TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel
Met de onderhavige regeling wordt de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna:
RNES) gewijzigd. Er wordt een nieuwe subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona
geïntroduceerd en opengesteld. De wijziging houdt verband met steun aan bedrijven
die getroffen zijn door de uitbraak van het coronavirus en is aangekondigd in de brief
aan de Tweede Kamer van 8 mei 2020.1
De uitbraak van het COVID-19 virus zorgt voor een breed scala aan negatieve economische
effecten. Bedrijven die in de kern gezond waren voor de uitbraak kunnen hierdoor in
liquiditeitsproblemen komen. Met de verruiming van de subsidiemodules borgstelling
MKB-kredieten (BMKB, Kamerbrief 15 maart jl.2) en Garantie ondernemingsfinanciering (GO, Kamerbrief 17 maart jl.3 en 7 april jl.4) en de financiële ondersteuning aan andere initiatieven zoals de tijdelijke crisismaatregel
van Qredits (de hiervoor genoemde Kamerbrieven van 17 maart jl. en 7 april jl.) en
het recent opgestarte Programma Corona-OverbruggingsLening (COL), primair gericht
op de verschaffing van overbruggingskrediet vanaf € 50.000,– aan bedrijven zonder
een bancaire kredietrelatie, waaronder start- en scale-ups (hiervoor genoemde Kamerbrief
7 april jl.), heeft het kabinet de markt van extra liquiditeit voorzien.
Hiernaast hebben de banken in totaal inmiddels meer dan € 7 miljard aan liquiditeit
in de markt gecreëerd door het verlenen van uitstel voor aflossingen en het verstrekken
van leningen of meer kredietruimte aan bedrijven. Het kabinet en de banken willen
de toegang tot liquiditeit voor MKB-ondernemingen echter verder vergemakkelijken.
Het gaat specifiek om ondernemingen met een relatief kleine financieringsbehoefte
tussen de € 10.000,– en € 50.000,–. Dit betreft naar schatting enkele tienduizenden
ondernemingen in Nederland. De relatief kleine financieringsomvang waar deze ondernemingen
naar op zoek zijn, in verhouding tot de handelingskosten maakt dat dit type ondernemingen
een extra zetje nodig heeft. Het doel van de nieuwe subsidiemodule Garantie Klein
Krediet Corona is om op een verantwoorde wijze een zo breed mogelijke groep MKB-ondernemingen
tegen relatief gunstige voorwaarden in hun financieringsbehoefte tot € 50.000 te voorzien.
2. Staatssteunaspecten
De onderhavige module is getoetst op mogelijke staatssteun. Geconcludeerd is dat er
sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Conform artikel 108, derde lid, van
het VWEU is deze steunmaatregel ter voorafgaande goedkeuring bij de Europese Commissie
aangemeld. Om geoorloofd steun te kunnen verstrekken op basis van deze module is gebruik
gemaakt van de
Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege
de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I) (hierna: tijdelijke kaderregeling).5
In deze tijdelijke kaderregeling zet de Europese Commissie uiteen onder welke voorwaarden
staatssteun voor maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van de COVID-19 uitbraak
gerechtvaardigd is op grond van artikel 107, derde lid, onder b, van het VWEU. Op
grond van deze tijdelijke kaderregeling kan steun worden verleend, onder meer, in
de vorm van garanties voor leningen. De voorwaarden hiervan zijn opgenomen in paragraaf
3.1. en 3.4. van de tijdelijke kaderregeling.
De onderhavige module, die voorziet in garanties op leningen, past binnen de voorwaarden
van de tijdelijke kaderregeling en is om die reden op 27 mei 2020 goedgekeurd door
de Europese Commissie (SA.57397 [2020/N]). In de onderhavige regeling zijn de voorwaarden
van de tijdelijke kaderregeling verwerkt. Om eenvoudig terug te kunnen vinden op welke
wijze de bepalingen uit de tijdelijke kaderregeling zijn omgezet en daarmee derhalve
aan de tijdelijke kaderregeling is voldaan, is in deze toelichting een transponeringstabel
opgenomen.
3. Hoofdlijnen regeling en openstelling
Met inachtneming van de voorwaarden die de tijdelijke kaderregeling stelt, zijn hieronder
de belangrijkste uitgangspunten van de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona
opgenomen:
-
• De staat garandeert 95% van ieder individueel krediet onder de regeling bestaande
uit de hoofdsom van dat krediet, de verschuldigde achterstallige rente en de voor
dat krediet gemaakte kosten, waaronder kosten voor de uitwinning.
-
• Het krediet bedraagt minstens € 10.000,– en niet meer dan € 50.000,– en wordt verstrekt
aan een MKB-ondernemer. De financier mag als vergoeding voor de kosten jaarlijks maximaal
4% rente rekenen.
-
• Er geldt een eenmalige provisie van 2% over de hoofdsom die de MKB-ondernemer aan
de Staat betaalt.
-
• Het krediet kan worden verstrekt door alle partijen (bancair/non-bancair) die geaccrediteerd
zijn onder de BMKB-C.
-
• Het krediet heeft een maximale reguliere looptijd van 5 jaar. Het is mogelijk de looptijd
op te schorten met een periode van maximaal 8 kwartalen (hetgeen gepaard gaat met
verlenging van de looptijd met dezelfde periode. In geval van een restschuld kan conform
beleid van de financier een betalingsregeling getroffen worden met een maximale looptijd
van drie jaar. Het portfolio voor deze kredieten eindigt daarmee uiterlijk 10 jaar
na het laatst verstrekte krediet.
-
• Het staat de financier vrij het krediet de eerste 12 maanden aflossingsvrij aan te
bieden.
-
• De MKB-ondernemer kan het krediet zonder vergoeding aflossen wanneer de hoofdsom in
zijn geheel wordt afgelost;
-
• Tussentijds aanvullend aflossen is éénmaal per jaar toegestaan voor minimaal 20% van
de hoofdsom (of openstaand saldo bij krediet in rekening-courant) of anderszins conform
de Gedragscode Kleinzakelijke Financiering zoals toegepast door de financier.
-
• Ten aanzien van de kredietbeoordeling geldt de aanname dat de omstandigheden per 1 januari
2021 weer genormaliseerd zijn. Het aanvragende bedrijf heeft winst gemaakt in 2019
of gemiddeld genomen over minimaal de laatste twee boekjaren, heeft een maximaal uitstaand
obligo van € 250.000,–, heeft gelijktijdig met het krediet geen ander krediet afgesloten
en zal dat op korte termijn ook niet doen en heeft geen ander krediet ten aanzien
waarvan de Staat borg of garant staat.
-
• Indien het MKB-bedrijf een rechtspersoon is of een personenvennootschap met een rechtspersoon
als vennoot, dan geldt een persoonlijke borgstelling van 10% van de hoofdsom van de
lening. De financier heeft een inspanningsverplichting om deze zekerheid zo goed mogelijk
te borgen.
-
• Alleen kredieten voor ondernemingen die op 31 december 2019 niet al in moeilijkheden
waren, komen in aanmerking.
De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat deze van
toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.
Voor het jaar 2020 kunnen aanvragen worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding
van de regeling tot en met 15 december 2020. Deze periode is iets korter dan de looptijd
van de regeling, zodat er voldoende tijd is om de ingediende aanvragen te kunnen beoordelen
en – in overeenstemming met de tijdelijke kaderregeling – uiterlijk op 31 december
2020 daarover te kunnen besluiten. Evenwel is het mogelijk dat het subsidieplafond
in deze periode eerder wordt bereikt dan op 15 december 2020 en dat er om die reden
in dat jaar geen subsidie meer verstrekt kan worden. Dit plafond is opgenomen in artikel
II, waarmee de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 wordt gewijzigd.
4. Uitvoering van de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona
Gezien de relatief lage kredietbehoefte en de relatief hoge handlingskosten voor deze
kredieten is in de algemene systematiek van de subsidiemodule Garantie Klein Krediet
Corona gekozen voor uitvoering door middel van een (deels) geautomatiseerd proces.
De MKB-ondernemer moet verklaren over de verschillende afwijzingsgronden en de financier
gaat in beginsel uit van de verklaring van de ondernemer. Dit geldt niet voor de criteria
waar de financier zelf geautomatiseerde gegevens over heeft en die ook geautomatiseerd
getoetst kunnen worden. Hiermee wordt op een redelijke wijze invulling gegeven aan
een controle die de snelheid van het proces niet in de weg staat. De financier moet
er echter wel voor waken dat geen evident onjuiste gegevens worden verstrekt, zoals
ook terug te zien in artikel 12 van de bij deze subsidiemodule behorende modelovereenkomst.
Om de snelheid van de kredietverstrekking te garanderen richten financiers een eigen
(gedeeltelijk) digitale omgeving in. Binnen deze digitale omgeving moet het mogelijk
zijn om op basis van de aangeleverde gegevens geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde
verwerking en beoordeling te bewerkstelligen. Daarbij streven financiers ernaar om
tussen het indienen van de aanvraag en de uitbetaling van het krediet maximaal vijf
werkdagen te laten zitten. Uitgangspunt hierbij is dat er sprake is van een complete
aanvraag en er geen aanvullende onderzoeken of een Customer Due Diligence-toets nodig
zijn.
Voor de uitvoering van de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona wordt in grote
mate aangesloten bij het vigerende beleid van financiers en bij de bestaande gedragscodes,
als de Gedragscode Kleinzakelijke Financiering. Voor het kredietbeoordelingsproces
geldt dat financiers zelf het proces invullen. Zoals eerder aangegeven wordt van de
financier verwacht dat dit proces deels geautomatiseerd verloopt.
Voorafgaand aan de individuele kredietverstrekking vindt geen melding aan RVO noch
controle door RVO plaats. Direct na verstrekking van het eerste krediet, en daarmee
bij het openen van een Klein Krediet Corona portfolio, kan wel een controle plaatsvinden.
De controle op de Garantie Klein Krediet Corona zal voor de minister door RVO steekproefsgewijs
worden uitgevoerd. Met de steekproef wordt getoetst of de financier conform de procesafspraken
en normaal bancair gebruik heeft gehandeld. In het geval er ernstige afwijkingen worden
geconstateerd bij de steekproef kan de overeenkomst met de financier worden opgezegd.
Deze opzegging heeft geen gevolgen voor de bestaande uitstaande leningen en de daarbij
behorende garantie. Zie hiervoor ook artikel 13 van de modelovereenkomst.
Gedurende de looptijd van de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona bouwt de
financier een portfolio op met betrekking tot de Garantie Klein Krediet Corona. Deze
portfolio bestaat uit kredietovereenkomsten waarvoor een garantstelling is verleend
door de Staat op grond van de onderhavige subsidiemodule. De portfolio eindigt, gelet
op de looptijd en eventuele opschorting en restschuldregeling, maximaal 10 jaar na
de laatst verstrekte kredietovereenkomst onder de subsidiemodule Garantie Klein Krediet
Corona. Na afloop van deze periode vindt een eindafrekening plaats.
5. Regeldruk
Op basis van input van de Nederlandse Vereniging van Banken is hieronder een schatting
gemaakt van de kosten die voort komen uit het opzetten van een digitale kredietbeoordelingsomgeving.
Deze kosten zijn per verstrekkende financier aangezien elke verstrekkende financier
een eigen digitale kredietbeoordelingsomgeving dient op te zetten.
Eenmalige regeldrukkosten
Bij het inschatten van de onderstaande kosten is er vanuit gegaan dat de gemaakte
kosten bestaan uit het inzetten van interne medewerkers. In de praktijk kan het echter
ook zijn dat deze kosten worden uitbesteed of dat met een kleine aanpassing een al
bestaande digitale omgeving kan worden ingezet. Uit de navraag bij de Nederlandse
Vereniging van Banken (hierna: de NVB) blijkt dat het opzetten van een digitaal kredietbeoordelingsproces
ten behoeve van deze regeling wordt ingeschat op 1.500 uur. In dit urenaantal zijn
alle kosten opgenomen die benodigd zijn voor het opzetten van een dergelijke digitale
kredietbeoordelingsomgeving. Om deze uren om te zetten in een kostenplaatje wordt
uitgegaan van het tarief voor een hoogopgeleide medewerker uit het handboek meting
regeldrukkosten. Dit tarief bedraagt € 54 euro. Daaruit volgt de volgende berekening:
Eenmalige regeldrukkosten: 1.500
x € 54 euro = € 81.000 euro per financier.
Vijf grootbanken hebben zich gecommitteerd aan deze regeling (ABN Amro, ING, Rabobank,
Triodos en de Volksbank). Daarnaast wordt bij schatting er van uitgegaan dat nog eens
20 financiers zich zullen melden voor deze regeling. Daarmee komen de totale kosten
voor het opzetten van de digitale omgeving in elk geval op:
Totale eenmalige kosten digitale omgeving: € 81.000 euro x 25 = € 2.025.000 euro.
Kredietbeoordelingsproces
Met het opzetten van een digitale kredietbeoordelingsomgeving worden ook kosten bespaard.
Normaliter dient een normaal kredietbeoordelingsproces te worden doorlopen. Hierbij
dient vooral gecontroleerd te worden of de aangeleverde gegevens correct zijn. In
dit geval gaat de financier in beginsel uit van de verklaring van de ondernemer (zie
ook paragraaf 4). Aangeleverde gegevens hoeven niet te worden gecontroleerd op juistheid
tenzij reeds aanwezige gegevens binnen de financiers geautomatiseerd aanwezig zijn
en gebruikt kunnen worden voor toetsing. Deze zeer lichte vorm van controle levert
een aanzienlijke besparing op per aanvraag. Navraag bij de NVB levert de schatting
op dat dit digitale proces per aanvraag 30 uur scheelt ten opzichte van een normaal
proces.
Het is hierbij lastig om een schatting te maken van het aantal aanvragen dat per financier
gedaan zal worden. Wel is het mogelijk om een inschatting te geven van het totale
aantal aanvragen dat verwacht wordt bij deze regeling. Op basis van gegevens van het
CBS kan een inschatting worden gemaakt van de potentiële doelgroep. Het gaat hierbij
om de totale bedrijfspopulatie in het microsegment. Dit zijn grofweg 235.000 bedrijven.
De verwachting is dat 25 procent hiervan een volledige financieringsaanvraag zal doen.
Deze schatting is gemaakt op basis van welke bedrijven bereid zijn om financiering
aan te vragen en het proces te doorlopen. Daarmee komt het totale bereik op afgerond
60.000 aanvragen.
Structurele regeldrukkosten
Het totale aantal uren dat bespaard wordt met het aanleggen van de digitale omgevingen
wordt daarmee geschat op 60.000 maal 30. Ook hier geldt het standaardurentarief van
€ 54 euro. Daarmee komt de totale berekening voor de structurele besparing van de
regeldrukkosten op:
Structurele besparing regeldrukkosten (digitale omgeving): 60.000 x 30 x € 54 euro
= € 97.200.000 euro.
Controle
In tegenstelling tot een gewone lening vindt er controle door de overheid op de verstrekte
lening plaats. Hierbij wordt gekeken of de regeling op een correcte wijze is ingezet.
De controle hierop vindt plaats door RVO. De opzet van de controle is, gezien de verstrekte
kredieten, gering van omvang en vindt steekproefsgewijs plaats. Financier dient hiervoor
alleen RVO toegang te geven tot de gegevens. Voor de controle dienen ten opzichte
van een normale lening geen extra gegevens bewaard te worden. Deze dienen volgens
de geldende voorschriften, zoals onder andere de interne controle en de CRR-voorschriften,
al bewaard te worden. Daarom gaat het bij de inschatting om gemiddeld 10 minuten per
dossier om de gegevens op te halen. Om deze vervolgens in gereedheid te brengen voor
RVO wordt naar een ruime schatting nogmaals 30 minuten per dossier gerekend. Hiermee
komt de totale tijdsduur op 40 minuten per dossier. Per financier zullen in beginsel
ongeveer 20 dossiers worden nagevraagd. Indien er ernstige afwijkingen worden geconstateerd
kan dit aantal oplopen. Daar wordt hier niet van uit gegaan. Per financier gaat het
dus om 13 uur en 20 minuten. Uitgaande van 25 in totaal 25 verstrekkende financiers
komen de kosten voor controle daarmee op:
13,33 uur x € 54 euro x 25 financiers = € 17.995,50 euro.
Totale Berekening regeldrukkosten
Met de hierboven genoemde elementen is het mogelijk om een inschatting te geven van
de regeldrukkosten van deze regeling ten opzichte van een lening zonder overheidsgarantie.
De bovenstaande elementen zijn hieronder nogmaals herhaald.
Eenmalige kosten
Structurele Regeldrukkosten
Totaal kosten: € 2.051.095,50 euro.
Structurele regeldrukbesparing
Totaal besparing: € 97.200.000 euro.
II Artikelsgewijs
De artikelen in deze regeling worden hieronder waar nodig toegelicht.
Artikel I, onderdeel A
Artikel 1.8, zevende lid (Transparantie steun)
Op 8 mei 2020 heeft de Europese Commissie voorzien in een tweede uitbreiding van de
tijdelijke kaderregeling. Deze tweede uitbreiding heeft er toe geleid dat enkele vereisten
omtrent de monitoring en verslaglegging van de toegekende steun die eerder in paragraaf
4, onderdeel 44 van de tijdelijke kaderregeling waren opgenomen, na de tweede uitbreiding
zijn opgenomen in onderdeel 86 van paragraaf 4 van de tijdelijke kaderregeling. Met
deze wijziging wordt de verwijzing naar dit onderdeel in artikel 1.8, zevende lid
van de RNES aangepast.
Artikel I, onderdeel B
Met dit onderdeel wordt de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona geïntroduceerd.
Voor de vormgeving van deze module is aansluiting gezocht bij de BMKB (titel 3.11
RNES), omdat dit een voor de MKB-ondernemers bekende module van de RNES is. Bij de
onderhavige module is daarentegen wel voor een eenvoudiger opzet gekozen vanwege onder
andere de lagere kredietbedragen en het aanhaken bij de accreditatie van de BMKB-module.
Artikel 3.25.1
In dit artikel wordt voor de verstrekking van het krediet bepaald dat als financier
worden aangewezen zowel banken als (andere) kredietverstrekkers die geaccrediteerd
zijn onder de module BMKB van de RNES (welke module is uitgebreid met de Regeling
van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 19 maart 2020, tot wijziging
van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de tijdelijke uitbreiding
van BMKB vanwege de uitbraak van het coronavirus (Stcrt. 2020, 17289) (hierna: BMKB-C)). Voor financiers die niet geaccrediteerd zijn bestaat de mogelijkheid
om alsnog de BMKB(-C) accreditatie aan te vragen. Met deze waarborg zijn er afdoende
garanties ingebouwd dat alleen betrouwbare financiers kredieten verstrekken.
Ook kredieten die worden verstrekt in Caribisch Nederland vallen onder deze subsidiemodule.
Deze kredieten mogen verstrekt worden door kredietinstellingen in de zin van de Wet
financiële markten BES die op grond van die wet bevoegd zijn in Bonaire, Sint Eustatius
of Saba het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen en onder de BMKB geaccrediteerde,
op Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde, kredietverstrekkers.
Voor de definitie van het begrip winst is aangesloten bij het begrip winst zoals gedefinieerd
in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 3.25.2, eerste lid
Van belang bij het sluiten van de kredietovereenkomsten, het verstrekken van het krediet
en de toekenning van de bijbehorende subsidie voor de financier is dat deze handelingen
ingevolge de tijdelijke kaderregeling niet later mogen worden plaatsvinden dan 31 december
2020.
Artikel 3.25.2, tweede lid
Belangrijk uitgangspunt van de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona is dat
de overheid garant staat voor 95 procent van de hoofdsom van het krediet, de verschuldigde
achterstallige rente en voor dat krediet gemaakte kosten, waaronder de kosten voor
de uitwinning.
Zowel in het geval van een verstrekking in de vorm van een geldlening als in het geval
van een verstrekking in de vorm van krediet in rekening-courant geldt dat de door
de MKB-ondernemer verschuldigde rente wordt berekend vanaf de datum van het verstrekken
van het Klein Krediet Corona.
Artikel 3.25.2, derde lid
Dit lid bevat de voorwaarden waaraan de kredietovereenkomst, en daarmee het krediet,
moet voldoen. De kredietovereenkomst die door een financier met een MKB-ondernemer
wordt gesloten kan zowel de vorm krijgen van een geldlening als de vorm van krediet
in rekening-courant. Het mag hierbij niet gaan om een achtergestelde of een converteerbare
lening.
Onderdeel a
De reguliere maximale looptijd van de kredietovereenkomst voor de subsidiemodule is
vastgesteld op vijf jaar. De financier heeft de mogelijkheid om de terugbetalingsverplichting
van het krediet op te schorten met een periode van maximaal acht kwartalen. De looptijd
van de kredietovereenkomst wordt hierbij met eenzelfde periode verlengd. Hierna en
na de eventuele uitwinning van de zekerheden is het voor de financier mogelijk om
een restschuldregeling van maximaal drie jaar af te sluiten. Bij inzet van alle hierboven
genoemde mogelijkheden komt de totale maximale looptijd van kredieten onder de subsidiemodule
Garantie Klein Krediet Corona uit op tien jaar.
Onderdeel b
Het kredietbedrag dat wordt verleend aan de MKB-ondernemer bedraagt ten minste € 10.000,–
en maximaal € 50.000,–. Hiermee wordt geborgd dat het krediet wordt verleend voor
MKB-ondernemingen met een beperkte kredietbehoefte tot maximaal € 50.000,–.
Onderdeel c
Het maximale tarief van 4% van het kredietbedrag per jaar geldt alleen gedurende de
reguliere looptijd van het krediet. Hierbij gaat het alleen om kosten die naar normaal
bancair gebruik gemaakt worden voor de verstrekking van het krediet. Specifieke diensten
die niet zijn te scharen onder (kosten voor) het krediet dienen te worden gezien als
een apart product waarvoor in de vorm van een opslag, conform normaal bancair gebruik,
extra kosten in rekening kunnen worden gebracht.
Onderdeel d
Met dit onderdeel wordt verder verhelderd dat de Garantie Klein Krediet Corona alleen
dient te worden verstrekt indien er sprake is van een door de MKB-ondernemer geleden
of te verwachten verlies aan inkomsten dat is ontstaan als gevolg van de uitbraak
van het coronavirus. Het moet gaan om verliezen in de periode tussen 19 maart 2020
en 31 december 2020. Dit vloeit voort uit de tijdelijke kaderregeling.
Onderdeel e
Hier is geregeld dat de overeenkomst moet voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen
ten aanzien van het krediet die zijn opgenomen in het model voor een garantstellingsovereenkomst,
behorend bij deze subsidiemodule en opgenomen in bijlage 3.25.1 bij de RNES.
Artikel 3.25.3
In dit artikel is geregeld in welke gevallen een aanvraag om subsidie voor een garantstelling
wordt afgewezen. Het eerste lid bevat gronden die betrekking hebben op de ondernemer
waaraan het krediet wordt verstrekt. De gronden in het tweede lid hebben betrekking
op het handelen van de financier.
Het begrip MKB-ondernemer is reeds gedefinieerd in artikel 1.1. van de RNES. In dit
artikel wordt in de definitie van kleine onderneming en middelgrote onderneming verwezen
naar hoe deze begrippen worden gebruikt in de algemene groepsvrijstellingsverordening6. Zie hiervoor artikel 2, onderdeel 2, en bijlage I van deze verordening. Volgens
bijlage I van deze verordening wordt daar onder verstaan ondernemingen waar minder
dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse
balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.
Onderdeel a en b
Ondernemingen waarvan de activiteiten betrekking hebben op onroerend goed en de financiële
sector zijn uitgesloten. Dat geldt ook voor aanbieders als bedoeld in artikel 1, onderdeel
c, van de Wet marktordening gezondheidszorg. Ook onder artikel 3.11.3 van de BMKB
zijn dergelijke ondernemingen (grotendeels) uitgesloten. Daarnaast is in punt 20 bis
van de tijdelijke kaderregeling, waar voor deze subsidiemodule gebruik van wordt gemaakt,
expliciet opgenomen dat steun aan financiële instellingen niet onder de tijdelijke
kaderregeling dient te worden beoordeeld.
Onderdeel c
Ondernemingen die actief zijn in de sector visserij en aquacultuur, de primaire productie
van landbouwproducten en de sector verwerking en afzet van landbouwproducten, zijn
uitgesloten van deze subsidiemodule in verband met de diverse steunregelingen die
voor dergelijke ondernemingen reeds in het leven zijn geroepen, waaronder de subsidiemodule
Borgstelling MKB-landbouwkredieten en tijdelijke borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten
(titel 2.5 van de RNES)en de verruiming daarvan in verband met Corona (BL-C). Deze
uitsluiting geldt ook voor ondernemingen die gedeeltelijk actief zijn in de hiervoor
genoemde sectoren. Daarnaast is de kredietbehoefte bij MKB-ondernemingen in de sector
visserij en aquacultuur, de primaire productie van landbouwproducten en de sector
verwerking en afzet van landbouwproducten vaak groter dan het maximumbedrag van deze
subsidiemodule.
Onderdeel d
Deze afwijzingsgrond is overgenomen uit punt 22, onder a, van de tijdelijke kaderregeling.
De bedragen die voor dit maximumbedrag in acht dienen te worden genomen, moeten brutobedragen
zijn, dat wil zeggen de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.
Onderdeel e
Deze afwijzingsgrond is opgenomen om te voorkomen dat er meerdere kredieten worden
afgesloten bij dezelfde financier. De Garantie Klein Krediet Corona is bedoeld voor
MKB-ondernemers met een maximale kredietbehoefte van € 50.000,–. De voorzienbaarheid
moet hier nader ingekleurd worden naar wat voorzienbaar is voor de financier.
Onderdeel f
Hier is geregeld dat de openstaande betalingsverplichtingen die een MKB-ondernemer
mag hebben na verstrekking van het krediet niet meer mag zijn dan € 250.000,–, waarbij
alle zakelijke financieringen, met uitzondering van een zakelijke hypotheek, worden
meegenomen. Het gaat hierbij om betalingsverplichtingen bij financiers en financier-gelieerden
(een rechtspersoon waaraan de een financier direct of indirect meer dan de helft van
het geplaatste kapitaal verschaft of voor het handelen waarvan de een financier volledig
aansprakelijk is).
Onderdeel g
Deze afwijzingsgrond is opgenomen ter voorkoming dat er enige vorm van overlap bestaat
tussen de verschillende subsidiemodules uit de RNES. De onderhavige subsidiemodule
dient specifiek voor MKB-ondernemingen die bij de andere subsidiemodules buiten de
boot vallen vanwege de geringe omvang van het kredietbedrag en de hoge handlingskosten
die hiermee gepaard gaan. Een aanvraag om subsidie wordt daarom afgewezen als de mkb-ondernemer
al een kredietovereenkomst of lening heeft waarvoor met toepassing van de titels 2.5,
3.11, 3.13, 3.13a, 3.13b of 3.25 subsidie is verstrekt. Het is niet bedoeld hier uit
te sluiten dat een MKB-ondernemer die nu gebruik maakt van de onderhavige regeling
in de toekomst gebruik kan maken van de andere genoemde modules onder de RNES.
Artikel 3.25.3, tweede lid
Buiten de hierboven nader toegelichte afwijzingsgronden beslist de minister tevens
afwijzend op een aanvraag voor een garantstelling in de gevallen waarin de financier
geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten of de aanvrager eerder
tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van de garantstellingsovereenkomst.
Deze tweede afwijzingsgrond wordt toegepast indien er sprake is van een ernstige tekortkoming.
Artikel 3.25.4
Anders dan bij de BMKB is voor de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona de
provisie die door de MKB-ondernemer eenmalig via de financier aan de Staat dient te
worden betaald vastgesteld op 2% van het kredietbedrag. De provisie is daarnaast opgenomen
in artikel 6 van het model van de garantstellingsovereenkomst. In artikel 6, tweede
lid van de garantstellingsovereenkomst is vastgelegd in welk geval de provisie door
de Staat wordt terugbetaald aan de Financier mits daartoe een verzoek aan de Staat
is gedaan.
Artikel 3.25.5
Per financier wordt door de minister een maximumbedrag aan subsidie vastgesteld. De
garantstelling wordt verleend op volgorde van binnenkomst totdat het maximumbedrag
van de financier is bereikt. Dit maximumbedrag kan door de minister worden bijgesteld.
In artikel 3, tweede lid van de garantstellingsovereenkomst is verder verduidelijkt
dat de toepasselijkheid van de garantstellingsovereenkomst slechts kan worden ingeroepen
indien en voor zover door de melding van het krediet het voor dat kalenderjaar vastgestelde
maximumbedrag per financier niet is overschreden. Een verlaging van het subsidieplafond
heeft geen invloed op al verleende subsidies (garantstellingen) met betrekking tot
aan MKB-ondernemers verstrekte kredieten.
Artikel 3.25.6
Er wordt door de Staat garant gestaan voor 95 procent van het kredietbedrag, bestaande
uit de hoofdsom van dat krediet, de verschuldigde achterstallige rente en de voor
dat krediet gemaakte kosten, waaronder kosten voor de uitwinning. Voor wat betreft
de garantstelling voor de 95 procent van het kredietbedrag gaat het hierbij om het
nog uitstaande kredietbedrag.
Artikel 3.25.10
In dit artikel is de vervaltermijn van de module opgenomen. Deze is gesteld op 1 januari
2021, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die
datum zijn verleend. Na deze datum is het derhalve niet langer mogelijk om nieuwe
garantstellingen te verlenen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat ook de reeds
voor die datum gesloten garantstellingsovereenkomsten (zoals opgenomen in bijlage
3.25.1) na die datum geen grondslag meer bieden voor het verlenen van nieuwe garantstellingen.
De overeenkomsten blijven wel gelden voor reeds verleende garantstellingen.
Hiermee is de looptijd van deze subsidiemodule gelijk aan de looptijd van de tijdelijke
kaderregeling (tot en met 31 december 2020) op grond waarvan deze steunmaatregel is
goedgekeurd door de Europese Commissie. Hiermee wordt tevens gehandeld overeenkomstig
artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Artikel I, onderdeel C
Bijlage 3.25.1. (model garantstellingsovereenkomst)
De inhoud van enkele van de hierboven genoemde artikelen komt ook terug in de modelovereenkomst.
Voor een toelichting op die onderdelen van de modelovereenkomst wordt verwezen naar
de hierboven gegeven toelichting op deze artikelen. In aanvulling daarop wordt de
volgende toelichting gegeven.
Artikel 3. Voorwaarden en verplichtingen krediet
Gelet op de aard van de problematiek waarmee de ondernemingen als gevolg van de uitbraak
van het coronavirus worden geconfronteerd, is gebleken dat het voor financiers in
sommige gevallen noodzakelijk was om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van
deze regeling de benodigde kredieten te verstrekken. Om die reden is ervoor gekozen
dat de garantstelling door de Staat ook kan worden ingeroepen voor een kredietovereenkomst
die is aangegaan voor inwerkintreding van de subsidiemodule Garantie Klein Krediet
Corona, namelijk voor een kredietovereenkomst die is verstrekt of aangeboden vanaf
7 mei 2020. Voor deze datum is aansluiting gezocht bij de datum waarop de Kamerbrief
met daarin de uitgangspunten voor de Garantie Klein Krediet Corona openbaar is geworden.
De toepassing van deze bepaling leidt tot het volgende. Het krediet dat onder de garantstelling
wordt gebracht is een nieuw krediet: de overeenkomst is nog niet gesloten. Alleen
dient de kredietovereenkomst in dit geval ter vervanging van financiering die de bank
al heeft verstrekt omdat de nood hoog was. Het gaat hier dus uitdrukkelijk om een
herfinanciering van reeds verleende kredieten. Het nieuwe krediet en de in de kredietovereenkomst
op te nemen voorwaarden zullen moeten voldoen aan deze subsidiemodule, inclusief de
bepalingen uit de modelovereenkomst. De financier heeft een inspanningsverplichting
ten aanzien van het zeker stellen van de persoonlijke borgstelling naar normaal bancair
gebruik. Gezien de beoogde snelheid van verwerking van de kredietaanvraag en gezien
het feit dat het gaat om beperkte zekerheden, kan het lastig zijn om de borgstelling
zeker te stellen naar normaal bancair gebruik. Om die reden is er ten aanzien van
de persoonlijke borgstelling sprake van een inspanningsverplichting.
In het zesde lid van dit artikel is expliciet gemaakt dat het garantstellingskrediet
niet is bedoeld om bijvoorbeeld door middel van de herfinanciering van lopende leningen
het risico van de bestaande leningen neer te leggen bij de Staat.
Artikel 4. Criteria voor MKB-ondernemer bij verstrekken garantstellingskrediet
Een van de criteria is dat een MKB-ondernemer moet verklaren dat het garantstellingskrediet
dient ter financiering van de geleden schade of het te verwachten verlies aan inkomsten
als gevolg van het Coronavirus. De regeling is expliciet bedoeld voor het opvangen
van de economische gevolgen als gevolg van het Coronavirus. Dit wordt in de praktijk
door de financier getoetst aan de hand van de winstgevendheid van de onderneming vóór
de Corona-crisis. Was er toen sprake van een winstgevende onderneming dan is de conclusie
dat de huidige kredietbehoefte van de MKB-onderneming het gevolg is van de economische
impact van het Coronavirus. In de praktijk betekent dit dat de subsidiemodule Garantie
Klein Krediet Corona open staat voor MKB-ondernemingen die in 2019 of gemiddeld genomen
over minimaal de afgelopen twee boekjaren winst hebben gemaakt. Indien geen gegevens
beschikbaar zijn over het boekjaar 2019, dan kan hierbij ook gekeken worden naar het
boekjaar 2018. Het staat de financier hierbij vrij om uit te gaan van de gemiddelde
behaalde winst over de afgelopen drie beschikbare boekjaren.
Artikel 7. Verzoek om betaling uit hoofde van de garantstellingsovereenkomst
De garantie is vormgegeven als een eigen, afzonderlijke verplichting van de Staat
(geen hoofdelijkheid, geen borgtocht). De kredietovereenkomst verandert niet door
een betaling onder de garantie zodat de financier gerechtigd blijft tot uitwinning.
De betaling, zoals die voortkomt uit het in het tweede lid van dit artikel genoemde
verzoek, wordt aangemerkt als een voorschot. Dit voorschot wordt in beginsel niet
in mindering gebracht op de volledige bij de financier bestaande vordering op het
kredietbedrag van de MKB-ondernemer. Uiteindelijk wordt dit voorschot verrekend conform
de eindafrekening uit artikel 11 van deze modelovereenkomst.
Artikel 9. Betaling door de Staat
In het tweede lid van dit artikel is vastgelegd dat de Staat niet is verplicht tot
betaling op het verzoek van de financier in de onder sub a, sub b en sub c genoemde
gevallen.
Artikel 10. Herstructurering en uitwinning
De uitwinning van zekerheden gebeurt door financier. Indachtig enerzijds de zorgplicht
richting klanten, gelet op de kwetsbaarheid van de doelgroep, wordt er zorgvuldig
uitgewonnen door de financiers waarbij anderzijds gelet wordt op goed rentmeesterschap
richting de Staat. Bij uitwinning worden eerst de normale zekerheden (indien van toepassing)
en daarna de persoonlijke borgtocht uitgewonnen. De financier kan ook op andere wijze
het krediet incasseren. De financier volgt hierin het eigen uitwinningsproces en eigen
afweging naar normaal bancair gebruik.
Indien na de uitwinning van de zekerheden (indien van toepassing) en de persoonlijke
borgtocht nog een schuld overblijft, kan – conform het eigen beleid van de financier
en naar normaal bancair gebruik – een betalingsregeling worden getroffen met een maximale
looptijd van 3 jaar. Hierbij geldt eveneens dat individuele omstandigheden aanleiding
kunnen zijn voor kwijtschelding naar normaal bancair gebruik.
Het is mogelijk voor een financier om een derde gespecialiseerde partij ten behoeve
van uitwinning te betrekken. Het blijft echter de verantwoordelijkheid van de financier
dat de Gedragscode Kleinzakelijke Financiering wordt nageleefd. Het is de financier
niet toegestaan om eventuele restvorderingen te verkopen aan derde partijen. Mocht
het voorkomen dat werkzaamheden in het kader van bijzonder beheer worden uitbesteed
aan een derde partij zal de financier de MKB-ondernemer hierover informeren. Daarbij
wordt eveneens aangegeven welke gevolgen dit heeft voor het contact met de MKB-ondernemer.
Indien een financier kosten maakt vanaf het ontstaan van een betalingsachterstand
en voor herstructurering ofwel uitwinning, mogen deze op de MKB-ondernemer worden
verhaald. Dit is inclusief de kosten die zijn gemaakt voor het inschakelen van een
derde partij. De financier zal hiervoor eerst een kosten/baten analyse maken en daarnaast
de geldende gedragscodes en normen volgen.
De manier waarop de financier de uitwinning in de praktijk vorm geeft wordt nader
vormgegeven in een apart document. Dit document bevat tenminste een procesomschrijving
en zal worden gedeeld met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Artikel 13. Informatieverplichting
Op grond van artikel 7 van de model garantstellingsovereenkomst draagt de financier
er zorg voor dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit
te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen
over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen
en van ander kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt. Hieruit zal
ook moeten blijken of aan alle voorwaarden die volgen uit de tijdelijke kaderregeling
en zoals opgenomen in deze subsidiemodule is voldaan. Aan deze bepaling is toegevoegd
dat deze administratie in ieder geval tien jaar moet worden bewaard. Dit gelet op
de verplichting die op grond van de tijdelijke kaderregeling op de lidstaten rust
om ervoor te zorgen dat gedetailleerde dossiers worden aangelegd inzake de verlening
van steun die onder de tijdelijke kaderregeling valt. Deze dossiers, die alle informatie
moeten bevatten die nodig is om te kunnen nagaan of aan de vastgestelde voorwaarden
is voldaan, moeten tien jaar na de verlening van steun worden bewaard en op verzoek
aan de Commissie worden verstrekt. Omdat deze informatie voor deze dossiers ook bij
de financiers aanwezig is, wordt deze verplichting in de model garantstellingsovereenkomst
opgenomen.
Artikel II
Dit artikel regelt de openstelling en het budget van de subsidiemodule Garantie Klein
Krediet Corona. Subsidie kan worden aangevraagd in de periode vanaf inwerkingtreding
van de onderhavige regeling tot en met 15 december 2020. Voor deze openstelling is
een budget van € 713.000.000 beschikbaar.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de datum van inwerkingtreding wordt
afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële
regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee
maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd,
omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van deze regeling. Op deze
wijze wordt de doelgroep de mogelijkheid geboden spoedig subsidieaanvragen in te dienen.
Transponeringstabel
In onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze de bepalingen uit de Tijdelijke
kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige
COVID-19-uitbraak, voor zover relevant voor deze regeling, zijn geïmplementeerd in
de regeling.
Bepaling Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie
vanwege de huidige COVID-19-uitbraak
|
Onderhavige regeling
|
Paragraaf 3.1, onderdeel 22, onder a
|
Artikel I, onderdelen B (artikel 3.25.3, eerste lid, onderdeel d) en C (artikel 4,
onderdeel a, subonderdeel 6°)
|
Paragraaf 3.1, onderdeel 22, onder b
|
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.25.2) en artikel II
|
Paragraaf 3.1, onderdeel 22, onder c
|
Artikel I, onderdelen B (artikel 3.25.3, eerste lid, onderdeel i) en C (artikel 4,
onderdeel a, subonderdeel 8°)
|
Paragraaf 3.1, onderdeel 22, onder d
|
Artikel I, onderdelen B (artikelen 3.25.10) en C (artikel 3, zevende lid)
|
Paragraaf 3.1, onderdeel 22, onder e en onderdeel 23bis
|
Artikel I, onderdelen B (artikelen 3.25.3, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 3°)
en C (artikel 4, onderdeel a, subonderdeel 5°) – Ondernemingen actief in verwerking
en afzet van landbouwproducten zijn uitgesloten.
|
Paragraaf 3.1, onderdeel 23, onder a t/m c en onderdeel 23bis
|
Artikel I, onderdelen B (artikelen 3.25.3, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 1°
en 2°) en C (artikel 4, onderdeel a, subonderdeel 5°) – Ondernemingen actief in visserij,
aquacultuur of primaire landbouwproductie zijn uitgesloten.
|
Paragraaf 3.4
|
Artikel I, onderdelen B (artikel 3.25.2, derde lid, onderdeel c en artikel 3.25.4)
en C (artikel 3, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3° en zesde lid, en artikel
6)
|
Paragraaf 4, onderdeel 86
|
Artikel I, onderdeel A (artikel 1.8, zevende lid)
|
Paragraaf 4, onderdeel 89
|
Artikel I, onderdeel C (artikel 13, eerste lid)
|
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer