij de stembureaus en, bij elkaar opgeteld, op gemeentelijk niveau. In dat geval moet het gemeentelijk stembureau de met de programmatuur gegenereerde uitkomsten controleren aan de hand van een door de Kiesraad opgesteld controleprotocol.

Artikel Na 28

Het hier voorgestelde artikel Na 28 is identiek aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 13.

Geregeld is dat het gemeentelijk stembureau in zijn proces-verbaal vermeldt hoeveel van de in de gemeente woonachtige personen kiesgerechtigd waren voor de verkiezing. Om dit te kunnen doen heeft het gemeentelijk stembureau de medewerking van het college van burgemeester en wethouders nodig. Het is immers het college dat ingevolge artikel D 1 van de Kieswet de kiesgerechtigheid van de ingezetenen van de gemeente registreert. Daarom wordt bepaald dat het college het gemeentelijk stembureau informeert over het aantal kiesgerechtigden. Door het aantal tot de stemming toegelaten kiezers te vergelijken met het aantal geregistreerde kiesgerechtigden, kan het opkomstpercentage worden berekend.

Artikel Na 29

Het hier voorgestelde artikel Na 29 is gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 14. De bij de openbare zitting aanwezige personen worden door het gemeentelijk stembureau geïnformeerd over de vastgestelde aantallen. Dit kan worden gedaan door (de voorzitter van) het gemeentelijk stembureau, maar zoals in paragraaf 2.4.2.7 van het algemene deel van de memorie van toelichting is beschreven, is het ook mogelijk dat het gemeentelijk stembureau het aan de burgemeester overlaat om deze mededeling te doen, al dan niet ten overstaan van pers en publiek.

Artikel Na 30

Het hier voorgestelde artikel Na 30 is identiek aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 15. De tijdens de zitting van het gemeentelijk stembureau aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren inbrengen. Deze bezwaren worden door het gemeentelijk stembureau, voorzien van een reactie, in zijn proces-verbaal vermeld. De term «reactie» is ruim bedoeld. Dit kan, maar hoeft geen, inhoudelijke reactie te zijn op het ingebrachte bezwaar. Het gemeentelijk stembureau kan bijvoorbeeld ook beschrijven welke actie het heeft ondernomen naar aanleiding van het bezwaar.

Artikel Na 31

Het hier voorgestelde artikel Na 30 is materieel gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 16.

Nadat alle werkzaamheden voor een verkiezing zijn afgerond, maakt het gemeentelijk stembureau daar aanstonds proces-verbaal van op. Uitgangspunt is dat alle aanwezige leden het proces-verbaal ondertekenen. Omdat de controle van de processen-verbaal van de stembureaus tegelijkertijd op meerdere locaties kan plaatsvinden, en het gemeentelijk stembureau in zijn proces-verbaal ook verantwoording aflegt over de in dat kader verrichte werkzaamheden, moet het proces-verbaal ten minste worden ondertekend door de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters van het gemeentelijk stembureau. Op deze manier wordt gewaarborgd dat altijd ten minste een van de ondertekenaars van het proces-verbaal op de andere locatie(s) waar de stemopneming heeft plaatsgevonden, aanwezig is geweest.

Is er één gemeentelijk stembureau ingesteld ten behoeve van twee of meer verkiezingen, dan maakt het gemeentelijk stembureau voor elke verkiezing een afzonderlijk proces-verbaal op.

Artikel Na 32

Het hier voorgestelde artikel Na 32 is materieel gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 17. Deze bepaling regelt de overdracht van het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau, de verzegelde enveloppen en de transportboxen aan de burgemeester. Als het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt bij het vaststellen van de aantallen, bedoeld in artikel Na 26 van de Kieswet, dan wordt ook het bestand dat met deze programmatuur is gegenereerd aan de burgemeester overgedragen.

Artikel Na 33

Het hier voorgestelde artikel Na 33 is materieel gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 18, eerste, vierde en vijfde lid. Deze bepaling betreft de elektronische openbaarmaking.

De burgemeester maakt het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau, de processen-verbaal van de stembureaus alsook de bijbehorende corrigenda, met weglating van de ondertekening, onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Als het gemeentelijk stembureau gebruik heeft gemaakt van programmatuur, maakt de burgemeester ook het digitale bestand met de uitkomst van de stemming op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist mogen de documenten offline worden gehaald. Het langer online beschikbaar stellen van deze documenten, is optioneel. Het vierde lid bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen stellen over de elektronische openbaarmaking. Bijvoorbeeld een verplichting voor de burgemeester om de bestanden van een gekwalificeerde elektronische handtekening te voorzien.

Artikel Na 34

Het hier voorgestelde artikel Na 34 is materieel gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 18, tweede en vijfde lid. Deze bepaling betreft de fysieke terinzagelegging. De burgemeester legt onverwijld een kopie van de volledige processen-verbaal en corrigenda, dus inclusief de ondertekening, voor eenieder ter inzage in het gemeentehuis. De terinzagelegging vindt plaats tot drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist.

Artikel Na 35

Het hier voorgestelde artikel Na 35 is materieel gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 18, derde en vijfde lid gelezen in samenhang met O 32. Deze bepaling betreft de overdracht van de processen-verbaal en het digitale bestand aan het hoofdstembureau.

Nadat het gemeentelijk stembureau zijn proces-verbaal heeft opgemaakt wordt het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau onverwijld overgebracht naar het hoofdstembureau. Heeft er geen centrale stemopneming plaatsgevonden, dan worden de processen-verbaal (incl. bijbehorende corrigenda) van de stembureaus ook naar het hoofdstembureau overgebracht. Als het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt om de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau vast te stellen, dan verstrekt het tevens een afschrift van het daarmee gegenereerde digitale bestand aan zowel het hoofdstembureau als het centraal stembureau. Het derde lid biedt een grondslag om nadere regels te kunnen stellen over de overdracht van de processen-verbaal en de verstrekking van het digitale bestand.

Artikel Na 36

Het hier voorgestelde artikel Na 36 is materieel gelijk aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 18, zesde lid.

Bij verkiezingen waarbij de Kiesraad niet optreedt als centraal stembureau, verstrekt de burgemeester van elke gemeente na afloop het digitale bestand met de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau aan de Kiesraad. Heeft het gemeentelijk stembureau geen programmatuur gebruikt bij de vaststelling van de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau, dan verstrekt de burgemeester een afschrift van het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau aan de Kiesraad. Heeft er geen centrale stemopneming plaatsgevonden, dan verstrekt de burgemeester daarnevens afschriften van de processen-verbaal van de stembureaus aan de Kiesraad. De afschriften helpen de Kiesraad de in het voorgestelde artikel A 3, derde lid, aan hem opgedragen taak uit te voeren.

Artikelen Na 37 en Na 38

De hier voorgestelde artikelen Na 37 en Na 38 zijn identiek aan de in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikelen O 19 en O 20. Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de bewaring en vernietiging van de verzegelde pakken. Een gemeentelijk stembureau is immers onvoldoende geëquipeerd om deze taken uit te voeren. In de voorgestelde nieuwe artikelen wordt geregeld onder welke voorwaarden de pakken met stempassen en de pakken met stembiljetten alsmede de afschriften van processen-verbaal kunnen worden overgedragen aan de officier van justitie en wanneer deze bescheiden worden vernietigd. Artikel Na 37 is het equivalent van het huidige artikel N 12, vierde en vijfde lid, van de Kieswet en artikel Na 38 komt inhoudelijk overeen met het huidige artikel N 13 van de Kieswet.

Artikel Na 39

Het hier voorgestelde artikel Na 39 is identiek aan het in artikel I, onderdeel OOO, voorgestelde artikel O 21. Deze bepaling bevat een wettelijke grondslag om nadere voorschriften te stellen betreffende het vervoer, de opslag en de overdracht van de stembescheiden, het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau, de processen-verbaal van de stembureaus alsook de bijbehorende corrigenda.

Artikel Na 40

Het voorgestelde artikel Na 40 is gebaseerd op het vigerende artikel O 7 van de Kieswet.

In deze bepaling worden de artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming11 niet van toepassing verklaard ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door het gemeentelijk stembureau in het kader van de procedure tot vaststelling van de verkiezingsuitslag. Het betreft respectievelijk het recht op inzage, het recht op rectificatie en het recht op beperking van de verwerking van persoonsgegevens. De bevoegdheid van lidstaten om in hun regelgeving de reikwijdte van de voornoemde rechten en verplichtingen te beperken is neergelegd in artikel 23, eerste lid, van de verordening. De beperking is in casu noodzakelijk vanwege een belangrijke doelstelling van algemeen belang van de lidstaat (onderdeel e), die gelegen is in een goed verloop van het verkiezingsproces. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de parlementaire geschiedenis van de Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming (Stb. 2018, 247).12

Beperking artikel 15 (Recht op inzage):

Het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau wordt ingevolge het voorgestelde artikel Na 33 onverwijld op een algemeen toegankelijke vindplaats openbaar gemaakt. Ingevolge het voorgestelde artikel 34 wordt het proces-verbaal tevens onmiddellijk ter inzage gelegd op het gemeentehuis. Hiermee worden de rechten van de betrokkenen afdoende beschermd.

Beperking artikel 16 (Recht op rectificatie) en artikel 18 (Recht op beperking verwerking):

Na de vaststelling van een proces-verbaal kan de inhoud daarvan niet meer gewijzigd worden. De Kieswet biedt daar geen voorzieningen voor en de aard van het document laat dat ook niet toe. Wel kan er een corrigendum worden vastgesteld. Dit corrigendum beidt echter slechts de mogelijkheid om de vastgestelde aantallen stemmen te corrigeren; niet op het aanpassen of corrigeren van persoonsgegevens welke in het proces-verbaal voorkomen. Om dezelfde reden wordt ook het recht op beperking van de verwerking niet van toepassing verklaard. De aard van de stukken laat niet toe dat een betrokkene kan vereisen dat zijn persoonsgegevens gedurende een bepaalde periode niet verwerkt mogen worden.

EE (Hoofdstuk O)

Onder a (Opschrift)

De bepalingen betreffende de gemeentelijk stembureaus zijn verplaatst naar het nieuwe hoofdstuk Na. Als gevolg daarvan moet het opschrift worden aangepast. Hoofdstuk O bevat nu bepalingen over de taken van de hoofdstembureaus en het nationaal briefstembureau bij de vaststelling van de verkiezingsuitslag.

Onder b (paragraaf 1)

Artikel O 1

Het voorgestelde artikel O 1 gelijkt op het voorgestelde artikel P 1 van de Kieswet. Zodra een hoofdstembureau het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau heeft ontvangen, kan het beginnen met de voorbereiding van zijn zitting.

Artikel O 2

Het voorgestelde artikel O 2 is gebaseerd op het voorgestelde P 1c van de Kieswet. Als het hoofdstembureau van een gemeentelijk stembureau een digitaal bestand heeft ontvangen met daarin de uitkomst van de stemming in een gemeente, dan gaat het hoofdstembureau na of dit bestand is verstrekt conform de eisen die daaraan in de regelgeving zijn gesteld. Als dit niet het geval is, neemt het centraal stembureau contact op met de burgemeester van de desbetreffende gemeente en verzoekt hem het bestand opnieuw, maar nu in overeenstemming met de voorschriften, aan het centraal stembureau te verstrekken.

Artikel O 3

Ingevolge het eerste lid controleert het hoofdstembureau of de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau zoals deze is opgenomen in het digitale bestand van het gemeentelijk stembureau overeenkomt met de uitkomst zoals het gemeentelijk stembureau die blijkens zijn proces-verbaal heeft vastgesteld. In de praktijk zal deze controle plaatsvinden door een zogenoemde dubbele invoer. De eerste invoer vindt plaats door het digitale bestand van het gemeentelijk stembureau in te lezen met de programmatuur van het hoofdstembureau. Bij de tweede invoer voert het hoofdstembureau de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau in, zoals deze blijkens het proces-verbaal door het gemeentelijk stembureau is vastgesteld. De ingevoerde aantallen zouden gelijk aan elkaar moeten zijn. Zijn zij niet gelijk aan elkaar, dan moet het hoofdstembureau voor de berekening van de uitkomst van de stemming in de kieskring uitgaan van de aantallen zoals vermeld in het proces-verbaal van het hoofdstembureau. Het hoofdstembureau maakt van een dergelijk voorval melding in zijn proces-verbaal. Voor het centraal stembureau zal deze melding aanleiding zijn om op grond van het voorgestelde artikel P 1e het gemeentelijk stembureau op te dragen de vermeende fout nader te onderzoeken en daartoe, zo nodig, over te gaan tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, dan wel een deel daarvan.

Opmerking verdient nog dat de in het eerste lid bedoelde controle uitsluitend ziet op de uitkomst op gemeentelijk niveau. De controle op stembureauniveau wordt uitsluitend verricht door het gemeentelijk stembureau en het centraal stembureau.

Artikel O 4

Op de vijfde dag na de dag van de stemming komt het hoofdstembureau om tien uur in een besloten zitting bijeen om de uitkomst van de stemming op het niveau van de kieskring vast testellen. Het betrekt hierbij alleen de uitkomsten van de stemming zoals deze binnen de kieskring bij de stembureaus heeft plaatsgevonden. Omdat de kieskringen 9 (Amsterdam), 12 («s-Gravenhage) en 13 (Rotterdam) slechts één gemeente omvatten, zal het proces-verbaal van het hoofdstembureau in deze kieskringen geen andere uitkomsten laten zien dan het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau in deze gemeenten. Beide moeten evenwel openbaar worden gemaakt, omdat zij door verschillende organen zijn vastgesteld en dus van andere orde zijn. Opmerking verdient nog dat de door de hoofdstembureaus vastgestelde uitkomst van de stemming op kieskringniveau uitsluitend betrekking heeft op de stemming zoals deze bij de stembureaus heeft plaatsgevonden. De uitkomst van de stemming door kiezers buiten Nederland die per brief aan de stemming hebben deelgenomen, wordt niet vastgesteld door het hoofdstembureau van kieskring 12 («s-Gravenhage), maar door het nationaal briefstembureau.

Artikel O 5

Het eerste lid van het nieuw voorgestelde artikel O 5 is gelijk aan het huidige eerste lid van artikel O 5. Het hoofdstembureau stelt ten aanzien van iedere kandidaat en iedere lijst vast hoeveel stemmen er bij de in zijn kieskring gevestigde stembureaus op die kandidaat, onderscheidenlijk die lijst, is uitgebracht. Ook de definitie van het stemcijfer is onveranderd overgenomen. Het stemcijfer is het totaal van het aantal stemmen dat op alle kandidaten van een lijst gezamenlijk is uitgebracht.

In het tweede lid is vastgelegd welke gegevens het hoofdstembureau nog meer cumuleert. Het betreft naast het totaalaantal ongeldige en blanco stemmen dat in de kieskring is uitgebracht ook het totaalaantal kiezers dat binnen de kieskring op basis van een stempas, kiezerspas of volmachtbewijs door de stembureaus tot de stemming is toegelaten alsook het totaalaantal kiesgerechtigden in de kieskring.

In het derde lid is geregeld dat het hoofdstembureau het verschil vaststelt tussen het aantal kiezers dat in de kieskring tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat daar is geteld.

Geheel nieuw is het vierde lid. In deze bepaling wordt expliciet voorgeschreven dat het aantal stemmen dat binnen een kieskring op elke kandidaat en elke lijst is uitgebracht in het proces-verbaal van het hoofdstembureau moet worden vermeld. Hetzelfde geldt voor het aantal blanco en ongeldige stemmen als ook het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten.

Artikel O 6

In deze bepaling is een regeling opgenomen voor het geval het hoofdstembureau programmatuur gebruikt bij het vaststellen van de uitkomst van de stemming op het niveau van de kieskring. In dat geval moet het hoofdstembureau de juistheid van de met de programmatuur gegenereerde uitkomst controleren aan de hand van een door de Kiesraad opgesteld controleprotocol.

Artikel O 7

Het voorgestelde artikel O 7 is gelijk aan het huidige artikel O 3 in de Kieswet. Nadat het hoofdstembureau zijn werkzaamheden heeft beëindigd, wordt daar een proces-verbaal van opgemaakt. Dit proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau ondertekend.

Artikel O 8

Het voorgestelde artikel O 8 bevat regels over de elektronische openbaarmaking en is gebaseerd op het voorgestelde artikel Na 33. Het proces-verbaal van het hoofdstembureau wordt met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze openbaar gemaakt. Het eerste lid is daarmee materieel gelijk aan het huidige artikel O 4, eerste lid, eerste volzin, van de Kieswet. Nieuw is het bepaalde in het tweede lid. Hierin is voorgeschreven dat als het hoofdstembureau programmatuur heeft gebruikt om de uitkomst van de stemming op kieskringniveau vast te stellen, het met deze programmatuur gegenereerde bestand gelijktijdig met het proces-verbaal openbaar wordt gemaakt. In de praktijk werd dit overigens al gedaan. Het derde lid bevat de minimumtermijn voor de elektronische openbaarmaking. Deze bedraagt drie maanden, gerekend vanaf het moment dat de uitslag van de stemming definitief is komen vast te staan. In het huidige artikel O 4, eerste lid, tweede volzin, van de Kieswet is een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling een internetadres aan te kunnen wijzen waar de elektronische openbaarmaking moet plaatsvinden. Dit voorschrift is hier niet overgenomen. In plaats daarvan is in het vierde lid een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels vast te kunnen stellen over de elektronische openbaarmaking. De mogelijkheid om een internetadres aan te wijzen voor de elektronische openbaarmaking blijft aldus (via een omweg) behouden.

Artikel O 9

Het voorgestelde artikel O 9 bevat regels over de fysieke terinzagelegging en is gebaseerd op het voorgestelde artikel Na 34. In het gemeentehuis van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, wordt onverwijld een kopie van het proces-verbaal van het hoofdstembureau voor eenieder ter inzage gelegd. Dat wil zeggen: inclusief de ondertekening. Op deze manier kunnen belangstellenden desgewenst het elektronisch openbaargemaakte proces-verbaal vergelijken met een kopie van het origineel. Het originele proces-verbaal wordt ingevolge artikel O 6 overgebracht naar het centraal stembureau. De terinzagelegging vindt tijdelijk plaats. Zij eindigt op het moment dat over de toelating van de gekozenen is beslist.

Artikel O 10

In het voorgestelde artikel O 10 is een regeling getroffen voor de gegevensstromen tussen het hoofdstembureau en het centraal stembureau. Het proces-verbaal van het hoofdstembureau en de processen-verbaal van de gemeentelijk stembureaus worden fysiek overgebracht naar het centraal stembureau. Van de stembureaus gevestigd in gemeenten waar geen centrale stemopneming heeft plaatsgevonden, verstrekt het hoofdstembureau ook de processen-verbaal van de stembureaus en de bijbehorende corrigenda aan het centraal stembureau. Dit alles is geregeld in het eerste lid. Als het hoofdstembureau programmatuur heeft gebruikt om de uitkomst van de stemming op kieskringniveau vast te stellen, wordt het hiermee gegenereerde bestand eveneens aan het centraal stembureau verstrekt.

Artikel O 11

Bij de verkiezing van de leden van provinciale staten is de Kiesraad niet aangewezen als centraal stembureau. Als die verkiezing wordt gehouden in een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, worden ten behoeve van die verkiezing hoofdstembureaus ingesteld. In dat geval verstrekt de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd na afloop van de verkiezing het digitale bestand met de uitkomst van de stemming op kieskringniveau aan de Kiesraad. Als het hoofdstembureau geen programmatuur heeft bij de vaststelling van de uitkomst van de stemming op kieskringniveau, dan verstrekt de burgemeester een afschrift van het proces-verbaal van het hoofdstembureau aan de Kiesraad. De afschriften helpen de Kiesraad de in het voorgestelde artikel A 3, derde lid, aan hem opgedragen taak uit te voeren. Soortgelijke bepalingen zijn te vinden in het voorgestelde artikel Na 36 en het voorgestelde artikel P 23 van de Kieswet.

Artikel O 12

Het voorgestelde artikel O 12 is gebaseerd op het vigerende artikel O 6 van de Kieswet. Het bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen stellen over de werkzaamheden van de hoofdstembureaus.

Onder c (paragraaf 2)

Omdat de bepalingen betreffende het gemeentelijk stembureau een nieuwe plek hebben gevonden in het voorgestelde hoofdstuk Na en voor de bepalingen betreffende het hoofdstembureau één paragraaf volstaat, kan de eerder voorgestelde paragraaf 2 van hoofdstuk O komen te vervallen.

Onder d (art. O 34 Kieswet)

Het betreft een taalkundige correctie. De stemming bij elk briefstembureau kan slechts één uitkomst hebben.

Onder e (art. O 35 Kieswet)

Het eerste lid wordt opnieuw vastgesteld. Materieel is het gelijk aan het eerder voorgestelde eerste en tweede lid. De nieuwe redactie is echter eenvoudiger en sluit beter aan bij de nieuwe redactie van het voorgestelde artikel Na 12, eerste lid, dat het eerder voorgestelde artikel O 10 vervangt. In het eerste lid is een limitatieve opsomming opgenomen van de omstandigheden die ertoe leiden dat het nationaal briefstembureau een briefstembureau opdracht moet geven om de stembescheiden opnieuw op te nemen. Het woord «stembescheiden» omvat zowel de stembiljetten als de (vervangend) briefstembewijzen. Tot het een nieuwe opneming van stembescheiden wordt in drie situaties besloten. Ten eerste, als er blijkens het proces-verbaal van een briefstembureau een onverklaard telverschil is tussen het aantal tot de stemming toegelaten kiezers en het aantal getelde stembiljetten. Omdat er geen interferentie kan hebben plaatsgevonden door kiezers bij deze stemprocedure – de kiezer heeft het stembiljet immers vooraf thuis al ingevuld –, moet, als het aantal uitgebrachte stemmen niet gelijk is aan het aantal tot de stemming toegelaten kiezers en het briefstembureau dit verschil niet kan verklaren, dit verschil wel veroorzaakt zijn door een vergissing of onachtzaamheid van het briefstembureau. De tweede situatie waarin het nationaal briefstembureau een briefstembureau opdracht geeft om de stembescheiden opnieuw te tellen, is als het vermoed dat het briefstembureau een of meer fouten heeft gemaakt bij de stemopneming. Tot slot geeft het nationaal briefstembureau een briefstembureau de opdracht om tot een nieuwe opneming van de stembescheiden over te gaan als er een of meer fouten zijn gemaakt bij de vaststelling van de uitkomst van de stemming. Oftewel, als de in het proces-verbaal vermeldde aantallen niet optellen tot het getal dat eronder wordt genoemd.

In het nieuw voorgestelde vijfde lid is geregeld dat op de nieuwe opneming van de stembescheiden door het briefstembureau dezelfde regels van toepassing zijn als bij de eerder uitgevoerde opnemingen. De uitkomst van de nieuwe opneming zelf wordt echter vastgelegd in een corrigendum, dat bij het oorspronkelijke proces-verbaal van het briefstembureau wordt gevoegd.

Onder f en g (Art. O 36 en O 36a Kieswet)

De tekst van het nieuw voorgestelde artikel O 36a is identiek aan de tekst van het eerder voorgestelde artikel O 36, vierde lid. Beide bepalingen worden hiermee in lijn gebracht met andere voorgestelde en vergelijkbare bepalingen in de Kieswet. In deze bepaling is geregeld dat als het nationaal briefstembureau programmatuur gebruikt bij het totaliseren van de uitkomsten zoals deze door de briefstembureaus zijn vastgesteld, het de uitkomst daarvan moet controleren aan de hand van een door de Kiesraad op te stellen controleprotocol.

Artikel O 36 heeft een nieuw vierde lid gekregen. In dit lid is expliciet voorgeschreven dat het nationaal briefstembureau in zijn proces-verbaal vermeld hoeveel stemmen er per brief op elke kandidaat en op elke lijst zijn uitgebracht. Hetzelfde doet het met betrekking tot het aantal blanco en ongeldige stemmen.

Onder h (Art. O 40 Kieswet)

Als het nationaal briefstembureau een briefstembureau opdracht heeft gegeven tot het houden van een nieuwe stemopneming van de stembescheiden, of een deel daarvan, maakt het briefstembureau daarvan een corrigendum op. Dit corrigendum wordt bij het proces-verbaal gevoegd en wordt samen met dit proces-verbaal aan het centraal stembureau overgedragen. Voorts wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om te verduidelijken dat het de processen-verbaal van briefstembureaus die gevestigd zijn buiten de gemeente ’s-Gravenhage worden ontvangen langs elektronische weg.

Onder i (art. O 41 Kieswet)

De onderwerpen «elektronische openbaarmaking» en «terinzagelegging» worden op andere plaatsen in de Kieswet in afzonderlijke artikelen geregeld. Vergelijk de voorgestelde artikelen Na 33 en Na 34 als ook de artikelen O 4 en O 5. Artikel O 41 wordt met deze systematiek in overeenstemming gebracht en bevat uitsluitend nog regels ten aanzien van de elektronische openbaarmaking. Regels over de terinzagelegging van het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau zijn opgenomen in het nieuw voorgestelde artikel O 41a.

In het eerste lid wordt verduidelijkt dat het een elektronische openbaarmaking op algemeen toegankelijke wijze betreft. Het tweede lid komt materieel overeen met het eerder voorgestelde derde lid. Abusievelijk was in het oorspronkelijk voorgestelde artikel O 41, derde lid, opgenomen dat de burgemeester van ’s-Gravenhage het digitale bestand van het nationaal briefstembureau aan het centraal stembureau moest doen toekomen, terwijl de verplichting daartoe ingevolge het voorgestelde artikel O 40, derde lid, al bij het nationaal briefstembureau zelf was belegd. Die verplichting is in de nieuwe redactie van het tweede lid derhalve niet overgenomen. Het derde lid is gelijk aan het oorspronkelijk voorgestelde eerste lid, laatste volzin.

Onder j (art. O 41a Kieswet)

Deze bepaling bevat regels over de fysieke terinzagelegging van het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau. Het eerste lid is gebaseerd op het eerder voorgestelde artikel O 41, tweede lid. In dit lid is bepaald dat de burgemeester van ’s-Gravenhage onverwijld een kopie van het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau voor eenieder ter inzage legt in het gemeentehuis. Dat wil zeggen: inclusief de ondertekening. Op deze manier kunnen belangstellenden desgewenst het elektronisch openbaargemaakte proces-verbaal vergelijken met een kopie van het origineel. Het originele proces-verbaal wordt ingevolge artikel O 40, eerste lid, overgebracht naar het centraal stembureau. De terinzagelegging vindt tijdelijk plaats. Zij eindigt op het moment dat over de toelating van de gekozenen is beslist. Het tweede lid bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen stellen over de terinzagelegging van het proces-verbaal.

FF (art. P 1 Kieswet)

Nadat het een proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau of hoofdstembureau heeft ontvangen, vangt het centraal stembureau onverwijld aan met de werkzaamheden tot vaststelling en bekendmaking van de verkiezingsuitslag.

Niet langer is voorgeschreven dat het centraal stembureau daarmee wacht totdat het alle processen-verbaal heeft ontvangen. Met de in dit voorstel van wet geïntroduceerde controle van de processen-verbaal kan immers al eerder worden aangevangen. Dat draagt ook bij aan de tijdige vaststelling van de verkiezingsuitslag.

GG (art. P 1b t/m P 1g Kieswet)

De aanpassingen in de voorgestelde artikelen P 1b tot en met P 1g van de Kieswet zijn in hoofdzaak noodzakelijk in verband met het behoud van de hoofdstembureaus. Daarnaast zijn enkele taalkundige verbeteringen aangebracht en aanpassingen die wenselijk zijn met het oog op de innerlijke consistentie van de Kieswet.

Onder c (art. P 1c Kieswet)

Het voorgestelde artikel P 1c is opnieuw geredigeerd. Materieel zijn er geen veranderingen aangebracht.

Onder e (art. P 1e Kieswet)

Het derde lid is eenvoudiger geredigeerd. Als het gemeentelijk stembureau ten behoeve van het onderzoek naar vermeende fouten in zijn proces-verbaal overgaat tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, dan wel een deel daarvan, past het daarop dezelfde regels toe als die het eerder heeft toegepast of, voor zover dit niet gedaan is, had moeten toepassen. Ook de regels betreffende de terinzagelegging en elektronische openbaarmaking zijn onverkort van toepassing. Als bij een proces-verbaal een corrigendum wordt vastgesteld, wordt dus ook een afschrift van dit proces-verbaal en het bijbehorende corrigendum ter inzage gelegd.

Het voorgestelde vierde lid is nieuw. Als een nieuwe opneming van stembescheiden leidt tot een corrigendum bij het proces-verbaal van een stembureau of het gemeentelijk stembureau en het gemeentelijk stembureau programmatuur heeft gebruikt om de uitkomst van de stemming op gemeentelijk niveau vast te stellen, dan brengt het gemeentelijk stembureau de inhoud van het met deze programmatuur gegenereerde digitale bestand in overeenstemming met de nieuw vastgestelde aantallen. Het bepaalde in het derde lid brengt met zich mee dat ook dit digitale bestand elektronisch openbaar wordt gemaakt.

Onder f (art. P 1ea t/m P 1ec Kieswet)

Als het centraal stembureau een gemeentelijk stembureau opdraagt om een vermeende fout te onderzoeken, dan rapporteert het gemeentelijk stembureau in alle gevallen de uitkomst van dit onderzoek rechtstreeks terug aan het centraal stembureau. Ook als er bij de verkiezing een hoofdstembureau is. Het is mogelijk dat het gemeentelijk stembureau de stembescheiden, of een deel daarvan, opnieuw heeft opgenomen. In dat geval heeft het gemeentelijk stembureau een corrigendum opgesteld op bij het eigen proces-verbaal. In de nieuwe artikelen P 1ea en P 1eb wordt geregeld hoe het centraal stembureau met die situatie moet omgaan.

Artikel P 1ea

Heeft een gemeentelijk stembureau een corrigendum vastgesteld bij zijn proces-verbaal en betreft het een verkiezing waarvoor een hoofdstembureau is ingesteld, dan stelt het centraal stembureau een corrigendum vast bij het proces-verbaal van het hoofdstembureau. Bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag maakt het centraal stembureau gebruik van de processen-verbaal van de hoofdstembureaus zoals gewijzigd door de bijbehorende corrigenda. Op het originele proces-verbaal van het hoofdstembureau wordt door de voorzitter van het centraal stembureau aantekening gemaakt van het bestaan van het corrigendum. Zie ook de toelichting bij het voorgestelde artikel P 1eb. In het vijfde lid is geregeld dat als het hoofdstembureau programmatuur heeft gebruikt om de uitkomst van de stemming op kieskringniveau vast te stellen, het met deze programmatuur gegenereerde digitale bestand eveneens op basis van de corrigenda door het centraal stembureau wordt bijgewerkt.

Artikel P 1eb

Als het centraal stembureau een corrigendum heeft vastgesteld bij een proces-verbaal van een hoofdstembureau, dan betekent dit dat er een fout stond in het proces-verbaal zoals dit eerder door het hoofdstembureau is vastgesteld en openbaargemaakt. Daarom is het belangrijk dat ook het corrigeerde proces-verbaal van het hoofdstembureau zo spoedig mogelijk openbaar wordt gemaakt. Hiervoor bevat het voorgestelde artikel P 1eb een regeling. Het centraal stembureau maakt een kopie van het proces-verbaal van het hoofdstembureau, met daarop de aantekening dat er een corrigendum is vastgesteld, en het bijbehorende corrigendum en verstrekt deze kopie zo spoedig mogelijk aan het hoofdstembureau. Dit is geregeld in het eerste lid. Heeft het hoofdstembureau programmatuur gebruikt om de uitkomst van de stemming op kieskringniveau vast te stellen en heeft het centraal stembureau het daarmee gegenereerde digitale bestand verbeterd, dan wordt ook het gecorrigeerde digitale bestand aan het hoofdstembureau verstrekt. Dit is geregeld in het tweede lid. Op grond van het derde lid wordt het verbeterde proces-verbaal (incl. het corrigendum) in het gemeentehuis van de gemeente waar het hoofdstembureau gevestigd is ter inzage gelegd. Het vervangt niet het proces-verbaal dat daar eerder is neergelegd, maar wordt erbij gelegd. Daarnaast wordt het afschrift van gewijzigde proces-verbaal van het hoofdstembureau, inclusief het bijbehorende corrigendum, elektronisch openbaar gemaakt. Ook op de website wordt het eerdere bestand niet vervangen, maar wordt het nieuwe bestand aan de website toegevoegd.

Artikel P 1ec

Bij verkiezingen waarvoor een hoofdstembureau is ingesteld controleert het centraal stembureau niet alleen de processen-verbaal van de gemeentelijk stembureaus op onjuistheden of opvallende afwijkingen, maar ook de processen-verbaal van de hoofdstembureaus. Het gaat hierbij om onjuistheden die niet voortvloeien uit fouten in de processen-verbaal van de gemeentelijk stembureaus, maar om fouten die het hoofdstembureau zelf heeft gemaakt. Bijvoorbeeld een fout bij het totaliseren van de uitkomst van de stemming op kieskringniveau. Hiertoe zijn de artikelen P 1b, P 1c en P 1d, eerste, derde tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard op de processen-verbaal van de hoofdstembureaus en de digitale bestanden die ingevolge artikel O 10, tweede lid, aan het centraal stembureau zijn verstrekt.

Als het proces-verbaal van een hoofdstembureau een fout bevat die niet terug te voeren is naar een onjuistheid in een proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau, corrigeert het centraal stembureau het proces-verbaal van het hoofdstembureau. Dit doet het aan de hand van de processen-verbaal van de gemeentelijk stembureaus. Dit is geregeld in het tweede lid. Is de fout in een proces-verbaal van een hoofdstembureau wél te herleiden tot een proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau, dan is niet deze bepaling van toepassing maar de in de artikelen P 1d en P 1e tot en met P 1eb neergelegde procedure.

Onder g (art. P 1f Kieswet)

Het derde lid is eenvoudiger geredigeerd. Als het briefstembureau ten behoeve van het onderzoek naar vermeende fouten in zijn proces-verbaal overgaat tot een nieuwe opneming van de stembescheiden, dan wel een deel daarvan, past het daarop dezelfde regels toe als die het eerder heeft toegepast of, voor zover dit niet gedaan is, had moeten toepassen. Ook de regels betreffende de terinzagelegging en elektronische openbaarmaking zijn onverkort van toepassing. Als bij een proces-verbaal een corrigendum wordt vastgesteld, wordt dus ook een afschrift van dit proces-verbaal en het bijbehorende corrigendum ter inzage gelegd.

In het geval een briefstembureau een corrigendum vaststelt bij zijn proces-verbaal, heeft dit ook gevolgen voor het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau. De daarin opgenomen aantallen moeten worden aangepast. In het nieuw voorgestelde vierde lid heeft het centraal stembureau de bevoegdheid gekregen daartoe een corrigendum vast te stellen bij het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau. Heeft het nationaal briefstembureau gebruikgemaakt van programmatuur om de uitkomst van de stemming bij de briefstembureaus vast te stellen, dan past het centraal stembureau ook het daarmee gegenereerde bestand aan.

Onder h (art. P 1g Kieswet)

De redactie van het voorgestelde artikel P 1g wordt danig vereenvoudigd en gelijkgetrokken met het nieuwe artikel P 1ec. Krachtens deze bepaling heeft het centraal stembureau de bevoegdheid om evidente fouten in het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau te corrigeren. Dit doet het aan de hand van de processen-verbaal van de briefstembureaus. Dit is geregeld in het tweede lid. Komt de onjuistheid in het proces-verbaal van het nationaal briefstembureau echter voort uit een fout in het proces-verbaal van een briefstembureau, dan is niet de in deze bepaling neergelegde procedure van toepassing, maar die procedure neergelegd in artikel P 1f van de Kieswet.

HH (art. P 20 Kieswet)

De redactie van het voorgestelde nieuwe eerste lid van artikel P 20 van de Kieswet wordt aangepast om de leesbaarheid van de Kieswet te bevorderen. Met «het aantal toegelaten kiezers, bedoeld in artikel O 36, tweede lid, onderdeel a, wordt immers het aantal kiezers bedoeld dat door de briefstembureaus tot de stemming is toegelaten op basis van een geldig briefstembewijs.

II (art. P 20a Kieswet)

Als het centraal stembureau voor de berekening van de verkiezingsuitslag gebruikmaakt van programmatuur, dan moet het de met deze programmatuur vastgestelde uitslag controleren aan de hand van een door de Kiesraad vastgesteld controleprotocol. Een vergelijkbare bepaling is ten aanzien van de gemeentelijk stembureaus, hoofdstembureaus en het nationaal briefstembureau opgenomen in onderscheidenlijk de artikelen Na 27, O 6 en O 36a.

KK (art. P 22 Kieswet)

Dit betreft een technische wijziging. In de opdracht tot wijziging van artikel P 22 van de Kieswet was abusievelijk niet vermeld dat de wijziging zag op de tweede zin van het eerste lid.

MM (art. P 24 Kieswet)

Het vertegenwoordigend orgaan beslist de geschillen welke met betrekking tot de verkiezing rijzen (vgl. art. V 4 lid 1 Kieswet). Om het vertegenwoordigend orgaan hiertoe in staat te stellen, worden alle bescheiden die het vertegenwoordigend orgaan kan betrekken bij zijn oordeelsvorming over het verloop van de verkiezing naar het vertegenwoordigend orgaan overgebracht. Dit is geregeld in het voorgestelde artikel P 24 van de Kieswet. Het betreft in elk geval een kopie van het proces-verbaal van het centraal stembureau zelf, alsook de originele processen-verbaal van de gemeentelijk stembureaus. Welke bescheiden er nog meer worden overgebracht hangt af van het type verkiezing en het verloop van de stemopneming. Heeft er bij een verkiezing in een gemeente geen centrale stemopneming plaatsgevonden, dan worden uiteindelijk ook de processen-verbaal van de stembureaus naar het vertegenwoordigend orgaan overgebracht. Betreft het de verkiezing van de leden van de Tweede Kamers of de voor Nederland te kiezen leden van het Europees Parlement, dan worden ook de processen-verbaal van het nationaal briefstembureau en de briefstembureaus naar de Tweede Kamer overgebracht. En heeft het bij de procedure tot vaststelling van de uitslag uitgevoerde onderzoek van vermeende fouten corrigenda opgeleverd bij de processen-verbaal, dan worden ook deze corrigenda aan het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de stemming is gehouden overgedragen.

NN, OO, XX (art. P 25, P 26 en V 11a Kieswet)

De artikelen P 25 en P 26 van de Kieswet vormen een equivalent van de artikelen N 12, vierde en vijfde lid, en N 13. In de artikelen N 12, vierde en vijfde lid, en N 13 van de Kieswet is geregeld dat de pakken met stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen en briefstembewijzen als ook de pakken met getelde stembiljetten tot drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist bewaard moeten blijven. Dit geldt ook voor de afschriften van de processen-verbaal van de stembureaus, de briefstembureaus en de opgave van de burgemeester. Dit in verband met een eventueel strafrechtelijk onderzoek naar misstanden die zich tijdens de verkiezing hebben voorgedaan. Omdat de pakken niet langer naar het centraal stembureau worden overgebracht als het centraal stembureau beslist tot het houden van een nieuwe stemopneming, zie de in dit wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel P 21, kunnen de artikelen P 25 en P 26 van de kieswet komen te vervallen. De thans in de artikelen N 12, vierde en vijfde lid, en N 13 van de Kieswet voorkomende voorschriften, zijn opgenomen in de voorgestelde artikelen Na 37 en Na 38.

Het nieuw voorgestelde artikel V 11a bevat een bewaartermijn voor verkiezingsbescheiden die tijdens het verkiezingsproces worden overgebracht naar het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing plaatsvindt. Deze bescheiden worden drie maanden bewaard. Daarna worden zij vernietigd, met uitzondering van het afschrift van het proces-verbaal van het centraal stembureau. Vernietiging van de kopie van het proces-verbaal van het centraal stembureau is niet voorgeschreven, omdat de griffie van het vertegenwoordigend orgaan er baat bij kan hebben dit document te bezitten. Bovendien wordt dat proces-verbaal ook in de Staatscourant gepubliceerd. De nieuwe regeling sluit op dit punt overigens ook aan bij de vigerende regeling; zie artikel O 5 van de Kieswet.

QQ (art. S 2 Kieswet)

Dit betreft een wetstechnische verbetering. De punt hoeft niet aan het wetsartikel te worden toegevoegd, maar vormt de afsluiting van de wijzigingsopdracht.

UU en VV (art. V 5 en V 6 Kieswet)

In de huidige Kieswet is het briefstembureau een soort stembureau. Tijdens de stemming worden de retourenveloppen geopend en wordt, als de kiezer tot de stemming mag worden toegelaten, de enveloppe met het vooraf door de kiezer ingevulde stembiljet in de stembus gedeponeerd. Dit is geregeld in het huidige hoofdstuk M. Bij de stemopneming worden de uitgebrachte stemmen geteld. Het huidige hoofdstuk N. In het voorstel van wet wordt de briefstembureaus een meer zelfstandige positie gegeven en worden alle bepalingen betreffende de zitting van briefstembureaus naar hoofdstuk N verplaatst. Niettemin moet het voor een vertegenwoordigend orgaan mogelijk blijven te beslissen dat er een nieuwe stemming plaatsvindt als de stemming bij een briefstembureau ongeldig is. Daartoe strekken de voorgestelde aanpassingen.

CCC (Tabel bij artikel E 1 lid 1 Kieswet)

Omdat in deze nota van wijziging wordt voorgesteld dat de hoofdstembureaus niet helemaal verdwijnen, kan de derde kolom van de tabel bij artikel E 1, eerste lid, van de Kieswet niet komen te vervallen.

DDD (art. II)

De in artikel II van het voorstel van wet neergelegde wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming kan komen te vervallen. Die wet houdt per 1 januari 2022 op te bestaan. Zekerheidshalve is inmiddels een voorstel tot verlenging van die wet bij de Tweede Kamer ingediend en op dit moment aanhangig bij de Eerste Kamer.13 Voor zover een eventuele verlenging noodzaakt tot aanpassingen van die wet, zijn die aanpassingen in dat voorstel van wet meegenomen. Om die reden kan artikel II in het onderhavige voorstel van wet komen te vervallen.

EEE (art. III)

De wijzigingsopdracht in artikel III bevatte een verschrijving. Deze wordt gecorrigeerd.

FFF (art. IVA)

Op 19 oktober 2020 heeft het lid Bromet het voorstel tot wijziging van de Waterschapswet en de Kieswet in verband met het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt.14 Inmiddels is het lid De Groot medeverdediger van het initiatiefvoorstel geworden. In dat voorstel worden artikelen ingetrokken die in artikel IV van het onderhavige wetsvoorstel worden gewijzigd. Daarom wordt voorgesteld om, als voornoemd wetsvoorstel eerder tot wet wordt verheven dan dit wetsontwerp, artikel IV van dit wetsvoorstel te wijzigen en de onderdelen A, B, C en F te laten vervallen onder verlettering van de overige onderdelen.

HHH (Art. VIIA)

In deze bepaling is de samenloop geregeld tussen het onderhavige voorstel en het op 9 december 2020 bij koninklijke boodschap ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland. Het bevat de wijzigingen die in dit wetsvoorstel moeten worden aangebracht als het voorstel van wet met Kamerdossiernummer 35 670 eerder in werking is getreden (onder A), maar ook de veranderingen die in dat wetsontwerp moeten worden aangebracht als dit wetsvoorstel eerder in werking treedt (onder B). Hierbij is rekening gehouden met het amendement-Leijten over het geldig verklaren van een stem als de kiezer alleen een stem op een lijst heeft uitgebracht, maar niet (ook) een kandidaat van die lijst heeft aangewezen,15 zoals dit op dinsdag 12 oktober 2021 door de Tweede Kamer is aanvaard.

JJJ (art. VIIIA)

Bij een omvangrijk voorstel van wet komt het een enkele keer voor dat onderdelen daarvan opnieuw worden genummerd op het moment dat de wet wordt bekendgemaakt. Dit is dan noodzakelijk om een heldere doorlopende nummering aan te brengen. Een voorbeelden hiervan is te vinden in artikel V van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Stb. 2009, 264). Om de genoemde reden is ook in dit voorstel van wet een bepaling opgenomen die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties opdraagt de nummering van een aantal hoofdstukken, paragrafen en artikelen opnieuw vast te stellen. Het betreft de hoofdstukken E, paragrafen 3, 4 en 5, N, paragrafen 3 en 4, Na, en O, alsmede de artikelen P 1b tot P 2 van de Kieswet. Het betreft dus uitsluitend de nummering van hoofdstukken, paragrafen en artikelen die in dit voorstel van wet nieuw worden vastgesteld. De nummering van bestaande artikelen in de Kieswet wordt door dit wetsartikel niet geraakt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Zie de adviezen van de Kiesraad over de tweede en derde versie van dit wetsvoorstel (Kamerstukken II 2019/20, 35 489, nr. 3, blg. 936273, p. 6 e.v. en blg. 936275, p. 5) en het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2019/20, 35 489, nr. 4, p. 4 e.v).

X Noot
2

Zie Kiesraad – Advies over de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing van 2021 (10 mei 2021), p. 4.

X Noot
3

Zie ook Kiesraad – Advies over de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing van 2021 (10 mei 2021), p. 10, 11.

X Noot
4

Kamerstukken 35 670.

X Noot
5

Kamerstukken II 2020/21, 35 670, nr. 7.

X Noot
6

Handelingen II, 2020/21, nr. 39, item 4, p. 19.

X Noot
7

Het bij koninklijke boodschap van 11 mei 2020 ingediende voorstel van wet houdende Tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten) Kamerstukken 35 455).

X Noot
8

Kamerstukken II 2021/22, 35 455, nr. 14.

X Noot
9

Kamerstukken II 2020/21, 35 670, nr. 7.

X Noot
10

Kamerstukken II 2021/22, 35 455, nr. 14 (amendement-Omtzigt c.s.). Aangenomen op dinsdag 12 oktober 2021.

X Noot
11

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

X Noot
12

Het bij koninklijke boodschap van 18 april 2018 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van wetten ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming) (Kamerstukken 34 939).

X Noot
13

Kamerstukken II 2021/22, 35 898, nrs. 1–3.

X Noot
14

Kamerstukken II 2021/22, 35 608, nrs. 1–3.

X Noot
15

Kamerstukken II 2021/22, 35 670, nr. 11.

Naar boven