TOELICHTING
1. Inleiding
Op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel l, van de Participatiewet bestaat de
mogelijkheid om bij ministeriële regeling materiële of immateriële schadevergoedingen
aan te wijzen die niet tot de middelen worden gerekend waarover een belanghebbende
redelijkerwijs beschikt of kan beschikken. Voor de compensatie van de geleden schade
in de CAF 11-zaak, die door de Belastingdienst/Toeslagen wordt uitgekeerd, was reeds
gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door deze op te nemen in artikel 7, onderdeel
p, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ (hierna: Regeling). Nadien zijn het
Besluit Compensatieregeling CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken en de Wet hardheidsaanpassing
Awir in werking getreden op grond waarvan de Belastingdienst/toeslagen een compensatie
of tegemoetkoming kan toekennen in verband met de hersteloperatie toeslagen. Het kabinet
acht het onwenselijk dat deze betalingen van invloed zijn op het recht op algemene
bijstand. Onderhavige wijziging van de Regeling voorziet daarom in een vrijlating
daarvan, door artikel 7, onderdeel p, aan te vullen.
Voorts voorziet onderhavige wijziging van de Regeling, door een onderdeel s aan artikel
7 toe te voegen, in het vrijlaten van de compensatie door Stichting Zorg na Werk in
Coronazorg (ZWiC). Stichting ZWiC verstrekt een eenmalige aanvullende financiële bijdrage
aan zorgverleners die als gevolg van hun werk in de coronazorg op de intensive care
terechtkomen en aan nabestaanden van zorgverleners die als gevolg van hun werk in
de coronazorg komen te overlijden. Ook ten aanzien van betalingen van Stichting ZWiC
wordt het onwenselijk geacht dat deze van invloed zijn op het recht op bijstand.
Deze wijziging van de Regeling leidt ertoe dat er in de uitvoeringspraktijk uniform
met bovengenoemde compensaties en tegemoetkomingen wordt omgegaan en elke bijstandsgerechtigde
die een dergelijke compensatie of tegemoetkoming ontvangt door gemeenten op dezelfde
wijze wordt behandeld. Ook wordt hiermee gerealiseerd dat bij de aanwending van de
compensatie of tegemoetkoming, bijstandsgerechtigden in dezelfde positie komen te
verkeren als niet-bijstandsgerechtigden.
2. Vrijlatingen in verband met de hersteloperatie toeslagen
Naar aanleiding van het interim-advies ‘Omzien in Verwondering’1 van de Adviescommissie uitvoering toeslagen (hierna: Adviescommissie) is in 2019
een compensatieregeling opgesteld voor de slachtoffers in de zogenoemde CAF 11-zaak;
het Besluit Compensatieregeling CAF 11. Zoals hierboven aangegeven is deze compensatie
reeds eerder in artikel 7, onderdeel p, opgenomen, waardoor deze vergoeding vrijgelaten
wordt. Op 12 maart 2020 heeft de Adviescommissie het eindadvies ‘Omzien in Verwondering
2’2 uitgebracht. Een groot aantal huishoudens is in ernstige en soms blijvende financiële
problemen gebracht door een institutioneel vooringenomen behandeling van de Belastingdienst/Toeslagen
dan wel de werking van de regelgeving rondom de kinderopvangtoeslag, de wijze waarop
deze gehandhaafd werd en de uitleg die in uitvoering en rechtspraak aan die regelgeving
is gegeven. Daarnaast kwamen ouders in geval van een terugvordering vaak niet in aanmerking
voor een persoonlijke betalingsregeling en voor een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject,
omdat bij een geringe tekortkoming een Opzet/Grove Schuld (O/GS-) kwalificatie werd
gegeven. De Adviescommissie adviseert ouders die door de onredelijke hardheid in het
kinderopvangtoeslagstelsel een (financieel) herstel/reparatie te bieden. Deze aanbevelingen
uit het eindadvies zijn overgenomen.3 Naast het eerder genoemde Besluit Compensatieregeling CAF 11 is later het Besluit
Compensatieregeling CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken in werking getreden. Daarnaast
heeft de Belastingdienst/Toeslagen de mogelijkheid om binnen de herzieningstermijn
op grond van het Verzamelbesluit Toeslagen gedupeerden tegemoet te komen, door bijvoorbeeld
de kinderopvangtoeslag alsnog proportioneel vast te stellen. Op grond van de Wet hardheidsaanpassing
Awir is het eveneens mogelijk tegemoetkomingen en compensatie te verlenen. Als laatste
kan het Besluit noodvoorziening kinderopvangtoeslag genoemd worden, dat een incidentele
noodvoorziening bevat om ouders in acute financiële problemen te helpen. Inzet van
het kabinet is dat geen van de betalingen die in het kader van deze hersteloperatie
toeslagen worden gedaan invloed hebben op het recht op algemene bijstand.
Gezien de werking van de Participatiewet behoeven echter niet alle betalingen separaat
in de Regeling vrijgelaten te worden, deze betalingen worden onder 2.1 besproken.
In 2.2 wordt ingegaan op de vrijlatingen die wel in de Regeling zijn opgenomen.
2.1 Vrijlating in de Participatiewet
Tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
– dat wil zeggen: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke
regeling – worden reeds op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet
buiten beschouwing gelaten bij de toets op beschikbare middelen voor de algemene bijstand.
Een deel van de hersteloperatie vindt plaats binnen het reguliere – en dus reeds vrijgelaten
– regime van tegemoetkomingen in de zin van de Awir. Het gaat dan om zaken die globaal
gezegd tot vijf jaar in het verleden liggen. Dit betreft herzieningen van de toeslag
of matiging van de terugvordering. Het Verzamelbesluit Toeslagen geeft regels voor
de toepassing van deze herzieningen en matigingen binnen het reguliere systeem. Wanneer
de Belastingdienst/Toeslagen op grond hiervan betalingen aan belanghebbende doet,
bijvoorbeeld omdat de kinderopvangtoeslag na proportionele vaststelling op grond van
het Verzamelbesluit Toeslagen de ouder toch recht heeft op een tegemoetkoming, vallen
deze binnen artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet. Deze tegemoetkomingen
hoeven dus niet nog apart in artikel 7 van de Regeling vrijgelaten te worden.
2.2 Vrijlatingen in de Regeling in verband met herstel toeslagen
De resterende regelingen (compensatieregelingen, hardheidsregeling, O/GS-tegemoetkoming
en vangnetbepaling) vallen niet onder artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de
Participatiewet en worden daarom middels onderhavige wijziging van de Regeling in
artikel 7, onderdeel p, opgenomen. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat deze betalingen
bij de beoordeling van het recht op (voortzetting van) de bijstand, ook niet tot de
middelen worden gerekend.
Betalingen op grond van de volgende regelingen en grondslagen worden vrijgelaten:
-
• Compensatie op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11, het Besluit Compensatieregeling
CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken, of artikel 49b van de Awir;
-
• Hardheidstegemoetkoming op grond van artikel 49 Awir: dit is de hardheidstegemoetkoming
voor ouders die (globaal gezegd) langer dan vijf jaar geleden zijn geconfronteerd
met een onevenredig hoog terug te vorderen bedrag aan kinderopvangtoeslag. Waar dit
korter dan vijf jaar geleden is, wordt het recht op kinderopvangtoeslag herzien op
basis van onderdeel 2.1, 2.2 of 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen.
-
• O/GS-tegemoetkoming op grond van artikel 49c Awir: een tegemoetkoming voor ouders
waar een persoonlijke betalingsregeling niet is toegekend vanwege de onterechte O/GS-kwalificatie
ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag.
-
• Vangnetbepaling, op grond van artikel 49a Awir: een bijzondere tegemoetkoming om het
leed te verzachten bij ouders in bijzondere, zeer schrijnende situaties waarvoor andere
compensaties, herzieningen, hardheidstegemoetkomingen of vergoedingen niet voldoende
zijn;
-
• Tegemoetkoming op grond van het Besluit noodvoorziening kinderopvangtoeslag: een beperkt
bedrag ter dekking van bepaalde noodzakelijke uitgaven voor ouders die als gevolg
van de problemen rondom de kinderopvangtoeslag in een acute financiële noodsituatie
verkeren.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat artikelen 49a en 49b van de Awir nadere uitwerking
behoeven in respectievelijk een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële
regeling; uiteraard vallen betalingen gebaseerd op deze lagere regelgeving, gezien
hun grondslag in artikelen 49a en 49b, ook onder de thans opgenomen vrijlatingen.
Ook in de Uitvoeringsregeling Awir wordt een tijdelijke uitzondering (3 jaar) van
de vermogenstoets geregeld voor bovengenoemde compensaties en tegemoetkomingen.
3. Compensatieregeling ZWiC
De stichting Zorg na Werk In Coronazorg (ZWIC) heeft een steunfonds voor (nabestaanden
van) zorgverleners die als gevolg van hun werk met coronapatiënten op de intensive
care terechtkomen of komen te overlijden.
Het gaat hier om een eenmalige uitkering van € 30.000 aan de zorgverlener die als
gevolg van het werk met coronapatiënten zelf op de intensive care (IC) terechtkomt
en een eenmalige uitkering van € 50.000 aan de nabestaande van een zorgverlener die
als gevolg van het werk met coronapatiënten overlijdt. Deze uitkering is naar zijn
aard en op basis van de vigerende wetgeving niet onderworpen aan de heffing van loon-
en inkomstenbelasting en werkt daardoor ook niet door naar de toeslagen. Ook in de
Uitvoeringsregeling Awir wordt een tijdelijke uitzondering (3 jaar) van de vermogenstoets
geregeld.
Omdat in een zeer beperkt aantal gevallen ook een samenloop met de vermogenstoets
in de bijstand mogelijk is, is de compensatieregeling ZWIC in artikel 7, onderdeel
s, van de Regeling opgenomen en wordt dus niet tot de middelen van de belanghebbende
gerekend.
4. Terugwerkende kracht
Aan deze wijziging wordt terugwerkende kracht verleend zodat boven elke twijfel verheven
is dat de vergoedingen in verband met de hersteloperatie toeslagen volledig en centraal
worden vrijgelaten. Bij de terugwerkende kracht is aansluiting gezocht bij de inwerkingtreding
van de Wet hardheidsaanpassing Awir, welke op 7 juli 2020 in werking is getreden (zie
Stb. 2020, 227).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
B. van ‘t Wout