TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Met de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep (hierna:
tijdelijke regeling) zijn de voorschriften die krachtens de Mediawet 2008 golden met
betrekking tot de maximale hoeveelheid frequentieruimte die een commerciële media-instelling
maximaal kon gebruiken in de FM-band tijdelijk overgenomen in een ministeriële regeling
op grond van de Telecommunicatiewet. Hierbij zijn geen inhoudelijke, maar uitsluitend
redactionele wijzigingen aangebracht om de oude Mediawettelijke voorschriften beter
te laten aansluiten op de terminologie van de Telecommunicatiewet.
2. Aanleiding en totstandkoming
2.1. Eén wettelijk regime voor beperking
Met de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Telecommunicatiewet
en van de Mediawet 2008 (gebruiksbeperking frequentieruimte en digitale radio-omroep)
(Stb. 2018, 87) is artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet gewijzigd en is artikel 6.24 van de Mediawet
2008 vervallen. Deze wet had als doel te voorzien in één wettelijk regime voor het
stellen van een maximum aan door partijen te verwerven frequentieruimte. Tot de inwerkingtreding
van de hiervoor genoemde wet, vond de beperking van de hoeveelheid frequentieruimte
plaats op grond van twee wettelijke regimes: enerzijds artikel 3.11, eerste lid, van
de Telecommunicatiewet en anderzijds artikel 6.24 van de Mediawet 2008.
Op grond van artikel 3.11, eerste lid (oud), van de Telecommunicatiewet was de Minister
van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de minister van EZK) bevoegd een maximale
hoeveelheid frequentieruimte vast te stellen voor alle soorten frequentieruimte, met uitzondering van FM-frequenties. Ten aanzien van uitsluitend deze FM-frequenties was de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media bevoegd een maximum
te stellen, op grond van artikel 6.24 van de Mediawet 2008. De minister van EZK was
voor beide typen frequentieruimte bevoegd tot en belast met de vergunningverlening.
Dit vond en vindt namens hem plaats door Agentschap Telecom.
Met de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018, en het vervallen van artikel
6.24 van de Mediawet 2008, resteert één, eenduidig regime voor álle frequentieruimte,
waarmee de bevoegdheid om een maximale hoeveelheid frequentieruimte vast te stellen
enkel berust bij de minister die tevens bevoegd is tot en belast is met de vergunningverlening:
de minister van EZK.
2.2. Inwerkingtreding wet van 14 maart 2018 ten behoeve van de komende multibandveiling
Naar verwachting zal in de loop van 2020 middels een veiling de verdeling plaatsvinden
van de 700-, 1400- en 2100 MHz-frequenties voor mobiele communicatie (hierna: de multibandveiling).1 Voor deze komende multibandveiling zal, conform het advies van de ACM, tevens een
maximale hoeveelheid frequentieruimte (in dat kader ook wel ‘spectrumcap’ genoemd)
worden vastgesteld om te voorkomen dat er een te grote concentratie van frequenties
bij één partij kan plaatsvinden. Deze maximale hoeveelheid frequentieruimte zal, net
als voor commerciële radio-omroep, bij ministeriële regeling worden vastgesteld op
grond van artikel 3.11, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.
In het kader van deze multibandveiling is de inwerkingtreding van de in paragraaf
2.1 genoemde wet van 14 maart 2018 van groot belang. Deze wet voorziet namelijk niet
alleen in de totstandkoming van één, eenduidig regime ten aanzien van het vaststellen
van een maximale hoeveelheid frequentieruimte, maar ook in een wijziging van artikel
3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Op grond van artikel 3.11, tweede lid,
van de Telecommunicatiewet, wordt, kort gezegd, bepaald in welke gevallen twee of
meer natuurlijke personen of rechtspersonen als één worden aangemerkt voor de toepassing
van een krachtens het artikel 3.11, eerste lid, vastgestelde maximumhoeveelheid frequentieruimte.
Het gewijzigde artikel 3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet biedt, gezien
de huidige marktomstandigheden in de mobiele telecommunicatiesector, betere mogelijkheden
om te voorkomen dat een te grote concentratie van frequenties bij één partij kan plaatsvinden
dan het oude artikel 3.11, tweede lid. Het is derhalve van groot belang om de wet
van 14 maart 2018 ruim vóór de komende veiling in werking te laten treden.
3. Gevolgen inwerkingtreding wet van 14 maart 2018 voor commerciële radio-omroep en
vaststellen van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep
3.1. Gevolgen vervallen artikel 6.24 van de Mediawet 2008
De inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 is noodzakelijk voor de komende multibandveiling,
en heeft ook het vervallen van artikel 6.24 van de Mediawet 2008 als gevolg. Op grond
van artikel 6.24 van de Mediawet waren, in artikel 22 van het Mediabesluit 2008 en
artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003,
regels gesteld ten aanzien van de maximale hoeveelheid frequentieruimte voor, kort
gezegd, commerciële FM-radio-omroep.
Artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008, voorzag in een regeling op grond
waarvan twee of meer media-instellingen als één instelling worden aangemerkt in het
kader van de verdeling van FM-frequentieruimte. In artikel 8 van de Regeling aanwijzing
gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003 was bepaald over hoeveel vergunningen landelijke
en niet-landelijke commerciële radio-omroepen ten hoogste mochten gebruiken: landelijk
maximaal vier vergunningen en niet-landelijk, kort gezegd, maximaal 30 procent demografisch
bereik. Met de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 zijn zowel artikel 22
van het Mediabesluit 2008 als artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte
radio-omroep 2003 van rechtswege komen te vervallen.2
Zonder vervangende ministeriële regeling op grond van de Telecommunicatiewet voor
de bepaling van wanneer sprake is van één rechtspersoon (in de terminologie van de
Mediawet 2008: één media-instelling), en ter vaststelling van de maximale hoeveelheid
frequentieruimte voor landelijke en niet-landelijke commerciële omroep, zou er tijdelijk
een lacune ontstaan, waarin geen regels zouden gelden ter beperking van de hoeveelheid
frequentieruimte voor commerciële radio-omroep.
3.2. Voorschriften in Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep
Het ontstaan van een tijdelijke lacune is onwenselijk. Echter, de totstandkoming van
een nieuwe ministeriële regeling op grond van de Telecommunicatiewet zal naar verwachting
nog enige tijd vergen. Gelet op het in paragraaf 2.2 van deze toelichting beschreven
belang van de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 voor de multibandveiling,
is besloten om de artikelen 22 van het Mediabesluit 2008 en artikel 8 van de Regeling
aanwijzing en gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003 tijdelijk over te nemen in
deze tijdelijke regeling op grond van de Telecommunicatiewet. Hierbij zijn geen inhoudelijke,
maar uitsluitend redactionele wijzigingen aangebracht om de oude Mediawettelijke voorschriften
beter te laten aansluiten op de terminologie van de Telecommunicatiewet. Voor deze
terminologische wijzigingen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van
deze tijdelijke regeling.
Er is derhalve bedoeld deze ministeriële regeling een tijdelijk karakter te geven.
In dit kader zal naar verwachting op korte termijn een nieuwe ministeriële regeling
worden geconsulteerd, die zal strekken tot vervanging en intrekking van deze tijdelijke
regeling. Tot er een nieuwe regeling is vastgesteld, zal deze regeling blijven gelden.
4. Uitvoering en handhaving
Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van deze Tijdelijke regeling.
5. Regeldruk
Aangezien met deze tijdelijke regeling geen inhoudelijke wijzigingen zijn aangebracht
ten opzichte van de oude Mediawettelijke bepalingen, zijn er in het geheel geen effecten
op de regeldruk.
6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat de wet van 14 maart 2018 in werking
treedt. De wet van 14 maart 2018 treedt in werking met ingang van een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip. Voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze tijdelijke
regeling wordt derhalve verwezen naar dit koninklijk besluit. De regeling vervalt
op een door de Minister van Economische Zaken en Klimaat te bepalen tijdstip.
II. Artikelsgewijze deel
Artikel 2
In artikel 2 van deze tijdelijke regeling is bepaald dat deze uitsluitend van toepassing
is op commerciële radio-omroep. Op deze manier kan ervoor worden gekozen om, op grond
van artikel 3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, voor de komende multibandveiling
te voorzien in een alternatieve wijze van beoordelen of sprake is van één rechtspersoon.
Artikel 3
Artikel 3 komt inhoudelijk overheen met het oude artikel 22 van het Mediabesluit 2008
en voorziet in een regeling voor de bepaling of sprake is van meerdere rechtspersonen
die moeten worden aangemerkt als één. Ten opzichte van artikel 22 van het Mediabesluit
2008 zijn enkele terminologische wijzigingen aangebracht. Zo sprak artikel 22 van
het Mediabesluit 2008, in lijn met de Mediawet 2008, over ‘instellingen’, terwijl
artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, spreekt over ‘rechtspersonen’. Om artikel
3 goed te laten aansluiten op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet is het begrip
‘instelling’ telkens vervangen door ‘rechtspersoon’.
Artikel 4
Artikel 4 komt inhoudelijk overeen met artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanwijzing
en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, en bevat de beperking van
de hoeveelheid frequentieruimte voor landelijke commerciële-radio-omroep. Ten behoeve
van het verbeteren van de leesbaarheid van deze tijdelijke regeling is ervoor gekozen
de maximale hoeveelheid frequentieruimte voor landelijke commerciële radio-omroep
en voor niet-landelijke commerciële radio-omroep op te nemen in twee afzonderlijke
artikelen. Ten opzichte van artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik
frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zijn enkele redactionele wijzigingen
aangebracht. Zo is ‘commerciële omroepinstelling’ vervangen door ‘rechtspersoon’ en
is ‘gebruikt’ vervangen door ‘verworven of gebruikt’. De laatstgenoemde wijziging
hangt samen met de redactie van artikel 3.11, eerste lid, van de Telecommunicatiewet,
die spreekt van ‘gebruiken of verwerven’ van frequentieruimte in plaats van de Mediawet
2008, die enkel spreekt van ‘gebruik’. Het toevoegen van ‘verwerven’ heeft geen inhoudelijke
gevolgen. Gelet op de toelichting bij en de totstandkoming van artikel 6.24 van de
Mediawet 2008 en van artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte
commerciële radio-omroep 2003, moest onder de in deze artikelen gebezigde vormen van
‘gebruik’ tevens ‘verwerven’ worden verstaan.3
Artikel 5
Artikel 5 komt inhoudelijk overeen met artikel 8, tweede en derde lid, van de Regeling
aanwijzingen en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, en bevat de
beperking van de hoeveelheid frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep.
Er hebben dezelfde redactionele wijzigingen plaatsgevonden als ten aanzien van artikel
8, eerste lid. Hiervoor wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel
4.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer