Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van inzake aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep (Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003)

24 februari 2003

nr. MLB/JZ/2003/7.756

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 82e van de Mediawet, en artikel 53c, tweede lid, van het Mediabesluit;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder demografisch bereik: het demografisch bereik, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

Artikel 2

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit nieuws, actualiteiten en informatie, gericht op de Nederlandse samenleving. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:

a. het radioprogramma in elk geval wordt uitgezonden gedurende de uren van 07.00 uur tot 19.00 uur;

b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent nieuws, actualiteiten en informatie bevat; en

c. in het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur en tussen 19.00 uur en 23.00 uur, voor zover in laatstgenoemde uren wordt uitgezonden, ten minste eenmaal per uur op het hele uur en tussen 23.00 uur en 07.00 uur, voor zover in deze uren wordt uitgezonden, ten minste eenmaal per twee uur op het hele uur een programmaonderdeel bestaande uit nieuws is opgenomen.

2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavel A4, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

3. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt de zendtijd besteed aan reclameboodschappen buiten beschouwing gelaten.

4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

Artikel 3

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling, dat overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:

a. het radioprogramma in elk geval wordt uitgezonden gedurende de uren van 07.00 uur tot 19.00 uur;

b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 30 procent Nederlandstalige muziek bevat;

c. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 20 procent muziek, andere dan bedoeld in onderdeel b, van Europese producties bevat; en

d. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 10 procent muziek als bedoeld in onderdeel b of c bevat van muziekproducties die niet langer dan één jaar geleden zijn uitgebracht.

2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavel A9, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

3. Voor de toepassing van het eerste lid worden als Europese producties aangemerkt muziekproducties die met overeenkomstige toepassing van de criteria van artikel 6 van de Europese richtlijn als Europese productie kunnen worden aangemerkt.

4. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdelen b tot en met d, wordt de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten.

5. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

Artikel 4

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:

a. het radioprogramma in elk geval wordt uitgezonden gedurende de uren van 07.00 uur tot 19.00 uur; en

b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek bevat.

2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavel A8, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

3. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten.

4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

Artikel 5

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit bijzondere muziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:

a. het radioprogramma in elk geval wordt uitgezonden gedurende de uren van 07.00 uur tot 19.00 uur;

b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent muziek bevat;

c. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten hoogste 25 procent muziek bevat die genoteerd staat of heeft gestaan op een van de gangbare hitlijsten voor popmuziek in Nederland, waarbij hitnoteringen van vijf jaar of langer geleden niet meetellen; en

d. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur minder dan 50 procent klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek bevat.

2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavel A2, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

3. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdelen b tot en met d, wordt de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten.

4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

Artikel 6

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen, die overwegend bestaan uit bijzondere muziek. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:

a. het radioprogramma in elk geval wordt uitgezonden gedurende de uren van 07.00 uur tot 19.00 uur;

b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 50 procent muziek bevat;

c. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten hoogste 25 procent muziek bevat die genoteerd staat of heeft gestaan op een van de gangbare hitlijsten voor popmuziek in Nederland;

d. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur ten minste 10 procent muziek bevat van muziekproducties die niet langer dan één jaar geleden zijn uitgebracht; en

e. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur minder dan 50 procent klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek bevat.

2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavel A5, bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

3. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdelen b tot en met e, wordt de zendtijd besteed aan reclameboodschappen en nieuws buiten beschouwing gelaten.

4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien met toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de in het tweede lid bedoelde frequentieruimte wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

Artikel 7

1. De frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in het tweede lid, wordt slechts gebruikt voor het uitzenden van regionale radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen. Een radioprogramma wordt aangemerkt als een radioprogramma, bedoeld in de vorige volzin, indien:

a. het radioprogramma in elk geval wordt uitgezonden gedurende de uren van 07.00 uur tot 19.00 uur;

b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 10 procent in het bijzonder gericht is op het gebied waarvoor het programma is bestemd; en

c. verzorgd wordt door een commerciële omroepinstelling, waarvan alle door haar verzorgde en via omroepnetwerken uitgezonden programma's tezamen door niet meer dan 30 procent van het aantal inwoners van Nederland kunnen worden ontvangen.

2. Als frequentieruimte, bedoeld in het eerste lid, wordt aangewezen: de frequentieruimte in de kavels B1 tot en met B26, bedoeld in tabel 3 van bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

3. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt de zendtijd besteed aan reclameboodschappen buiten beschouwing gelaten.

Artikel 8

1. In afwijking van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, mag voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma's, andere dan bedoeld in artikel 7, eerste lid, van eenzelfde commerciële omroepinstelling meer dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties worden gebruikt, met dien verstande dat:

a. niet meer of andere frequentieruimte in de FM-band wordt gebruikt dan de frequentieruimte van ten hoogste twee kavels, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radioomroep 2003; en

b. één van de kavels, bedoeld in onderdeel a, frequentieruimte betreft waarop artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 4 eerste en tweede lid, artikel 5, eerste en tweede lid, of artikel 6, eerste en tweede lid, van toepassing is.

2. In afwijking van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, mag voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma's als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van eenzelfde commerciële omroepinstelling meer dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, behorende tot de in artikel 7, tweede lid, aangewezen frequentieruimte, worden gebruikt, mits

a. het demografisch bereik van de desbetreffende FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties tezamen niet meer bedraagt dan 30 procent; en

b. er geen sprake is van een combinatie als bedoeld in bijlage 2a van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, waarbij het demografisch bereik van de kleinste FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van de andere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris voornoemd,
C.H.J. van Leeuwen.

Toelichting

1. Algemeen

1.1. Algemene uitgangspunten verdeling radio-omroepfrequenties commerciële omroep

Het huidige kabinet heeft in het Strategisch Akkoord vastgelegd dat de langjarige verdeling van radiofrequenties voor commerciële omroep zal geschieden op basis van een vergelijkende toets aan de hand van objectieve criteria - waarbij het aanbod ten aanzien van de hoogte van de jaarlijkse vergoeding een belangrijke component zal zijn. Media, radio en televisie in het bijzonder, zijn in de moderne samenleving de belangrijkste middelen van algemene, publieke communicatie. Het inzicht dat het medium daarbij in hoge mate bepalend is voor de boodschap en voor de aard, toon en effecten van communicatie, is niet nieuw. De toegang en het gebruik van de omroep zet in hoge mate de toon in het sociale verkeer. Om die reden is omroep, of dit nu commercieel of publiek is, in hoge mate bepalend voor de kwaliteit en het functioneren van de samenleving. Op grond van haar verantwoordelijkheid voor het welzijn en de ontwikkeling van de samenleving is het verantwoord dat de overheid bij het uitgeven van frequenties in het algemeen belang eisen verbindt aan het gebruik van frequenties en de toewijzing niet of althans niet op beslissende wijze laat afhangen van een verdeelinstrument waarbij uitsluitend het financiële bod het onderscheidend criterium is. Een overheid moet derhalve bij de uitgifte van schaarse frequentieruimte voor commerciële omroep prealabele eisen kunnen stellen ter waarborging van bepaalde belangen. Daarbij kan ieder geval gedacht worden aan: de verscheidenheid of variatie in het aanbod, voldoende zorg voor het programma, het naleven van het programmaformat waarop de frequentie is verkregen, het te goeder trouw en integer handelen door de vergunninghouder en de pluraliteit van aanbieders.

De uitgangspunten voor de verdeling van de radiofrequenties, zoals voorzien in het Strategisch Akkoord, waren ten dele niet in overeenstemming met het Frequentiebesluit zoals dat destijds gold. Het nieuwe beleid dat de regering voor ogen staat veronderstelde derhalve wijziging van dat besluit (Stb. 2002, 467). Bij brief van 6 december 2002 (Kamerstukken II 2002/03, 24 095, nr. 109) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitgangspunten en de inrichting van de vergelijkende toets voor de uitgifte van etherfrequenties voor commerciële radiostations. Naar aanleiding van nader overleg met de Tweede Kamer heeft het kabinet bij brief van 19 december 2002 (Kamerstukken II, 2002/03, 24 095, nr 114) nader aangegeven hoe, rekening houdend met de wensen vanuit de Tweede Kamer, de uitvoering van de procedure van de vergelijkende toets kan plaatsvinden. Op 24 december 2002 is in de Staatscourant een bekendmaking als bedoeld in artikel 3 van het Frequentiebesluit geplaatst van de Staatssecretaris van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waarin is aangegeven dat de voor commerciële radio-omroep beschikbare frequentieruimte zal worden verdeeld door middel van de procedure van een vergelijkende toets.

Onderhavige regeling, gebaseerd op de artikelen 82e en 82f van de Mediawet, strekt ertoe mede invulling te geven aan het waarborgen van het belang van pluriformiteit in het programma-aanbod en verscheidenheid van programma-aanbieders.

1.2. Nadere overwegingen ten aanzien van pluriformiteit van het programma-aanbod en verscheidenheid van programma-aanbieders

Belangrijk uitgangspunt bij de verdeling van schaarse frequentieruimte is het waarborgen van diversiteit, zowel wat betreft programma-aanbieders (pluraliteit) als het programma-aanbod (pluriformiteit).

Pluraliteit kan worden gewaarborgd door de toegang tot de ether open te stellen voor in beginsel zo veel mogelijk verschillende programma-aanbieders. Uitgangspunt daartoe is de hoofdregel van artikel 82f van de Mediawet: eenzelfde omroepinstelling kan niet meer dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties verwerven. Op deze hoofdregel worden in het kader van de uitgifte van de beschikbare frequentieruimte via onderhavige regeling in beperkte mate uitzonderingen toegestaan.

Pluriformiteit kan onderscheiden worden in interne en externe pluriformiteit. Interne pluriformiteit wordt bereikt indien binnen de afzonderlijke programma's van programma-aanbieders aandacht wordt gegeven aan de veelvormigheid en veelkleurigheid van interesses en smaakvoorkeuren die uitdrukking zijn van de verscheidenheid aan maatschappelijke en culturele opvattingen en stromingen. Externe pluriformiteit wordt bereikt wanneer inhoudelijk duidelijk onderscheiden programma's (kenmerkend voor de programma-aanbieder) onversneden worden aangeboden. Pluriformiteit is dan het resultaat van de veelvormigheid en veelkleurigheid van het totale aanbod van alle programma-aanbieders.

Aan de mogelijkheid om op grond van artikel 82e van de Mediawet frequentieruimte aan te wijzen en te bestemmen voor bepaalde programmacategorieën ligt het uitgangspunt van externe pluriformiteit ten grondslag. De gekozen programmacategorieën verschillen van elkaar en de daarmee vooraf gekozen inhoudelijke invulling waarborgt in ieder geval dat deze verschillende programmacategorieën vertegenwoordigd zijn in het totale programma-aanbod. Een aanpak die gericht is op het waarborgen van externe pluriformiteit is mogelijk omdat er in Nederland een relatief groot aantal frequenties of samenstellen van frequenties voor commerciële radio-omroep beschikbaar is; er is derhalve ruimte voor differentiatie vooraf. Bovendien kunnen aanbieders van radioprogramma's binnen een programmacategorie een inhoudelijk consistent, gericht en herkenbaar programma brengen en dat afstemmen op een bepaalde groep luisteraars. Dit sluit ook beter aan bij de wijze waarop mensen naar de radio luisteren en met een radiostation een bepaalde relatie opbouwen. De attractiviteit van een station zit voor grote groepen luisteraars juist in een bepaalde identiteit waarvan men verwacht dat die herkenbaar blijft.

Door het aanwijzen van frequentieruimte ten behoeve van vooraf gekozen inhoudelijke programmacategorieën intervenieert de overheid in bepaalde mate in een verder vrije markt van commerciële programma-aanbieders. Deze interventie dient om de beleidswaarde pluriformiteit, met het oog op maatschappelijke en culturele belangen, te waarborgen. Daarbij is nadrukkelijk in het oog gehouden dat de aanwijzing van programmacategorieën een rendabele exploitatie van de desbetreffende frequentieruimte mogelijk moet maken. Binnen de inhoudelijke eisen die zijn aangegeven zijn programma-aanbieders in staat om op basis van een eigen programma- en marktstrategie tot rendabele exploitatie te komen. De programmatische voorschriften die op grond van deze regeling aan de aanwijzing van de programmacategorieën zijn verbonden betreffen minimumeisen. In het kader van de vergelijkende toets kunnen aanvragers voor deze geclausuleerde frequentieruimte zich onderscheiden door daar een uitgebreidere invulling aan te geven en aldus een hogere waardering van hun aanvraag verwerven.

1.3. Uitwerking in gebruiksvoorschriften frequentieruimte

Ter waarborging van de hiervoor genoemde belangen worden beperkingen en voorwaarden gesteld aan het verkrijgen van gebruiksrechten voor FM-frequentieruimte. Het gaat om de volgende beperkingen en voorwaarden:

a. vijf landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties worden aangewezen en bestemd voor gebruik ten behoeve van specifieke aangewezen categorieën commerciële radioprogramma's. Het gaat daarbij om aanwijzing van frequentieruimte voor programma's die overwegend bestaan uit nieuws, actualiteiten en informatie, uit Nederlandstalige muziek, uit klassieke muziek of jazzmuziek, en uit niet tot de populaire mainstream behorende bijzondere muziek die meer gericht is op specifieke smaakvoorkeuren, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan ruimte voor een multiculturele zender en voor vernieuwende popmuziek.

b. de voor niet-landelijke commerciële radio-omroep bestemde FM-frequentieruimte wordt aangewezen voor gebruik ten behoeve van commerciële radioprogramma's, waarin regiogerichte programmering is opgenomen;

c. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan ten hoogste twee landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven, waarvan er één is aangewezen voor de onder a genoemde programmacategorieën;

d. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan niet een landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties gecombineerd met één of meer niet-landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven;

e. eenzelfde commerciële omroepinstelling kan meerdere niet-landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties verwerven, mits het demografisch bereik niet meer bedraagt dan 30 procent. Uit een oogpunt van doelmatig frequentiegebruik geldt daarbij tevens dat een combinatie, waarbij het demografisch bereik van de kleinste FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van de andere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen niet mogelijk is. Deze combinaties zijn vermeld in bijlage 2a van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

Deze regeling strekt er toe op grond van artikel 82e van de Mediawet de onder a en b aangegeven aanwijzing van de frequentieruimte te regelen, alsmede om op grond van artikel 82f van de Mediawet juncto artikel 53c van het Mediabesluit, de onder c en e genoemde uitzonderingen toe te staan op de hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet. Onderdeel d volgt reeds uit de genoemde hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet.

1.4. Bedrijfseffecten

De landelijke commerciële omroepinstellingen die een vergunning verwerven voor het gebruik van frequentieruimte die is aangewezen voor nieuws, actualiteiten en andere informatie, Nederlandstalige muziek, klassieke muziek of jazzmuziek en niet tot de populaire mainstream behorende bijzondere muziek, nemen een aparte positie in op de markt voor commerciële radio via de ether. Zij dienen een programma te verzorgen dat voldoet aan de gestelde programmatische voorschriften. Voor zover zij zich daarmee richten op specifieke smaakvoorkeuren heeft dit betekenis voor hun positie op de advertentiemarkt.

Uitgaande van de hoofdregel van artikel 82f van de Mediawet, die bepaalt dat eenzelfde commerciële omroepinstelling niet meer frequentieruimte mag gebruiken dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, betekenen de in deze regeling opgenomen uitzonderingen op die hoofdregel een verruiming van de exploitatiemogelijkheden, omdat het binnen grenzen wordt toegestaan dat eenzelfde commerciële omroepinstelling meer dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties gebruikt.

Voor zowel de betrokken landelijk opererende commerciële radio-omroepinstellingen als de regionale commerciële radio-omroepinstellingen vloeien uit deze regeling, naast de kosten die het verzorgen van een radioprogramma dat voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen met zich meebrengt en de reeds uit de Mediawet en de Telecommunicatiewet voortvloeiende kosten in verband met de naleving van de wettelijke bepalingen en het toezicht daarop, geen specifieke extra nalevingskosten voort.

1.5. Toezicht

Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving van de bepalingen van deze regeling. Bij overtreding kan aan de desbetreffende commerciële omroepinstelling een bestuurlijke boete worden opgelegd en eventueel de voor commerciële omroep verleende mediawettelijke toestemming worden ingetrokken. Het verlies van die toestemming is tevens een titel om de vergunning voor het gebruik van frequentieruimte in te trekken. Daarnaast is het niet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 82e en 82f van de Mediawet op grond van artikel 3.7, tweede lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet een zelfstandige grond om een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte in te trekken.

Het toezicht in het kader van artikel 82f, eerste en tweede lid, van de Mediawet, zal geschieden aan de hand van de criteria die in artikel 53c, eerste lid, van het Mediabesluit, zijn opgenomen ter bepaling of er sprake is van eenzelfde instelling. Verwezen moge worden naar de nota van toelichting bij het besluit tot wijziging van het Mediabesluit van 29 april 1998, Stb. 274, in het bijzonder met betrekking tot onderdeel L van dat besluit, en naar de Mededeling inzake toets op verbondenheid aanvragers vergunningen frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, gepubliceerd in de Staatscourant van 7 februari 2003, nr. 27. Daarin is nader toegelicht in welke situaties volgens de criteria van artikel 53c, eerste lid, onder meer sprake kan zijn van eenzelfde instelling bij onderlinge verbondenheid van twee of meer instellingen.

Voor zover commerciële omroepinstellingen die een vergunning voor het gebruik van geclausuleerde FM-frequentieruimte hebben verkregen een uitgebreidere invulling aan de voorgeschreven programmering geven, vertaalt zich dat in vergunningvoorschriften. Het toezicht op de vergunningvoorschriften valt formeel onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken, in het bijzonder het Agentschap Telecom. Tussen het Commissariaat voor de Media en het Agentschap zal afstemming plaatsvinden omtrent het houden van toezicht.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In deze regeling wordt gebruik gemaakt van het begrip `demografisch bereik' zoals dat is opgenomen in artikel 1, onderdeel q, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003. Onder demografisch bereik wordt verstaan het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat bij benadering de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan ontvangen. In bijlage 1 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 is het demografisch bereik van de frequentieruimte in de onderscheiden kavels vermeld.

Artikelen 2 tot en met 6

In deze artikelen is voor vijf landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties de aanwijzing van frequentieruimte opgenomen voor daarbij aangegeven categorieën radioprogramma's. Deze aanwijzing is er op gericht om commerciële omroepinstellingen die categorieën van programma's uitzenden die naar hun aard, inhoud of doelgroep gericht zijn op specifieke doelgroepen met als consequentie verhoudingsgewijs lagere inkomsten of hogere kosten, mogelijkheden te geven voor het verwerven van FM-frequentieruimte en strekt aldus ter waarborging van de verscheidenheid en variatie in het aanbod. Als zodanige categorieën worden in de artikelen 2, 4, 5 en 6 aangewezen de categorieën radioprogramma's van commerciële omroepinstellingen die overwegend bestaan uit nieuws, actualiteiten en informatie, klassiek muziek of jazzmuziek, en bijzondere muziek die zich onderscheidt van de actuele populaire muziek en aansluit bij specifieke smaakvoorkeuren. De aanwijzing van frequentieruimte ten behoeve van deze categorieën is gebaseerd op artikel 82e, tweede lid, van de Mediawet. In artikel 3 wordt frequentieruimte aangewezen voor een Nederlandstalige zender. Deze aanwijzing is gebaseerd op artikel 82e, eerste lid, van de Mediawet.

In artikel 7 van deze regeling is de frequentieruimte aangewezen ten behoeve van de categorie programma's voor niet-landelijke commerciële radio-omroep. De aanwijzing van frequentieruimte ten behoeve van deze categorie is eveneens gebaseerd op artikel 82e, tweede lid, van de Mediawet.

Voor alle aangewezen programmacategorieën geldt dat, gelet op het algemene luistergedrag, de daguitzendingen bepalend zijn voor het gebruik van de frequentieruimte en voor de bepaling van de identiteit van een radioprogramma conform de aangewezen categorieën. Kenmerkend voor de aangewezen programmacategorieën is dan ook dat deze in elk geval worden uitgezonden gedurende de uren tussen 07.00 uur en 19.00 uur en dat de voorschriften ten aanzien van de programma-inhoud voor die uren gelden. Voor de beoordeling of voldaan wordt aan de programmatische voorschriften die aan de aanwijzing in de genoemde artikelen van deze regeling zijn verbonden en die zijn uitgedrukt in een percentage, wordt uitgegaan van de daadwerkelijk aan de voorgeschreven programmering besteedde uitzendtijd (uren/minuten) in de voorgeschreven uitzendtijd. Door programmatische voorschriften uit te drukken in percentages van de uren tussen 07.00 uur en 19.00 uur worden objectieve voorschriften gesteld, waarbij de geldende verplichtingen niet afhankelijk zijn van door commerciële omroepinstellingen zelf gekozen uitzenduren en wijzigingen daarin. Dit bevordert de toepasbaarheid van de regeling en vereenvoudigt het toezicht op de naleving van de voorschriften.

Nieuws

De aanwijzing van FM-frequentieruimte ten behoeve van een landelijke commerciële nieuwszender komt tegemoet aan de motie Van Zuijlen c.s., (Kamerstukken II 1999/2000, 24 095, nr. 30). In artikel 2 is bepaald wanneer een radioprogramma tot deze categorie gerekend kan worden.

Nederlandstalige muziek

Er is voor gekozen om FM-frequentieruimte aan te wijzen voor een programma dat overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek. Daarmee wordt gewaarborgd dat in het totale aanbod van commerciële radioprogramma's de Nederlandstalige muziek de nodige aandacht blijft krijgen. In artikel 3 is aangegeven wanneer een programma voldoet aan het criterium dat het programma overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek. Het accent in de clausulering ligt op Nederlandstalige muziek. In de praktijk is echter gebleken dat het aanhouden van een hoog percentage Nederlandstalige muziek in een radioprogramma een rendabele exploitatie in de weg kan staan. Bij bestaande commerciële radiozenders gericht op Nederlandstalige muziek heeft dat geleid tot noodzakelijke aanpassing van het programmaformat. Gekozen is voor een minimumpercentage Nederlandstalige muziek van 30% van de zendtijd tussen 07.00uur en 19.00 uur, in combinatie met een minimumpercentage van 20% Europese producties andere dan Nederlandstalige. Hiermee wordt de Nederlands(talig)e muziekcultuur een herkenbare plaats binnen het totale programma-aanbod gegeven, waarbij er tevens ruimte blijft voor een ruimere invulling van de programmavoorschriften.

Klassieke muziek of jazzmuziek

Door frequentieruimte aan te wijzen voor andere muziek dan popmuziek wordt gewaarborgd dat in het totale aanbod van commerciële radioprogramma's ook niet tot de popmuziek behorende muziek een herkenbare plaats heeft. Bij deze categorie gaat het om programma's die overwegend bestaan uit klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, en jazzmuziek, of een combinatie daarvan, hetgeen zowel in het publieke domein (Radio 4) als commerciële domein niet ongebruikelijk is. In artikel 4 is aangegeven wanneer een programma voldoet aan het criterium dat het programma overwegend bestaat uit klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazzmuziek.

Bijzondere muziek

Bijzondere muziek die zich onderscheidt van de actuele populaire muziek kenmerkt zich door een sterke maatschappelijke/culturele betekenis van de muziek, die appelleert aan specifieke smaakvoorkeuren. De muziek is uitdrukking van een specifieke muziekcultuur en muziekgemeenschap binnen de popmuziek. Programma-aanbieders in deze categorie fungeren veelal als gangmaker, herkenningspunt en anker voor een bepaalde stroming of scene en hebben daarmee en specifieke en grote relevantie voor bepaalde stromingen binnen de popmuziek. In het muziekaanbod ligt de nadruk op de specifieke muziek en wordt de muziekkeuze niet bepaald door de als mainstream te kenschetsen populaire hitmuziek. In de muziekkeuze wordt echter wel aansluiting gehouden bij de actuele ontwikkelingen van het muziekaanbod in de specifieke muziekstroming. Hiertoe kunnen muziekgenres als vernieuwende pop, dance, urban, indie, ethnic, country, wereldmuziek en dergelijke gerekend worden.

Daarnaast is er een bepaald aanbod van specifieke muziek, dat zich in het bijzonder richt op specifieke smaakvoorkeuren, doch in minder sterke mate uitdrukking is van een culturele stroming of scene. Niettemin gaat het hierbij eveneens om een duidelijk van de op actuele hits gerichte popmuziek te onderscheiden aanbod van muziek met een bijzonder profiel en herkenbare plaats in het muziekaanbod. Hiertoe kunnen bijvoorbeeld, classic rock en oldies gerekend worden.

Om het vorengenoemde aanbod in het totale programma-aanbod van commerciële radio-omroep te bevorderen en aanbieders van deze categorieën programma's een reële mogelijkheid op het verwerven van FM-frequentieruimte te bieden, worden in de artikelen 5 en 6 twee kavels bestemd. In de daar opgenomen programmavoorschriften is het bijzondere karakter van de programmering uitgedrukt in een maximumpercentage hitmuziek. Bij de kavel, aangewezen in artikel 5, is door het niet meetellen van hitmuziek van ouder dan vijf jaar, ruimte gecreëerd voor aanbod dat zich specifieker richt op `gouwe ouwe' popmuziek. De kavel, aangewezen in artikel 6, is aangewezen voor de hiervoor genoemde categorie die zich richt op specifieke muziekculturen en scenes, waarbij recente muziek een minimumaandeel in het muziekaanbod uitmaakt. Voor de bepaling in hoeverre hitmuziek wordt uitgezonden zullen de algemeen gangbare en aanvaarde hitlijsten, gepubliceerd in Hitdossier, als uitgangspunt worden genomen.

In artikel 2 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, is de mogelijkheid opgenomen dat in de in dat artikel genoemde gevallen wordt overgegaan tot bestemming van de in de artikelen 2 tot en met 6 aangewezen frequentieruimte voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Alsdan zal op grond van artikel 2, vierde lid, 3, vijfde lid, en het vierde lid van de artikelen 4 tot en met 6, de aanwijzing van de desbetreffende frequentieruimte komen te vervallen.

Artikel 7

In dit artikel wordt de aanwijzing van FM-frequentieruimte ten behoeve van niet-landelijke commerciële radioprogramma's geregeld. Radioprogramma's met daarin opgenomen regiogerichte programmering en die worden verzorgd door niet-landelijk opererende commerciële omroepinstellingen, worden aangewezen als categorie radioprogramma's als bedoeld in artikel 82e, tweede lid, van de Mediawet. Daartoe is besloten om de markt voor niet-landelijke commerciële omroep tot verdere ontwikkeling te brengen. Op grond van het onderscheid dat wordt gemaakt tussen landelijke en niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt de eis gesteld dat op de regio gerichte programmering wordt verzorgd. Daartoe is bepaald dat het programma tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 10% in het bijzonder gericht is op het verzorgingsgebied van de regio. Uit cijfers blijkt dat de markt van niet-landelijke adverteerders, zeker op dit moment, een wezenlijk kleinere is dan de markt van landelijke adverteerders. Bovendien zullen de kosten van een dergelijke programmering, ten opzichte van landelijke populaire muziekzenders, relatief hoger uitvallen.

Artikel 8

Eerste lid

Voor landelijke commerciële radio-omroep via de FM-band wordt bepaald dat eenzelfde commerciële omroepinstelling ten hoogste twee landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties mag verwerven. Dit komt ook tegemoet aan de wens van de Tweede Kamer, neergelegd in de motie Nicolaï c.s. (Kamerstukken II 2000/01, 24 095, nr. 56), waarin de regering wordt gevraagd ter vergroting van de diversiteit van het radioaanbod het mogelijk te maken dat eenzelfde instelling maximaal twee zenders mag verwerven. Aan deze motie wordt aldus uitvoering gegeven, dat eenzelfde commerciële omroepinstelling niet meer dan twee landelijke FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties mag gebruiken, waarvan er één geclausuleerd is. In zijn advies van 1 december 2000 concludeert de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) dat er geen reden is om aan te nemen dat verwerving van meer dan één landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties - geclausuleerde, dan wel niet-geclausuleerde - door eenzelfde instelling leidt tot het ontstaan van economische machtsposities. Uit artikel 8, eerste lid, vloeit voort dat indien door toepassing van artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, de bestemming van frequentieruimte voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep vervalt, het niet mogelijk is de desbetreffende frequentieruimte tezamen met andere niet-geclausuleerde frequentieruimte te verwerven. Alsdan geldt immers de hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet.

Tweede lid

Ten aanzien van de niet-landelijke commerciële omroep is overwogen dat vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden op niet-landelijk niveau, de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepinstellingen zich niet op elkaars markt dienen te bewegen en tevens dat voorkomen moet worden dat via ketenvorming op niet-landelijk niveau zodanige concentraties ontstaan dat er zich semi-landelijke netwerken ontwikkelen. Uit deze overwegingen vloeit voort dat eenzelfde omroepinstelling niet een landelijke FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties tezamen met één of meer FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties bestemd voor niet-landelijke commerciële radioprogramma's mag gebruiken. Dit volgt reeds uit de hoofdregel van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, en de bepaling in artikel 8, eerste lid, van deze regeling. Het door eenzelfde instelling verwerven en gebruiken van meerdere FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties die bestemd zijn voor niet-landelijke commerciële radioprogramma's wordt toegestaan, zij het onder de restrictie, dat er geen sprake is mag zijn van een combinatie waarbij het demografisch bereik van de kleinste FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van de andere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen. Deze combinaties zijn vermeld in bijlage 2a van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

C.H.J van Leeuwen.

Naar boven