Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 november 2020, 2020-0000105773, tot Wijziging Regeling Participatiewet IOAW en IOAZ in verband met vrijlating van compensatie met CAF 11 vergelijkbare zaken, tegemoetkomingen ingevolge artikelen 49, 49a en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, en de eenmalige aanvullende financiële bijdrage van de Stichting Zorg na Werk in Coronazorg

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 31, tweede lid, onderdeel l, van de Participatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW, IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel p komt te luiden:

  • p. de compensatie, toegekend op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 of het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, de hardheidstegemoetkoming, bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de bijzondere tegemoetkoming, bedoeld in artikel 49a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de compensatie, bedoeld in artikel 49b, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen of de O/GS-tegemoetkoming, bedoeld in 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, of de noodvoorziening, bedoeld in het Besluit noodvoorziening kinderopvangtoeslag;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • s. de eenmalige aanvullende financiële bijdrage van de Stichting Zorg na Werk in Coronazorg.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 7 juli 2020.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 november 2020

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout

TOELICHTING

1. Inleiding

Op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel l, van de Participatiewet bestaat de mogelijkheid om bij ministeriële regeling materiële of immateriële schadevergoedingen aan te wijzen die niet tot de middelen worden gerekend waarover een belanghebbende redelijkerwijs beschikt of kan beschikken. Voor de compensatie van de geleden schade in de CAF 11-zaak, die door de Belastingdienst/Toeslagen wordt uitgekeerd, was reeds gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door deze op te nemen in artikel 7, onderdeel p, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ (hierna: Regeling). Nadien zijn het Besluit Compensatieregeling CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken en de Wet hardheidsaanpassing Awir in werking getreden op grond waarvan de Belastingdienst/toeslagen een compensatie of tegemoetkoming kan toekennen in verband met de hersteloperatie toeslagen. Het kabinet acht het onwenselijk dat deze betalingen van invloed zijn op het recht op algemene bijstand. Onderhavige wijziging van de Regeling voorziet daarom in een vrijlating daarvan, door artikel 7, onderdeel p, aan te vullen.

Voorts voorziet onderhavige wijziging van de Regeling, door een onderdeel s aan artikel 7 toe te voegen, in het vrijlaten van de compensatie door Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (ZWiC). Stichting ZWiC verstrekt een eenmalige aanvullende financiële bijdrage aan zorgverleners die als gevolg van hun werk in de coronazorg op de intensive care terechtkomen en aan nabestaanden van zorgverleners die als gevolg van hun werk in de coronazorg komen te overlijden. Ook ten aanzien van betalingen van Stichting ZWiC wordt het onwenselijk geacht dat deze van invloed zijn op het recht op bijstand.

Deze wijziging van de Regeling leidt ertoe dat er in de uitvoeringspraktijk uniform met bovengenoemde compensaties en tegemoetkomingen wordt omgegaan en elke bijstandsgerechtigde die een dergelijke compensatie of tegemoetkoming ontvangt door gemeenten op dezelfde wijze wordt behandeld. Ook wordt hiermee gerealiseerd dat bij de aanwending van de compensatie of tegemoetkoming, bijstandsgerechtigden in dezelfde positie komen te verkeren als niet-bijstandsgerechtigden.

2. Vrijlatingen in verband met de hersteloperatie toeslagen

Naar aanleiding van het interim-advies ‘Omzien in Verwondering’1 van de Adviescommissie uitvoering toeslagen (hierna: Adviescommissie) is in 2019 een compensatieregeling opgesteld voor de slachtoffers in de zogenoemde CAF 11-zaak; het Besluit Compensatieregeling CAF 11. Zoals hierboven aangegeven is deze compensatie reeds eerder in artikel 7, onderdeel p, opgenomen, waardoor deze vergoeding vrijgelaten wordt. Op 12 maart 2020 heeft de Adviescommissie het eindadvies ‘Omzien in Verwondering 2’2 uitgebracht. Een groot aantal huishoudens is in ernstige en soms blijvende financiële problemen gebracht door een institutioneel vooringenomen behandeling van de Belastingdienst/Toeslagen dan wel de werking van de regelgeving rondom de kinderopvangtoeslag, de wijze waarop deze gehandhaafd werd en de uitleg die in uitvoering en rechtspraak aan die regelgeving is gegeven. Daarnaast kwamen ouders in geval van een terugvordering vaak niet in aanmerking voor een persoonlijke betalingsregeling en voor een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject, omdat bij een geringe tekortkoming een Opzet/Grove Schuld (O/GS-) kwalificatie werd gegeven. De Adviescommissie adviseert ouders die door de onredelijke hardheid in het kinderopvangtoeslagstelsel een (financieel) herstel/reparatie te bieden. Deze aanbevelingen uit het eindadvies zijn overgenomen.3 Naast het eerder genoemde Besluit Compensatieregeling CAF 11 is later het Besluit Compensatieregeling CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken in werking getreden. Daarnaast heeft de Belastingdienst/Toeslagen de mogelijkheid om binnen de herzieningstermijn op grond van het Verzamelbesluit Toeslagen gedupeerden tegemoet te komen, door bijvoorbeeld de kinderopvangtoeslag alsnog proportioneel vast te stellen. Op grond van de Wet hardheidsaanpassing Awir is het eveneens mogelijk tegemoetkomingen en compensatie te verlenen. Als laatste kan het Besluit noodvoorziening kinderopvangtoeslag genoemd worden, dat een incidentele noodvoorziening bevat om ouders in acute financiële problemen te helpen. Inzet van het kabinet is dat geen van de betalingen die in het kader van deze hersteloperatie toeslagen worden gedaan invloed hebben op het recht op algemene bijstand.

Gezien de werking van de Participatiewet behoeven echter niet alle betalingen separaat in de Regeling vrijgelaten te worden, deze betalingen worden onder 2.1 besproken. In 2.2 wordt ingegaan op de vrijlatingen die wel in de Regeling zijn opgenomen.

2.1 Vrijlating in de Participatiewet

Tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) – dat wil zeggen: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling – worden reeds op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet buiten beschouwing gelaten bij de toets op beschikbare middelen voor de algemene bijstand. Een deel van de hersteloperatie vindt plaats binnen het reguliere – en dus reeds vrijgelaten – regime van tegemoetkomingen in de zin van de Awir. Het gaat dan om zaken die globaal gezegd tot vijf jaar in het verleden liggen. Dit betreft herzieningen van de toeslag of matiging van de terugvordering. Het Verzamelbesluit Toeslagen geeft regels voor de toepassing van deze herzieningen en matigingen binnen het reguliere systeem. Wanneer de Belastingdienst/Toeslagen op grond hiervan betalingen aan belanghebbende doet, bijvoorbeeld omdat de kinderopvangtoeslag na proportionele vaststelling op grond van het Verzamelbesluit Toeslagen de ouder toch recht heeft op een tegemoetkoming, vallen deze binnen artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet. Deze tegemoetkomingen hoeven dus niet nog apart in artikel 7 van de Regeling vrijgelaten te worden.

2.2 Vrijlatingen in de Regeling in verband met herstel toeslagen

De resterende regelingen (compensatieregelingen, hardheidsregeling, O/GS-tegemoetkoming en vangnetbepaling) vallen niet onder artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet en worden daarom middels onderhavige wijziging van de Regeling in artikel 7, onderdeel p, opgenomen. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat deze betalingen bij de beoordeling van het recht op (voortzetting van) de bijstand, ook niet tot de middelen worden gerekend.

Betalingen op grond van de volgende regelingen en grondslagen worden vrijgelaten:

  • Compensatie op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11, het Besluit Compensatieregeling CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken, of artikel 49b van de Awir;

  • Hardheidstegemoetkoming op grond van artikel 49 Awir: dit is de hardheidstegemoetkoming voor ouders die (globaal gezegd) langer dan vijf jaar geleden zijn geconfronteerd met een onevenredig hoog terug te vorderen bedrag aan kinderopvangtoeslag. Waar dit korter dan vijf jaar geleden is, wordt het recht op kinderopvangtoeslag herzien op basis van onderdeel 2.1, 2.2 of 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen.

  • O/GS-tegemoetkoming op grond van artikel 49c Awir: een tegemoetkoming voor ouders waar een persoonlijke betalingsregeling niet is toegekend vanwege de onterechte O/GS-kwalificatie ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag.

  • Vangnetbepaling, op grond van artikel 49a Awir: een bijzondere tegemoetkoming om het leed te verzachten bij ouders in bijzondere, zeer schrijnende situaties waarvoor andere compensaties, herzieningen, hardheidstegemoetkomingen of vergoedingen niet voldoende zijn;

  • Tegemoetkoming op grond van het Besluit noodvoorziening kinderopvangtoeslag: een beperkt bedrag ter dekking van bepaalde noodzakelijke uitgaven voor ouders die als gevolg van de problemen rondom de kinderopvangtoeslag in een acute financiële noodsituatie verkeren.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat artikelen 49a en 49b van de Awir nadere uitwerking behoeven in respectievelijk een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële regeling; uiteraard vallen betalingen gebaseerd op deze lagere regelgeving, gezien hun grondslag in artikelen 49a en 49b, ook onder de thans opgenomen vrijlatingen.

Ook in de Uitvoeringsregeling Awir wordt een tijdelijke uitzondering (3 jaar) van de vermogenstoets geregeld voor bovengenoemde compensaties en tegemoetkomingen.

3. Compensatieregeling ZWiC

De stichting Zorg na Werk In Coronazorg (ZWIC) heeft een steunfonds voor (nabestaanden van) zorgverleners die als gevolg van hun werk met coronapatiënten op de intensive care terechtkomen of komen te overlijden.

Het gaat hier om een eenmalige uitkering van € 30.000 aan de zorgverlener die als gevolg van het werk met coronapatiënten zelf op de intensive care (IC) terechtkomt en een eenmalige uitkering van € 50.000 aan de nabestaande van een zorgverlener die als gevolg van het werk met coronapatiënten overlijdt. Deze uitkering is naar zijn aard en op basis van de vigerende wetgeving niet onderworpen aan de heffing van loon- en inkomstenbelasting en werkt daardoor ook niet door naar de toeslagen. Ook in de Uitvoeringsregeling Awir wordt een tijdelijke uitzondering (3 jaar) van de vermogenstoets geregeld.

Omdat in een zeer beperkt aantal gevallen ook een samenloop met de vermogenstoets in de bijstand mogelijk is, is de compensatieregeling ZWIC in artikel 7, onderdeel s, van de Regeling opgenomen en wordt dus niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend.

4. Terugwerkende kracht

Aan deze wijziging wordt terugwerkende kracht verleend zodat boven elke twijfel verheven is dat de vergoedingen in verband met de hersteloperatie toeslagen volledig en centraal worden vrijgelaten. Bij de terugwerkende kracht is aansluiting gezocht bij de inwerkingtreding van de Wet hardheidsaanpassing Awir, welke op 7 juli 2020 in werking is getreden (zie Stb. 2020, 227).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 31 066, nr. 546.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 31 066, nr. 608.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/2020 31 066, nr. 613.

Naar boven