ARTIKEL I
De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2.1.a1, eerste lid, 2.2.a1, eerste lid, en 2.2.11, eerste lid, van
de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 wordt in de begripsomschrijving
van ‘onderneming in de detailhandel’ na ‘47.76’ telkens ingevoegd ‘, 47.77’.
B
In de artikelen 2.2.10, eerste lid en 2.2.24, eerste lid, wordt ‘1 oktober 2021’ vervangen
door ’12 november 2021’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel
A, terug tot en met 13 februari 2021.
TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze wijzigingsregeling worden twee wijzigingen doorgevoerd in de Regeling vaste
lasten financiering COVID-19. Ten eerste wordt met terugwerkende kracht de SBI-code
47.77 opgenomen in de begripsomschrijving ‘onderneming in de detailhandel’. Deze wijziging
betreft een correctie. In het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van
2021 konden ondernemingen in de detailhandel namelijk in aanmerking komen voor de
opslag gesloten detailhandel in verband met voorraadverliezen (hierna: VGD). Daartoe
zijn in de begripsomschrijving ‘onderneming in de detailhandel’ de SBI-codes opgenomen
waaronder de onderneming op 15 maart 2020 ingeschreven moest zijn in het handelsregister
om in aanmerking te komen voor dVGD. Per abuis was de code 47.77 (winkels in juweliersartikelen
en uurwerken) niet in de begripsomschrijving opgenomen. Overigens is in de praktijk
wel VGD verstrekt wanneer de onderneming met zijn hoofdactiviteit stond ingeschreven
onder de SBI-code 47.77. Met deze wijzigingsregeling wordt de code 47.77 met terugwerkende
kracht opgenomen in de desbetreffende artikelen van de regeling en wordt deze omissie
hersteld.
Ten tweede wordt de uiterste datum waarop de aanvraag tot vaststelling van de subsidie
voor het eerste kwartaal van 2021 moet zijn ingediend, aangepast. Deze aanpassing
geldt zowel voor MKB-ondernemingen (artikel 2.2.10) als voor grote ondernemingen (artikel
2.2.24). Deze datum was oorspronkelijk 1 oktober 2021 en wordt gewijzigd in 12 november
2021. De reden voor deze wijziging is dat veel subsidieontvangers niet voor 1 oktober
2021 het verzoek tot subsidievaststelling zullen kunnen indienen. Met het aanpassen
van de datum waarop het verzoek tot vaststelling uiterlijk moet zijn ingediend, wordt
voorkomen dat de subsidie ambtshalve moet worden vastgesteld. Zo is geborgd dat de
subsidie op basis van de juiste, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aangeleverde
gegevens, kan worden vastgesteld.
2. Regeldruk en staatssteun
In het kader van de totstandkoming en de wijzigingen van de Regeling subsidie vaste
lasten financiering COVID-19 (en haar voorganger de Regeling subsidie financiering
vaste lasten MKB COVID-19) als gevolg van de intensiveringen van de steunmaatregelen
is de regeldruk van deze regeling berekend (Stcrt. 2020, 34295, Stcrt. 2020, 61730, Stcrt. 2021, 6893, Stcrt. 2021, 16732, Stcrt. 2021, 19259 en Stcrt. 2021, 23574). Onderhavige wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk.
De TVL-subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021
bevat staatssteun en is als zodanig door de Europese Commissie goedgekeurd (SA.59535
(2020/N) en SA.60166 (2021/N)). Onderhavige wijziging heeft geen gevolgen voor de
staatssteunaspecten.
3. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Ten aanzien van artikel I, onderdeel A,
werkt de regeling terug tot en met 13 februari 2021. Het verlenen van terugwerkende
kracht aan dit onderdeel is noodzakelijk aangezien de VGD een opslag betrof op de
subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021. Aan artikel
I, onderdeel B, hoeft geen terugwerkende kracht te worden toegekend aangezien de periode
waarin de aanvraag voor vaststelling van subsidie van het eerste kwartaal van 2021
kan worden ingediend, nog loopt. Voor beide onderdelen geldt dat wordt afgeweken van
het regime van de vaste verandermomenten voor regelgeving en de minimuminvoeringstermijn
zoals vastgelegd in artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking
wordt met betrekking tot artikel I, onderdeel A, gerechtvaardigd door het feit dat
het reparatieregelgeving betreft. Met betrekking tot artikel I, onderdeel b, wordt
deze afwijking gerechtvaardigd omdat dit, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste
nadelen voorkomt. Met dit onderdeel wordt namelijk de datum waarop het verzoek tot
subsidievaststelling uiterlijk moet zijn ingediend, aangepast. Omdat zonder deze aanpassing
veel ondernemingen niet op tijd hun verzoek tot vaststelling van de subsidie zouden
kunnen indienen en de subsidie derhalve ambtshalve zou moeten worden vastgesteld,
is afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn
gewenst.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer