Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 19 maart 2020, nr. WJZ/20073901, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met tijdelijke uitbreiding BMKB vanwege de uitbraak van het coronavirus

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid, en 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

De bijlagen 3.11.1 en 3.11.2 worden telkens als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt, na ‘met een minimum van € 5.000’ ingevoegd ‘respectievelijk 10 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in onderdeel k, subonderdeel 5°’.

b. In onderdeel f wordt na ‘indien het bedrijfsborgstellingskrediet’ ingevoegd ‘, met uitzondering van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in onderdeel k, subonderdeel 5°,’.

c. In onderdeel k, wordt, onder vervanging van ‘, of’ aan het slot van subonderdeel 3° door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van subonderdeel 4° door ‘, of’, een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 5°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien het bedrijfsborgstellingskrediet voor de duur van maximaal twee jaar wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die als gevolg van de uitbraak van het coronavirus te maken heeft met een liquiditeitsbehoefte;.

2. Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, onderdeel k, subonderdeel 5°.

3. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na het zesde lid wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 6a. Indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, onderdeel k, subonderdeel 5°, geldt voor de toepassing van het eerste lid:

    • a. in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twee jaar; en

    • b. dat het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt, aanvangt op de eerste dag van het door de bank gekozen kalenderkwartaal.

b. In het zevende lid, onderdeel b, wordt, onder vervanging van ‘, of’ aan het slot van subonderdeel 3° door een puntkomma en onder vervanging van ‘, en’ aan het slot van subonderdeel 4°, door ‘, of’, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 5°. een MKB-ondernemer en sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, en

4. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°.

b. In het derde lid wordt ‘Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid, onderdeel a,’ vervangen door ‘Voor de toepassing van het eerste en tweede lid’.

B

De bijlage 3.11.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt, na ‘met een minimum van € 5.000’ ingevoegd ‘respectievelijk 10 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in onderdeel k, subonderdeel 5°’.

b. In onderdeel f wordt na ‘indien het bedrijfsborgstellingskrediet’ ingevoegd ‘, met uitzondering van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in onderdeel k, subonderdeel 5°,’.

c. In onderdeel k, wordt, onder vervanging van ‘, of’ aan het slot van subonderdeel 3° door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van subonderdeel 4° door ‘, of’, een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 5°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien het bedrijfsborgstellingskrediet voor de duur van maximaal twee jaar wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die als gevolg van de uitbraak van het coronavirus te maken heeft met een liquiditeitsbehoefte;.

2. Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, onderdeel k, subonderdeel 5°.

3. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na het zesde lid wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 6a. Indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, onderdeel k, subonderdeel 5°, geldt voor de toepassing van het eerste lid:

    • a. in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twee jaar; en

    • b. dat het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt, aanvangt op de eerste dag van het door de kredietverstrekker gekozen kalenderkwartaal.

b. In het zevende lid, onderdeel b, wordt, onder vervanging van ‘, of’ aan het slot van subonderdeel 3° door een puntkomma en onder vervanging van ‘, en’ aan het slot van subonderdeel 4°, door ‘, of’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 5°. een MKB-ondernemer en sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a, en.

4. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°.

b. In het derde lid wordt ‘Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid, onderdeel a,’ vervangen door ‘Voor de toepassing van het eerste en tweede lid’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 16 maart 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 maart 2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Met de onderhavige regeling wordt titel 3.11 (Borgstelling MKB-kredieten, hierna: BMKB) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gewijzigd. De wijziging houdt verband met steun aan MKB-bedrijven die getroffen zijn door de uitbraak van het coronavirus en is aangekondigd in de brieven aan de Tweede Kamer van de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 20201 en van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 15 maart 20202.

Bedrijven – en met name het mkb – kunnen in liquiditeitsproblemen komen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en daardoor veroorzaakte bredere economische effecten. Banken en andere financiers kunnen bedrijven helpen door tijdelijke verstrekking van een overbruggingskrediet of een ophoging van het Rekening Courantkrediet (RC-krediet). Ook opschorting van aflossingen van bestaande kredietlijnen is een mogelijkheid die financiers zelf kunnen treffen.

Met deze wijzing, die een tijdelijke verruiming, voor de duur van één jaar, van de BMKB behelst, wordt een bijdrage geleverd aan het mitigeren van deze effecten, zodat bedrijven met een gezond toekomstperspectief gefinancierd kunnen blijven worden. Met de BMKB staat de overheid voor een deel borg voor bedrijven die een lening willen afsluiten.

De bedrijven die worden geraakt door de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus en daardoor in liquiditeitsproblemen komen, kunnen tijdelijk rekenen op een verruiming van BMKB. Deze verruiming, die voor de brede doelgroep mkb-bedrijven zal worden ingezet, betekent dat de Staat een hoger garantieaandeel aanbiedt in de BMKB. In de huidige regeling betreft het borgstellingskrediet in de meeste gevallen 50% van het krediet dat de financier (vaak een bank) verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet. Voor deze maatregel wordt de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50% naar 75%. Deze maatregel kan benut worden door MKB-bedrijven en is bestemd voor overbruggingskrediet of verhoging RC-krediet bij een financier, met een maximale looptijd van twee jaar. Ook een aantal overige voorwaarden in de BMKB zal worden versoepeld. Dit helpt deze bedrijven om aan hun dagelijkse betaalverplichtingen te kunnen blijven voldoen.

2. Inhoud van de regeling

De bovengenoemde wijziging vindt plaats door de bij de subsidiemodule behorende modelovereenkomsten op enkele plaatsen te wijzigen (bijlagen 3.11.1, 3.11.2 en 3.11.3). Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van deze bijlagen, is de financier verplicht om, naast een kredietovereenkomst die onder de borgstelling op grond van deze subsidiemodule wordt gebracht, tegelijkertijd met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst te sluiten, waar geen bedrijfsborgstelling voor geldt. De hoofdregel is dat deze kredietovereenkomst ten minste 100 procent bedraagt van het krediet dat onder de borgstelling wordt gebracht (artikel 3, eerste lid, onderdeel k, aanhef). De verhouding is derhalve 1: 1. Voor bepaalde categorieën MKB-ondernemers geldt een ander percentage. Voor starters is dit bijvoorbeeld 33,3 procent (artikel 3, eerste lid, onderdeel k, aanhef, subonderdeel 3°). Dit geldt ook voor MKB-ondernemers die geraakt zijn door de PFAS- en stikstofproblematiek (artikel 3, eerste lid, onderdeel k, aanhef, subonderdeel 4°). Met deze regeling wordt, ook voor de MKB-ondernemingen die een liquiditeitsbehoefte hebben als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en een kortlopend krediet afsluiten voor de duur van twee jaar, dit percentage vastgesteld op 33,3 procent (artikel I, onderdelen A en B, subonderdelen 1, onder c). De verhouding wordt daarmee 1:3. Dit geldt voor leningen die voor de duur van de verruiming op grond van deze regeling worden verstrekt. Deze verruiming is voorzien voor de duur van één jaar. Gelet op de aard van deze problematiek en de vorm en duur van de financiering zijn twee versoepelingen doorgevoerd in de voorwaarden. In de eerste plaats is de verplichting aan de banken om een persoonlijke borgstelling te vragen voor het krediet verlaagd van 25% naar 10%. Voorts wordt niet de eis gesteld dat er een tekort is aan zekerheden (artikel I, onderdelen A en B, subonderdelen 1, onder a en b).

Artikel 9 van de modelovereenkomsten bevat het regime voor de berekening van de omvang en de duur van de borgstelling. Artikel 9, eerste lid, bevat het reguliere regime, waarbij voor de berekening van de omvang van de borgstelling het bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal wordt verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt. Artikel 9, vierde lid, regelt dat het eerste kalenderkwartaal van aflossing aanvangt op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

Voor het onderhavige bedrijfsborgstellingskrediet geldt een afwijkend regime (artikel I, onderdelen A en B, subonderdelen 3, onder a).

In de eerste plaats is de duur van het bedrijfsborgstellingskrediet niet zes jaar, maar twee jaar. Uiterlijk na verloop van deze periode moet het bedrijfsborgstellingskrediet zijn afgelost. Dat kan op twee manieren. In de eerste plaats kan dat door het bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kwartaal te verminderen met een vast bedrag, zodat het na verloop van 2 jaar nihil bedraagt en dus is afgelost. Het is aan de financier om te bepalen in welk kwartaal met de aflossing moet worden begonnen. Daartoe bestaat de vrijheid.

Hoe later wordt begonnen met aflossen, hoe hoger het vaste bedrag zal zijn. De bank kan ook kiezen voor een aflossing aan het einde van de looptijd ten bedrage van de hoofdsom. Dit wordt bereikt door in het laatste kwartaal van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet met de aflossing te beginnen en deze dan in één keer af te lossen.

Met deze regeling wordt voorts voorzien in de wijziging van enkele andere bepalingen in de modelovereenkomsten die verband houden met deze verruiming. Hierdoor hebben deze bepalingen ook werking voor het bovengenoemde bedrijfsborgstellingskrediet (artikel I, onderdelen A en B, subonderdelen 2, 3 en 4). Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de wijzigingen in de bijlagen inhoudelijk gezien hetzelfde zijn, maar om redactionele redenen in een ander onderdeel zijn opgenomen. De reden hiervoor is dat de bijlagen 3.11.1 en 3.11.2 betrekking hebben op kredietverstrekking door een bank en bijlage 3.11.3 op kredietverstrekking door andere aangewezen kredietverstrekkers, hetgeen gevolgen heeft voor de gebruikte terminologie.

3. Regeldruk

Met de onderhavige wijziging van deze regeling worden de informatieverplichtingen niet inhoudelijk gewijzigd, derhalve leidt de wijziging van deze regeling evenmin tot een wijziging van de administratieve lasten per aanvrager.

4. Staatssteun

De BMKB bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening (artikel 3.11.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies). De wijzigingen die in deze subsidie-module worden aangebracht, hebben hiervoor geen gevolgen.

5. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 16 maart 2020. Dit is geen vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Tevens wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 4.17 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid in dit geval is toegestaan. Een en ander spreekt voor zich gelet op de aard van de problematiek waar de MKB-ondernemingen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus mee worden geconfronteerd. Om die reden bestaat evenmin bezwaar tegen de terugwerkende kracht die aan die aan deze regeling wordt verleend. Het was noodzakelijk om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze regeling de benodigde kredieten te verstrekken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven