35 420 Noodpakket banen en economie

AB BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN FINANCIEN, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIEN, FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 januari 2021

Het kabinetsbesluit van 12 januari jl. om de huidige lockdown te verlengen is noodzakelijk om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Tegelijkertijd brengt dit zorgen met zich mee voor degenen die hard geraakt worden door deze maatregelen. Voor bedrijven en werknemers die nu door de lockdown geraakt worden zijn het ongekend zware tijden. We zien veel ondernemers knokken om op innovatieve, creatieve manieren hun zaak draaiende te houden. Ook het kabinet blijft zich daarom in deze moeilijke fase in de bestrijding van het coronavirus onverminderd inspannen om baanbehoud en bedrijvigheid te ondersteunen. Het kabinet zet zich hier vanaf de start van de crisis voor in door middel van de omvangrijke steun- en herstelpakketten, waaronder de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), de Tegemoetkoming in de Vaste Lasten (TVL) en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Daarbij wordt, samen met de werkgevers- en werknemersorganisaties, steeds de vinger aan de pols gehouden en worden aanpassingen aan het steun- en herstelpakket gedaan waar die nodig zijn.

Met het vooruitzicht van het binnen afzienbare tijd vaccineren van grote delen van de bevolking is er licht aan het einde van de tunnel. Dit levert perspectief op voor heropening en hervatting van normale bedrijfsactiviteiten. Maar op dit moment is de realiteit dat de economische crisis steeds dieper ingrijpt. En dat na een lange periode van onzekerheid waar deze periode waarin het kabinet ingrijpende maatregelen treft veel mensen, en zeker ook ondernemers loodzwaar valt.

Het generieke steun- en herstelpakket ademt mee en leidt daarmee automatisch tot meer steun voor ondernemers die langer dicht moeten. Met het steun- en herstelpakket kunnen we niet alle pijn wegnemen. Het kabinet kijkt daarbij nadrukkelijk ook naar andere partijen in de keten om verantwoordelijkheid te nemen om zo samen in de kern gezonde bedrijven overeind te houden. Tegelijkertijd doet het kabinet met de volgende stevige uitbreidingen van het steun- en herstelpakket een uiterste inspanning om zoveel als mogelijk ondernemers en hun werknemers door de komende periode heen te helpen en hen in staat te stellen bij te dragen aan het economisch herstel.1

Daartoe worden in deze brief een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd. In totaal wordt € 7,6 miljard extra steun beschikbaar gesteld. Het gaat om een aanzienlijk pakket, waarvan voor de TVL € 3,8 miljard extra beschikbaar wordt gesteld. In bijlage I vindt u een tabel met deze aanvullende maatregelen. De geraamde totale corona-uitgaven bedragen voor 2020 en 2021 inmiddels ruim € 61,3 miljard (zie tabel 1 hieronder).

Het kabinet ondersteunt ondernemers met deze aanvullende maatregelen niet alleen ruimhartiger, maar geeft hen ook de zekerheid dat een groot deel van deze steun ook voor het tweede kwartaal van 2021 geldt. Daartoe kondigt het kabinet met deze brief aan het generieke steunpakket voort te zetten naar het tweede kwartaal van 2021, met inbegrip van vrijwel alle van de in deze brief aangekondigde verruimingen. Bij dit alles blijft gelden dat economische en maatschappelijke schade het best beperkt wordt door ons allen aan de maatregelen te houden om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan.

Het steun- en herstelpakket tot nu toe

Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om de crisis te bestrijden en banen en bedrijvigheid zo veel als mogelijk te behouden. Dit heeft sinds het voorjaar van 2020 geleid tot een omvangrijk pakket aan (steun)maatregelen. Ondernemers kunnen met de NOW een groot deel van hun loonkosten vergoed krijgen als ze ten minste 20% omzet verliezen. Verder kunnen mkb'ers een beroep doen op de TVL bij meer dan 30% omzetverlies. Zelfstandigen kunnen aanspraak maken op de Tozo, die voorziet in een aanvullende uitkering voor levensonderhoud als het inkomen door de coronacrisis tot onder het sociaal minimum daalt, en in een lening voor bedrijfskapitaal om liquiditeitsproblemen als gevolg van de coronacrisis op te vangen. Via de gemeenten kan binnenkort aan huishoudens middels de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) extra hulp worden geboden bij het betalen van onvermijdelijke en noodzakelijke kosten wanneer zij deze door een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in hun inkomen in verband met de coronamaatregelen niet langer kunnen dragen. Dat geldt bijvoorbeeld voor werknemers die hun baan verliezen en geen recht hebben op een uitkering, maar ook voor zelfstandigen die vanwege de coronamaatregelen hun opdrachten zien verdwijnen. Daarnaast blijft het kabinet zich inzetten voor mensen die werkloos (dreigen te) raken, bijvoorbeeld met het crisispakket NL leert door. Over de stand van zaken daarvan is de Tweede Kamer recent geïnformeerd.2 Daarnaast is er een pakket van € 1,4 miljard voor aanvullend flankerend beleid, waaronder middelen voor scholing.

Het kabinet biedt ondernemers uitstel voor belastingen en heeft een ruimhartige terugbetalingsregeling in het leven geroepen. Om bedrijven toegang tot liquiditeit te verschaffen zijn diverse leningen en garanties beschikbaar gesteld, zoals de Corona Overbruggingslening (COL-faciliteit), de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) die het makkelijker maken voor ondernemers om geld te lenen. Naast deze generieke steunmaatregelen is aanvullende, specifieke steun verleend, voor onder andere de sport- en de cultuursector.

Tabel 1: Budgettaire gevolgen coronamaatregelen

In miljoenen euro

2020

2021

Totaal

I. Uitgaven (EMU-relevant)

     

NOW1

13.563

9.904

23.467

TOZO

2.865

721

3.586

TVL/TOGS1

2.114

5.792

7.906

Zorg

5.960

5.369

11.329

Onderwijs

343

591

934

Gemeenten

856

622

1.478

Cultuur

340

258

598

Openbaar vervoer

821

500

1.321

Reserveringen AP

 

2.297

2.297

Overig

2.368

3.521

5.889

Subtotaal I

29.230

29.576

58.805

       

II. Fiscale maatregelen

     

Fiscale coronareserve

3.000

– 3.000

Gebruikelijk loon

978

565

1.543

Overig

441

480

921

Subtotaal II

4.419

– 1.955

2.464

       

Subtotaal uitgaven EMU-relevant (I+II)

33.649

27.621

61.269

       

III. Niet EMU-relevant

     

Leningen en garanties

2.272

557

2.829

Belastinguitstel

12.600

– 2.200

10.400

Subtotaal III

14.872

– 1.643

13.229

       

Totaal (I+II+III)

48.521

25.978

74.499

X Noot
1

dit is exclusief gedragseffecten.

Omzetverlies als gevolg van de verlengde lockdown leidt automatisch tot een hogere aanspraak op ondersteuning uit het generieke steun- en herstelpakket, dat dan ook mee-ademt met de economische omstandigheden. Ondernemers die verplicht zijn om hun zaak langer dicht te houden kunnen hierdoor meer aanspraak op steun maken. Dit pakket is op 9 december jl. uitgebreid, onder meer via een aanpassing in de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).3 Hierbij is gekozen het subsidiepercentage te laten groeien naarmate bedrijven meer omzetverlies leiden. Ook is er in december voor gekozen om de vergoedingspercentages voor de NOW in het eerste kwartaal van 2021 niet af te bouwen. Daarbovenop zijn op 18 december jl.4 een aantal aanvullingen op het steun- en herstelpakket aangekondigd, waaronder het beschikbaar stellen van een voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel en horeca. De gesloten detailhandel en horeca kunnen door de verplichte sluiting de (in sommige gevallen niet houdbare) voorraden niet meer verkopen, of deze zullen bij heropening in waarde gedaald zijn. De voorraadsubsidie komt ondernemers in de horeca en detailhandel hierin tegemoet.

Het steun- en herstelpakket is generiek van aard om zoveel mogelijk ondernemers zo snel mogelijk te kunnen helpen. Het kabinet is zich ervan bewust dat de regelingen daarom niet altijd volledig recht doen aan de situatie van alle bedrijven. Zo verschillen bedrijven onderling in hun kostenstructuur en de mate waarin ze in staat zijn hun bedrijfsvoering aan te passen. Met dit pakket probeert het kabinet zoveel als mogelijk te voorkomen dat de mate waarin ondernemers steun ontvangen geen recht doet aan hun situatie. Hoewel we er van overtuigd zijn dat het geld terechtkomt bij de ondernemers die het echt nodig hebben, bestaat hierdoor ook de kans dat een deel van de steun terechtkomt bij ondernemers die deze steun niet of in beperktere mate nodig hebben.

Ook zijn er veel werkende ouders die niet (volledig) kunnen werken vanwege de zorg voor thuiszittende kinderen. Het kabinet erkent de ernst van de problematiek en blijft kijken naar mogelijkheden om werkende ouders en hun werkgevers hierin tegemoet te komen. Er is echter geen oplossing gevonden die uitvoerbaar of voldoende gericht is. Gerichte compensatie is complex en daarmee niet uitvoerbaar. Generieke compensatie doet geen recht aan de daadwerkelijke situatie van werkgevers en ouders en kost veel voor een relatief klein effect. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat via de maatregelen uit het steun- en herstelpakket – inclusief de aanvullingen daarop in deze brief – op velerlei manieren ondersteuning terechtkomt bij werkgevers en werknemers. Het kabinet blijft over deze problematiek in gesprek met sociale partners.

Gegeven de verlenging van deze lockdown, maar ook indachtig het perspectief op hervatting van economische activiteiten door vaccinatie, heeft het kabinet besloten om toegang tot steun te verbreden en de steun te verruimen. In het vervolg van deze brief wordt eerst ingegaan op aanpassingen van het huidige steunpakket in het eerste kwartaal van 2021. Vervolgens laat het kabinet zien hoe zij de steun in het tweede kwartaal van 2021 wil vormgeven. Ten slotte informeert het kabinet uw Kamer met deze brief over aanvullende maatregelen, waaronder maatregelen op het terrein van cultuur, land- en tuinbouw, onderwijs, sport en Caribisch Nederland.

Aanpassingen eerste kwartaal 2021

Het kabinet breidt het steun- en herstelpakket flink uit door toegang tot regelingen te verruimen. Hierbij valt te denken aan middelgrote ondernemingen, die te groot waren om aanspraak te maken op de TVL. Het kabinet ziet dat er meerdere groepen zijn die vanwege de langlopende crisis en huidige lockdown in de knel komen. Naast de uitbreiding van de doelgroep worden daarom ook de vergoedingspercentages voor de TVL verhoogd. Op die manier hoopt het kabinet zoveel mogelijk ondernemers door de komende periode heen te helpen. Het kabinet heeft daarnaast besloten dat de tegemoetkoming van de eigen bijdrage voor kinderopvang blijft doorlopen, zolang de kinderopvang gesloten is.5 Voor het eerste en het tweede kwartaal van 2021 wordt de TVL en de NOW verruimd, om daarmee enerzijds getroffen ondernemingen meer aanspraak te laten maken op steun uit de TVL, en anderzijds de toegang tot de TVL te verbreden, zodat ook (middel)grote ondernemingen hier aanspraak op kunnen maken. Daartoe worden vergoedingspercentages in de TVL verhoogd, wordt de verplicht gesloten detailhandel verder ondersteund voor verliezen die op de voorraad worden geleden, wordt de werknemersgrens in de TVL losgelaten en wordt de maximale TVL-vergoeding verhoogd. Ook kleine bedrijven kunnen met gerichte aanpassingen in de TVL-regeling meer aanspraak maken op steun voor hun vaste lasten. Kleine bedrijven worden in de TVL in het eerste kwartaal van 2021 nader tegemoet gekomen, door de minimumsubsidie uit de TVL te verhogen. Daarnaast is het een wens van het kabinet om meer kleinere ondernemers toegang te geven tot de TVL.

Verder kondigt het kabinet met deze brief nadere ondersteuning voor startende ondernemingen en de evenementensector aan, en zal het zelfstandig ondernemers in staat stellen om met terugwerkende kracht Tozo aan te vragen vanaf januari 2021. Deze maatregel gaat in op 1 februari 2021, waardoor het zelfstandig ondernemers bijvoorbeeld over januari 2021 ook nog Tozo aan kunnen vragen. Verder worden ook meerdere fiscale maatregelen verlengd.

Ook in 2021 zal voor de TVL gewerkt worden met 2019 als referentie voor het vaststellen van het omzetverlies van ondernemers. De reden hiervoor is dat ondernemers al vroeg in 2020 hun omzet hebben zien teruglopen als gevolg van de coronacrisis. Door voor de eerste twee kwartalen van 2021 te kiezen voor de referentieperiode kwartaal 1 en 2 van 2019, proberen we te voorkomen dat ondernemers ten onrechte subsidie mislopen.

Bij al deze aanpassingen in het steun- en herstelpakket past een kanttekening. Er is veel begrip voor de grote urgentie van deze aanpassingen voor veel bedrijven. Tegelijk wordt veel gevraagd van de uitvoeringsorganisaties. Ook met de onderstaande en bestaande maatregelen wordt een stevig extra beroep op deze organisaties gedaan, en wordt een aantal maatregelen ingevoerd die uitvoeringstechnisch complex zijn. Dit betekent ook dat de invoering van een aantal maatregelen soms onvermijdelijk langere tijd in beslag zal nemen. Het kabinet spant zich tot het uiterste in deze tijd te beperken en de noodzaak van deze maatregelen maakt dat het kabinet ze ondanks deze complexiteit en extra druk op de uitvoering toch zal implementeren. Dit is in goed overleg met uitvoeringsorganisaties gegaan, en het kabinet is zeer dankbaar voor de grote inzet die door betrokken organisaties, medeoverheden, uitvoeringsorganisaties zoals de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en hun betrokken medewerkers wordt geleverd.

Verhoging subsidiepercentages TVL

Ondernemers, in onder meer de horeca en detailhandel, kennen bij de verlenging van de lockdown steeds beperktere mogelijkheden hun resterende vaste lasten te dragen en teren daarmee in op reeds sterk geslonken buffers. Om deze ondernemers tijdens de verlengde lockdown te ondersteunen, verhoogt het kabinet de vergoedingspercentages van de vaste lasten naar 85% voor alle ondernemers met een omzetverlies vanaf 30%. Het vergoedingspercentage loopt daarmee niet langer op van 50% (bij 30% omzetverlies) naar 70% (bij 100% omzetverlies).6 De verwachte kosten hiervan zijn € 1.400 miljoen voor het eerste en tweede kwartaal van 2021.

Door deze verhoging van de subsidiepercentages ontvangen ondernemers wiens omzet meer dan 30% is teruggevallen een tegemoetkoming van 85% van de vaste lasten. Via de NOW ontvangen deze ondernemers tevens een tegemoetkoming oplopend tot 85% van de loonkosten bij volledig omzetverlies. Voor ondernemers blijft het vanwege het forfaitaire karakter van de TVL lonen hun vaste lasten in deze periode te beperken. De daadwerkelijke vaste lasten zijn namelijk niet van invloed op de hoogte van de subsidie. In dat geval zal deze tegemoetkoming het totaal aan doorlopende vaste lasten kunnen benaderen. Het kabinet kijkt daarbij nadrukkelijk ook naar andere partijen in de keten om verantwoordelijkheid te nemen om zo samen in de kern gezonde bedrijven overeind te houden. Daarbij hoopt het kabinet dat ondernemers blijven kijken naar wat er nog wel mogelijk is om omzet te draaien, bijvoorbeeld via online-verkoop of bezorgen. Daarvan ziet het kabinet veel goede voorbeelden. Ook met deze uitbreiding van het steunpakket moet deze vindingrijkheid en creativiteit gestimuleerd worden, waarbij het voor ondernemers moet blijven lonen om te ondernemen en omzet te maken.

Openstellen TVL voor bedrijven met meer dan 250 werknemers

Naast een generieke verhoging van de vergoedingspercentages heeft het kabinet besloten de regeling ook open te stellen voor niet-mkb bedrijven door de grens van maximaal 250 medewerkers los te laten. Dit kost naar verwachting € 600 miljoen voor het eerste en tweede kwartaal van 2021. Tot nu toe was de regeling gericht op het mkb, omdat grotere bedrijven doorgaans beter in staat zijn zelf financiering te regelen en over het algemeen een sterkere onderhandelingspositie hebben in de keten om hun doorlopende vaste lasten te beperken. Echter, gegeven de aanhoudende maatregelen blijkt dat ook veel middelgrote bedrijven, zoals kleinere winkel- en horecaketens, op hun buffers moeten interen. Mede daardoor is de toegang tot voldoende marktfinanciering voor een deel van deze bedrijven ontoereikend, ondanks de beschikbare garantieregelingen. Daarom maakt het kabinet ook voor deze groep de TVL toegankelijk.

Verhogen maximaal subsidiebedrag TVL

Het verhogen van de vergoedingspercentages en het beschikbaar stellen van de TVL voor niet-mkb bedrijven leidt ertoe dat meer bedrijven eerder aan de maximale vergoeding van € 90.000 komen. Om de steun voor zowel grotere, kapitaalintensieve, bedrijven als zwaarder getroffen bedrijven beter aan te laten sluiten bij hun situatie wordt het maximale subsidiebedrag voor een onderneming per kwartaal verhoogd van € 90.000 naar € 330.000 per het eerste kwartaal van 2021. Voor de bedrijven met meer dan 250 medewerkers, die vanaf het eerste kwartaal toegang krijgen tot de TVL wordt het maximum subsidiebedrag vastgesteld op € 400.000. In totaal komt dit neer op circa € 560 miljoen aan extra steun.

TVL

Oude situatie

Nieuwe situatie

Tijdvakken

Januari t/m maart

Januari t/m maart

Doelgroep

Mkb

Alle bedrijven

Minimaal omzetverlies

30%

30%

Subsidiepercentage

50–70%

85%

Maximum bedrag

€ 90.000

€ 330.0001

Minimumsubsidie

€ 750

€ 1.500

Voorraadsubsidie Gesloten Detailhandel

Nee

Ja

X Noot
1

Voor niet-mkb bedrijven is het maximum bedrag € 400.000.

Verhoging vergoedingspercentage NOW

Het kabinet heeft met sociale partners afgesproken dat de vergoeding van de NOW wordt verhoogd van 80% naar 85%. Met deze verhoging komen we bedrijven extra tegemoet in de loonkosten als hun omzet daalt als gevolg van het hele pakket aan corona-maatregelen. Vanaf 15 februari kan de NOW worden aangevraagd voor de maanden januari, februari en maart. Na de indiening van de aanvraag, ontvangt de werkgever normaliter binnen een aantal dagen een voorschot, mits wordt voldaan aan de voorwaarden. Om de verhoging van de vergoeding mee te kunnen nemen in de voorschotten, is het mogelijk dat de eerste uitbetalingen een aantal dagen later worden overgemaakt dan werkgevers gewend zijn van eerdere NOW- uitbetalingen. De meerkosten van het verhogen van het vergoedingspercentage in het eerste kwartaal van 2021 bedragen € 200 miljoen.

Verlengen voorraadsubsidie gesloten detailhandel

Doordat de verplichte sluiting van een groot deel van de detailhandel langer voortduurt heeft het kabinet besloten de voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel te verlengen naar het eerste kwartaal van 2021. De langere sluiting heeft ook tot gevolg dat de resterende wintercollectie voor een veel groter deel moet worden afgeschreven. Waar eerder nog de inschatting was dat er vooral een uitstel van aankopen zou zijn, zal de verlengde sluiting meer afstel of verkopen via webwinkels tot gevolg hebben. De subsidie zal in het eerste kwartaal van 2021 neerkomen op een opslag van 21% op het vastelastenpercentage in de TVL (voorheen 5,6%).7 De voorraadvergoeding ademt, net als de TVL, mee met het omzetverlies. In deze vergoeding is ook rekening gehouden met het feit dat deze verlengde lockdown ook een extra negatieve impact heeft op de verkoopbaarheid van de decembervoorraad.

Doordat de eis van het maximaal aantal werknemers voor toegang tot de TVL wordt losgelaten, zullen ook de grotere winkels en de kleinere winkelketens aanspraak kunnen maken op de voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel. Franchise-ondernemers van winkelketens met een aparte Kamer van Koophandel-inschrijving konden reeds aanspraak op de TVL maken, en hebben daarmee ook toegang tot de voorraadsubsidie gesloten detailhandel.

Voor het ontvangen van de voorraadsubsidie gesloten detailhandel hoeven in aanmerking komende ondernemers geen aparte aanvraag in te dienen. Dit loopt automatisch mee in de nog in te dienen aanvraag voor de TVL in het eerste kwartaal van 2021. De opslag kent een eigen maximumvergoeding van € 200.000 en valt buiten de hierboven aangekondigde verhoogde maximumvergoeding van € 330.000. De verwachte kosten van deze subsidie in het eerste kwartaal 2021 zijn € 160 miljoen.

Kleine bedrijven

Naast aanvullende steun voor middelgrote ondernemingen wordt binnen de TVL ook de steun voor kleinere ondernemingen verruimd. Voor kleine ondernemers, denk aan contactberoepen die thans door sluiting getroffen zijn, zijn deze vaste lasten, zoals huur, vaak een grote kostenpost en wordt daarmee een groter beslag gelegd op hun (privé)buffers. Het kabinet heeft daarom besloten om ook het minimum subsidiebedrag te verdubbelen van € 750 naar € 1.500 per ondernemer vanaf het eerste kwartaal van 2021. De verwachte kosten van deze aanpassing zijn in totaal € 20 miljoen.

Daarnaast komen kleine ondernemers soms niet in aanmerking voor de TVL omdat hun vaste lasten te laag zijn. De TVL kent een vereiste dat een ondernemer minimaal € 3.000 aan vaste lasten in een kwartaal moet hebben. Het kabinet verkent of die drempel verlaagd kan worden. Een verlaging van deze drempel werkt echter door op andere elementen uit de TVL. Dit kan betekenen dat er ook een groep ondernemers juist op achteruit gaat. Daarom onderzoekt het kabinet of het zo kan worden ingericht om dat laatste te voorkomen, voordat een dergelijke maatregel doorgevoerd zou kunnen worden.

Starters

In de Kamerbrief van 9 december jl.8 is aangegeven dat het kabinet opties zal verkennen om het (buffer)vermogen van startende bedrijven te versterken, evenals extra Corona-overbruggingskredieten voor ondernemers in getroffen sectoren beschikbaar te stellen. Het kabinet heeft hiervoor € 70 miljoen beschikbaar gesteld (€ 50 miljoen via COL-faciliteit en € 20 miljoen via Qredits). Daarnaast is de motie van het lid Dijkhoff c.s. van 10 december jl.9 over zo goed als renteloze leningen met coulante terugbetaaltermijnen aangenomen.In verband met deze motie en de lockdown is besloten om het totale bedrag van € 70 miljoen via Qredits te verstrekken. Dit krediet is voor startende (in het eerste en tweede kwartaal van 2020) en bestaande ondernemers in getroffen sectoren vanaf het tweede kwartaal van 2021 beschikbaar. Immers, ondernemers die gestart zijn na 1 januari 2020 kunnen niet of nauwelijks aanspraak maken op onderdelen van het generieke steunpakket, omdat zij geen of nauwelijks referentieomzet hebben. Deze groep starters kan middels deze Corona-overbruggingskredieten dan lenen tegen soepele leenvoorwaarden (1,75% rente voor 4 tot max. 6 jaar) tot een maximumbedrag van € 35.000. Ondernemers die gestart zijn vóór 1 januari 2020 hebben wel een referentieomzet, en kunnen aanspraak maken op meer onderdelen uit het generieke steunpakket. Zij kunnen gebruik maken van de huidige Corona-overbruggingskredieten met een lening van max. 5 jaar tegen 2% in het eerste jaar en daarna 5,75% rente, met een maximumbedrag van € 25.000. Met de Corona-overbruggingskredieten zullen naar verwachting circa 3.600 startende en bestaande ondernemers geholpen kunnen worden. Voor dit voorstel moet, gelet op het staatssteunelement, goedkeuring worden verkregen van de Europese Commissie.

Het kabinet erkent dat ook starters hard getroffen zijn door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken, evenals de Tweede Kamer, die hier op meerdere momenten aandacht voor heeft gevraagd.10 Het kabinet werkt al langer aan een oplossing voor deze groep.11 Dit is niet eenvoudig, aangezien er in beginsel geen of onvoldoende referentieomzet is voor deze ondernemers en er dus ook geen omzetverlies kan worden vastgesteld. Er is een aantal juridische obstakels die een oplossing binnen het bestaande steunpakket buitengewoon complex maken. Het enige werkbare alternatief wat dit kabinet reëel acht betreft een aparte regeling voor starters. Hierbij geldt dat een aparte regeling een erg complexe route is, waarbij de druk op de uitvoering wederom toeneemt. Mede hierdoor zal de regeling helaas ook een lange doorlooptijd kennen. Echter, de nood voor deze groep ondernemers is zo hoog, dat het kabinet daarom toch kiest voor het implementeren van een nieuwe regeling voor starters.

Er is gekozen voor een aparte regeling die zo veel mogelijk is gebaseerd op de TVL. De regeling zal gelden voor starters gestart tussen 1 januari en 30 juni 2020. De precieze parameters zullen nader vastgesteld worden. De referentieperiode voor deze bedrijven zal het derde kwartaal van 2020 zijn en de regeling geldt voor zowel het eerste als het tweede kwartaal van 2021. Starters gestart tussen 1 januari en 15 maart komen ook voor de reguliere TVL in aanmerking. Dit acht het kabinet verdedigbaar, aangezien een flink deel van deze starters in de TVL1 en het vierde kwartaal van de TVL slechts beperkt of helemaal geen subsidie ontvangen als gevolg van de referentiesystematiek. Zij hebben bijvoorbeeld in de aanloopfase van hun bedrijf nog niet direct een volwaardige omzet kunnen draaien vanwege een verbouwing of het wachten op een vergunning. Om deze overlap te beperken is het kabinet voornemens starters tussen 1 januari en 15 maart 2020 in het tweede kwartaal enkel voor deze startersregeling in aanmerking te laten komen. Het kabinet hoopt het loket in april/mei van dit jaar te kunnen openen. Eerder is gelet op de hoge uitvoeringsdruk bij RVO.nl niet haalbaar, waarbij het kabinet nogmaals benadrukt dat RVO.nl hier tegen de uitvoeringstechnische grenzen aanloopt. De verwachting is dat de regeling per kwartaal tussen de € 55 miljoen en € 70 miljoen zal kosten.

Rekenvoorbeelden

Hotel met restaurant

  • Een hotel met een omzet van € 800.000 per kwartaal, een loonsom van € 154.85012 per kwartaal en € 320.00013 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q1 2021 voor dat kwartaal in totaal € 157.450 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 108.800 TVL + € 48.650 NOW). Zonder de herijking zou dit € 122.350 zijn (€ 67.650 TVL + € 54.700 NOW).

  • Bij een omzetverlies van 100% in Q1 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal in totaal € 393.650 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 272.000 TVL + € 121.650 NOW). Zonder de herijking zou dit € 348.850 zijn (€ 224.000 TVL + € 124.850 NOW).

Kledingzaak

  • Een doorsnee kledingzaak met een omzet van € 200.000 per kwartaal, een loonsom van € 25.00014 per kwartaal en € 30.00015 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q1 2021 voor dat kwartaal in totaal € 32.750 aan subsidie vanuit de TVL, NOW en de subsidie voorraadkosten (€ 10.200 TVL + € 8.250 NOW + € 14.300 subsidie voorraadkosten). Zonder de herijking zou dit € 16.650 zijn (€ 6.350 TVL + € 10.300 NOW).

  • Bij een omzetverlies van 100% in Q1 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal in totaal € 81.850 aan subsidie vanuit de TVL, NOW en de subsidie voorraadkosten (€ 25.500 TVL + € 20.650 NOW + € 35.700 subsidie voorraadkosten). Zonder de herijking zou dit € 46.050 zijn (€ 21.000 TVL + € 25.050 NOW).

Kapperszaak

  • Een kleine kapperszaak met een omzet van € 15.000 per kwartaal, een loonsom van € 2.75016 per kwartaal en € 3.45017 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q1 2021 voor dat kwartaal in totaal € 2.500 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 1.500 TVL + € 1.000 NOW). Zonder de herijking zou dit € 1.850 zijn (€ 750 TVL + € 1.100 NOW).

  • Bij een omzetverlies van 100% in Q1 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal in totaal € 5.550 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 2.950 TVL + € 2.600 NOW). Zonder de herijking zou dit € 5.000 zijn (€ 2.400 TVL + € 2.600 NOW).

Filmhuis

  • Een filmhuis met een omzet van € 174.000 per kwartaal, een loonsom van € 18.60018 per kwartaal en € 125.30019 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q1 2021 voor dat kwartaal in totaal € 46.050 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 42.600 TVL + € 3.450 NOW). Zonder de herijking zou dit € 31.650 zijn (€ 26.500 TVL + € 5.150 NOW).

  • Bij een omzetverlies van 100% in Q1 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal in totaal € 115.100 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 106.500 TVL + € 8.600 NOW). Zonder de herijking zou dit € 98.050 zijn (€ 87.700 TVL + € 10.350 NOW).

Uitstel van betaling belastingschulden

Het tijdelijk versoepelde uitstelbeleid voor belastingen ondersteunt ondernemers die door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen. Vanaf het moment dat de ondernemer zich meldt voor deze regeling krijgt hij uitstel van betaling gedurende drie maanden.20 Ondernemers kunnen op verzoek langer dan drie maanden uitstel van betaling krijgen als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moeten zij in ieder geval aannemelijk maken dat de betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.

Het kabinet verlengt het uitstel van betaling tot 1 juli 2021. Dit betekent dat ondernemers tot uiterlijk 1 juli 2021 uitstel van betaling, of een verlenging van een reeds verleend uitstel kunnen aanvragen. Voor ondernemers die na 1 april 2021 voor de eerste keer een aanvraag doen betekent dit dat zij tot 1 juli 2021 hun nieuw opkomende betalingsverplichtingen, zoals de periodieke afdracht van omzetbelasting en loonheffingen, niet hoeven te voldoen. Voor ondernemers die al eerder een aanvraag voor drie maanden hadden ingediend betekent dit dat zij alsnog om verlenging van het uitstel tot 1 juli 2021 kunnen vragen. Het is belangrijk dat ondernemers die ná deze drie maanden uitstel niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, zélf om verlenging vragen. Doen zij dit niet, dan lopen zij het risico om uitgesloten te worden voor de betalingsregeling waarin zij hun schuld in 36 maanden kunnen aflossen. De Belastingdienst zet de komende maanden gerichte communicatie in om ondernemers op dit risico te wijzen. Voor ondernemers die eerder dit jaar al verlenging hadden gekregen, geldt het uitstel nu automatisch tot 1 juli 2021. Voor al deze ondernemers geldt dus dat nieuw opkomende verplichtingen pas vanaf 1 juli 2021 hoeven te worden hervat.

De verlenging van het uitstelbeleid leidt er naar verwachting toe dat voor € 2,5 miljard additioneel aan belastingschulden door ondernemers wordt uitgesteld, dat grotendeels in latere jaren zal worden terugbetaald. Voor een deel geldt dat niet: de verlenging van het uitstelbeleid tot 1 juli 2021 leidt naar verwachting tot € 150 miljoen aan derving van belastinginkomsten.

Daarnaast verschuift het kabinet de datum waarop ondernemers moeten starten met terugbetalen van hun opgebouwde schuld van 1 juli 2021 naar 1 oktober 2021. De schuld moet vanaf 1 oktober binnen 36 maanden worden terugbetaald.

Het verschuiven van de datum waarop ondernemers moeten starten met terugbetalen van hun opgebouwde schuld naar 1 oktober 2021 leidt naar verwachting tot € 1 miljard minder belastinginkomsten in 2021. Dit is een kasschuif naar latere jaren. Naar verwachting leidt de verschuiving van de datum tot € 50 miljoen aan derving van belastinginkomsten.

Gebruikelijk loon directeuren-grootaandeelhouders

Aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) ondernemen via een vennootschap (bijvoorbeeld een bv) waar zij zelf vaak ook arbeid voor verrichten. Zij dienen in dat geval ten minste belasting te betalen over een wettelijk vastgelegde passende arbeidsbeloning, het zogenoemde gebruikelijk loon. Ook als de onderneming minder of geen omzet behaalt, moet de ab-houder daarover belasting betalen. Dit kan knellen gelet op het grote verlies aan omzet in sommige sectoren vanwege de coronacrisis. Voor het jaar 2020 heeft het kabinet daarom toegestaan dat ab-houders die te maken krijgen met een omzetdaling van een lager gebruikelijk loon mogen uitgaan, evenredig met de omzetdaling. Daarbij werden de eerste vier maanden van 2020 vergeleken met de eerste vier maanden van 2019.

Gezien de aanhoudende gevolgen van het coronavirus zal het kabinet ook voor 2021 toestaan dat ab-houders die te maken krijgen met een omzetdaling van een lager gebruikelijk loon mogen uitgaan. Ten opzichte van de maatregel voor 2020 zal de maatregel voor 2021 op de volgende twee punten worden aangepast:

  • 1. In de regeling voor 2021 zal de omzet over heel het jaar 2021 worden vergeleken met de omzet over heel het jaar 2019. Hiermee beweegt de maatregel mee met de omzetontwikkeling van ondernemers gedurende heel 2021 waardoor de maatregel doelmatig is.

  • 2. Er wordt een toegangsdrempel ingevoerd voor een minimum omvang van omzetverlies zoals gebruikelijk bij andere coronasteunmaatregelen, zoals de TVL. De regeling voor 2021 staat open voor vennootschappen die in 2021 ten opzichte van 2019 ten minste 30% omzetverlies hebben geleden.

De overige voorwaarden die aan de goedkeuring worden verbonden zullen vergelijkbaar zijn met de regeling 2020.21

Urencriterium

Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming.

Het feit dat ondernemers puur door de gevolgen van het coronavirus bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, acht het kabinet onwenselijk en onrechtvaardig. Voor het jaar 2020 heeft het kabinet daarom een versoepeling van het urencriterium toegepast. Gezien de aanhoudende gevolgen van het coronavirus zal het kabinet ook voor 2021 het urencriterium versoepelen. De versoepeling houdt in dat ondernemers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 geacht worden ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed (en ten minste 16 uren per week voor de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid).

De groep ondernemers die normaliter niet aan het urencriterium zou voldoen, maar door de maatregel wel, zorgt voor een budgettaire derving van € 51 miljoen. Voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten, is de versoepeling niet effectief als de piek van hun werkzaamheden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 valt. Voor deze ondernemers zal het kabinet net als in 2020 een aanvullende regeling treffen. Zij worden geacht het aantal uren te hebben besteed in deze periode zoals zij dat ook in andere jaren plegen te doen. De ondernemer kan met behulp van de administratie van 2019 achterhalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 januari tot en met 30 juni en zo ook beoordelen of hij in 2021 aan het urencriterium voldoet.

Reiskostenvergoeding, werkkostenregeling en thuiswerken

In de brief van 18 december 202022 heeft het kabinet aangekondigd dat de maatregel over de onbelaste vaste reiskostenvergoeding verlengd wordt tot 1 februari 2021 en dat het kabinet in januari 2021 terugkomt op de situatie vanaf 1 februari 2021. Het kabinet verlengt deze maatregel tot 1 april 2021.

Dit betekent dat tot 1 april 2021 de bestaande vaste reiskostenvergoedingen door de werkgever nog onbelast kunnen worden vergoed ook al worden deze reiskosten als gevolg van het thuiswerken niet meer (volledig) gemaakt. Voorwaarde is dat het vaste vergoedingen betreft die al voor 13 maart 2020 door de werkgever werden toegekend.

De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt ook in 2021 verruimd. Via de vrije ruimte van de werkkostenregeling kunnen werkgevers vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers geven zonder dat deze belast worden. Werkgevers kunnen zelf bepalen waaraan en óf zij de vrije ruimte willen besteden. Sommige werkgevers gebruiken de vrije ruimte momenteel om onbelaste thuiswerkkostenvergoedingen te verstrekken, naast de mogelijkheden die er al zijn. Voor het jaar 2020 heeft het kabinet de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever tijdelijk verhoogd naar 3%. Ook voor het jaar 2021 zal het kabinet de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever tijdelijk verhogen van 1,7% naar 3%.

Op dit moment is het al mogelijk om onder voorwaarden bepaalde thuiswerkgerelateerde kosten onbelast te vergoeden, bijvoorbeeld arbovoorzieningen en ICT-middelen. Bij arbovoorzieningen kan gedacht worden aan het faciliteren van een ergonomisch verantwoorde werkplek zoals een bureaustoel. Onder een ICT-middel valt bijvoorbeeld een noodzakelijke laptop. Ook de vrije ruimte kan worden gebruikt om andere thuiswerkkosten onbelast te vergoeden.

Het is heel goed mogelijk dat thuiswerken in de toekomst, nu we er noodgedwongen meer ervaring mee hebben opgedaan, veel meer dan voorheen gemeengoed zal worden. Daarom onderzoekt het kabinet in samenspraak met maatschappelijke organisaties en sociale partners de mogelijkheden van een aanvullende regeling waarbinnen het voor de werkgever mogelijk wordt om onbelast ook andere thuiswerkkosten te vergoeden. Daarbij wordt ook gekeken naar de huidige regelingen voor reiskostenvergoedingen in den brede. Een structurele maatregel die ook na de coronacrisis doorwerkt zou ook uitvoerbaar moeten zijn en ook budgettair structureel gedekt moeten worden in het lastenkader.

Sanering

Door de coronacrisis verkeren veel in de kern gezonde bedrijven in een extreme overmachtssituatie. Ondanks de ruimhartige betalingsregeling van 36 maanden voor de opgebouwde belastingschuld, zal niet elke door de coronacrisis getroffen ondernemer zijn (belasting)schulden volledig kunnen aflossen. Het kabinet spant zich daarom in om als onderdeel van het time-out arrangement (TOA) samen met andere schuldeisers, intermediairs en schuldhulpverleners richtlijnen voor een soepelere en efficiëntere behandeling saneringsverzoeken van ondernemers te ontwikkelen.

In samenhang daarmee zal de Belastingdienst aangehouden en vanaf nu binnenkomende saneringsverzoeken binnen de bestaande wettelijke kaders met een welwillende blik beoordelen. Uitgangspunt bij de beoordeling van een verzoek is dat wordt gewogen of de ruime terugbetalingsregeling van 36 maanden niet al voldoende ruimte biedt. De Belastingdienst zal de verzoeken vervolgens met een welwillende blik bekijken. Dat betekent dat de Belastingdienst bij twijfel een verzoek zal toekennen. De Belastingdienst zal daarnaast de levensvatbaarheid van het bedrijf aannemen als deskundige derden, zoals banken en accountants, daarover al positief hebben geoordeeld. Aanvullend zal de omstandigheid dat de ondernemer financiële middelen de afgelopen periode niet heeft gebruikt voor het voldoen van belastingschulden geen reden meer zijn voor afwijzing van het verzoek, behalve in gevallen van kennelijk misbruik. Hierbij geldt als gebruikelijk dat wij ondernemers wel vragen alle benodigde informatie te verstrekken. Tenslotte zullen gevallen waarin sanering wenselijk is, mede gelet op de levensvatbaarheid van het bedrijf, maar het beleid ondanks de hiervoor geschetste soepele toepassing knelt, centraal binnen de Belastingdienst worden beoordeeld. Voor individuele situaties biedt maatwerk dan mogelijk uitkomst. De centrale beoordeling heeft dus een tweeledig doel; enerzijds het voorkomen van schrijnende situaties als gevolg van beperkte beleidsruimte en anderzijds zicht krijgen op die situaties. Dit zal ook worden gebruikt bij de ontwikkeling van de richtlijnen voor een gezamenlijke tijdelijke versoepeling en uniformering van de saneringsvoorwaarden met belangrijke schuldeisers, die naar verwachting in het tweede kwartaal worden gerealiseerd Op verzoek van de ondernemer kan de behandeling van het saneringsverzoek aangehouden worden in afwachting van deze gezamenlijke richtlijnen.

Overige fiscale maatregelen

Naast de eerder in deze brief genoemde fiscale maatregelen, is er een aantal overige fiscale maatregelen die aflopen per 31 maart 2021. Het kabinet verlengt deze fiscale maatregelen tot en met 30 juni 2021. Het gaat daarbij om het uitstel van administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen, het akkoord met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers23, de vrijstelling voor een aantal Duitse netto-uitkeringen, het btw-nultarief op mondkapjes, het btw-nultarief op de uitleen van zorgpersoneel, het btw-nultarief op COVID-19-vaccins en testkits en het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters als zij van hun hypotheekverstrekker een hypotheekbetaalpauze krijgen. Het tijdelijk verlaagde btw-tarief op de sportlessen die sportscholen online aanbieden loopt door totdat de verplichte sluiting van sportscholen wordt opgeheven.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

Tijdens Tozo 1 en Tozo 2 konden ondernemers de Tozo-uitkering aanvragen met terugwerkende kracht over de volledige looptijd van de regeling. In de Tozo 3 is de periode waarover met terugwerkende kracht kon worden aangevraagd beperkt. Tozo 3 kende sinds december 2020 de mogelijkheid tot het aanvragen van de uitkering levensonderhoud met terugwerkende kracht binnen de aanvraagmaand. Het kabinet beseft zich dat ondernemers in deze tijd vaak te maken hebben met schommelende inkomsten en soms niet op tijd in staat zijn om te bepalen of zij de Tozo-uitkering nodig hebben in een bepaalde maand. Daarom geldt vanaf 1 februari 2021 dat de Tozo 3-uitkering kan worden aangevraagd met terugwerkende kracht vanaf de voorafgaande maand. Op 1 februari 2021 kan een ondernemer de Tozo-uitkering dus aanvragen vanaf 1 januari 2021. Ook in de Tozo 4 die op 1 april 2021 ingaat, wordt deze mogelijkheid van terugwerkende kracht opgenomen ten aanzien van Tozo 4 uitkeringen.

Verlenging steun- en herstelpakket in het tweede kwartaal 2021

Het kabinet wil ondernemers en werkenden zekerheid bieden, en kiest er daarom voor met deze brief verlenging van het steun- en herstelpakket in het tweede kwartaal van 2021 aan te kondigen. Het voorgestelde afbouwpad dat in de kamerbrief van 28 augustus jl.24 is aangekondigd wordt losgelaten voor het tweede kwartaal van 2021. In plaats van afbouwen zet het kabinet een forse stap door de verruimingen in het eerste kwartaal grotendeels door te trekken naar het tweede kwartaal van 2021. Daarmee wordt er fors geïntensiveerd in het tweede kwartaal.

Ondernemers kunnen ook in het tweede kwartaal van 2021 aanspraak maken op meer steun bij omzetverlies. Voor de elementen in het steun- en herstelpakket die niet mee-ademen met omzetverlies, denk aan steun voor de culturele sector, wordt per kwartaal aan de hand van de situatie beoordeeld welke aanpassingen nodig zijn. Dit geldt ook voor de voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel. Het kabinet vindt het doortrekken van de aanvullende steun voor specifieke situatie op dit moment nog niet noodzakelijk, maar houdt voortdurend een vinger aan de pols om te bepalen wat passend is.

Voor de NOW heeft het kabinet voor het tweede kwartaal van 2021 besloten het afbouwpad, zoals vermeld in de Kamerbrief van 28 augustus 2020, los te laten. De parameters in de NOW, zoals het vergoedingspercentage en de omzetgrenzen, blijven voor het tweede kwartaal dus ongewijzigd ten opzichte van het eerste kwartaal van 2021. Dit betekent dat het in deze brief aangekondigde verhoogde vergoedingspercentage 85% ook in kwartaal twee van 2021 van kracht blijft, de loonsomvrijstelling maximaal 10% blijft bedragen, het minimaal omzetverlies 20% is, en de maximale vergoeding gebaseerd blijft op tweemaal het dagloon.

NOW

Nieuwe situatie

Oude situatie

Nieuwe situatie

Tijdvakken

Januari t/m maart

April t/m juni

April t/m juni

Vergoedingspercentage

85%

60%

85%

Loonsom vrijstelling

10%

20%

10%

Minimaal omzetverlies

20%

30%

20%

Maximale vergoeding dagloon

2x

1x

2x

Budgettair beslag

 

€ 1,2 mld.

€ 2,35 mld.

Meerkosten

   

€ 1,15 mld.

Om ondernemers zekerheid te bieden gelden de generieke verruimingen van de TVL ook voor het tweede kwartaal. Dit betekent dat ook voor het tweede kwartaal van 2021 de grens van 250 werknemers per onderneming wordt losgelaten. Daarnaast zal ook de verhoging van de maximale vergoeding van € 90.000 naar € 330.000 gelden voor het tweede kwartaal van 2021. De ophoging van subsidiepercentages en de verhoging van de minimumvergoeding blijven ook gelden voor het tweede kwartaal van 2021. De opgehoogde voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel van het eerste kwartaal van 2021 is tijdelijk van aard, en geldt alleen voor het eerste kwartaal van 2021.

TVL

Oude situatie

Nieuwe situatie

Tijdvakken

April t/m juni

April t/m juni

Doelgroep

Mkb (minder dan 250 werknemers)

Alle bedrijven

Minimaal omzetverlies

45%

30%

Subsidiepercentage

50–70%

85%

Maximum bedrag

€ 90.000

€ 330.0001

Minimumsubsidie

€ 750

€ 1.500

X Noot
1

Voor niet-mkb bedrijven is het maximum bedrag € 400.000.

Eind september heeft het kabinet aangekondigd dat de beperkte vermogenstoets in de Tozo 3 werd uitgesteld tot 1 april 2021, gegeven de op dat moment verslechterende coronasituatie.25 Het kabinet vindt het belangrijk dat ondernemers ook de komende tijd zekerheid houden over hun aanspraak op inkomensondersteuning. Daarom ziet het kabinet af van de invoering van de beperkte vermogenstoets per 1 april 2021 (Tozo 4). Dit wordt dit geregeld via een aanpassing van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) Tozo. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Divosa ondersteunen gemeenten bij de implementatie van deze wijzigingen via een aanpassing van de Toolkit Tozo.

Tozo

Oude situatie

Nieuwe situatie

Oude situatie

Nieuwe situatie

Tijdvakken

Januari t/m maart

Januari t/m maart1

April t/m juni

April t/m juni

Tozo met terug-werkende kracht

Voor huidige maand

Voor huidige en voorafgaande maand

Voor huidige maand

Voor huidige en voorafgaande maand

Vermogenstoets

Nee

Nee

Ja

Nee

Budgettair beslag

€ 330 mln.

€ 360 mln.

€ 210 mln.

€ 350 mln.

Meerkosten

 

€ 30 mln.

 

€ 140 mln.

X Noot
1

Vanaf februari 2021

In de bijstelling is nog geen rekening gehouden met een hogere instroom als gevolg van de strengere lockdown die op 15 december 2020 is ingegaan. De werkelijke uitgaven zullen sterk afhangen van het verdere verloop van de maatregelen in het kader van corona.

Wat doet het kabinet nog meer?

Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)

De Tijdelijke Ondersteuning voor Noodzakelijke Kosten (TONK) is bedoeld voor huishoudens die door de huidige omstandigheden te maken hebben met een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in hun inkomen, en die daardoor noodzakelijke kosten niet meer kunnen voldoen en waarvoor andere regelingen niet of onvoldoende soelaas bieden. Dat geldt bijvoorbeeld voor werknemers die hun baan verliezen en geen recht (meer) hebben op een uitkering, of voor zelfstandigen die vanwege de coronamaatregelen hun opdrachten zien verdwijnen maar geen aanspraak op de Tozo kunnen maken. Maar ook burgers die al in 2020 ingestroomd zijn in een uitkering (WW, Bijstand of Tozo) vanwege de coronacrisis, maar waarvoor de hoogte van de uitkering onvoldoende is om de vaste lasten te betalen, komen in aanmerking voor de TONK. De TONK kan dan voorzien in (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor noodzakelijke kosten.

Met gemeenten is intensief gesproken over de mogelijke invulling. Omdat TONK binnen het juridisch kader van de bijzondere bijstand wordt uitgevoerd, kunnen gemeenten ook eigen keuzes maken. Uitgangspunt is dat de uitvoering zo min mogelijk belast wordt. Gemeenten voeren aanvullend op het reguliere beleid immers ook al de TOZO uit en de beschikbare uitvoeringscapaciteit kan niet eenvoudig verder worden uitgebreid. Op dit moment wordt, onder andere in afstemming met sociale partners, gewerkt aan een handreiking voor gemeenten ter ondersteuning van de lokale implementatie. Deze handreiking is 1 februari a.s. gereed.

TONK gaat met terugwerkende kracht gelden van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021. De volgende contouren, waar gemeenten gegeven de decentrale beleidsruimte nog naar eigen inzicht van af kunnen wijken, tekenen zich hierbij af:

  • De focus ligt op woonkosten. Dat is meestal veruit de grootste kostenpost in een huishouden. Een tegemoetkoming maakt dus al gauw veel verschil. Dat wil overigens niet zeggen dat vergoeding voor andere noodzakelijke kosten niet mogelijk is.

  • Bij aanvragen wordt gekeken of sprake is van onvoorziene en onvermijdelijke terugval in het inkomen en naar draagkracht, hetgeen de verhouding betreft tussen het inkomen en vermogen van het huishouden en de noodzakelijke kosten. Met betrekking tot het inkomen is het actuele inkomen het uitgangspunt. Wat betreft vermogen wordt alleen gekeken naar vermogen waar direct over beschikt kan worden. Vermogen dat vast zit in de eigen woning en pensioenen wordt bijvoorbeeld buiten beschouwing gelaten. Over een vrijstellingsgrens wordt nog gesproken.

  • De middelen voor TONK (€ 130 miljoen) worden in twee tranches via het gemeentefonds beschikbaar gesteld. Verantwoording over de middelen vindt lokaal plaats. Aan het einde van het eerste kwartaal van 2021 zal op basis van de dan geldende situatie rondom de maatregelen tegen het coronavirus de inzet voor het tweede kwartaal van 2021 worden gewogen.

  • Rijk en gemeenten monitoren door regelmatig overleg en via beschikbaar komende gegevens vanuit het CBS en de Divosa benchmark hoe de implementatie en de uitvoering verloopt om knelpunten te detecteren en zo mogelijk bij te sturen.

Voor implementatie moeten nog verschillende stappen genomen worden. Allereerst moet er op basis van de bovengeschetste kaders en de handreiking, afhankelijk van de binnen gemeenten geldende lokale regels, een collegebesluit komen waarin de lokale beleidsregels worden aangepast. Vervolgens moeten de ICT-ondersteuning (aanvraagformulieren, rekenmodules etc.) worden aangepast en medewerkers worden voorbereid. Dit alles kost nog enige tijd en de complexiteit en doorlooptijd verschilt tussen gemeenten. Niet alle gemeenten zullen dan ook gelijktijdig kunnen starten. De verwachting is dat vanaf 1 maart 2021 steeds meer gemeenten hun TONK-loketten zullen kunnen openen.

Dat wil overigens niet zeggen dat er nu geen mogelijkheden zijn om huishoudens te ondersteunen. Gemeenten benadrukken dat zij ook nu reeds instrumentarium hebben om te voorkomen dat er schrijnende situaties ontstaan en dat er ondersteuning mogelijk is als iemand onder het sociaal minimum komt. Met de TONK worden deze mogelijkheden tot ondersteuning verruimd.

Wat door het kabinet voor zelfstandig ondernemers?

Maatregelen zoals hierboven aangekondigd hebben ook effect op zelfstandig ondernemers. Zo kunnen zelfstandig ondernemers, wanneer zij aan de voorwaarden voldoen, TVL aanvragen waarbij de maatregelen gericht op kleine bedrijven zoals het verhogen van de minimumsubsidie, betekent dat zij meer steun kunnen ontvangen. Ook de nieuwe startersregeling kan uitkomst bieden aan startende zelfstandig ondernemers. Daarnaast profiteren zelfstandig ondernemers van het verruimen van het urencriterium zelfstandigenaftrek, en het met terugwerkende kracht aanvragen van de Tozo. Evenals versoepelde voorwaarde in kredietregelingen zoals de BMKB-C, Qredits, en het Klein Krediet Corona (KKC). Mochten zelfstandig ondernemers in het uiterste geval niet meer kunnen voorzien toch te maken krijgen met een dermate grote terugval in huishoudinkomen dat zij onvermijdelijke en noodzakelijke kosten van het huishouden niet langer kunnen voldoen, dan kunnen zij daarvoor (wanneer zij aan de voorwaarden voldoen) vanuit de gemeenten een tegemoetkoming in krijgen middels de nieuwe Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)-regeling

Gelijktrekken subsidiegrens TVL voor land- en tuinbouw

Middelgrote bedrijven in de land- en tuinbouw kunnen geen gebruik maken van de hier aangekondigde verhoging van de subsidiegrens voor de tegemoetkoming vaste lasten. Dit komt door bepalingen in het specifieke hoofdstuk van het Europees steunkader waaronder de TVL is aangevraagd (dat kent immers een begrenzing van € 100.000 voor bedrijven in de land- en tuinbouw). Dit ziet het kabinet als een onwenselijk situatie. Daarom werkt het kabinet aan een regeling onder een ander staatsteunkader, zodat ook middelgrote land- en tuinbouwbedrijven die te maken hebben met een forse omzetval substantieel geholpen kunnen worden met een tegemoetkoming in hun vaste lasten. Hierbij zal het kabinet ernaar streven om deze bedrijven tegemoet te komen in lijn met de andere sectoren (max. € 330.000 per kwartaal voor bedrijven tot 250 werknemers en € 400.000 per kwartaal voor bedrijven met meer dan 250 werknemers met een max. van € 800.000 over het gehele steunperiode), binnen de beperkingen die het staatssteunkader 3.12 stelt.

Het kabinet streeft ernaar het loket in april of mei van dit jaar te openen, eveneens met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal. Eerder is niet haalbaar vanwege de hoge uitvoeringsdruk bij RVO. Het kabinet reserveert in totaal € 20 miljoen voor deze regeling in het eerste en tweede kwartaal van 2021.

Regeling specifieke kosten land- en tuinbouw

In de land- en tuinbouw is veelal sprake van doorlopende kosten voor het in leven houden van planten en dieren, zoals kosten voor voeding, (plant)verzorging en gewasbescherming. Deze kosten ontstaan door de specifieke kenmerken van de land- en tuinbouw, zoals een continue of lang-cyclische productie die wordt gekenmerkt door natuurlijke processen en die niet eenvoudig aangepast kan worden. Daarom zal het kabinet een regeling treffen met een opslag van 21%-punt voor de betreffende landbouwsectoren (SBI-codes 1.1 tot en met 1.5) bovenop de TVL. Het kabinet reserveert € 40 miljoen voor het eerste kwartaal van 2021 voor deze opslag.

Evenementen

Nadat de maatregelen weer versoepeld zijn, zal er voor de evenementensector een verhoogd risico blijven op annulering dat zij niet volledig zelf kunnen dragen. Het kabinet wil de sector ondersteunen in een oplossing hiervoor, aangezien dit perspectief biedt voor specifieke groepen en voor de samenleving als geheel. Er wordt een garantieregeling uitgewerkt zodat evenementen georganiseerd kunnen worden vanaf een tijdvak waar dat vanuit coronaoptiek redelijkerwijs verantwoord is, inzet is nu vanaf 1 juli 2021. Hiervoor is dit jaar minimaal € 300 miljoen gereserveerd. Deze regeling wordt op korte termijn verder uitgewerkt. Hiermee wordt voldaan aan de motie van het lid Jetten en Dijkhoff 13 januari jl.26

Herkapitalisatiefonds

Vanwege de coronacrisis bestaat de kans dat (middel)grote bedrijven in toenemende mate met solvabiliteitsproblemen worden geconfronteerd. Bedrijven kunnen dan behoefte hebben aan een herkapitalisatie. VNO-NCW heeft het initiatief genomen om samen met institutionele beleggers een investeringsfonds op te richten dat Nederlandse (middel)grote bedrijven zou kunnen herkapitaliseren. Het kabinet heeft zich eerder positief uitgesproken over dit initiatief van private partijen en aangegeven positief te staan tegenover mogelijke deelname van de Staat in het fondskapitaal. Er ligt nu nog geen uitgewerkt voorstel vanuit private partijen en zodoende heeft het kabinet nog geen definitief besluit kunnen nemen. Het kabinet blijft zich positief opstellen ten aanzien van het initiatief, maar blijft voor de totstandkoming van een fonds afhankelijk van de voortgang bij de private initiatiefnemers en de bereidwilligheid van de overige investeerders en private partijen.

Sport

De hele sportsector wordt wederom hard getroffen door de verlenging van de coronamaatregelen. De unieke Nederlandse sportinfrastructuur, welke wordt gedragen door verenigingen en vrijwilligers, staat onder druk. Sectorspecifieke steun is daarom noodzakelijk om ervoor te zorgen dat deze sector, ook na deze periode van maatregelen, haar bijdrage weer kan leveren aan het fit houden en weerbaar maken van de Nederlandse bevolking.

De steunmaatregelen voor de sportsector die voor 2020 zijn ingezet, worden verlengd tot en met 30 juni 2021. Dit zijn de Tegemoetkoming Amateursportorganisaties, Tegemoetkoming Verhuurders, Sportaccommodaties en de Specifieke Uitkering voor ijsbanen en zwembaden. Voor dit pakket aan maatregelen stelt het kabinet in totaal € 240 miljoen beschikbaar.

Dit steunpakket vormt de basis voor de ondersteuning van de sportsector in de eerste helft van 2021. Uiteraard kan de sportsector ook gebruik maken van de Rijksbrede financiële compensatieregelingen. De onvoorspelbaarheid van de coronacrisis en de daarbij horende maatregelen sluit onvoorziene effecten van de lockdown op de sportsector niet uit. Het kabinet heeft hier continue aandacht voor.

Medeoverheden

Voor decentrale overheden is in december al afgesproken dat de bestaande afspraken met betrekking tot de reële compensatie van de extra uitgaven en de inkomstenderving met betrekking tot corona voor de reeds in kaart gebrachte dossiers ook in ieder geval in het eerste kwartaal van 2021 gelden. Deze afspraken worden nu ook verlengd naar het tweede kwartaal van 2021. Het kabinet reserveert hier middelen voor op de Aanvullende Post. Op sommige terreinen zijn al meer specifieke afspraken voor 2021 gemaakt. Zo is ten aanzien van de extra kosten van GGD-en en veiligheidsregio’s voor geheel 2021 volledige compensatie afgesproken op basis van declaratie van de daadwerkelijke uitgaven. Voor het ov is afgesproken om de beschikbaarheidsvergoeding te verlengen tot 1 juli 2021. Voor de extra kosten voortkomend uit de Tijdelijke Wet COVID-19 onder andere op het gebied van Toezicht en Handhaving is besloten dat de kosten in 2021 worden vergoed. Voor de periode na het tweede kwartaal 2021 zal tijdig met de medeoverheden overlegd worden met betrekking tot de reële compensatie.

Cultuur en media

De steunpakketten voor de culturele sector zijn afhankelijk van de situatie. Voor de makers in de culturele sector lijkt dit nu echter niet voldoende te zijn. Daarom wordt voor deze makers in de culturele sector aanvullend € 9 miljoen beschikbaar gesteld in verband met de verlenging van de lockdown. De Tweede Kamer wordt in het voorjaar nader geïnformeerd hoe deze middelen zullen worden besteed. Daarnaast wordt er steun (€ 5,5 miljoen) beschikbaar gesteld aan de lokale media via het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening. De voorwaarden voor deze steun worden nog nader uitgewerkt.

Onderwijs

Het kabinet, studenten en de onderwijsinstellingen doen het maximale om iedereen op tijd te laten afstuderen, maar dat gaat niet voor iedereen lukken, met name door het langer wegvallen van praktijkstages. Daarom wordt de huidige regeling, waarmee studenten in het mbo, hbo en wo een tegemoetkoming krijgen voor de studievertraging, tot het einde van het studiejaar 2020/2021 verlengd. Dit houdt in dat studenten die tussen februari 2021 en eind augustus 2021 hun diploma halen ook een tegemoetkoming krijgen. Studenten van wie het recht op studiefinanciering tussen de periode oktober 2020 en eind augustus 2021 afloopt, ontvangen ook een tegemoetkoming. Met deze verlenging wordt naar verwachting maximaal € 135 miljoen aan tegemoetkoming beschikbaar gesteld aan studenten. Tenslotte beraden wij ons ook binnen het kabinet wat er mogelijk is voor studenten van het studiejaar 2021/2022, hierover zullen we de Tweede Kamer op een passend moment informeren.

Hierbij informeren wij u, op verzoek van het lid Heerma tijdens het debat op 13 januari jl. ook over de stand van zaken van de regeling Extra hulp voor de klas. Het kabinet heeft € 210 miljoen beschikbaar gesteld aan scholen en mbo-instellingen voor extra tijdelijke capaciteit om het onderwijs te kunnen blijven continueren tijdens de uitbraak van COVID-19, zodat onderwijsachterstanden zoveel als mogelijk worden voorkomen en teruggedrongen. De regeling Extra hulp voor de klas is op 17 december 2020 gepubliceerd. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 24 januari 2021. Op 15 januari 2021 hebben 53 van de 61 regio’s zich geregistreerd bij DUS-i om een aanvraag in te dienen (37 po, 15 vo en 1 po/vo). In totaal zijn er op 15 januari 2021 bij DUS-i 18 aanvragen ingediend (4 po, 3 vo, 1 po/vo en 10 mbo). De verwachting is dat het aantal aanvragen nog sterk zal oplopen, aangezien de regio’s maximaal de tijd nodig hebben om de aanvraag voor te bereiden. Op de site van DUS-i is de actuele stand van zaken in te zien.

TOA Krediet

Het kabinet introduceert een kredietfaciliteit voor ondernemers die, met gebruikmaking van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), hun bedrijf willen doorstarten. In het tweede kwartaal wordt een toename verwacht van ondernemers die gebruik zullen gaan maken van de WHOA om een faillissement af te wenden. Sommige bedrijven zullen alleen hun bedrijven kunnen doorstarten als flankerend bij een WHOA-traject een krediet wordt verstrekt. Met het TOA-krediet wordt het mkb in staat gesteld om een doorstart te maken vanuit een WHOA-traject. Het TOA-krediet is een nieuw kredietinstrument dat achtergesteld vermogen gaat verstrekken en zo bijdraagt aan het buffervermogen voor het mkb. De opgave zal zijn om te voorkomen dat ongezonde bedrijven met te grote kredietrisico’s hiervoor in aanmerking komen. Dit wordt meegenomen in de uitwerking. In elk geval zal de kredietfaciliteit zodanig worden vormgegeven dat alleen bedrijven in aanmerking komen die met een WHOA-akkoord financieel gezond worden en voldoende levensvatbare bedrijfsactiviteiten ontplooien. Kredietaanvragen worden door een onafhankelijke kredietverstrekker beoordeeld. De uitvoering van het TOA-krediet wordt belegd bij Qredits, omdat het gaat om gemiddelde bedragen tussen € 75.000 tot € 100.000, met een middellange looptijd (tot ongeveer 10 jaar) en een lagere rente dan marktconform. Hiervoor maakt het kabinet € 200 miljoen vrij.

Groeifaciliteit

Door het uitbreken van de coronacrisis is de uitfasering van Groeifaciliteit met 1 jaar opgeschort, tot 1 juli 2021. De Groeifaciliteit ondersteunt bedrijven in de groeifase, in de overnamefase en ondernemingen die behoefte hebben aan balansversterking en versterking van het buffervermogen. Bedrijven die als doel balansversterking of bedrijfsopvolging of overnames hebben, passen minder goed binnen de investeringsfocus van InvestNL, evenals minder innovatieve bedrijven. Door de coronacrisis en voortvloeiende economische gevolgen zullen bedrijven meer behoefte hebben extern eigen vermogen ter overbrugging van de huidige crisis maar ook om zich weer uit deze crisis te kunnen investeren. Om voor de doelgroep van regeling, ondernemers en financiers, zekerheid en helderheid te geven wordt de regeling tot 1 juli 2023 verlengd. Aangezien deze regeling in principe kostendekkend is, is hiervoor geen aanvullend budget vereist. In de huidige begrotingsraming is reeds voorzien in een jaarlijks garantiebudget van € 85 miljoen.

Steunmaatregelen mobiliteitscluster – maakindustrie

De Nederlandse automotive, luchtvaart en maritieme industrie, prominente sectoren uit de maakindustrie, zijn R&D-intensief en internationaal georiënteerd met een grote klimaatopgave. De omzetten in deze sectoren lopen sterk terug als gevolg van de coronacrisis, waardoor ook de R&D-investeringen onder grote druk staan. R&D is noodzakelijk om te kunnen blijven concurreren en om de klimaatopgaven te realiseren. Om de teruggang in R&D-investeringen te mitigeren zal een subsidieregeling worden opengesteld voor bedrijven in de automotive, luchtvaart en maritieme sectoren. De subsidie richt zich op R&D-projecten die op korte termijn kunnen starten, met een looptijd van 3 tot 4 jaar. Hier kunnen (maak)bedrijven, waaronder veel mkb, en kennisinstellingen via publiek-private samenwerkingen, gebruik van maken.

Gevolgen voor Caribisch Nederland

Het uitgangspunt blijft dat voor Caribisch Nederland een vergelijkbare benadering wordt gekozen als voor Europees Nederland, rekening houdend met de lokale situatie. Op grond daarvan zijn voor Caribisch Nederland specifieke maatregelen getroffen, die dezelfde doelstelling hebben als de Europees Nederlandse regelingen. De huidige situatie in Caribisch Nederland geeft ook aanleiding om de tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomstenverlies voor tweede kwartaal van 2021 door te trekken. De tegemoetkoming in de loonkosten blijft 80%, en ook wordt de vermogenstoets voor zelfstandig ondernemers niet ingevoerd. De extra uitgaven die met deze maatregelen gepaard gaan, bedragen naar verwachting ca. € 1,5 miljoen.

Daarnaast is in Caribisch Nederland de subsidieregeling Tegemoetkoming Vaste Lasten BES (TVL BES) van kracht. Deze regeling is gebaseerd op de TVL voor Europees Nederland, en toegesneden op de lokale omstandigheden. Zo kent de regeling een standaard vaste kostenratio voor alle sectoren, en is voor het vierde kwartaal van 2020 het subsidiepercentage voor de regeling verhoogd van 50% naar 75%. De doorvertaling van de verruimingen van de TVL voor Europees Nederland naar Caribisch Nederland voor het eerste en het tweede kwartaal van 2021 verloopt via het reguliere besluitvormingsproces. Voor continuering van de 75% subsidieregeling voor Caribisch Nederland in het eerste en tweede kwartaal van 2021 is op de EZK-begroting € 8 miljoen meer nodig dan het huidige budget van € 6 miljoen.

In lijn met de Europees Nederlandse besluitvorming wordt het uitstel van belastingbetaling voor Caribisch Nederland verlengd tot 1 juli 2021. Gezien de bestaande verschillen tussen de fiscale stelsels wordt voor Caribisch Nederland een tijdelijke aanpassing voor het jaar 2021 van de gebruikelijkloonregeling uitgewerkt die aansluit bij de lokale omstandigheden en de al bestaande wettelijke faciliteit voor nieuw opgerichte lichamen in Caribisch Nederland.

Tot slot

Het coronavirus heeft een enorme impact op de samenleving en daarmee ook op onze economie. Het kabinet is zich ervan bewust dat de huidige situatie enorm zwaar op de schouders van werkenden en ondernemers weegt, er is begrip voor de frustratie die gepaard gaat met het tijdelijk sluiten van het eigen bedrijf en waardering voor de inspanningen die worden geleverd om aanpassingen in de bedrijfsvoering te maken. Met vaccinatie is er licht aan het einde van de tunnel. Helaas zal het ondanks de vaccins nog een tijd duren voordat de economie weer helemaal open kan. Het is aangrijpend om verhalen te horen van winkeliers, ondernemers in de culturele sector en horeca, en al die andere mensen die thuis zitten. We zien ook de andere kant, bedrijven en mensen die elkaar helpen, schulden kwijtschelden, creatieve oplossingen blijven zoeken of bewust geen gebruik maken van steunregelingen. Hier spreekt het kabinet graag haar waardering en respect voor uit.

Het kabinet blijft met het steun- en herstelpakket bedrijvigheid en banen ondersteunen. Gezamenlijk koersen we naar de eindstreep van deze crisis, en willen hierin zoveel mogelijk en zo goed als het kan mensen en bedrijven meenemen. Het steun- en herstelpakket ademt mee met de economische ontwikkelingen en biedt daarmee extra steun aan getroffen bedrijven. Het kabinet verruimt met deze brief het steun- en herstelpakket verder en blijft een vinger aan de pols houden voor de periode na afloop van het huidige steun- en herstelpakket. Met het oog op perspectief komt, er nog dit voorjaar een brief over het economisch herstelbeleid waarbij aansluiting wordt gezocht met de dan geldende economische en maatschappelijke omstandigheden en vooruitzichten. Hierbij zal ook gekeken worden naar de solvabiliteitspositie van het mkb.

Ten slotte wil het kabinet de uitvoeringsorganisaties blijven bedanken voor hun onvermoeibare inzet en flexibiliteit in een uitzonderlijke tijd waarin wij het uiterste van hen vragen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

De Staatssecretaris van Financiën, Fiscaliteit en Belastingdienst, J.A. Vijlbrief

BIJLAGE 1: INTENSIVERINGSTABEL

Maatregel (bedragen in miljoenen euro's)

Totaal

Intensiveringspakket (uitgaven)

2021

TVL voor niet-mkb: Loslaten werknemersgrens

600

TVL verhogen maximaal subsidiebedrag per kwartaal tot 330.000

560

TVL verhogen minimumsubsidie naar 1.500

20

TVL verhoging subsidiepercentages

1.400

TVL bestaande parameters Q1 doortrekken in Q2

410

Gelijktrekken subsidiegrens TVL voor land- en tuinbouw

20

Opslag TVL land en tuinbouw

40

Startersregeling

120

Verlengen voorraadsubsidie gesloten detailhandel

160

TOA krediet reservering

200

Vertaling naar Caribisch NL (EZK deel)

8

Vertaling naar Caribisch NL (SZW deel)

1,5

Reservering garantieregeling evenementen

300

Steun voor de makers

9

Steun aan lokale informatievoorziening

6

Compensatie studenten (verlengen termijn)

135

Vergoeding amateursport

160

TOZO met terugwerkende kracht aanvragen

60

TOZO vermogenstoets schrappen in Q2

110

NOW parameters Q1 doortrekken in Q2

1.150

NOW Q1 verhogen 85%

200

Verlengen compensatie eigen bijdrage kinderopvang

83

Medeoverheden reserveren weggevallen huur lokale cultuur, buurt- en dorpshuizen

60

Medeoverheden reserveren inkomstenderving 2021

200

Vergoeden zwembaden en ijsbanen

80

Verlengen uitstelregeling belastingschulden (effect op derving niet-belastingontvangsten boetes en vervolgkosten)

100

I. Subtotaal intensiveringspakket (uitgaven)

6.193

   

Fiscale maatregelen

2021

Verlengen onbelaste reiskostenvergoeding t/m maart 2021

17

Urencriterium voor ondernemers tijdelijk versoepelen t/m juni 2021

51

Verlaging gebruikelijk loon dga's bij omzetdaling

600

Verlaging gebruikelijk loon dga's bij omzetdaling Caribisch NL

1

Verhoging vrije ruimte in werkkostenregeling

50

Verlengen btw-nultarief op mondkapjes

75

Verlengen btw-verlaging COVID-vaccins en testkits

61

Verlengen btw vrijstelling voor uitlenen zorgpersoneel

50

Verlengen uitstel administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen

0

Verlengen overleg met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers

0

Verlengen behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters bij hypotheekbetaalpauze

– 10

Verlengen vrijstelling Duitse netto-uitkeringen i.v.m. corona

0

II. Subtotaal fiscale maatregelen

895

   

Autonome ontwikkeling

500

TVL

500

III. Subtotaal autonome ontwikkeling TVL

500

   

Totaal (I+II+III)

7.588

   

V. Overig

 

Niet-EMU relevant

3.502

Kasschuif verlengen uitstelregeling belastingschulden

2.500

Kasschuif verlaten startdatum terugbetalingsregeling

1.000

Kasschuif verlengen uitstelregeling belastingschulden Caribisch Nederland

2

Reeds gereserveerd

370

Herkapitalisatiefonds (reeds gereserveerd)

300

Kredietfaciliteit (reeds gereserveerd)

70

Totaal overig

3.872


X Noot
1

Hiermee komt het kabinet mede tegemoet aan het verzoek van het lid Nijboer (PvdA) om een herijking van het lopende steun -en herstelpakket, d.d. 12 januari 2021.

X Noot
2

Kamerbrief van 4 december 2020, NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk en NL leert door met inzet van ontwikkeladvies, kenmerk 2020Z23944

X Noot
3

Kamerstuk 35 420, nr. V

X Noot
4

Kamerstuk 35 420 nr. X

X Noot
5

De tegemoetkoming van de eigen bijdrage voor kinderopvang volgt uit de Kamerbrief «Stand van zakenbrief COVID-19», Kamerstuk 25 295, nr. 874, en de Kamerbrief «96e OMT advies deel 1, Kamerstuk en kabinetsreactie», Kamerstuk 25 295, nr. 909.

X Noot
6

De verhoging van de TVL heeft ook gevolgen voor de steun in de NOW. Steun vanuit de TVL telt mee als omzet bij de berekening voor de NOW, zoals eerder aan uw Kamer gemeld. Meer steun onder de TVL kan leiden tot lagere NOW-steun. Per saldo leidt de verhoging van de TVL tot aanzienlijk meer steun voor zwaar getroffen ondernemers.

X Noot
7

Dit is gelijk aan een vergoeding van 17,85% van het omzetverlies. De hoogte van de voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel wordt als volgt berekend: A (omzet) x B (omzetverlies) x 21% x 85%.

X Noot
8

Kamerstuk 35 420, nr. V

X Noot
9

Kamerstuk 25 295, nr. 772

X Noot
10

Er zijn hier onder andere vragen over gesteld door de VVD, CDA, PvdA en SP. Beantwoording van deze vragen volgt zo spoedig mogelijk.

X Noot
11

In de Kamerbrief met kenmerk 2020Z24322 over aanpassingen in het economische steun- en herstelpakket van 9 december 2020 gaat het kabinet hier nader op in.

X Noot
12

De loonsommen zijn gebaseerd op de totale personele kostenpercentages van de betreffende sectoren, gecorrigeerd voor de verschillen tussen de bij de NOW gebruikte loonsom uit de Polisadministratie en de bijkomende personele lasten à 40% (Bron: CBS Statline)

X Noot
13

Hierbij is uitgegaan van het vastelastenpercentages die bij de TVL worden gehanteerd, welke zijn gebaseerd op CBS-data op 2-digitniveau. Het gehanteerde vastelastenpercentage 40% voor hotels, 15% voor kledingzaken, 23% voor kapperszaken en 72% voor bioscopen.

X Noot
14

De loonsommen zijn gebaseerd op de totale personele kostenpercentages van de betreffende sectoren, gecorrigeerd voor de verschillen tussen de bij de NOW gebruikte loonsom uit de Polisadministratie en de bijkomende personele lasten à 40% (Bron: CBS Statline)

X Noot
15

Hierbij is uitgegaan van het vastelastenpercentages die bij de TVL worden gehanteerd, welke zijn gebaseerd op CBS-data op 2-digitniveau. Het gehanteerde vastelastenpercentage 40% voor hotels, 15% voor kledingzaken, 23% voor kapperszaken en 72% voor bioscopen.

X Noot
16

De loonsommen zijn gebaseerd op de totale personele kostenpercentages van de betreffende sectoren, gecorrigeerd voor de verschillen tussen de bij de NOW gebruikte loonsom uit de Polisadministratie en de bijkomende personele lasten à 40% (Bron: CBS Statline)

X Noot
17

Hierbij is uitgegaan van het vastelastenpercentages die bij de TVL worden gehanteerd, welke zijn gebaseerd op CBS-data op 2-digitniveau. Het gehanteerde vastelastenpercentage 40% voor hotels, 15% voor kledingzaken, 23% voor kapperszaken en 72% voor bioscopen.

X Noot
18

De loonsommen zijn gebaseerd op de totale personele kostenpercentages van de betreffende sectoren, gecorrigeerd voor de verschillen tussen de bij de NOW gebruikte loonsom uit de Polisadministratie en de bijkomende personele lasten à 40% (Bron: CBS Statline)

X Noot
19

Hierbij is uitgegaan van het vastelastenpercentages die bij de TVL worden gehanteerd, welke zijn gebaseerd op CBS-data op 2-digitniveau. Het gehanteerde vastelastenpercentage 40% voor hotels, 15% voor kledingzaken, 23% voor kapperszaken en 72% voor bioscopen.

X Noot
20

Het versoepelde uitstelbeleid geldt voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting (btw), loonbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (EB/ODE, kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen, verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en vergelijkbare belastingen in Caribisch Nederland, alsmede de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) vanaf het tijdvak mei 2020. De maatregel is niet van toepassing op de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.

X Noot
21

Besluit van 8 mei 2020, nr. 2020–9594.

X Noot
22

Kamerstuk 35 420 nr. X

X Noot
23

Voor de verlenging van deze maatregelen zullen wij in overleg treden met België en Duitsland.

X Noot
24

Kamerstuk 35 420, nr. 105

X Noot
25

Kamerstuk 35 420, nr. 141

X Noot
26

Kamerstuk 25 295, nr. 878

Naar boven