Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 13 februari 2020, nr. WJZ/ 19242023, tot vaststelling van tijdelijke regels met betrekking tot de maximale hoeveelheid frequentieruimte bestemd voor commerciële FM-radio-omroep die één rechtspersoon kan gebruiken of verwerven (Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

commerciële radio-omroep:

radio-omroep als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mediawet 2008 door een commerciële media-instelling;

commerciële media-instelling:

commerciële media-instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mediawet 2008;

demografisch bereik:

het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat bij benadering de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan ontvangen;

landelijke commerciële radio-omroep:

commerciële radio-omroep die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's, bestemd voor een landelijk publiek;

maximale hoeveelheid frequentieruimte:

maximale hoeveelheid frequentieruimte als bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, van de wet;

niet-landelijke commerciële radio-omroep:

commerciële radio-omroep die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma’s waarvoor op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;

rechtspersoon:

een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft binnen de Europese Economische Ruimte, of een Europese naamloze vennootschap als bedoeld in verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (PbEU 2001, L 294);

wet:

Telecommunicatiewet.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op frequentieruimte in de FM-band die bestemd is voor commerciële radio-omroep.

Artikel 3 Als één aanmerken van twee of meer rechtspersonen

Voor de toepassing van artikel 3.11, tweede lid, van de wet, worden twee of meer rechtspersonen als één rechtspersoon aangemerkt, als:

  • a. een rechtspersoon direct of indirect zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft in één of meer rechtspersonen dat deze in belangrijke mate het beleid van die rechtspersoon of rechtspersonen kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van dat beleid; of

  • b. een natuurlijk persoon of groep van natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft in twee of meer rechtspersonen dat deze in belangrijke mate het beleid van die rechtspersonen kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van dat beleid.

Artikel 4 Maximum landelijke FM-omroep

Voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma’s, andere dan bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, door één rechtspersoon, worden ten hoogste vier FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties gebruikt of verworven.

Artikel 5 Maximum niet-landelijke FM-omroep

  • 1. Voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma’s als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, door één rechtspersoon, wordt ten hoogste een hoeveelheid frequentieruimte gebruikt of verworven:

    • a. waarvan het demografisch bereik van de desbetreffende FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties tezamen niet meer bedraagt dan 30 procent, en

    • b. waarbij er geen sprake is van een combinatie als bedoeld in bijlage 2a van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 en bijlage 2 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2007 en, voor zover het betreft de kavels B2, B11 en B26, bijlage 2a van de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003, waarbij het demografisch bereik van de kleinste FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van de andere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel b, geldt niet voor combinaties die mede bestaan uit frequenties of samenstellen van frequenties die met toepassing van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure voor vergunningen kavels B27 en B31 zijn verdeeld of voor combinaties die mede bestaan uit frequenties of samenstellen van frequenties die na inwerkingtreding van die regeling zijn verdeeld overeenkomstig artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Telecommunicatiewet en van de Mediawet 2008 (gebruiksbeperking frequentieruimte en digitale radio-omroep) (Stb. 2018, 87) in werking treedt en vervalt op een door de Minister van Economische Zaken en Klimaat te bepalen tijdstip.

Artikel 7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 februari 2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Met de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep (hierna: tijdelijke regeling) zijn de voorschriften die krachtens de Mediawet 2008 golden met betrekking tot de maximale hoeveelheid frequentieruimte die een commerciële media-instelling maximaal kon gebruiken in de FM-band tijdelijk overgenomen in een ministeriële regeling op grond van de Telecommunicatiewet. Hierbij zijn geen inhoudelijke, maar uitsluitend redactionele wijzigingen aangebracht om de oude Mediawettelijke voorschriften beter te laten aansluiten op de terminologie van de Telecommunicatiewet.

2. Aanleiding en totstandkoming

2.1. Eén wettelijk regime voor beperking

Met de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Telecommunicatiewet en van de Mediawet 2008 (gebruiksbeperking frequentieruimte en digitale radio-omroep) (Stb. 2018, 87) is artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet gewijzigd en is artikel 6.24 van de Mediawet 2008 vervallen. Deze wet had als doel te voorzien in één wettelijk regime voor het stellen van een maximum aan door partijen te verwerven frequentieruimte. Tot de inwerkingtreding van de hiervoor genoemde wet, vond de beperking van de hoeveelheid frequentieruimte plaats op grond van twee wettelijke regimes: enerzijds artikel 3.11, eerste lid, van de Telecommunicatiewet en anderzijds artikel 6.24 van de Mediawet 2008.

Op grond van artikel 3.11, eerste lid (oud), van de Telecommunicatiewet was de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de minister van EZK) bevoegd een maximale hoeveelheid frequentieruimte vast te stellen voor alle soorten frequentieruimte, met uitzondering van FM-frequenties. Ten aanzien van uitsluitend deze FM-frequenties was de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media bevoegd een maximum te stellen, op grond van artikel 6.24 van de Mediawet 2008. De minister van EZK was voor beide typen frequentieruimte bevoegd tot en belast met de vergunningverlening. Dit vond en vindt namens hem plaats door Agentschap Telecom.

Met de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018, en het vervallen van artikel 6.24 van de Mediawet 2008, resteert één, eenduidig regime voor álle frequentieruimte, waarmee de bevoegdheid om een maximale hoeveelheid frequentieruimte vast te stellen enkel berust bij de minister die tevens bevoegd is tot en belast is met de vergunningverlening: de minister van EZK.

2.2. Inwerkingtreding wet van 14 maart 2018 ten behoeve van de komende multibandveiling

Naar verwachting zal in de loop van 2020 middels een veiling de verdeling plaatsvinden van de 700-, 1400- en 2100 MHz-frequenties voor mobiele communicatie (hierna: de multibandveiling).1 Voor deze komende multibandveiling zal, conform het advies van de ACM, tevens een maximale hoeveelheid frequentieruimte (in dat kader ook wel ‘spectrumcap’ genoemd) worden vastgesteld om te voorkomen dat er een te grote concentratie van frequenties bij één partij kan plaatsvinden. Deze maximale hoeveelheid frequentieruimte zal, net als voor commerciële radio-omroep, bij ministeriële regeling worden vastgesteld op grond van artikel 3.11, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.

In het kader van deze multibandveiling is de inwerkingtreding van de in paragraaf 2.1 genoemde wet van 14 maart 2018 van groot belang. Deze wet voorziet namelijk niet alleen in de totstandkoming van één, eenduidig regime ten aanzien van het vaststellen van een maximale hoeveelheid frequentieruimte, maar ook in een wijziging van artikel 3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Op grond van artikel 3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, wordt, kort gezegd, bepaald in welke gevallen twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen als één worden aangemerkt voor de toepassing van een krachtens het artikel 3.11, eerste lid, vastgestelde maximumhoeveelheid frequentieruimte.

Het gewijzigde artikel 3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet biedt, gezien de huidige marktomstandigheden in de mobiele telecommunicatiesector, betere mogelijkheden om te voorkomen dat een te grote concentratie van frequenties bij één partij kan plaatsvinden dan het oude artikel 3.11, tweede lid. Het is derhalve van groot belang om de wet van 14 maart 2018 ruim vóór de komende veiling in werking te laten treden.

3. Gevolgen inwerkingtreding wet van 14 maart 2018 voor commerciële radio-omroep en vaststellen van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep

3.1. Gevolgen vervallen artikel 6.24 van de Mediawet 2008

De inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 is noodzakelijk voor de komende multibandveiling, en heeft ook het vervallen van artikel 6.24 van de Mediawet 2008 als gevolg. Op grond van artikel 6.24 van de Mediawet waren, in artikel 22 van het Mediabesluit 2008 en artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003, regels gesteld ten aanzien van de maximale hoeveelheid frequentieruimte voor, kort gezegd, commerciële FM-radio-omroep.

Artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008, voorzag in een regeling op grond waarvan twee of meer media-instellingen als één instelling worden aangemerkt in het kader van de verdeling van FM-frequentieruimte. In artikel 8 van de Regeling aanwijzing gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003 was bepaald over hoeveel vergunningen landelijke en niet-landelijke commerciële radio-omroepen ten hoogste mochten gebruiken: landelijk maximaal vier vergunningen en niet-landelijk, kort gezegd, maximaal 30 procent demografisch bereik. Met de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 zijn zowel artikel 22 van het Mediabesluit 2008 als artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003 van rechtswege komen te vervallen.2

Zonder vervangende ministeriële regeling op grond van de Telecommunicatiewet voor de bepaling van wanneer sprake is van één rechtspersoon (in de terminologie van de Mediawet 2008: één media-instelling), en ter vaststelling van de maximale hoeveelheid frequentieruimte voor landelijke en niet-landelijke commerciële omroep, zou er tijdelijk een lacune ontstaan, waarin geen regels zouden gelden ter beperking van de hoeveelheid frequentieruimte voor commerciële radio-omroep.

3.2. Voorschriften in Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep

Het ontstaan van een tijdelijke lacune is onwenselijk. Echter, de totstandkoming van een nieuwe ministeriële regeling op grond van de Telecommunicatiewet zal naar verwachting nog enige tijd vergen. Gelet op het in paragraaf 2.2 van deze toelichting beschreven belang van de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 voor de multibandveiling, is besloten om de artikelen 22 van het Mediabesluit 2008 en artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003 tijdelijk over te nemen in deze tijdelijke regeling op grond van de Telecommunicatiewet. Hierbij zijn geen inhoudelijke, maar uitsluitend redactionele wijzigingen aangebracht om de oude Mediawettelijke voorschriften beter te laten aansluiten op de terminologie van de Telecommunicatiewet. Voor deze terminologische wijzigingen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van deze tijdelijke regeling.

Er is derhalve bedoeld deze ministeriële regeling een tijdelijk karakter te geven. In dit kader zal naar verwachting op korte termijn een nieuwe ministeriële regeling worden geconsulteerd, die zal strekken tot vervanging en intrekking van deze tijdelijke regeling. Tot er een nieuwe regeling is vastgesteld, zal deze regeling blijven gelden.

4. Uitvoering en handhaving

Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van deze Tijdelijke regeling.

5. Regeldruk

Aangezien met deze tijdelijke regeling geen inhoudelijke wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van de oude Mediawettelijke bepalingen, zijn er in het geheel geen effecten op de regeldruk.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat de wet van 14 maart 2018 in werking treedt. De wet van 14 maart 2018 treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze tijdelijke regeling wordt derhalve verwezen naar dit koninklijk besluit. De regeling vervalt op een door de Minister van Economische Zaken en Klimaat te bepalen tijdstip.

II. Artikelsgewijze deel

Artikel 2

In artikel 2 van deze tijdelijke regeling is bepaald dat deze uitsluitend van toepassing is op commerciële radio-omroep. Op deze manier kan ervoor worden gekozen om, op grond van artikel 3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, voor de komende multibandveiling te voorzien in een alternatieve wijze van beoordelen of sprake is van één rechtspersoon.

Artikel 3

Artikel 3 komt inhoudelijk overheen met het oude artikel 22 van het Mediabesluit 2008 en voorziet in een regeling voor de bepaling of sprake is van meerdere rechtspersonen die moeten worden aangemerkt als één. Ten opzichte van artikel 22 van het Mediabesluit 2008 zijn enkele terminologische wijzigingen aangebracht. Zo sprak artikel 22 van het Mediabesluit 2008, in lijn met de Mediawet 2008, over ‘instellingen’, terwijl artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, spreekt over ‘rechtspersonen’. Om artikel 3 goed te laten aansluiten op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet is het begrip ‘instelling’ telkens vervangen door ‘rechtspersoon’.

Artikel 4

Artikel 4 komt inhoudelijk overeen met artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, en bevat de beperking van de hoeveelheid frequentieruimte voor landelijke commerciële-radio-omroep. Ten behoeve van het verbeteren van de leesbaarheid van deze tijdelijke regeling is ervoor gekozen de maximale hoeveelheid frequentieruimte voor landelijke commerciële radio-omroep en voor niet-landelijke commerciële radio-omroep op te nemen in twee afzonderlijke artikelen. Ten opzichte van artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Zo is ‘commerciële omroepinstelling’ vervangen door ‘rechtspersoon’ en is ‘gebruikt’ vervangen door ‘verworven of gebruikt’. De laatstgenoemde wijziging hangt samen met de redactie van artikel 3.11, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, die spreekt van ‘gebruiken of verwerven’ van frequentieruimte in plaats van de Mediawet 2008, die enkel spreekt van ‘gebruik’. Het toevoegen van ‘verwerven’ heeft geen inhoudelijke gevolgen. Gelet op de toelichting bij en de totstandkoming van artikel 6.24 van de Mediawet 2008 en van artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, moest onder de in deze artikelen gebezigde vormen van ‘gebruik’ tevens ‘verwerven’ worden verstaan.3

Artikel 5

Artikel 5 komt inhoudelijk overeen met artikel 8, tweede en derde lid, van de Regeling aanwijzingen en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, en bevat de beperking van de hoeveelheid frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep. Er hebben dezelfde redactionele wijzigingen plaatsgevonden als ten aanzien van artikel 8, eerste lid. Hiervoor wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 24 095, nr. 478.

X Noot
2

Ten overvloede wordt opgemerkt dat uitsluitend artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte radio-omroep 2003 met de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 van rechtswege is komen te vervallen. De overige artikelen van deze regeling hebben niet hun grondslag in de artikelen 6.24 van de Mediawet 2008 of 22 van het Mediabesluit 2008, maar in artikel 6.23 van de Mediawet 2008, dat niet is komen te vervallen.

X Noot
3

Kamerstukken II 1995/96, 24 808, nr. 3, Kamerstukken II 1996/97, 24 808, nr. 21, Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (Stct. 2003, 40).

Naar boven