TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
Met de onderhavige regeling wordt titel 3.11 (Borgstelling MKB-kredieten, hierna:
BMKB) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gewijzigd. De wijziging houdt
verband met steun aan MKB-bedrijven die getroffen zijn door de uitbraak van het coronavirus
en is aangekondigd in de brieven aan de Tweede Kamer van de Ministers van Economische
Zaken en Klimaat, Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 20201 en van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 15 maart 20202.
Bedrijven – en met name het mkb – kunnen in liquiditeitsproblemen komen als gevolg
van de uitbraak van het coronavirus en daardoor veroorzaakte bredere economische effecten.
Banken en andere financiers kunnen bedrijven helpen door tijdelijke verstrekking van
een overbruggingskrediet of een ophoging van het Rekening Courantkrediet (RC-krediet).
Ook opschorting van aflossingen van bestaande kredietlijnen is een mogelijkheid die
financiers zelf kunnen treffen.
Met deze wijzing, die een tijdelijke verruiming, voor de duur van één jaar, van de
BMKB behelst, wordt een bijdrage geleverd aan het mitigeren van deze effecten, zodat
bedrijven met een gezond toekomstperspectief gefinancierd kunnen blijven worden. Met
de BMKB staat de overheid voor een deel borg voor bedrijven die een lening willen
afsluiten.
De bedrijven die worden geraakt door de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus
en daardoor in liquiditeitsproblemen komen, kunnen tijdelijk rekenen op een verruiming
van BMKB. Deze verruiming, die voor de brede doelgroep mkb-bedrijven zal worden ingezet,
betekent dat de Staat een hoger garantieaandeel aanbiedt in de BMKB. In de huidige
regeling betreft het borgstellingskrediet in de meeste gevallen 50% van het krediet
dat de financier (vaak een bank) verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van
dit borgstellingskrediet. Voor deze maatregel wordt de omvang van het borgstellingskrediet
in de BMKB verhoogd van 50% naar 75%. Deze maatregel kan benut worden door MKB-bedrijven
en is bestemd voor overbruggingskrediet of verhoging RC-krediet bij een financier,
met een maximale looptijd van twee jaar. Ook een aantal overige voorwaarden in de
BMKB zal worden versoepeld. Dit helpt deze bedrijven om aan hun dagelijkse betaalverplichtingen
te kunnen blijven voldoen.
2. Inhoud van de regeling
De bovengenoemde wijziging vindt plaats door de bij de subsidiemodule behorende modelovereenkomsten
op enkele plaatsen te wijzigen (bijlagen 3.11.1, 3.11.2 en 3.11.3). Op grond van artikel
3, eerste lid, onderdeel j, van deze bijlagen, is de financier verplicht om, naast
een kredietovereenkomst die onder de borgstelling op grond van deze subsidiemodule
wordt gebracht, tegelijkertijd met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst te sluiten,
waar geen bedrijfsborgstelling voor geldt. De hoofdregel is dat deze kredietovereenkomst
ten minste 100 procent bedraagt van het krediet dat onder de borgstelling wordt gebracht
(artikel 3, eerste lid, onderdeel k, aanhef). De verhouding is derhalve 1: 1. Voor
bepaalde categorieën MKB-ondernemers geldt een ander percentage. Voor starters is
dit bijvoorbeeld 33,3 procent (artikel 3, eerste lid, onderdeel k, aanhef, subonderdeel
3°). Dit geldt ook voor MKB-ondernemers die geraakt zijn door de PFAS- en stikstofproblematiek
(artikel 3, eerste lid, onderdeel k, aanhef, subonderdeel 4°). Met deze regeling wordt,
ook voor de MKB-ondernemingen die een liquiditeitsbehoefte hebben als gevolg van de
uitbraak van het coronavirus en een kortlopend krediet afsluiten voor de duur van
twee jaar, dit percentage vastgesteld op 33,3 procent (artikel I, onderdelen A en
B, subonderdelen 1, onder c). De verhouding wordt daarmee 1:3. Dit geldt voor leningen
die voor de duur van de verruiming op grond van deze regeling worden verstrekt. Deze
verruiming is voorzien voor de duur van één jaar. Gelet op de aard van deze problematiek
en de vorm en duur van de financiering zijn twee versoepelingen doorgevoerd in de
voorwaarden. In de eerste plaats is de verplichting aan de banken om een persoonlijke
borgstelling te vragen voor het krediet verlaagd van 25% naar 10%. Voorts wordt niet
de eis gesteld dat er een tekort is aan zekerheden (artikel I, onderdelen A en B,
subonderdelen 1, onder a en b).
Artikel 9 van de modelovereenkomsten bevat het regime voor de berekening van de omvang
en de duur van de borgstelling. Artikel 9, eerste lid, bevat het reguliere regime,
waarbij voor de berekening van de omvang van de borgstelling het bedrijfsborgstellingskrediet
na verloop van ieder kalenderkwartaal wordt verminderd met een zodanig vast bedrag,
dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost,
maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt. Artikel 9, vierde lid, regelt
dat het eerste kalenderkwartaal van aflossing aanvangt op de eerste dag van het tweede
kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is
gesloten.
Voor het onderhavige bedrijfsborgstellingskrediet geldt een afwijkend regime (artikel
I, onderdelen A en B, subonderdelen 3, onder a).
In de eerste plaats is de duur van het bedrijfsborgstellingskrediet niet zes jaar,
maar twee jaar. Uiterlijk na verloop van deze periode moet het bedrijfsborgstellingskrediet
zijn afgelost. Dat kan op twee manieren. In de eerste plaats kan dat door het bedrijfsborgstellingskrediet
na verloop van ieder kwartaal te verminderen met een vast bedrag, zodat het na verloop
van 2 jaar nihil bedraagt en dus is afgelost. Het is aan de financier om te bepalen
in welk kwartaal met de aflossing moet worden begonnen. Daartoe bestaat de vrijheid.
Hoe later wordt begonnen met aflossen, hoe hoger het vaste bedrag zal zijn. De bank
kan ook kiezen voor een aflossing aan het einde van de looptijd ten bedrage van de
hoofdsom. Dit wordt bereikt door in het laatste kwartaal van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet
met de aflossing te beginnen en deze dan in één keer af te lossen.
Met deze regeling wordt voorts voorzien in de wijziging van enkele andere bepalingen
in de modelovereenkomsten die verband houden met deze verruiming. Hierdoor hebben
deze bepalingen ook werking voor het bovengenoemde bedrijfsborgstellingskrediet (artikel
I, onderdelen A en B, subonderdelen 2, 3 en 4). Voor de goede orde wordt opgemerkt
dat de wijzigingen in de bijlagen inhoudelijk gezien hetzelfde zijn, maar om redactionele
redenen in een ander onderdeel zijn opgenomen. De reden hiervoor is dat de bijlagen
3.11.1 en 3.11.2 betrekking hebben op kredietverstrekking door een bank en bijlage
3.11.3 op kredietverstrekking door andere aangewezen kredietverstrekkers, hetgeen
gevolgen heeft voor de gebruikte terminologie.
3. Regeldruk
Met de onderhavige wijziging van deze regeling worden de informatieverplichtingen
niet inhoudelijk gewijzigd, derhalve leidt de wijziging van deze regeling evenmin
tot een wijziging van de administratieve lasten per aanvrager.
4. Staatssteun
De BMKB bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening
(artikel 3.11.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies). De wijzigingen
die in deze subsidie-module worden aangebracht, hebben hiervoor geen gevolgen.
5. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 16 maart 2020. Dit is geen vast
verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Tevens wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum
en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht
wordt genomen. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze
regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing
4.17 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid in dit geval is toegestaan.
Een en ander spreekt voor zich gelet op de aard van de problematiek waar de MKB-ondernemingen
als gevolg van de uitbraak van het coronavirus mee worden geconfronteerd. Om die reden
bestaat evenmin bezwaar tegen de terugwerkende kracht die aan die aan deze regeling
wordt verleend. Het was noodzakelijk om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding
van deze regeling de benodigde kredieten te verstrekken.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer