Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2021, 38954 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2021, 38954 | overige overheidsinformatie |
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op artikel 18, tweede lid, aanhef en onder a, van het Frequentiebesluit 2013;
Besluit:
De vergunningen voor landelijke commerciële radio in de FM-band, genoemd in kolom 1 van tabel 1, zijn verlengbaar om redenen van algemeen economisch belang, als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel a, van het Frequentiebesluit 2013.
Kavel |
Dossiernummer |
---|---|
Kavel A01 |
5055301 |
Kavel A02 |
5055305 |
Kavel A03 |
5055302 |
Kavel A04 |
5055306 |
Kavel A05 |
5055307 |
Kavel A06 |
5055303 |
Kavel A07 |
6815880 |
Kavel A08 |
6634716 |
Kavel A09 |
5797976 |
Een vergunning als bedoeld in artikel 1 is verlengbaar voor een vaste periode die aanvangt op 1 september 2022 en loopt tot en met 31 augustus 2025.
Indien een vergunning als bedoeld in artikel 1 wordt verlengd, wordt zij met ingang van 1 september 2022 gewijzigd overeenkomstig bijlage 1.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 26 augustus 2021
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de rechtbank Rotterdam, Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden.
Sinds 2009 stimuleert de overheid digitalisering van de (ether)radio met het oog op doelmatig gebruik van schaars spectrum. Hiertoe is – eerst in 2011 en later nogmaals in 2017 – de looptijd van de vergunningen voor analoge commerciële radio (zowel landelijk als niet-landelijk) verlengd onder de voorwaarde dat partijen investeren in digitale etherradio. Door middel van de zogenoemde koppeling kregen partijen ook de beschikking over een vergunning voor digitale radio (DAB+). Met de verlengde looptijd van de vergunningen werden vergunninghouders onder andere verplicht het programma dat men analoog verspreidt óók digitaal aan te bieden (de zogenoemde simulcastverplichting).
Digitale radio DAB+ ontwikkelt zich inmiddels goed in Nederland maar ook daarbuiten. Er zijn in Nederland zes landelijk dekkende frequentielagen zo goed als geheel beschikbaar voor landelijke, niet-landelijke/regionale en lokale radiopartijen (zowel commercieel als publiek). Het aantal radio-ontvangers stijgt gestaag en de Europese verplichting om per december 2020 alle DAB+-radio’s in nieuw verkochte auto’s te voorzien van digitale etherontvangst zal de ontwikkeling van digitale radio DAB+ in Europa verder versterken.
In 2020 is de wereld echter opgeschrikt door de uitbraak van de wereldwijde Covid-19-pandemie. Ook de (commerciële) radiosector heeft hiervan de gevolgen ondervonden. Commerciële radiostations zijn voor hun businessmodel sterk afhankelijk van advertentie-inkomsten. Het eerste half jaar van 2020 heeft een flinke daling van de radioreclamebestedingen laten zien ten opzichte van diezelfde periode in 2019. Wel heeft de coronacrisis geleid tot een toename van de gemiddelde luistertijd (met name door thuiswerken). In het derde en vierde kwartaal van 2020 heeft de markt zich enigszins kunnen herstellen. De (uiteindelijke) totale economische gevolgen van het coronavirus zijn ondanks het ingezette herstel van de economie op dit moment nog onbekend.
Als gevolg van de sterke terugval in advertentie-inkomsten door de uitbraak van het coronavirus in het eerste kwartaal van 2020 hebben de landelijke commerciële radiostations gevraagd of de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat kan besluiten tot een (nood)verlenging van de vergunningen voor een periode van twee tot vier jaar (na 2022).
SEO Economisch Onderzoek te Amsterdam, het Instituut voor informatierecht van de Universiteit van Amsterdam en Atlas voor gemeenten (hierna samen te noemen: SEO) is gevraagd onderzoek te doen naar de impact van de coronacrisis op de financiële positie van de commerciële radiostations, welke verwachtingen er zijn voor de periode tot en met augustus 2022 (wanneer de huidige FM-vergunningen aflopen) en opties te formuleren om aan de door vergunninghouders ervaren financieringsbehoefte tegemoet te kunnen komen (naast de gevraagde verlenging). In de brief van 2 oktober 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van deze Quick scan.1
VAO Telecom
Naar aanleiding van het verzoek van partijen heeft er op 29 oktober 2020 een Voortgezet Algemeen Overleg2 Telecom plaatsgevonden. Daar is de motie-Van den Berg c.s. ingediend3. Deze motie is daarna aangenomen.4 In de motie werd aangegeven dat de radiosector door zijn afhankelijkheid van de sterk dalende advertentieopbrengsten relatief hard geraakt wordt door de coronacrisis en dat diverse radiostations hierdoor een omvangrijke additionele financieringsbehoefte hebben die potentieel bepalend is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering, maar dat het aflopen van de frequentievergunningen per 1 september 2022 een belemmerende rol speelt bij het verkrijgen van krediet. De motie verzoekt de regering om in overleg met de sector te komen tot een verlenging van de bestaande FM-licenties voor commerciële radiostations voor de duur van drie jaar, tot 1 september 2025.5
In de brief aan de Tweede Kamer van 11 november 20206 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – om tegemoet te komen aan de gevraagde zekerheid vanuit de commerciële radiosector – een tijdelijke verlenging van de commerciële radiovergunningen toegezegd voor de duur van minimaal twee jaar. Deze termijn kan oplopen tot drie jaar indien na onderzoek zou blijken dat een dergelijke termijn proportioneel is in verhouding met het gestelde doel. Een van de aspecten die daarbij relevant zijn is de hoogte van de verlengingsprijs. Aan SEO is daarom gevraagd te adviseren over de verlengingsprijzen die partijen verschuldigd zijn voor het verlengbaar maken van hun vergunningen.
In de brief aan de Tweede Kamer van 18 maart 20217 is nogmaals bevestigd dat eerst het onderzoek van SEO afgewacht zal worden, alvorens een besluit genomen kan worden over de exacte duur van de verlengingstermijn. De Tweede Kamer is in de brief van 19 mei8 2021 nader geïnformeerd over de termijn van de verlenging. Zie ook hieronder in paragraaf 5 van deze toelichting.
De vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroepen in de FM-band zijn schaars. Het uitgangspunt van het frequentiebeleid en het wettelijk kader is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld, met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw). Het verlengen van schaarse vergunningen is slechts mogelijk indien van de uitzonderingsgronden in artikel 18 Frequentiebesluit 2013 gebruik gemaakt kan worden. Uit het tweede lid, onder a, van dit artikel volgt dat vergunningen verlengd kunnen worden indien de Minister van Economische Zaken en Klimaat van oordeel is dat een verlenging het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang dient.
Veel ondernemers hebben zwaar te lijden onder de economische gevolgen van de coronacrisis. Ook de commerciële radiosector is getroffen door de Covid-19 pandemie. SEO is daarom gevraagd onderzoek te doen naar de impact van de coronacrisis op de financiële positie van de commerciële radiostations. Uit het onderzoek komt naar voren dat door de uitbraak van het coronavirus en de getroffen maatregelen de advertentie-inkomsten van de commerciële radiopartijen in de eerste twee kwartalen van 2020 sterk zijn teruggelopen. Alle commerciële radiopartijen zijn voor hun businessmodel sterk afhankelijk van advertentie-inkomsten als cruciale financieringsbron voor hun economische en creatieve activiteiten. Dit geldt niet alleen voor de radiosector maar voor de omroepsector als geheel.
SEO constateert in het advies van eind augustus 2020 (Quick-scan) dat er door het wegvallen van inkomsten een additionele financieringsbehoefte bij de commerciële radiosector kan ontstaan. Deze financieringsbehoefte van de sector als geheel is echter relatief bescheiden en ligt in de orde van grootte van enkele miljoenen in 2020 en 2021. De bescheiden financieringsbehoefte komt vooral doordat het grootste deel van de markt (in termen van marktaandeel) geen urgente financieringsbehoefte zegt te hebben, of daar reeds in heeft kunnen voorzien. Daar staat tegenover dat de stations die wel een acute financieringsbehoefte signaleren in termen van omzet weliswaar relatief klein zijn, maar het wel een substantieel aantal betreft. De vanuit de sector als geheel bescheiden financieringsbehoefte voor de individuele stations is wel omvangrijk en potentieel bepalend voor de continuïteit.
Naast de relatief sterke impact van de crisis op de sector en onzekerheid over het herstel van de advertentiemarkt, geldt er een specifieke belemmering voor de commerciële radiosector. SEO constateert dat de afloop van de vergunningen op 1 september 2022 een rol zou kunnen spelen met betrekking tot het kunnen aantrekken van extra financiering om de teruglopende reclame-inkomsten op te vangen. Dit speelt nu, gedurende de coronacrisis, maar geldt ook ten algemene als de vergunning afloopt.
In eerste instantie heeft het onderzoek van SEO – ondanks de bovenstaande constateringen – niet geleid tot een besluit tot het verlengbaar maken van de geldigheidsduur van de vergunningen voor commerciële radio-omroep.9 Wel is er onderzocht of er – in lijn met de suggestie van SEO – mogelijkheden waren om specifiek voor de commerciële radiosector en specifiek voor die vergunninghouders voor wie dit het meest dringend opgaat, de kredietmaatregelen te verruimen. Op dat moment leek dit de meest passende oplossing.
Na oktober 2020 is de situatie echter gewijzigd en is er sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die heroverweging van dit eerdere standpunt noodzakelijk maken.
Daar waar halverwege 2020 nog heel voorzichtig sprake leek van economisch herstel is op dit moment de realiteit dat de economische crisis diep heeft ingegrepen en het ongewis is op welke termijn partijen de gevolgen daarvan volledig te boven zijn, ondanks het feit dat uit gegevens en prognoses blijkt dat de economie aan het herstellen is.
De Nederlandse radiosector heeft zich naar aanleiding van de eerste lockdown in korte tijd geconfronteerd gezien met een directe afname van de inkomsten. In augustus 2020 was de verwachting van SEO dat hierdoor tot het einde van de looptijd van de huidige vergunningen tot 1 september 2022 in totaal een gat van gemiddeld circa een kwart van de omzet van 2019 zou kunnen ontstaan.10
De economische situatie vroeg en vraagt om een aanpak die werkgelegenheid en bedrijvigheid beschermt, en daarbij ook rekening houdt met de verschillen tussen bedrijven en sectoren. Daar waar nodig is dus maatwerk nodig. Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om de crisis te bestrijden en banen en bedrijvigheid zo veel als mogelijk te behouden. Dit heeft sinds het voorjaar van 2020 geleid tot een omvangrijk pakket aan (steun)maatregelen. Het steun- en herstelpakket voor de economie en arbeidsmarkt is op 21 januari 202111 verder verruimd om bedrijven zo veel mogelijk te (blijven) ondersteunen.
Het steun- en herstelpakket is generiek van aard om zoveel mogelijk ondernemers zo snel mogelijk te kunnen helpen. De regelingen kunnen daarom niet altijd volledig recht doen aan de situatie van alle bedrijven. Zo verschillen bedrijven onderling in hun kostenstructuur en de mate waarin ze in staat zijn hun bedrijfsvoering aan te passen. Het generieke karakter van de regelingen staat eraan in de weg om voor individuele gevallen of sectoren de regelingen aan te passen. Zo bleken er geen mogelijkheden om voor de commerciële radiosector of voor specifieke vergunninghouders de kredietmaatregelen te versoepelen.
Daarnaast geldt er voor de commerciële radiosector een specifieke situatie. Ook de radiosector stond en staat het uiteraard vrij om gebruik te maken van de generieke overheidsmaatregelen12 maar voor de commerciële FM-vergunninghouders geldt een specifieke belemmering. Naast de relatief sterke impact van de crisis op de sector en onzekerheid over het herstel van de advertentiemarkt op de lange termijn, speelt de afloop van de vergunningen hier een rol met betrekking tot het aantrekken van extra financiering.
Belangrijk criterium bij het beoordelen van een financieringsaanvraag door een kredietverlener is de mate waarin de kredietnemer in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar de vrije kasstromen die beschikbaar zijn om het krediet af te lossen en rente te betalen gedurende de looptijd van het krediet. Voor de FM-vergunninghouders is de looptijd van de vergunningen daarbij een factor, en wordt bij het verstrekken van financiering en het maken van afspraken over de terugbetaling ervan normaliter gekeken naar die looptijd. In de huidige situatie kan voor het aantrekken van extra financiering het aflopen van de vergunningen over ongeveer een jaar tot onzekerheid leiden. Het is immers de vraag of partijen ook na het einde van de looptijd van de huidige vergunning zullen beschikken over een nieuwe vergunning. De kans dat de bijbehorende inkomsten binnen de kredietperiode volledig zullen wegvallen, zet druk op de terugbetaalcapaciteit en is logischerwijs een beletsel bij het verkrijgen van financiering. Een kortere looptijd van financiering als oplossing hiervoor lijkt niet reëel: radiostations zouden dan in relatief korte tijd grote bedragen moeten aflossen, juist in een periode met lagere inkomsten dan in voorgaande jaren. De overheidsmaatregelen om financiering te stimuleren lijken hiervoor weinig soelaas te bieden. Enkele van deze maatregelen hanteren soortgelijke continuïteits- of terugbetalingseisen als voorwaarde om er gebruik van te kunnen maken.
De duur van de tweede lockdown en de economische impact ervan in combinatie met de specifieke behoefte vanuit de commerciële radiosector om additionele financiering aan te trekken om de gevolgen van de coronacrisis te mitigeren, maken dat het verlengen van de commerciële vergunningen een maatregel kan zijn om de continuïteit van deze sector te waarborgen. Een belangrijke overweging is daarbij dat het inzetten van het economisch herstel gebaat is met het voorkomen van onnodige faillissementen van bedrijven.
Daarbij in overweging nemend dat het verruimen van de kredietmaatregelen voor de commerciële radiosector als geheel dan wel specifiek voor die vergunninghouders voor wie dit het meest dringend opgaat geen begaanbare route is gebleken en dat maatwerk geboden is om de werkgelegenheid en bedrijvigheid te beschermen, zijn er voldoende redenen om te stellen dat verlenging van de vergunningen voor landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band het (algemeen) economische belang dient.
Het voornemen om de verleende FM-vergunningen verlengbaar te stellen op grond van artikel 18, tweede lid, aanhef en onder a, van het Frequentiebesluit 2013 vergt een zorgvuldige afweging van alle belangen.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om gedurende een periode van zes weken hun zienswijzen naar voren te brengen. In paragraaf 9 van deze toelichting wordt ingegaan op de individuele zienswijzen die door partijen zijn ingediend tijdens de consultatieprocedure.
De huidige vergunninghouders hebben gevraagd om een noodverlenging van hun vergunningen met drie jaar vanwege de sterke terugval in advertentie-inkomsten door de uitbraak van het coronavirus. Zij worden hierin gesteund door de motie-Van den Berg c.s. zoals aangenomen in de Tweede Kamer13. Dit besluit benadeelt de bestaande landelijke vergunninghouders derhalve niet.
Zoals hiervoor werd aangegeven is de looptijd van de vergunningen voor analoge commerciële radio-omroep (zowel landelijk als niet-landelijk) in de afgelopen jaren tot tweemaal toe – eerst in 2011 en later nogmaals in 2017 – verlengd onder de voorwaarde dat partijen investeren in digitale etherradio. Door middel van de zogenaamde koppeling kregen partijen ook de beschikking over een vergunning voor digitale radio-omroep (DAB+), waarmee zij hun bestaande analoge radioprogramma dienden uit te zenden (de zogenoemde simulcastverplichting). Daarbij was ook ruimte voor extra radioprogramma’s, welke ruimte niet zelden beschikbaar wordt gesteld aan derden via een zogenaamde doorgifte-overeenkomst. Dit extra aanbod diende mede om de luisteraar de overstap te laten maken naar digitale radio DAB+. Digitale radio DAB+ ontwikkelt zich inmiddels goed in Nederland, maar ook in veel andere Europese landen.
Als gevolg van de digitalisering is er meer spectrum beschikbaar gekomen voor commerciële radio. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde DAB+ laag 7, een landelijk dekkende digitale laag waarvoor recent 12 vergunningen zijn verdeeld door middel van een veiling. De beschikbare vergunningen zijn verdeeld tussen bestaande partijen en ook een nieuwe partij waardoor deze laag volop mogelijkheden biedt voor alle partijen om toe te treden tot de markt voor landelijke (digitale) radio. Deze veiling markeert derhalve een belangrijke stap om toekomstbestendige commerciële radio in Nederland mogelijk te maken. Een belangrijk aspect hierbij is dat de vergunningen in deze landelijke laag voor langere periode zijn uitgegeven: ten weten voor een periode van twaalf jaar. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid voor radiopartijen om – middels een overeenkomst – te worden doorgegeven op het digitale radionetwerk van MTVNL.
Ook op de markt voor landelijke commerciële (analoge) FM-radio behoort de afgelopen jaren toetreding voor potentiële nieuwe partijen tot de mogelijkheden. Zo bestaat er voor derden op grond van de wet14 de mogelijkheid om een vergunning dan wel een gehele radio-onderneming (inclusief vergunning) over te dragen. Ook zijn er in 2011 en 2013 verdelingen geweest van landelijke commerciële FM-vergunningen (de kavels A7 en A8).
Ook voor partijen die geen landelijke radio-ambitie hebben, zijn er in de afgelopen periode diverse mogelijkheden geweest om toe te treden tot de radiomarkt. Zowel in 2018 als in 2020 hebben veilingprocedures plaatsgevonden voor niet-landelijke FM-vergunningen gekoppeld met vergunningen voor digitale radio. Ten behoeve van digitale radio heeft een (tijdelijke) uitgifte plaatsgevonden van 22 klein-regionale/lokale allotments in de zogenoemde DAB+ laag 6. Daarnaast is een uitgifteproces opgestart van een 16-tal kleinere FM-frequenties met een lokaal bereik.
Op de kortere termijn heeft een (nood)verlenging tot gevolg dat derden niet in aanmerking kunnen komen voor één of meer landelijke FM-kavels in het kader van een nieuwe verdeling. Gegeven de ontwikkeling van digitale radio en de mogelijkheden die dit ook voor nieuwkomers biedt, alsmede de instapmomenten die er in de afgelopen jaren zijn geweest door verdelingen, overdracht dan wel overnames, is een verlenging die strekt tot herstel van de economische positie van bestaande radiopartijen als gevolg van de coronacrisis niet onevenredig ten opzichte van het belang van mogelijke potentiële nieuwkomers. Daarbij wordt mede in ogenschouw genomen de beperkte duur van de verlenging.
Alles in samenhang beziend, wordt op dit moment het belang van een verlenging, het kunnen aantrekken van additionele financiering en het herstel van radiopartijen van de gevolgen van de coronacrisis geacht zwaarder te wegen dan het kortetermijnbelang van nieuwkomers om in een nieuwe verdeling toe te treden tot de landelijke FM-markt.
Van belang bij de tijdelijke verlenging van de looptijd van de vergunningen voor commerciële radio-omroep is het gegeven dat het gaat om een derde verlenging op rij, daar waar de wet uitgaat van het beginsel ‘veilen tenzij’. Hoewel uit de hierboven gemaakte belangenafweging volgt dat het algemeen economisch belang zwaarder mag wegen dan het belang van potentiële nieuwe partijen om toe te treden tot de markt, is het wel van belang dat de termijn van die noodverlenging niet onevenredig lang is. Op deze wijze kan verzekerd worden dat de gekozen termijn proportioneel is in verhouding tot het gestelde doel.
Bij de totstandkoming van mijn beslissing heb ik de belangen van de kleinere landelijke radiopartijen zwaar laten wegen aangezien deze partijen zwaar getroffen zijn door de plotselinge terugval in reclame-inkomsten en ook een langere periode nodig zullen hebben om daarvan te herstellen. Bij de landelijke sector gaat het dan met name om de geclausuleerde vergunningen. Over het algemeen worden deze vergunningen gekenmerkt door hoge kosten en/of lage opbrengsten.
Voor de kleinere landelijke commerciële partijen, die beschikken over een geclausuleerde vergunning, creëert de verlengingsprijs bovendien geen additionele financieringsbehoefte. Dit laatste blijkt uit berekeningen van SEO15. Al eerder gaf SEO in zijn Quick-scan uit 2020 aan dat juist daar waar het aankomt op een financieringsbehoefte voor individuele (kleinere) (landelijke) partijen die financieringsbehoefte omvangrijk en potentieel bepalend is voor de continuïteit.
Vanuit het perspectief van de mogelijkheid van het aantrekken van additionele financiering is de verwachting dat een kortere verlengingstermijn weinig soelaas gaat bieden aangezien een korte termijn onvoldoende garanties en zekerheid biedt om een marktconforme financiering aan te kunnen verstrekken. Een kortere looptijd van financiering zou bovendien tot gevolg hebben dat radiostations in relatief korte tijd grote bedragen moeten aflossen, juist in een periode met lagere inkomsten dan in voorgaande jaren. Een verlengingstermijn van drie jaar lijkt daarom redelijk om te voorzien in additionele financiering en partijen voldoende tijd te geven om de gevolgen van de coronacrisis te mitigeren.
De looptijd van de landelijke commerciële FM-vergunningen wordt daarom verlengbaar gemaakt voor een periode van drie jaar. Uiteraard dient er daarbij dan wel een marktconforme vergoeding te worden betaald door de vergunninghouders die in het bezit zijn van een of meerdere ongeclausuleerde vergunningen.
Op grond van artikel 3.15 van de Tw kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat in het geval van een verlenging van de vergunning, teneinde een optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen, in overeenstemming met de Minister van Financiën, bij ministeriële regeling bepalen dat de houder van een vergunning een bedrag verschuldigd is voor het gebruik van de frequentieruimte waarop de vergunning betrekking heeft. De hoogte van dit bedrag wordt gerelateerd aan de waarde die een ander dan de degene wiens vergunning wordt verlengd, toekent aan de frequentieruimte – met bijbehorende beperkingen en voorwaarden – indien deze frequentieruimte vrij zou komen op het tijdstip waarop de vergunning zonder verlenging af zou lopen.16 Dit wordt vanuit een economische benadering geconcretiseerd aan de hand van een opportuniteitskostenbenadering. Deze benadering gaat uit van de kosten van het in gebruik nemen en houden van een vergunning. Deze kosten vormen de (fictieve) prijs die de hoogst biedende potentiële verkrijger voor de vergunning zou willen betalen. In lijn met deze redenering wordt de waarde van vergunningen bij verlenging benaderd door de waarde te bepalen die een vergunning vertegenwoordigt voor de potentiële verkrijger. Het bedrag voor de landelijke commerciële vergunningen zal derhalve grotendeels bepaald worden overeenkomstig het model dat door SEO is opgesteld in 2009 en ook bij de vorige verlengingen is toegepast. Uitgangspunt daarbij is om de waarde van de extra jaren die met de verlenging aan de huidige vergunningen worden toegevoegd te berekenen met de bestaande modellen voor de kosten en inkomsten, maar uitgaande van de geactualiseerde marktprojecties waarin het effect van de coronacrisis op de advertentiemarkt is meegenomen. De waarde van deze extra jaren – voor zover toe te schrijven aan de FM/DAB-vergunning – wordt contant gemaakt op de startdatum van de verlengingsperiode en geldt als verlengingsprijs.
De FM-vergunningen zullen worden verlengd zoals zij nu gelden, met een aantal kleinere wijzigingen. Met de wet van 14 maart 2018 is artikel 3.11 van de Tw gewijzigd en is artikel 6.24 van de Mediawet 2008 vervallen.17 Ten aanzien van de maximale hoeveelheid frequentieruimte, die kan worden verworven voor commerciële analoge radio-omroep, is op 1 maart 2020 de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep18 (hierna: de Tijdelijke regeling) in werking getreden. Bij de verlenging van de looptijd van de commerciële landelijke FM-vergunningen worden de vergunningen in lijn met deze Tijdelijke regeling aangepast. De oude tekst, waarin nog verwezen wordt naar artikel 6.24 van de Mediawet 2008, is niet langer juist. Ook inhoudelijk wordt artikel 5 – dat ziet op informatieverstrekking aan Agentschap Telecom – in lijn gebracht met hetgeen nu opgenomen is in de Tijdelijke regeling.
De overheid wil ondanks de Covid-19-pandemie ook de komende jaren blijven inzetten op het in 2009 in gang gezette digitaliseringsbeleid. Het bevorderen van een doelmatig gebruik van frequentiespectrum door onder andere het aanmoedigen van digitalisering blijft een belangrijk beleidsdoel voor de commerciële radiomarkt en zal op niet al te lange termijn moeten leiden tot de afschakeling van de analoge FM-frequenties. Het bovenstaande betekent dat van de commerciële radiosector – en dan vooral van de landelijke partijen – verwacht mag worden dat zij onverminderd doorgaan met het doen van investeringen in het digitale netwerk.
Aan elke landelijke FM-vergunning wordt wederom 1/9-deel van de capaciteit van allotment 11C (in de zogenaamde laag 2) gekoppeld voor de looptijd van de te verlengen vergunningen. Op deze manier vindt een voortzetting plaats van het staande digitaliseringsbeleid, in die zin dat er nogmaals gekoppeld spectrum wordt uitgegeven. Ook de huidige simulcastverplichting zal blijven gelden.
Om recht te doen aan de economische situatie van de commerciële radiosector, die is ontstaan als gevolg van de Covid-19-pandemie, zal de ingebruiknameverplichting in de vergunningen voor digitale radio-omroep niet verder worden verzwaard. Hetgeen nu in de vergunning voor digitale radio-omroep staat, blijft ongewijzigd. De vergunninghouder biedt de dienst, omschreven in artikel 2 van de vergunning, aan met een geografische verzorging van 90% mobiele ontvangst en een demografische verzorging van 75% binnenontvangst. Hierbij wordt wel opgemerkt dat het hier een ondergrens betreft; het staat de vergunninghouders uiteraard vrij een hogere verzorging te realiseren. Anders dan voorheen zal de digitalisering nu van partijen zelf moeten komen.
De gekoppelde vergunningen voor digitale radio-omroep DAB+ zullen op volgorde van binnenkomst worden verleend. Dit volgt uit de wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014, die gelijktijdig met dit besluit wordt vastgesteld. Een ontwerp van een landelijke vergunning voor digitale radio-omroep DAB+ zal tegelijk met dit ontwerp bekendmakingsbesluit geconsulteerd worden. Op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe vergunningen zal ook de datum waarop de vergunningen eindigen worden gewijzigd. De te verlengen vergunningen zullen derhalve op 31 augustus 2025 aflopen.
Er zal een eenvoudige aanvraagprocedure gehanteerd worden, die vergelijkbaar is met de procedure die gold bij de verlenging van de commerciële FM en AM-vergunningen in 2017.
Dit betekent dat na vaststelling van het eenmalig bedrag voor de verlenging een aanvraagprocedure zal worden opengesteld voor enkele weken. Voor de aanvraag zelf zal een aanvraagformulier worden opgesteld, waarin aangegeven dient te worden voor welke vergunningen een verlenging wordt aangevraagd. Die aanvraagprocedure ziet zowel op de verlenging van de FM-vergunning(en) als op de aanvraag voor een gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep (DAB+). Zoals hierboven is aangegeven wordt een ontwerp van een landelijke vergunning voor digitale radio-omroep (DAB+) tegelijk met dit ontwerp bekendmakingsbesluit geconsulteerd, zodat partijen al eerder op de hoogte zijn van wijzigingen. Dit laatste is overigens vooral aan de orde bij de vergunningen voor digitale radio-omroep voor de niet-landelijke commerciële sector vanwege de uitvoering van het gekozen scenario naar aanleiding van de Taskforce Digitale Radio.
Dit besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het voorgenomen besluit zes weken, namelijk van 31 mei 2021 tot en met 7 juli 2021, publiek ter inzage heeft gelegen zodat eenieder zijn of haar zienswijze hierop kon geven. Hieronder wordt op de gegeven zienswijzen ingegaan voor zover zij betrekking hebben op dit besluit tot verlengbaarheid van de landelijke commerciële vergunningen en de daarbij behorende bijlagen. Dit betekent dat niet nader zal worden ingegaan op zienswijzen die betrekking hebben op andere onderwerpen of beleidsmatige wensen.
Een aantal respondenten geeft aan dat zij zich kunnen vinden in het besluit en geven aan dat zij het besluit van harte onderschrijven. Zij kunnen zich vinden in de verlenging zelf, de grondslag daarvan alsmede de termijn van drie jaar. Respondenten geven daarbij aan dat zij van mening zijn dat de verlenging hard nodig is, om de gevolgen die de coronacrises heeft veroorzaakt voor de gehele commerciële radiosector te boven te komen.
Een respondent geeft aan van mening te zijn dat aspecten van de economische situatie waarin de landelijke commerciele radiopartijen zich bevinden onderbelicht zijn gebleven in het besluit. Zo geeft deze respondent aan dat het besluit ten onrechte uitgaat van het al dan niet kunnen aantrekken van externe financiering, maar dat er in wezen weinig verschil is met het aantrekken van eigen vermogen.
Opgemerkt wordt dat het waar is dat ook verschaffers van eigen vermogen logischerwijs naar de (nieuwe) financiële realiteit kijken, en bij de overweging over eventuele extra investeringen de verdiencapaciteit van een onderneming als een belangrijke factor zullen meenemen. Daarbij moet echter wel worden overwogen dat verschaffers van vreemd vermogen over het algemeen minder grote risico’s zullen accepteren. Dit geldt zeker als er moet worden gezocht naar nieuwe verschaffers van vreemd vermogen. Bij behoefte aan additioneel eigen vermogen zal het naar verwachting eerder gaan over reeds bestaande investeerders. Daar waar deze respondent opmerkt dat er überhaupt geen gegadigden zouden zijn voor een landelijk FM-vergunning indien zou worden overgegaan tot een nieuwe verdeling in 2022 wordt nog het volgende opgemerkt. Indien er inderdaad geen gegadigden zouden zijn bij een nieuwe verdeling in 2022 dan is de vraag of verschaffers van eigen vermogen de zekerheid van een verlenging nodig hebben als onderpand voor een eventuele additionele financiering. Immers ook bij een uitgifte kunnen zij – bij gebrek aan belangstelling – er bij voorbaat op vertrouwen dat het radiostation kan worden voortgezet.
Een respondent geeft aan dat voor alle landelijke vergunninghouders geldt dat zij door de coronacrisis achteraf niet de voordelen hebben kunnen realiseren waarvan bij de verlenging in 2017 werd uitgegaan. Dit heeft volgens deze respondent het gevolg dat de hoogte van de vergoeding die zij nu jaarlijks moeten betalen op basis van de financiële regeling uit 2017 veel hoger is dan op grond van de wet de bedoeling is.
Artikel 3.15 van de Tw bepaalt dat teneinde een optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, bij ministeriële regeling kan bepalen dat de houder van een vergunning een bedrag verschuldigd is voor het gebruik van de frequentieruimte waarop de vergunning betrekking heeft, De hoogte van het te betalen bedrag wordt gerelateerd aan de economische waarde van de gedurende de looptijd van de vergunning uit het gebruik van de desbetreffende frequentieruimte te verwachten voordelen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft in een uitspraak uit 200719 reeds overwogen dat het eenmalig bedrag zoals bedoeld in de Telecommunicatiewet, moet zijn gerelateerd aan omzet die nog moet worden gerealiseerd over een toekomstige periode zodat dit onvermijdelijk dient te geschieden aan de hand van inschattingen en prognoses. Aldus rust op de Minister slechts de verplichting om – bijvoorbeeld – een aannemelijk groeipercentage te hanteren en niet de plicht om het werkelijk gerealiseerde groeipercentage gedurende de exploitatieperiode correct te voorspellen. Het bedrag dat de partijen nu jaarlijks betalen is gebaseerd op de in de in 2017 verwachte voordelen. Dit bedrag reflecteert daarmee het waardebegrip zoals de wet beoogt. De coronacrisis maakt dit niet anders.
Daar waar deze respondent aangeeft dat de verlenging ook bijdraagt aan het belang van de bevordering van de analoge naar digitale techniek en blijkbaar van mening is dat artikel 18, tweede lid, onder b, van het Frequentiebesluit 2013 ook als grondslag kan dienen voor het onderstaande besluit, wordt het volgende opgemerkt.
Grondslag voor de verlenging met drie jaar vormt artikel 18, tweede lid, onder a, van het bovengenoemde Frequentiebesluit 2013. De vergunningen van de landelijke commerciële omroeppartijen zijn verlengbaar omdat dit het algemeen economisch belang dient, doordat het partijen in de gelegenheid stelt om daar waar nodig te voorzien in additionele financiering en het partijen voldoende tijd geeft om de gevolgen van de coronacrisis te mitigeren. Dit brengt met zich mee dat ervan af wordt gezien om partijen de verplichting op te leggen om hun bestaande digitale netwerken nog verder uit te rollen en verdergaande investeringen te doen. Als gevolg van de coronacrisis, zal de ingebruiknameverplichting in de vergunningen voor digitale radio-omroep daarom niet verder worden verzwaard. Hetgeen nu aan uitrolverplichting in de vergunning voor digitale radio-omroep staat, blijft ongewijzigd. Voor het inroepen van de digitaliseringsgrondslag is het echter noodzakelijk dat partijen daadwerkelijk een substantiële bijdrage leveren aan het bevorderen van de analoge naar digitale techniek,. Dat dit noodzakelijk is, blijkt reeds uit de eerdere verlengbaarheidsbesluiten die wel gebaseerd waren op deze grondslag.20 Het gebruik van beide grondslagen zoals deze respondent lijkt te betogen, is in deze specifieke casus dan ook met elkaar in tegenstrijd. De overheid wil echter ondanks de Covid-19-pandemie ook de komende jaren blijven inzetten op het in 2009 in gang gezette digitaliseringsbeleid. Het bevorderen van een doelmatig gebruik van frequentiespectrum door onder andere het aanmoedigen van digitalisering blijft een belangrijk beleidsdoel voor de commerciële radiomarkt en zal op niet al te lange termijn moeten leiden tot de afschakeling van de analoge FM-frequenties. Dit is ook in lijn met de met de doelstelling van digitalisering zoals opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016. Daarin wordt, aldus een andere respondent, de verdere uitrol van DAB als één van de pijlers beschreven van de transitie van oude analoge technieken (AM en FM) naar meer efficiënte digitale technieken. Het niet verzwaren van de ingebruiknameverplichting is echter niet in strijd met deze nota, zoals de respondent beweert. De ingebruiknameverplichting die wordt opgenomen in de vergunning betreft slechts een ondergrens; het staat de vergunninghouders uiteraard vrij een hogere verzorging te realiseren.
Het bovenstaande betekent dat van de commerciële radiosector – en dan vooral van de landelijke partijen – verwacht mag worden dat zij onverminderd doorgaan met het doen van investeringen in het digitale netwerk. Anders dan voorheen zal de digitalisering nu van partijen zelf moeten komen.
Een respondent is van mening dat voor zover het de bedoeling is om bij dit besluit geen additionele financieringsbehoefte te creëren voor de kleine landelijke radiostations, dit niet in lijn is met een verplichte koppeling van FM- en DAB-vergunningen. Immers een koppeling brengt extra kosten met zich mee. Respondent is van mening dat de digitale vergunningen ontkoppeld en uitgegeven kunnen worden.
Zoals hierboven is aangegeven blijft ondanks de coronacrisis blijft het digitaliseringsbeleid leidend en daarom blijft ook de koppeling tussen de FM-vergunningen en de DAB+-vergunningen in stand, zodat de luisteraar makkelijk de overstap naar digitale radio kan maken. In de DAB+-vergunningen is geen wezenlijke wijziging aangebracht ten opzichte van de huidige vergunningen. Daardoor wordt er vanuit de overheid geen extra financieringsverplichting gecreëerd daar waar het gaat om het landelijk digitaal netwerk. Het ontkoppelen van de FM-vergunningen en de DAB+-vergunningen is dan ook niet aan de orde.
Een respondent geeft aan van mening te zijn dat dat nieuwkomers door het nemen van een verlengbaarheidsbesluit worden benadeeld. Door de verlenging van de vergunningen voor landelijke commerciële FM-radio wordt nieuwkomers de mogelijkheid onthouden om tot die markt toe te treden. De motivering dat de vergunningen verlengbaar worden gemaakt in het algemeen economisch belang is volgens deze respondent niet voldoende dragend aangezien het individuele economisch belang van de zittende radiostations niet valt onder het begrip algemeen economisch belang als bedoeld in het Frequentiebesluit 2013. Dit algemeen economisch belang moet van een zodanige importantie zijn dat onder afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot een niet-verlenging kan worden besloten, geeft deze respondent aan.
In aanvulling hierop geeft deze respondent aan van mening te zijn dat de mogelijkheid om tussentijds of na verlenging een vergunning over te nemen in de belangenafweging bij het besluit tot het verlengbaar maken geen rol zou mogen spelen, omdat dit geen omstandigheid is die in de Telecommunicatiewet of het Frequentiebesluit is genoemd.
Hier wordt als volgt op gereageerd. In de nota van toelichting bij het besluit van 10 juli 2014, houdende wijziging van het Frequentiebesluit 2013 in verband met de aanpassing van de voorschriften met betrekking tot de verlenging van vergunningen voor schaarse frequentieruimte21 is opgenomen dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat, als eerstverantwoordelijke Minister voor het frequentiebeleid, beoordeelt of naar zijn oordeel de verlengbaarheid van in beginsel eindige vergunningen het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang dient, of naar zijn oordeel de verlengbaarheid van belang is voor de bevordering van de overgang van analoge naar digitale techniek. De Minister zal ter voorbereiding van een dergelijk besluit onder meer gebruik kunnen maken van informatie over de betreffende markt waarover hij ambtshalve reeds beschikt, informatie over investeringsstrategieën en financiële belangen van (potentiële) vergunninghouders, van al dan niet gevraagde adviezen van bijvoorbeeld onafhankelijke deskundigen, toezichthouders, (internationale) marktrapportages en consultatie van bestaande en potentiële marktpartijen. Wanneer de beleidsvorming gereed is, kunnen binnen een bij ministeriële regeling te bepalen termijn verlengingsaanvragen worden ingediend. Uit deze toelichting valt reeds op te maken dat de wetgever ook het financiële belang van – in dit geval bestaande – vergunninghouders in de belangenafweging mag betrekken. De rechtbank Rotterdam heeft dit bevestigd door te bepalen dat bij het vaststellen van een verlengbaarheidsbesluit alle daarbij betrokken belangen in ogenschouw moeten worden genomen22. Daar vallen ook de (financiële) belangen van de huidige vergunninghouders onder. Het individuele economisch belang van de zittende radiostations valt derhalve wel degelijk onder het begrip algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onder a, van het Frequentiebesluit 2013.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat het in casu niet alleen gaat om het individuele belang van de verschillende vergunninghouders, maar om een maatregel om de continuïteit van de gehele sector te waarborgen. De economische impact van de genomen maatregelen in combinatie met de specifieke behoefte vanuit de commerciële radiosector om additionele financiering aan te trekken om de gevolgen van de coronacrisis te mitigeren en faillissementen te voorkomen, maken dat het verlengbaar maken van de huidige commerciële radiovergunningen het algemeen economisch belang dient. Dit is ook in lijn met de algemene steun- en herstelpakketten voor de economie en arbeidsmarkt. Deze maatregelen hebben eveneens tot doel bedrijven zo veel mogelijk te ondersteunen om de economische gevolgen van de coronacrisis te mitigeren.
Het spreekt vanzelf dat alvorens een dergelijk besluit genomen kan worden alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen dienen te worden genomen en dat een dergelijk besluit een zorgvuldige afweging van alle belangen vergt. Dit volgt ook uit de Algemene wet bestuursrecht. Welke omstandigheden en belangen het betreft, zal per casus bezien moeten worden. Een van de omstandigheden die bij het nemen van het verlengbaarheidsbesluit van commerciele radiovergunningen een rol kunnen spelen is, is de vraag of potentiële toetreders andere mogelijkheden ter beschikking staan om een commerciële radiovergunning te verwerven indien er geen nieuwe verdeling plaats gaat vinden. Het al dan niet middels een overdracht kunnen verwerven van een vergunning is daarbij dan wel degelijk relevant. Ook het als gevolg van digitalisering meer beschikbaar komen van frequentiespectrum voor commerciële radio is daarbij een relevant gegeven. Zo is recent de DAB+ laag 7 uitgegeven, een landelijk dekkende digitale laag die voor zowel bestaande partijen als voor nieuwkomers volop mogelijkheden biedt om toe te treden tot de markt voor landelijke (digitale) radio.
De belangen van zowel bestaande partijen en nieuwkomers zijn meegewogen in de besluitvorming om de huidige analoge en digitale landelijke commerciële vergunningen te gaan verlengen. Redelijkerwijs kan ik aan het belang van het algemeen economisch belang een groter gewicht toekennen dan aan het belang van nieuwkomers om te veilen. Zie hiervoor ook paragraaf 4.2. De zienswijze van de respondenten geeft mij geen aanleiding om de afweging van het algemeen economische belang, de belangen van bestaande vergunninghouders en de belangen van potentiële toetreders anders te wegen dan ik in het ontwerpbesluit heb gedaan.
Een van de respondenten is van mening dat in het besluit toegelicht dient te worden waarom een (derde) verlenging nodig is, gelet op de totale vergunningsduur sinds verlening in 2003 en de investeringen die naar het oordeel van deze respondent al zijn terugverdiend.
De initiële vergunningsduur wordt inderdaad mede bepaald aan de hand van de termijn die redelijkerwijs nodig is om de investeringen die nodig zijn voor exploitatie terug te verdienen. Artikel 3.17, eerste lid, van de Tw bepaalt dat vergunningen worden verleend voor een bij die vergunning te bepalen termijn die gerelateerd is aan de betrokken dienstverlening, het met de vergunningverlening nagestreefde doel en die rekening houdt met een passende periode die nodig is voor de afschrijving van investeringen. De initiële vergunningsduur vormt dan ook geen afzonderlijke factor die bij de beslissing om de huidige vergunningen verlengbaar te maken een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Het is nu eenmaal inherent aan een dergelijk besluit dat de initiële vergunningsduur daardoor wordt opgerekt. Zoals hierboven reeds is aangegeven, geschiedt het verlengbaar maken van de huidige commerciële radiovergunningen op grond van het algemeen economisch belang onder andere ter voorkoming van nodeloze faillissementen.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat aan de verlengingen van 2011 en 2017 de bevordering van de overgang van analoge naar digitale techniek ten grondslag lag. Deze verlengingen hebben dus evenmin plaatsgevonden met als doel om de terugverdientermijn van de initieel verdeelde vergunningen te verlengen. De grondslag van deze verlengingen bracht met zich dat partijen zowel in 2011 als in 2017 extra investeringen moesten doen om überhaupt in aanmerking te komen voor een verlenging. Met andere woorden de afzonderlijke verlengingen van 2011 en 2017 creëerde een zelfstandige verplichting om te investeren. Bovendien is bij deze twee verlengingen bij een aantal landelijke vergunninghouders op basis van gedegen onderzoek een eenmalig bedrag in rekening gebracht. Zoals hierboven reeds eerder is aangegeven, is dit bedrag gerelateerd aan de economische waarde van de gedurende de looptijd van de vergunning uit het gebruik van de desbetreffende frequentieruimte te verwachten voordelen. Het is dan ook niet juist om alleen naar de initiële vergunningsduur te kijken daar waar het gaat om investeringen, kosten en afschrijvingen.
Deze respondent wijst in dit verband ook op artikel 49 en 50 van de Telecomcode (Richtlijn 2018/1972/EU). Zo geeft deze respondent aan dat de termijn van individuele gebruiksrechten voor het gebruik van radiospectrum passend moet zijn, gelet op (onder meer) een efficiënt gebruik van radiospectrum, innovatie, efficiënte investeringen en een passende periode voor afschrijvingen en investeringen.
Ten aanzien van artikel 50 van de Telecomcode, waarnaar deze respondent een aantal maal verwijst, wordt opgemerkt dat dit artikel betrekking heeft op zogenoemd geharmoniseerd spectrum (spectrum waarvoor de Europese Commissie geharmoniseerde voorwaarden heeft vastgesteld) en dus niet ziet op de FM-vergunningen voor commerciële radio welke bij dit besluit verlengbaar worden gemaakt. Ook de aangehaalde overweging 129 van de Telecomcode hoort bij artikel 50 en ziet niet op commerciële radiovergunningen.
De door deze respondent naar voren gebrachte stelling dat artikel 50 van deze richtlijn voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk geformuleerd is om daaraan directe werking te kunnen toekennen, kan hier dan ook onbesproken blijven.
Ten aanzien van artikel 48 en 49 van de Telecomcode wordt opgemerkt dat deze artikelen er niet aan in de weg staan dat de commerciële radiovergunningen verlengd worden. Daar waar deze artikel spreken van een open procedure dan wel over objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende criteria die moeten worden toegepast op de verlen(g)ingsprocedure wordt hierin bij dit besluit voorzien.
De respondent geeft voorts aan van mening te zijn dat de coronapandemie radiostations zonder FM-frequenties even hard heeft getroffen als de radiostations met FM-frequenties. Deze respondent stelt dat de huidige vergunninghouders worden gecompenseerd voor terugvallende inkomsten door de vergunningen verlengbaar te maken en dat radiostations die in dezelfde situatie verkeren maar geen FM-vergunning hebben een dergelijke compensatie wordt onthouden. Deze respondent geeft aan dat huidige vergunninghouders door de verlenging extra inkomsten kunnen genereren en deze inkomsten kunnen gebruiken voor het doen van biedingen bij een verdeling na afloop van de verlengingstermijn kunnen inzetten. Een discriminatoire en mededinging verstorende verlenging is niet verenigbaar met de uitgangspunten van artikel 50 van Richtlijn 2018/1972/EU van de bovengehaalde, aldus deze respondent.
Aangezien respondent voor onderbouwing van deze stelling wederom verwijs naar artikel 50 van de hierboven genoemde richtlijn, geldt ook hier dat dit artikel ziet op geharmoniseerd spectrum en dus niet van toepassing is op de FM-vergunningen voor commerciële radio welke bij dit besluit verlengbaar worden gemaakt. Los hiervan ben ik overigens van mening dat een verlenging niet discriminatoir is of de mededinging verstoort.
Voor zover de respondent in dit kader verzoekt om toe te lichten of de Europese Commissie met deze verlenging heeft ingestemd, dan wel waarom deze toestemming niet nodig zou zijn, kan daarover het volgende worden opgemerkt. Het verlengbaar maken van de FM-vergunningen voor de landelijke radiostations is geen steunmaatregel die voorgelegd moet worden aan de Europese Commissie. Er hoeft derhalve dan ook geen toestemming gevraagd te worden aan de Commissie.
Het nemen van een besluit om de huidige vergunningen verlengbaar te maken is een zelfstandige bevoegdheid van de Minister, vastgelegd in Nederlandse wetgeving. Op grond van 3.15 van de Tw zal er voor de verlenging een marktconforme vergoeding in rekening worden gebracht, die gerelateerd is aan de waarde van de verlengingsperiode van deze vergunningen. Het is derhalve onjuist om aan te nemen dat door de verlenging de huidige landelijke vergunninghouders alleen extra inkomsten kunnen genereren. Tegenover de inkomsten staan ook kosten.
Voor zover de respondent bedoeld heeft te betogen dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel aangezien de coronapandemie de radiostations zonder FM-vergunningen even hard getroffen heeft als de radiostations met FM vergunningen wordt hierover het volgende opgemerkt.
Uit de Quick-scan van SEO van eind augustus 2020 komt reeds naar voren dat er ook andere sectoren in min of meerdere mate getroffen zijn door de gevolgen van de coronacrises. De zittende commerciële radiopartijen zijn daarin niet uniek. Zo zijn ook de publieke radio en mediapartijen getroffen en vanzelfsprekend ook commerciële radiopartijen die wel uitzenden via een productieovereenkomst of via digitale radio, maar niet beschikken over een FM-vergunning. Het enkele gegeven dat deze partijen eveneens zijn getroffen, maakt nog niet dat het hier gelijke partijen en gelijke omstandigheden betreft. Zo betalen partijen die worden doorgegeven middels een productieovereenkomst of alleen uitzenden via digitale radio (DAB+) geen eenmalig bedrag, hoeven zij geen FM-distributiekosten te betalen en gelden er voor hen ook geen programmatische voorschriften. Gelijke gevallen worden derhalve gelijk behandeld en ongelijke gevallen ongelijk naar de mate waarin zij verschillen. Dit volgt onder andere uit jurisprudentie en uit artikel 1 van de Grondwet23. Van een schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake.
Een respondent geeft aan van mening te zijn dat elk commercieel bedrijf, problemen zal hebben om additionele financiering aan te trekken tegen het einde van de duur van de vergunning die nodig is om haar activiteiten uit te oefenen en dat dit dus niet enkel valt toe te schrijven aan de coronacrisis. Deze respondent geeft daarbij aan dat niet alle landelijke vergunninghouders problemen lijken te ondervinden met het aantrekken van additionele financiering en is daarom van mening dat het niet in de rede ligt om alle landelijke commerciële vergunning te verlengen op die grond te verlengen.
Het is inderdaad juist dat een bedrijf dat afhankelijk is van een vergunning voor de exploitatie aan het einde van de vergunningstermijn meer moeite zal hebben om financiering aan te trekken. Voor de commerciële radiovergunninghouders valt dit echter samen met coronapandemie waardoor deze twee factoren elkaar versterken. Ook SEO geeft in de al eerdergenoemde Quick-scan aan dat het aflopen van de vergunningen van radiostations per 31 augustus 2022 naar verwachting een additionele belemmerende rol speelt bij het verkrijgen van krediet, alsook bij het gebruik van overige overheidsmaatregelen. Enerzijds is het dus moeilijk om financiering aan te trekken aan het einde van de termijn in een periode waarin er sprake is van terugvallende inkomsten en anderzijds zijn met name externe financiers die voorzichtig zijn nu de gevolgen van de crisis nog steeds ongewis zijn. Zoals reeds in paragraaf 3 van het onderhavige besluit is aangegeven maakt dit gegeven dat het verlengen van de commerciële vergunningen een maatregel kan zijn om de continuïteit van de sector te waarborgen.
Het staat volgens deze respondent evenmin vast dat banken of andere investeerders bij een periode van drie jaar aan de additionele financieringsbehoefte van vergunninghouders tegemoet te komen.
Het is inderdaad moeilijk op voorhand te voorspellen of met een verlenging van drie jaar de huidige belemmeringen om financiering aan te trekken per saldo worden weggenomen. Daarentegen is bij het beoordelen van een financieringsaanvraag door een kredietverlener een belangrijke criterium de mate waarin de kredietnemer in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar de vrije kasstromen die beschikbaar zijn om het krediet af te lossen en rente te betalen gedurende de looptijd van het krediet. Voor de FM-vergunninghouders is de looptijd van de vergunningen daarbij zeker een factor, en wordt bij het verstrekken van financiering en het maken van afspraken over de terugbetaling ervan normaliter dus ook gekeken naar die looptijd. De branchevereniging van de landelijke radiopartijen heeft aangegeven dat een termijn van drie jaar voorziet in de behoefte vanuit de commerciële radiosector om additionele financiering aan te trekken. Een partij heeft daarvoor aanvullende informatie overlegd. Mede in ogenschouw genomen dat er geen alternatieve maatregelen voor handen zijn die partijen met de behoefte aan extra financiering kunnen helpen, maken dat het verlengen van de commerciële landelijk vergunningen een maatregel kan zijn om additionele financiering aan te trekken en zodoende de economische gevolgen van de coronacrises te mitigeren.
Een respondent geeft aan dat er een deugdelijke onderbouwing ontbreekt van een sterke terugval in advertentie-inkomsten na het tweede kwartaal van 2020.
Daar waar halverwege 2020 nog heel voorzichtig sprake leek van economisch herstel is op dit moment de realiteit dat de economische crisis diep heeft ingegrepen en het ongewis is op welke termijn partijen de gevolgen daarvan volledig te boven zijn, ondanks het feit dat uit gegevens en prognoses blijkt dat de economie aan het herstellen is. Er is nog steeds veel onzekerheid over de nabije toekomst en vast staat dat veel bedrijven door hun reserves heen zijn. Per 27 mei 2021 heeft het kabinet dan ook de het steunpakket verlengd voor juli, augustus en september. In de Quick-scan van SEO van eind augustus 2020 wordt geconcludeerd dat er als gevolg van de eerste lockdown dat tot het einde van de looptijd van de huidige vergunningen tot 1 september 2022 in totaal een gat van gemiddeld circa een kwart van de omzet van 2019 bij de commerciële radiopartijen zou kunnen ontstaan. Bovendien concludeerde SEO destijds dat indien er een tweede besmettingsgolf zou komen in combinatie met substantiële herinvoering van contactbeperkende maatregelen, dit bedrag zou kunnen oplopen tot gemiddeld omstreeks de helft van de jaaromzet.
Het gaat bij het verlengbaar maken van de commerciële radiovergunningen echter niet alleen om de vraag of zich wederom in het tweede kwartaal een sterke terugval in advertentie-inkomsten heeft voorgedaan. Het gaat om de algemene economische impact van al de getroffen maatregelen in totaal, de duur van die maatregelen, de economische veerkracht van bedrijven in combinatie met de specifieke behoefte vanuit de commerciële radiosector om additionele financiering aan te trekken om de gevolgen van de coronacrisis op termijn te kunnen mitigeren. Al deze feiten tezamen maken dat het verlengen van de commerciële vergunningen een maatregel kan zijn om de continuïteit van deze sector te waarborgen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
De artikelen behorende bij de vergunningen, bedoeld in artikel 1 van het besluit, worden bij een bij een als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de definitie ‘andere instelling’ te vervallen.
In artikel 5, eerste lid, wordt ‘instellingen’ telkens vervangen door ‘rechtspersonen die een FM-vergunning houden of diens groepsmaatschappijen, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek’.
In artikel 5, eerste lid, wordt ‘instelling’ telkens vervangen door ‘rechtspersoon die een FM-vergunning houdt of diens groepsmaatschappijen, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek’.
In artikel 5, eerste lid, wordt ‘vergunninghouder’ telkens vervangen door ‘vergunninghouder of diens groepsmaatschappijen’
In artikel 5, tweede lid, wordt ‘instellingen’ telkens vervangen door ‘rechtspersonen’.
In artikel 5, tweede lid, wordt ‘instelling’ vervangen door ‘rechtspersoon’.
In artikel 5, tweede lid, wordt ‘artikel 6.24 van de Mediawet 2008’ telkens vervangen door ‘artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep’.
In het laatste artikel wordt telkens ‘31 augustus 2022’ vervangen door: ‘31 augustus 2025’.
1. In deze vergunning wordt verstaan onder:
Minister van Economische Zaken en Klimaat;
Internationale Telecommunicatie Unie;
Master International Frequency Register, zijnde het register waarin radiostations met hun frequentieruimte zijn opgenomen, bedoeld in artikel 4.3 van het Radioreglement van de ITU;
verzoek van de samenwerkende vergunninghouders aan de Minister tot het doen van een notificatie van een in gebruik genomen dan wel te nemen (gedeelte van de) frequentieruimte op een bepaalde plaats, met als doel (dit gedeelte van) de frequentieruimte op die bepaalde plaats na goedkeuring door het radiocommunicatiebureau van de ITU te registreren in het MIFR teneinde internationale bescherming van (dit gedeelte van) de frequentieruimte op die bepaalde plaats te bewerkstelligen;
Final Acts of the Regional Radiocommunication Conference for planning of the digital terrestrial Broadcasting service in parts of Regions 1 and 3, in the frequency bands 174-230 MHz and 470-862 MHz; Genève 2006;
vergunninghouders die houder zijn van een deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het in artikel 2, eerste lid, genoemde frequentiebereik;
het aantal houders van een vergunning op een bepaald moment binnen het in artikel 2, eerste lid, genoemde frequentiebereik;
overeenkomst als bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet;
het gebied dat gelegen is binnen de contouren zoals gevisualiseerd in bijlage I inclusief het daar genoemde frequentieblok;
frequentiekanaal met vastgestelde frequenties als onder- en bovengrens;
instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi;
mobile reception, zoals bedoeld in paragraaf 1.3.13 van GE06;
portable reception class B, zoals bedoeld in paragraaf 1.3.12 van GE06.
2. De definities in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 zijn van toepassing.
1. Het gebruiksrecht omvat, onverminderd het vierde en vijfde lid, het gebruik van 1/9e deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 219,584-221,120 MHz (allotment 11C).
2. De vergunninghouder gebruikt de in het eerste lid bedoelde frequentieruimte vanaf 1 september 2022 en houdt deze in gebruik.
3. De vergunninghouder gebruikt de aan hem toegewezen frequentieruimte voor het aanbieden van ten minste één programmakanaal bestaande uit radioprogramma’s, waarbij dat programmakanaal wordt gebruikt voor het gelijktijdig en ongewijzigd uitzenden van radioprogramma’s die door middel van de overeenkomstig het NFP 2014 gekoppelde vergunning voor kavel <kavel> met dossiernummer <dossiernummer> worden uitgezonden in een kwaliteit die ten minste gelijk is aan 48 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruik wordt gemaakt van AAC+, of, indien gebruik wordt gemaakt van een andere techniek, met een geluidskwaliteit die ten minste vergelijkbaar is met de kwaliteit die met stereo kan worden behaald door middel van de genoemde techniek.
4. Indien een andere vergunning voor het gebruik van een deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het in het eerste lid genoemde frequentiebereik niet is verleend dan wel is ingetrokken, is de vergunninghouder tot de dag van inwerkingtreding van het besluit waarmee die vergunning voor het eerst onderscheidenlijk opnieuw wordt verleend, gerechtigd 1/Ne deel van de capaciteit van de niet-verleende of ingetrokken vergunning te gebruiken.
5. De vergunninghouder is gerechtigd een deel van de capaciteit te laten gebruiken door een andere samenwerkende vergunninghouder, indien:
a. beide vergunninghouders daarmee schriftelijk hebben ingestemd, en
b. hij blijft voldoen aan de voorschriften en beperkingen in zijn vergunning.
6. De vergunninghouder die een schriftelijke instemming heeft gegeven als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, zendt hiervan onmiddellijk een afschrift aan de Minister.
1. De vergunninghouder gaat de samenwerkingsovereenkomst schriftelijk aan.
2. De vergunninghouder verstrekt een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst en aanvullingen of wijzigingen daarvan onmiddellijk aan de Minister.
3. De vergunninghouder sluit tezamen met de andere samenwerkende vergunninghouders een overeenkomst als bedoeld in artikel 10.15, tweede lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet met een rechtspersoon die namens hen het elektronische communicatienetwerk zal aanleggen en in stand houden voor het gezamenlijk gebruik van de in artikel 2 genoemde frequentieruimte, dan wel treedt toe tot een reeds bestaande overeenkomst, als voormeld.
4. In het belang van doelmatig gebruik van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt in de overeenkomst, bedoeld in het derde lid, bepaald dat het in gebreke blijven van een andere samenwerkende vergunninghouder jegens de rechtspersoon, bedoeld in het derde lid, niet tot gevolg heeft dat de aanleg van het elektronische communicatienetwerk als bedoeld in het derde lid en de uitzending van de radioprogramma’s, bedoeld in artikel 2, derde lid, ten behoeve van de vergunninghouder wordt gestaakt, onderbroken of beperkt.
5. Indien na het tijdstip waarop de samenwerkingsovereenkomst in werking treedt een vergunning wordt verleend voor een deel van het gebruik van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik genoemd in artikel 2, eerste lid, zorgt de vergunninghouder ervoor dat die nieuwe vergunninghouder op non-discriminatoire voorwaarden partij kan worden bij de samenwerkingsovereenkomst.
6. De samenwerkingsovereenkomst dient binnen zes weken na verlening van de vergunning te worden afgesloten.
1. Het gebruik van de frequentieruimte vindt plaats met inachtneming van de technische beschrijving zoals deze in bijlagen I en II is opgenomen.
2. De vergunninghouder voldoet aan het spectrummasker 1 zoals opgenomen in bijlage I.
3. De vergunninghouder voldoet aan de protectieverhoudingen zoals opgenomen in bijlage I.
1. De vergunninghouder staakt of beperkt het gebruik van de frequentieruimte, bedoeld in artikel 2, voor zover dit leidt tot niet toegestane belemmeringen in het gebruik van in het MIFR door anderen geregistreerde frequentieruimte.
2. Bij het gebruik van de frequentieruimte heeft de vergunninghouder geen aanspraak op enigerlei vorm van bescherming van dat gebruik, indien verstoring van het gebruik plaatsvindt door het gebruik van in het MIFR geregistreerde frequentieruimte.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing voor zover de frequentieruimte, bedoeld in artikel 2, in het MIFR is geregistreerd door de samenwerkende vergunninghouders.
4. Teneinde registratie in het MIFR in gang te zetten kunnen de samenwerkende vergunninghouders een notificatieverzoek daartoe indienen bij de Minister.
5. Het notificatieverzoek geschiedt met gebruikmaking van het ‘Formulier kennisgeving ingebruikname en notificatie’, opgenomen op de USB-stick onderdeel van bijlage II.
1. De vergunninghouder biedt de dienst, omschreven in artikel 2, derde lid, aan met een geografische verzorging van 90% mobiele ontvangst en een demografische verzorging van 75% binnenontvangst.
2. De geografische verzorging zoals bedoeld in het eerste lid is voor mobiele ontvangst vastgesteld op een veldsterkte van 60 dBµV/m en de demografische verzorging voor binnenontvangst op een veldsterkte van 66 dBµV/m op 10 meter hoogte voor 50% van de tijd en plaats en bij een referentiefrequentie van 200 MHz. Indien een andere centrumfrequentie wordt gebruikt, wordt de voorgeschreven veldsterkte aangepast conform annex 3.5 van GE06.
3. Voor de ingebruiknameverplichting wordt onder geografische verzorging binnen een allotment verstaan de verzorging in het allotment inclusief binnenwater, exclusief buitenwater. Tot het buitenwater worden gerekend de Waddenzee, de Eems, de Dollard, de Noordzee, de Oosterschelde en de Westerschelde.
1. Indien op enige plaats binnenshuis door het gewenste signaal van de in het kader van deze vergunning gebruikte radioapparaten belemmeringen in de ontvangst van kabeltelevisie worden veroorzaakt draagt de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in het vierde lid, dan wel indien deze verzaakt, de vergunninghouder, er op verzoek van degene die de belemmeringen ondervindt, zorg voor dat deze onmiddellijk op kosten van de samenwerkende vergunninghouders worden verholpen, voor zover ter plaatse:
a. de hoogfrequentdichtheid van de gebruikte aansluitkabels en de daaraan bevestigde connectoren een waarde hebben van ten minste 70 dB, en
b. het stoorsignaal als gevolg van het krachtens deze vergunning gebruiken van frequentieruimte hoger is dan 23 dBμV.
2. De in het eerste lid, onder b, genoemde waarde dient evenredig verhoogd te worden met de waarde van het signaalniveau op het abonnee-overnamepunt boven de vereiste minimumwaarde van 60 dBμV.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, is de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in het vierde lid, dan wel de vergunninghouder niet gehouden televisie-ontvangapparaten en aanverwante apparatuur te vervangen die:
a. niet geschikt zijn om een stoorspanning van 23 dBμV vermeerderd met de signaalspanning op het kabeltelevisienet bij het abonnee-overnamepunt te ontvangen, of
b. een hoogfrequentdichtheid van minder dan 70 dB hebben.
4. De samenwerkende vergunninghouders wijzen één natuurlijke persoon of rechtspersoon aan die de belemmeringen en de kosten, bedoeld in het eerste lid, wegneemt respectievelijk vergoedt.
5. De vergunninghouder is verplicht 1/Ne deel van de kosten, bedoeld in het eerste lid, te vergoeden.
1. De vergunninghouder veroorzaakt:
a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radioapparaten in andere radioapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, en
b. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radioapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.
3. Artikel 7, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. De vergunninghouder stelt de Minister van elke wijziging in het gebruik van de frequentieruimte uiterlijk vier weken voorafgaand aan de wijziging schriftelijk in kennis.
2. De vergunninghouder overlegt de technische gegevens in elektronische vorm conform het format zoals opgenomen op de USB-stick, onderdeel van bijlage II.
1. Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan Agentschap Telecom te Groningen, tenzij door of vanwege de Minister anders wordt aangegeven.
2. De verplichting, bedoeld in artikelen 3, tweede lid, en 9, geldt niet voor zover een gemachtigde namens een andere vergunninghouder de verplichte kennisgeving of mededeling doet.
Deze vergunning is geldig van <dag na bekendmaking> tot en met 31 augustus 2025.
Allotment HOL2201H, HOL2202H en HOL2203H met frequentieblok 11C wordt samengevat weergegeven als “allotment 11C”.
Het spectrummasker, bedoeld in artikel 4, tweede lid, is als volgt:
Figuur 1. Spectrum mask 1 for T-DAB transmitters operating in non critical cases
Bron: GE06 pagina 169
Nabuurkanaalinterferentie
De tabel voor protectieverhoudingen zoals bedoeld in artikel 4, derde lid is als volgt:
Protectieverhouding exclusief statistische correctiefactor, dB |
||
---|---|---|
1e nabuurkanaal |
2e nabuurkanaal |
3e nabuurkanaal |
–35 |
–40 |
–45 |
Protectieverhouding inclusief statistische correctiefactor, dB |
||
---|---|---|
1e nabuurkanaal |
2e nabuurkanaal |
3e nabuurkanaal |
–23 |
–28 |
–33 |
Buitenomgeving locatie waarschijnlijkheid % |
Binnenshuis locatie waarschijnlijkheid % |
---|---|
99 |
95 |
standaarddeviatie 4,3 dB |
standaarddeviatie 7,41 dB |
Technische beschrijving allotment 11C
De technische beschrijving, bedoeld in artikel 4, eerste lid, luidt als volgt:
Overzicht allotment 11C (219,584-221,120 MHz)
De landelijke DAB-laag 2 heeft de omtrek beschreven in figuur 2. Deze laag is opgebouwd uit de GE06 T-DAB allotments HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H. Indien niet anders genoemd, worden de drie genoemde allotments in het verdere verloop van deze bijlage gezien als één samengesteld allotment.
HOL2201H Noord-Nederland
HOL2202H Brabant en Zeeland
HOL2203H Limburg
Figuur 2. Overzicht allotment 11C, bestaande uit de allotments HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H. De punten waaruit de omtrek van elk allotment is opgebouwd zijn op een USB-stick opgenomen. Deze USB-stick maakt onderdeel uit van bijlage II.
Resultaten afspraken Nederland omringende landen
Gedurende GE06 is een aantal nadere afspraken gemaakt met de Nederland omringende landen. Deze afspraken bevatten in essentie hetgeen is weergeven in de onderstaande tabellen.
De vergunninghouder respecteert de afspraken die Nederland heeft gemaakt. De volledige afspraken zijn opgenomen in bijlage II. Bij tegenstrijdigheid van de samenvatting in de tabellen en de afspraken, opgenomen in bijlage II, prevaleren de laatstgenoemde.
De bilaterale afspraken zijn een verbijzondering van de algemene planningscriteria van GE06 met als doel incompatibiliteiten tussen de assignments of allotments in het GE06-plan op te heffen. De implementatie moet zowel voldoen aan GE06 als aan de aanvullende voorwaarden in de onderstaande tabellen.
Indien in de tabellen geen aanvullende beschermingseisen zijn gesteld, dan mag een actueel netwerk evenveel interferentie produceren als een referentienetwerk.
Resultaten afspraken Nederland omringende landen
Afspraken gemaakt tijdens conferentie
Tabel 1 geeft de afwijkingen weer van de acceptatie van veldsterkten door, en bescherming van, buitenlandse allotments in overeenstemming met de procedure, bedoeld in artikel 5 jo. Section II of Annex 4 ‘Examination of conformity with the digital Plan entry’ GE06.
Blok 11C |
NEDERLAND (HOL) |
|
---|---|---|
LAND |
Accepteert |
beschermt |
Verenigd Koninkrijk (G) |
De cumulatieve interferentie veldsterkte van het Engelse allotment G_50003 op het testpunt Westkapelle (Lon=51N3240, Lat=003E2700) van de Nederlandse allotment HOL2202H zal niet hoger zijn dan 50dB(uV/m). |
De cumulatieve interferentie veldsterkte van de Nederlandse allotments HOL2201H en HOL2202H op het testpunt Kent (Lon=51N2000, Lat=001E2600) van het Engelse allotment G_50003 zal niet hoger zijn dan 50 dB(uV/m). |
Duitsland (D) |
Maximaal 38 dB(uV/m) is van de Duitse allotments toegestaan op de grens van het Nederlandse 11C allotment (HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H). |
Maximaal 38 dB(uV/m) is van de Nederlandse allotments (HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H) toegestaan op de grens van de Duitse allotment (D–HH---22-05). |
België (BEL) |
Maximaal 37 dB(uV/m) is toegestaan op de grens van het allotment met betrekking tot bescherming van de Vlaamse gemeenschap. |
Geen beperkingen of verruimingen |
Frankrijk (F) |
Maximaal 38 dB(uV/m) is toegestaan op de Nederlandse grens ten oosten van het testpunt (Lat=51N2152, Lon=004E2554) van de Nederlandse 11C allotments (HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H). Maximaal 41 dB(uV/m) is toegestaan op de Nederlandse grens ten westen van het testpunt (Lat=51N2152, Lon=004E2554) van de Nederlandse 11C allotments (HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H). |
Maximaal 41 dB(μV/m) van de Nederlandse allotments (HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H) toegestaan op de grens van de Franse allotments. |
Luxemburg (LUX) |
Geen beperkingen of verruimingen |
Geen beperkingen of verruimingen |
Denemarken (DNK) |
Geen beperkingen of verruimingen |
Geen beperkingen of verruimingen |
Het format zoals bedoeld in artikel 5 en artikel 9 van de vergunning is opgenomen op de USB-stick.
De technische beschrijving zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, is ook opgenomen op de USB-stick. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:
1. GE06 Final acts
2. GE06 NL allotments
3. GE06 Bilaterale afspraken
Met de onderhavige vergunning worden de frequentiegebruiksrechten geregeld voor digitale radio-omroep. De in de vergunning opgenomen frequentie-indeling volgt uit internationale afspraken gemaakt tijdens de internationale conferentie in Genève in 2006 (GE06) en bilaterale afspraken tussen lidstaten, die als doel hebben om de inzetbaarheid en beschikbaarheid van de frequentieruimte voor digitale omroep in Nederland zo goed mogelijk passend te maken. Van alle geldende afspraken zijn overzichten met voorwaarden en beperkingen samengesteld, die u in de bijlagen aantreft. De frequentieruimte bestaat uit een enkel frequentieblok dat in drie vast omlijnde geografische gebieden in Nederland inzetbaar is (allotments HOL2201H, HOL2202H, HOL2203H).
De frequentieruimte bedoeld in de vergunning bevindt zich in Band III binnen het frequentiebereik 219,584-221,120 MHz (frequentieblok 11C). Allotment 11C is een samenstel van de hierboven genoemde allotments met frequentieblok 11C.
Algemeen
Aan het gebruik van frequentieruimte is een aantal voorschriften en beperkingen verbonden. Het frequentiegebruik is gebonden aan een spectrummasker. Een spectrummasker is ingesteld om doelmatig ethergebruik te bevorderen en te faciliteren dat aan de technologie verder geen bijzondere eisen worden gesteld. Door toepassing van een spectrummasker wordt eventuele storing op naastliggende frequentieblokken van andere vergunninghouders (zogenoemde nabuurkanaalinterferentie) beperkt.
Nabuurkanaalinterferentie
Onderzoeksresultaten tonen aan dat nabuurkanaalinterferentie hinderlijke storing veroorzaakt indien op de ontvangstlocatie het vermogensverschil tussen de ontvangstsignalen van de twee (T-DAB) netwerken tussen de eerste nabuurkanalen met meer dan 23 dB wordt overschreden.
De vergunninghouder behoort zijn netwerken uit te rollen volgens het principe van good engineering practice. Daarmee kan reeds veel storing worden voorkomen. De houder van een vergunning voor digitale radio-omroep mag, binnen de grenzen van de vergunning, zelf bepalen waar hij welke zender in gebruik neemt. Ook mag hij een zender verplaatsen binnen de grenzen van de vergunning. Daarnaast kunnen vergunninghouders problemen van nabuurkanaalinterferentie zelf voorkomen en oplossen.
Oplossingsrichtingen voor nabuurkanaalinterferentie
Er zijn meerdere oplossingsrichtingen geschikt voor het voorkomen van nabuurkanaalinterferentie, onder andere:
• het plaatsen van de zender op een gecombineerde zenderlocatie;
• het plaatsen van een zogenoemde gap filler, dat is een kleinvermogenszender die in staat is het verzorgingsgat in het naburige kanaal, dat is ontstaan door een nieuwe zender, te dichten;
• het aanpassen van de netwerktopologie, zodanig dat rekening wordt gehouden met de opstelpunten van de andere vergunninghouder.
Uiteraard zal in veel gevallen overleg met de andere vergunninghouder(s) van belang zijn bij het kunnen oplossen of voorkomen van nabuurkanaalinterferentie.
Het frequentieblok wordt vergund aan (maximaal) 9 vergunninghouders, waarbij iedere vergunninghouder 1/9e deel van de capaciteit krijgt toebedeeld in een gelijk deel van het frequentiespectrum. Technisch gezien dienen de vergunninghouders daarom één gezamenlijk netwerk uit te (doen) rollen. Met het oog hierop is in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet bepaald dat vergunninghouders een samenwerkingsovereenkomst moeten sluiten, zie ook de toelichting bij artikel 3.
De vergunninghouder dient zijn radioprogramma uit te zenden in ten minste met FM-vergelijkbare stereo geluidskwaliteit althans een geluidskwaliteit die ten minste vergelijkbaar is met de geluidskwaliteit die kan worden behaald met een AAC+ 48 kb/s stereo-uitzending. De laatste toevoeging is gekozen om digitaal ‘handen en voeten’ te geven aan het analoge begrip FM-stereokwaliteit. Uiteraard mag, binnen de grenzen van zijn vergunning, de houder kiezen voor een hoger kwaliteitsniveau. Daarnaast mag de vergunninghouder de eventueel overgebleven ruimte binnen de aan hem toegewezen capaciteit ook gebruiken voor andere omroepdiensten dan radio. Dit volgt ook uit de bestemming in het Nationaal Frequentieplan 2014 (hierna: NFP).
Mocht – om wat voor reden dan ook – een of meer van de vergunningen worden ingetrokken krachtens artikel 3.19 van de Telecommunicatiewet, dan gaat de resterende capaciteit van rechtswege en pro rato tijdelijk over naar de overgebleven vergunninghouders. Dit is geregeld in artikel 2, vijfde lid, van de vergunning. Na de intrekking zal die vergunning in beginsel opnieuw verdeeld worden. Alsdan zal de capaciteit van 1/9e deel vergund worden aan de nieuwe vergunninghouder.
Verder is relevant dat de gewenste bitrate per type programma kan verschillen. De nuances van klassieke muziek vergen doorgaans een hogere bitrate dan de bitrate die is benodigd voor het overbrengen van spraak. In de onderlinge verschillen in bitrate is voorzien door te regelen dat de vergunninghouders afspraken kunnen maken over het ‘verdelen’ van capaciteit aan elkaar. Randvoorwaarde is wel dat de vergunninghouder zijn analoge radioprogramma ook digitaal uitzendt in de minimaal voorgeschreven stereo geluidskwaliteit en het NFP in acht neemt.
Een samenwerkingsverband treedt niet in de plaats van de verplichtingen van de vergunninghouder. Deze blijft daarvoor zelf rechtens aanspreekbaar. Iedere vergunninghouder is verplicht om zijn vergunningvoorschriften na te komen ongeacht een samenwerkingsverband.
Ten aanzien van de te gebruiken technologie zijn geen bijzondere eisen gesteld. Wel is een spectrummasker voorgeschreven (zie bijlage I).
Een ontwerp van deze vergunning is van 31 mei 2021 tot en met 13 juli 2021 geconsulteerd. Er zijn geen zienswijzen ontvangen die zien op de ontwerp-vergunning.
In artikel 1 zijn de definities opgenomen.
In artikel 2 is het gebruiksrecht opgenomen. Verder is de bestemming van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP, zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunning. Ook is de minimale geluidskwaliteit kwalitatief voorgeschreven en is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild.
In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onmiddellijk aan de Minister dienen te worden verstrekt. Het is mogelijk dat een vergunning voor digitale omroep al dan niet op aanvraag wordt ingetrokken. In dat geval komt er een vergunning voor uitgifte beschikbaar. De nieuwe vergunninghouder zal dan tot de samenwerkingsovereenkomst moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt.
De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. De gezamenlijke vergunninghouders dienen daarom met een rechtspersoon een overeenkomst te sluiten in de zin van artikel 10.15, tweede lid, onder b, van de Telecommunicatiewet. Deze rechtspersoon legt namens de vergunninghouders het elektronische communicatienetwerk aan en houdt deze voor hen in stand. Er gelden geen beperkingen aan de keuze van een bepaalde rechtspersoon.
Het toezicht door de Minister is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft.
Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen aan de contractuele verplichtingen van één of meerdere samenwerkende vergunninghouders geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is.
Spectrummasker
Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven spectrummasker 1 van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiegebruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentieproblemen, wordt echter geadviseerd om spectrummasker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren.
Nabuurkabaalinterferentie
Voor het voorkomen van nabuurkanaalinterferentie dient de vergunninghouder het netwerk dusdanig te ontwerpen dat men voldoet aan de protectieverhoudingen zoals opgenomen in tabel 3 van bijlage I. Door de Universiteit Twente (Schiphorst, R., A T-DAB field trial using a low-mast infrastructure, University of Twente, paragraaf 4.5.5, november 2006) is onderzoek gedaan naar nabuurkanaalinterferentie. De tabel en de keuze voor spectrummasker 1 in bijlage I van deze vergunning is mede op dit onderzoek gebaseerd. De gebruikte verhouding van 23 dB in tabel 3 van bijlage I is gebaseerd op een statistisch gecorrigeerde protectieverhouding bij eerste nabuurkanaalinterferentie. Daarnaast is rekening gehouden met ervaringen met digitale omroep in Verenigd Koninkrijk. Om inzicht te verkrijgen omtrent de omvang van de nabuurkanaalinterferentie kunnen de nabuurkanaalinterferentieberekeningen volgens de in de GE06 overeenkomst beschreven procedures en het planningsmodel ITU-R P1546 als uitgangspunt worden genomen. Verder geeft publicatie EBU Tech 3391 Guidelines for DAB network planning inzicht in de aanpak van nabuurkanaalinterferentie in de praktijk in Verenigd Koninkrijk (https://tech.ebu.ch/publications/tech3391). Bovengenoemde onderzoeken kunnen ook worden opgevraagd bij Agentschap Telecom.
Geografische grenzen van allotments
In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden. Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. Het allotment 11C bestaat uit de aaneengeschakelde allotments HOL2201H, HOL2202H en HOL2203H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments. De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I.
Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel allotment plaatsvinden.
Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR. De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren.
Dit artikel regelt de ingebruiknameverplichting voor deze vergunning. Technisch gezien moeten alle vergunninghouders van eenzelfde allotment gebruikmaken van hetzelfde netwerk. Er is reeds een bestaand netwerk in gebruik.
De achtergrond van de ingebruiknameverplichting is de garantie dat er door de vergunninghouder geïnvesteerd wordt in een uitzendnetwerk voor digitale radio. Daarbij is gekozen voor een verplichting van een geografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘mobiele ontvangst’ en een demografische verzorging op tenminste het verzorgingsniveau ‘binnenontvangst’.
Onder geografische verzorging binnen een allotment wordt verstaan de verzorging in het allotment inclusief binnenwater en exclusief buitenwater. Het is aan de vergunninghouder zelf om te beslissen waar hij binnen het allotment zijn geografische en demografische verzorging realiseert, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verzorging.
Het tweede lid legt de minimaal te realiseren veldsterkte vast die de vergunninghouder moet realiseren bij naleving van de ingebruiknameverplichting. De te behalen veldsterkteniveaus zijn afkomstig van de in GE06 vastgelegde afspraken. Met deze veldsterktewaardes, welke voor 50% tijd en plaats waarschijnlijkheid gelden op 10 meter hoogte, is de kans op goede ontvangst op een gegeven locatie 99% voor mobiele ontvangst en 95% voor binnenontvangst op 1,5 meter hoogte. De verrekening van het effect van het verschil in ontvangstantennehoogte kan bepaald worden middels tabel 3-3 van GE06.
Bij het bepalen van deze norm is rekening gehouden met terrein en morfologische eigenschappen.
De ingebruiknameverplichting is gebaseerd op het uitgangspunt dat digitale etherradio minimaal een volwaardig alternatief zal worden voor analoge FM-ontvangst, zodat dat de consument zowel in de auto als binnenshuis goede ontvangst kan ervaren en daadwerkelijk kan profiteren van de voordelen die digitale etherradio biedt.
Artikel 7 regelt het oplossen van storingsproblematiek op binnenhuisbekabeling bij consumenten thuis, voor zover het de ontvangst van kabeltelevisie betreft. De reden hiervoor is dat de frequentieruimte die zich bevindt in Band III, en daarmee ook de frequentieruimte genoemd in deze vergunning, ook voor de verspreiding van televisiesignalen via kabelnetwerken gebruikt wordt. In beginsel beïnvloeden beide netwerken elkaar niet tenzij bepaalde stoorspanningsgrenswaarden worden overschreden.
In het artikel zijn de condities benoemd waaronder de vergunninghouder de kosten dient te dragen voor de oplossing van de storing. De in artikel 7 genoemde signaalniveaus zijn afgeleid uit het rapport ‘De interferentie nader in kaart gebracht’, 2000, van de Rijksdienst voor Radiocommunicatie.
Ingevolge artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 is de Minister van Economische Zaken en Klimaat bevoegd om aan een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voorschriften en beperkingen te verbinden ter voorkoming van storingen of belemmeringen door het gewenste signaal van een radioapparaat in andere apparaten. De Minister heeft, onverminderd de bepalingen ten aanzien van interferentie in kabeltelevisienetwerken bedoeld in artikel 7, als vaste beleidslijn in iedere vergunning waarin géén voorschriften over het maximale zendvermogen zijn opgenomen, het voorschrift op te nemen dat de vergunninghouder geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal mag veroorzaken. Deze beleidslijn is vastgelegd in de Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten.
Wanneer wijzigingen in het gebruik van de frequentieruimte plaatsvinden, zoals de ingebruikname, informeert de vergunninghouder Agentschap Telecom uiterlijk vier weken voorafgaand aan de beoogde wijziging. Dit is van belang om snel maatregelen te kunnen nemen bij eventuele storingen, zoals storing op kabelnetwerken of op buitenlandse allotments. Storing kan worden voorkomen door goede voorlichting. Sinds 1 januari 2011 verzorgt het Antennebureau de publieksvoorlichting over interferentie op de ontvangst van kabeltelevisie. Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met het Antennebureau. De contactgegevens zijn via http://www.antennebureau.nl te raadplegen.
De technische gegevens behorende bij de kennisgeving van ingebruikname zoals bedoeld in artikel 9 dient conform circulair letter CR262 en in elektronische vorm (GE06 ITU Terrasys format) te worden aangeleverd. Een voorbeeld van dit format en CR262 zijn opgenomen op de USB-stick, onderdeel van bijlage II. Indien u tevens het gebruik van uw frequentieruimte wilt (laten) notificeren in het MIFR kunt u dit kenbaar maken.
In artikel 10 wordt de wijze van correspondentie geregeld van vergunninghouders aan Agentschap Telecom. De mogelijkheid bestaat om bijvoorbeeld (een) samenwerkende vergunninghouder(s) of een operator te machtigen om voor de vergunninghouder(s) meldingen te doen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding en looptijd van de vergunning.
Op 3 november is de motie-Van den Berg c.s. aangenomen (Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, vergadernummer 19, item 18).
Zie blz. 18 van de Quick-scan “Noodverlenging commerciële radiovergunningen” van 31 augustus 2020.
Ten behoeve van het vaststellen van een financiële regeling, heeft SEO de verlengingsprijzen doorberekend voor twee of drie jaar verlengen van de commerciële landelijke vergunning. De conceptrapportage is voor definitieve vaststelling daarvan eerst met de landelijke sector besproken.
Wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Telecommunicatiewet en van de Mediawet 2008 (gebruiksbeperking frequentieruimte en digitale radio-omroep) (Stb. 2018, 87).
Destijds luidde de citeertitel van de Tijdelijke regeling nog: Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep. Omdat met de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB+ laag 7 (Stcrt. 2020, 66397) ook een gebruiksbeperking voor DAB-spectrum is toegevoegd aan de Tijdelijke regeling, is de aanduiding “FM-“ in die citeertitel vervallen.
Zo heeft het CBb in de rechtsoverwegingen 6.1.3 van de uitspraak van 21 maart 2007, respectievelijk 9.5.2 van de uitspraak van 4 april 2007 (ECLI:NL:CBB:2007:BA2169) er bijvoorbeeld op gewezen dat landelijke en niet-landelijke commerciële radiozenders niet in een gelijke positie verkeren aangezien door de clausulering die geldt voor de niet-landelijke zenders deze partijen sterk verschillen in hun verdiencapaciteit, met name het vermogen om inkomsten uit reclame te genereren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-38954.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.