Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 december 2018, nr. 2018-0000916790 tot wijziging van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds Rijk, de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, de Subsidieregeling oorlogsgravenstichting 2013, de Subsidieregeling Stichting VSO 2013 en de Subsidieregeling SVO 2015

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, onderdelen b, d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 8, eerste lid, en 11, derde lid, aanhef en onderdeel c, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling energiebesparing eigen huis wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2018’ vervangen door ‘1 januari 2020’ en wordt ‘€ 44.275.000’ vervangen door ‘€ 0’.

2. In het tweede en derde lid wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2020’.

B

In artikel 21, eerste lid, wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2024’.

ARTIKEL II

De Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt toegevoegd ‘over de graven en de verhalen van de aldaar begraven oorlogsslachtoffers’.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In aanvulling op artikel 11, derde lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit BZK-subsidies gaat de aanvraag vergezeld van een gespecificeerde begroting, waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de overige activiteiten worden gescheiden.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘Het totaal van de voorschotten’ vervangen door ‘Het voorschot’.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het voorschot van de voor een boekjaar verleende subsidie wordt in januari van dat boekjaar verstrekt.

3. In het vierde lid wordt ‘een voorschot’ vervangen door ‘het voorschot’.

D

In artikel 8 wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2023’.

ARTIKEL III

In artikel 10 van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds Rijk wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2020’.

ARTIKEL IV

De Subsidieregeling Stichting VSO 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3 wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De subsidie wordt in een periode van twee jaar als volgt afgebouwd:

  • met ingang van 1 januari 2019 bedraagt de subsidie 66,6% van het bedrag dat in 2018 is uitgekeerd;

  • met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de subsidie 33,3% van het bedrag dat in 2018 is uitgekeerd.

B

In artikel 6, derde lid, wordt ‘31 december 2018’ telkens vervangen door ‘31 december 2020’ en wordt ‘1 maart 2019’ vervangen door ‘1 maart 2021’.

C

In artikel 8 wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2021’.

ARTIKEL V

De Subsidieregeling SVO 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De subsidie wordt in een periode van twee jaar als volgt afgebouwd:

  • met ingang van 1 januari 2019 bedraagt de subsidie 66,6% van het bedrag dat in 2018 is uitgekeerd;

  • met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de subsidie 33,3% van het bedrag dat in 2018 is uitgekeerd.

B

In artikel 11, tweede lid, wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2021’.

ARTIKEL VI

De regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van:

  • a. 29 november 2016, nr. 2016-2016-0000747704, houdende aanpassing van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (maximumsubsidiebedrag) (Stcrt. 2016, 67270),

  • b. 29 november 2017, nr. 2017-2016-0000747704, houdende aanpassing van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (maximumsubsidiebedrag) (Stcrt. 2016, 65196),

  • c. 9 december 2016, nr. 2016-0000777438, houdende aanpassing van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders en de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (wijzigingen per 1 januari 2017) (Stcrt. 2016, 68352),

wordt ingetrokken.

Artikel VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot verlenging van de Subsidieregeling Stichitng A en O-fonds Rijk, de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, de Subsidieregeling Stichting VSO 2013, de Subsidieregeling SVO 2015 en de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting 2013. Die verlengingen worden in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht.

Het concept van deze regeling is overeenkomstig artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 op 12 november 2018 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd (Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 71). De Tweede Kamer heeft het concept voor kennisgeving aangenomen.

Deze regeling heeft geen noemenswaardige gevolgen voor burgers of bedrijven en daarom heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of de nalevingskosten.

De regeling is, in afwijking van het stelsel van vaste verandermomenten, in werking getreden op de dag na de uitgiftedatum van de Staatscourant. Inwerkingtreding per 1 januari 2019 is niet mogelijk omdat op die datum de genoemde subsidieregelingen vervallen, de verlenging zou dan te laat zijn gekomen. Van het hanteren van een invoeringstermijn is om dezelfde reden afgezien.

Artikelen

Artikel I

Dit artikel strekt tot wijziging van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis.

De wijzigingen strekken tot verlenging van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis en vaststelling van subsidieplafonds.

Bij de start van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis was er budget voor zowel eigenaren-bewoners als voor verenigingen van eigenaars (hierna VvE’s), ongeveer in de verhouding zoals die in de woningvoorraad is: het overgrote deel was voor eigenaren-bewoners. Het budget voor eigenaren-bewoners was na negen maanden uitgeput. Van het budget voor VvE’s is tot september 2018 bijna 6 miljoen euro aangevraagd en iets minder dan 4 miljoen euro verstrekt, maar er is nog budget over. Niet verwonderlijk, omdat VvE’s een lang besluitvormingsproces hebben waarin alle eigenaren hun stem hebben. Om die reden zijn de budgetten voor eigenaren-bewoners en VvE’s ook apart gehouden: zo wordt het voor VvE’s bestemde deel niet opgemaakt door de snellere eigenaren-bewoners. Het nog beschikbare budget voor VvE’s is in de BZK-begroting doorgeschoven naar 2020. De Subsidieregeling energiebesparing eigen huis is verlengd tot en met 2023, zodat bij eventueel verder schuiven van een deel van het budget in de toekomst, de Subsidieregeling niet opnieuw hoeft te worden verlengd.

Onderdeel A

Voor het kalenderjaar 2019 is budget beschikbaar voor de subsidieverlening aan verenigingen als bedoeld in hoofdstuk IV van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis.

Om onduidelijkheid over de mogelijkheid van subsidieverlening aan eigenaren-bewoners te voorkomen is het subsidieplafond daarvoor op 0 gesteld.

Onderdeel B

Dit behelst de, hiervoor toegelichte, verlenging van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis.

Artikel II

In 2016 heeft een evaluatie van de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting 2013 plaatsgevonden. De resultaten van die evaluatie waren nog niet verwerkt, omdat sinds 2016 het onderbrengen van de subsidieregeling bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is verkend. In dat kader werd de regeling voor de jaren 2017 en 2018 telkens ongewijzigd met een jaar verlengd. Nu is besloten dat de subsidieregeling onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijft vallen, is de regeling voor vier jaar verlengd en zijn de resultaten van de evaluatie alsnog verwerkt.

De wijziging van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, strekt tot verduidelijking en aanscherping van de hierin genoemde gesubsidieerde taak. Het verstrekken van informatie en geven van voorlichting ziet enkel op informatie of voorlichting over de oorlogsgraven en de verhalen van de oorlogsslachtoffers in die graven. Subsidie wordt niet verstrekt voor activiteiten die zijn gericht op het verstrekken van informatie en geven van voorlichting in bredere zin.

Op de verstrekking van subsidie aan de Oorlogsgravenstichting is het Kaderbesluit BZK-subsidies van toepassing. Artikel 11, derde lid, onder c, van het Kaderbesluit geeft voor de stichting de verplichting om een subsidieaanvraag te vergezellen van een begroting. De stichting deelde haar begroting op zodanige wijze in, dat gesubsidieerde activiteiten en overige activiteiten niet afzonderlijk konden worden afgelezen. Daardoor werd onvoldoende inzichtelijk of het subsidiebedrag toereikend was. De wijziging van artikel 4, dat de subsidieverlening betreft, verplicht de stichting in haar begroting een strikte scheiding aan te brengen tussen op grond van artikel 2 van de subsidieregeling gesubsidieerde activiteiten en overige activiteiten.

De indeling naar gesubsidieerde activiteiten is op grond van artikel 24, derde lid, van het Kaderbesluit ook verplicht voor de jaarrekening van de stichting, die op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van dat besluit moet worden toegevoegd bij een aanvraag tot subsidievaststelling op grond van artikel 6 van de subsidieregeling. De wijziging van artikel 4 vergroot daarmee de samenhang tussen begroting en jaarrekening en maakt het bepalen van de benodigde subsidie eenvoudiger.

Met de wijziging van het bevoorschottingsregime in artikel 5 wordt tegemoetgekomen aan de wens van de Oorlogsgravenstichting om 100% van de subsidie voor een boekjaar al in januari van dat boekjaar bevoorschot te krijgen. Zodoende kunnen de wisselkoersrisico’s met betrekking tot de activiteiten van de stichting in Indonesië beter worden ondervangen.

Artikel 8 is aangepast aan de nieuwe vervaldatum van de subsidieregeling (1 januari 2023).

Artikel III

Het vermogen van de Stichting A en O-fonds Rijk wordt overwegend gevormd door bijdragen voortvloeiend uit afspraken gemaakt in het Sectoroverleg Rijk (hierna: SOR). Deze bijdragen zijn geformaliseerd in de Bijdragebeschikking Stichting Arbeids- en Opleidingsfonds Rijk van 1 februari 2008 en sinds 2013 in de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds Rijk. Zonder overeenstemming met de partijen in het SOR is een wijziging van de hoogte van de bijdrage niet mogelijk. Bovendien is in artikel 2, derde lid, van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds Rijk bepaald dat bij een besluit om de subsidie niet meer te verstrekken een termijn van drie jaar in acht moet worden genomen.

In 2017 is gestart met de evaluatie van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds Rijk. In afwachting van de uitkomsten van die evaluatie is de looptijd van de subsidieregeling door artikel IV van de regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 december 2017, nr. 2017-0000617849, houdende de verlenging per 1 januari 2018 van enige subsidieregelingen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Stcrt. 2017, 70952) met een jaar verlengd tot 1 januari 2019. Eind maart 2018 is de evaluatie afgerond.

Uit de evaluatie is gebleken dat het A en O-fonds bijdraagt aan samenwerking en kennisuitwisseling. Om te benadrukken dat het bij het A en O-fonds om arbeidsvoorwaardengelden gaat, zijn partijen overeengekomen dat de financiering van het fonds vanaf 2020 plaatsvindt door een jaarlijkse afdracht vanuit de werkgevers per fte en dat dan geen subsidie meer zal worden verstrekt. Dit zal worden vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst die voor de sector Rijk in het kader van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (waarvan de inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2020) zal worden gesloten. Voor 2019 zullen de bijdragen nog eenmaal in de vorm van subsidie aan het A en O-fonds worden toegekend. Daarom is de looptijd van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds Rijk met een jaar verlengd tot 1 januari 2020.

Artikelen IV en V

In de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel (hierna: SVO) en de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid (hierna: VSO) zijn respectievelijk de vakorganisaties van overheidswerknemers en de overheidswerkgevers verenigd. Met de Subsidieregeling SVO 2015 en de Subsidieregeling Stichting VSO 2013 is aan beide stichtingen subsidie verleend ten behoeve van het in stand houden van een adequaat overlegstelsel inzake arbeidsmarktbeleid. De evaluaties van deze subsidieregelingen zijn op 28 augustus 2017 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VIII, nr. 144). De uitkomsten van deze evaluaties zijn meegenomen in de besluitvorming over de subsidiëring van beide stichtingen. Bij brief van 15 december 2017 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstukken 2017/18, 34 550 VII, nr. 56) is uiteengezet waarom tot afbouw en beëindiging van de subsidieregelingen is besloten.

De Subsidieregeling Stichting VSO 2013 wordt afgebouwd omdat uit de subsidie-evaluatie blijkt dat over de doeltreffendheid van de activiteiten van het VSO geen harde uitspraken kunnen worden gedaan. De subsidie lijkt voorts niet noodzakelijk om de activiteiten van het VSO te verrichten, omdat deze activiteiten kunnen worden bekostigd via sectorbijdragen.

In artikel 6, derde lid, van de Subsidieregeling Stichting VSO 2013 is geregeld welke egalisatiereserve de stichting VSO mag hebben op het moment dat de subsidieregeling vervalt. Deze bepaling is aangepast aan de nieuwe vervaldatum van de subsidieregeling (1 januari 2021).

De subsidie voor de SVO wordt in de jaren 2019 en 2020 afgebouwd. Uit het evaluatierapport blijkt dat het niet mogelijk is om een oordeel te formuleren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Subsidieregeling SVO 2015. De verantwoordingsstukken bieden hiervoor onvoldoende inzicht. Ook is in het evaluatierapport geconstateerd dat naast de subsidieregeling verscheidene sectorale regelingen bestaan. Op basis van de bevindingen uit het evaluatierapport is geconcludeerd dat deze subsidie niet meer het geëigende middel is voor het in stand houden van een adequaat overlegstelsel.

Artikel VI

Deze drie regelingen betroffen wijziging van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis en bevatten uitsluitend nog materieel uitgewerkte bepalingen. Die regelingen konden daarom worden ingetrokken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven