ARTIKEL I
De Subsidieregeling energiebesparing eigen huis wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2018’ vervangen door ‘1 januari 2020’ en wordt
‘€ 44.275.000’ vervangen door ‘€ 0’.
2. In het tweede en derde lid wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2020’.
B
In artikel 21, eerste lid, wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2024’.
ARTIKEL II
De Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting 2013 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt toegevoegd ‘over de graven en de verhalen
van de aldaar begraven oorlogsslachtoffers’.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. In aanvulling op artikel 11, derde lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit BZK-subsidies
gaat de aanvraag vergezeld van een gespecificeerde begroting, waarin de activiteiten
waarvoor subsidie wordt gevraagd en de overige activiteiten worden gescheiden.
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘Het totaal van de voorschotten’ vervangen door ‘Het voorschot’.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In het vierde lid wordt ‘een voorschot’ vervangen door ‘het voorschot’.
D
In artikel 8 wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2023’.
ARTIKEL III
In artikel 10 van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds Rijk wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2020’.
ARTIKEL IV
De Subsidieregeling Stichting VSO 2013 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3 wordt een volzin toegevoegd, luidende:
De subsidie wordt in een periode van twee jaar als volgt afgebouwd:
-
– met ingang van 1 januari 2019 bedraagt de subsidie 66,6% van het bedrag dat in 2018
is uitgekeerd;
-
– met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de subsidie 33,3% van het bedrag dat in 2018
is uitgekeerd.
B
In artikel 6, derde lid, wordt ‘31 december 2018’ telkens vervangen door ‘31 december
2020’ en wordt ‘1 maart 2019’ vervangen door ‘1 maart 2021’.
C
In artikel 8 wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2021’.
ARTIKEL V
De Subsidieregeling SVO 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4 wordt een volzin toegevoegd, luidende:
De subsidie wordt in een periode van twee jaar als volgt afgebouwd:
-
– met ingang van 1 januari 2019 bedraagt de subsidie 66,6% van het bedrag dat in 2018
is uitgekeerd;
-
– met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de subsidie 33,3% van het bedrag dat in 2018
is uitgekeerd.
B
In artikel 11, tweede lid, wordt ‘1 januari 2019’ vervangen door ‘1 januari 2021’.
ARTIKEL VI
De regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van:
-
a. 29 november 2016, nr. 2016-2016-0000747704, houdende aanpassing van de Subsidieregeling
energiebesparing eigen huis (maximumsubsidiebedrag) (Stcrt. 2016, 67270),
-
b. 29 november 2017, nr. 2017-2016-0000747704, houdende aanpassing van de Subsidieregeling
energiebesparing eigen huis (maximumsubsidiebedrag) (Stcrt. 2016, 65196),
-
c. 9 december 2016, nr. 2016-0000777438, houdende aanpassing van de Subsidieregeling
energiebesparing eigen huis, de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders
en de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (wijzigingen per 1 januari
2017) (Stcrt. 2016, 68352),
wordt ingetrokken.
Artikel VII
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling strekt tot verlenging van de Subsidieregeling Stichitng A en O-fonds
Rijk, de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, de Subsidieregeling Stichting
VSO 2013, de Subsidieregeling SVO 2015 en de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting
2013. Die verlengingen worden in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht.
Het concept van deze regeling is overeenkomstig artikel 4.10, zevende lid, van de
Comptabiliteitswet 2016 op 12 november 2018 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
overgelegd (Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 71). De Tweede Kamer heeft het concept voor kennisgeving aangenomen.
Deze regeling heeft geen noemenswaardige gevolgen voor burgers of bedrijven en daarom
heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of de nalevingskosten.
De regeling is, in afwijking van het stelsel van vaste verandermomenten, in werking
getreden op de dag na de uitgiftedatum van de Staatscourant. Inwerkingtreding per
1 januari 2019 is niet mogelijk omdat op die datum de genoemde subsidieregelingen
vervallen, de verlenging zou dan te laat zijn gekomen. Van het hanteren van een invoeringstermijn
is om dezelfde reden afgezien.
Artikelen
Artikel I
Dit artikel strekt tot wijziging van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis.
De wijzigingen strekken tot verlenging van de Subsidieregeling energiebesparing eigen
huis en vaststelling van subsidieplafonds.
Bij de start van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis was er budget voor
zowel eigenaren-bewoners als voor verenigingen van eigenaars (hierna VvE’s), ongeveer
in de verhouding zoals die in de woningvoorraad is: het overgrote deel was voor eigenaren-bewoners.
Het budget voor eigenaren-bewoners was na negen maanden uitgeput. Van het budget voor
VvE’s is tot september 2018 bijna 6 miljoen euro aangevraagd en iets minder dan 4
miljoen euro verstrekt, maar er is nog budget over. Niet verwonderlijk, omdat VvE’s
een lang besluitvormingsproces hebben waarin alle eigenaren hun stem hebben. Om die
reden zijn de budgetten voor eigenaren-bewoners en VvE’s ook apart gehouden: zo wordt
het voor VvE’s bestemde deel niet opgemaakt door de snellere eigenaren-bewoners. Het
nog beschikbare budget voor VvE’s is in de BZK-begroting doorgeschoven naar 2020.
De Subsidieregeling energiebesparing eigen huis is verlengd tot en met 2023, zodat
bij eventueel verder schuiven van een deel van het budget in de toekomst, de Subsidieregeling
niet opnieuw hoeft te worden verlengd.
Onderdeel A
Voor het kalenderjaar 2019 is budget beschikbaar voor de subsidieverlening aan verenigingen
als bedoeld in hoofdstuk IV van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis.
Om onduidelijkheid over de mogelijkheid van subsidieverlening aan eigenaren-bewoners
te voorkomen is het subsidieplafond daarvoor op 0 gesteld.
Onderdeel B
Dit behelst de, hiervoor toegelichte, verlenging van de Subsidieregeling energiebesparing
eigen huis.
Artikel II
In 2016 heeft een evaluatie van de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting 2013 plaatsgevonden.
De resultaten van die evaluatie waren nog niet verwerkt, omdat sinds 2016 het onderbrengen
van de subsidieregeling bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is
verkend. In dat kader werd de regeling voor de jaren 2017 en 2018 telkens ongewijzigd
met een jaar verlengd. Nu is besloten dat de subsidieregeling onder de verantwoordelijkheid
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijft vallen, is de
regeling voor vier jaar verlengd en zijn de resultaten van de evaluatie alsnog verwerkt.
De wijziging van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, strekt tot verduidelijking en
aanscherping van de hierin genoemde gesubsidieerde taak. Het verstrekken van informatie
en geven van voorlichting ziet enkel op informatie of voorlichting over de oorlogsgraven
en de verhalen van de oorlogsslachtoffers in die graven. Subsidie wordt niet verstrekt
voor activiteiten die zijn gericht op het verstrekken van informatie en geven van
voorlichting in bredere zin.
Op de verstrekking van subsidie aan de Oorlogsgravenstichting is het Kaderbesluit
BZK-subsidies van toepassing. Artikel 11, derde lid, onder c, van het Kaderbesluit
geeft voor de stichting de verplichting om een subsidieaanvraag te vergezellen van
een begroting. De stichting deelde haar begroting op zodanige wijze in, dat gesubsidieerde
activiteiten en overige activiteiten niet afzonderlijk konden worden afgelezen. Daardoor
werd onvoldoende inzichtelijk of het subsidiebedrag toereikend was. De wijziging van
artikel 4, dat de subsidieverlening betreft, verplicht de stichting in haar begroting
een strikte scheiding aan te brengen tussen op grond van artikel 2 van de subsidieregeling
gesubsidieerde activiteiten en overige activiteiten.
De indeling naar gesubsidieerde activiteiten is op grond van artikel 24, derde lid,
van het Kaderbesluit ook verplicht voor de jaarrekening van de stichting, die op grond
van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van dat besluit moet worden toegevoegd bij
een aanvraag tot subsidievaststelling op grond van artikel 6 van de subsidieregeling.
De wijziging van artikel 4 vergroot daarmee de samenhang tussen begroting en jaarrekening
en maakt het bepalen van de benodigde subsidie eenvoudiger.
Met de wijziging van het bevoorschottingsregime in artikel 5 wordt tegemoetgekomen
aan de wens van de Oorlogsgravenstichting om 100% van de subsidie voor een boekjaar
al in januari van dat boekjaar bevoorschot te krijgen. Zodoende kunnen de wisselkoersrisico’s
met betrekking tot de activiteiten van de stichting in Indonesië beter worden ondervangen.
Artikel 8 is aangepast aan de nieuwe vervaldatum van de subsidieregeling (1 januari
2023).
Artikel III
Het vermogen van de Stichting A en O-fonds Rijk wordt overwegend gevormd door bijdragen
voortvloeiend uit afspraken gemaakt in het Sectoroverleg Rijk (hierna: SOR). Deze
bijdragen zijn geformaliseerd in de Bijdragebeschikking Stichting Arbeids- en Opleidingsfonds
Rijk van 1 februari 2008 en sinds 2013 in de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds
Rijk. Zonder overeenstemming met de partijen in het SOR is een wijziging van de hoogte
van de bijdrage niet mogelijk. Bovendien is in artikel 2, derde lid, van de Subsidieregeling
Stichting A en O-fonds Rijk bepaald dat bij een besluit om de subsidie niet meer te
verstrekken een termijn van drie jaar in acht moet worden genomen.
In 2017 is gestart met de evaluatie van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds
Rijk. In afwachting van de uitkomsten van die evaluatie is de looptijd van de subsidieregeling
door artikel IV van de regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 13 december 2017, nr. 2017-0000617849, houdende de verlenging per 1 januari 2018
van enige subsidieregelingen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(Stcrt. 2017, 70952) met een jaar verlengd tot 1 januari 2019. Eind maart 2018 is de evaluatie afgerond.
Uit de evaluatie is gebleken dat het A en O-fonds bijdraagt aan samenwerking en kennisuitwisseling.
Om te benadrukken dat het bij het A en O-fonds om arbeidsvoorwaardengelden gaat, zijn
partijen overeengekomen dat de financiering van het fonds vanaf 2020 plaatsvindt door
een jaarlijkse afdracht vanuit de werkgevers per fte en dat dan geen subsidie meer
zal worden verstrekt. Dit zal worden vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst
die voor de sector Rijk in het kader van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren
(waarvan de inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2020) zal worden gesloten.
Voor 2019 zullen de bijdragen nog eenmaal in de vorm van subsidie aan het A en O-fonds
worden toegekend. Daarom is de looptijd van de Subsidieregeling Stichting A en O-fonds
Rijk met een jaar verlengd tot 1 januari 2020.
Artikelen IV en V
In de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales
van Overheids- en Onderwijspersoneel (hierna: SVO) en de Stichting Verbond Sectorwerkgevers
Overheid (hierna: VSO) zijn respectievelijk de vakorganisaties van overheidswerknemers
en de overheidswerkgevers verenigd. Met de Subsidieregeling SVO 2015 en de Subsidieregeling
Stichting VSO 2013 is aan beide stichtingen subsidie verleend ten behoeve van het
in stand houden van een adequaat overlegstelsel inzake arbeidsmarktbeleid. De evaluaties
van deze subsidieregelingen zijn op 28 augustus 2017 aangeboden aan de Tweede Kamer
(Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VIII, nr. 144). De uitkomsten van deze evaluaties zijn meegenomen in de besluitvorming over de
subsidiëring van beide stichtingen. Bij brief van 15 december 2017 van de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstukken 2017/18, 34 550 VII, nr. 56) is uiteengezet waarom tot afbouw en beëindiging van de subsidieregelingen is besloten.
De Subsidieregeling Stichting VSO 2013 wordt afgebouwd omdat uit de subsidie-evaluatie
blijkt dat over de doeltreffendheid van de activiteiten van het VSO geen harde uitspraken
kunnen worden gedaan. De subsidie lijkt voorts niet noodzakelijk om de activiteiten
van het VSO te verrichten, omdat deze activiteiten kunnen worden bekostigd via sectorbijdragen.
In artikel 6, derde lid, van de Subsidieregeling Stichting VSO 2013 is geregeld welke
egalisatiereserve de stichting VSO mag hebben op het moment dat de subsidieregeling
vervalt. Deze bepaling is aangepast aan de nieuwe vervaldatum van de subsidieregeling
(1 januari 2021).
De subsidie voor de SVO wordt in de jaren 2019 en 2020 afgebouwd. Uit het evaluatierapport
blijkt dat het niet mogelijk is om een oordeel te formuleren over de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de Subsidieregeling SVO 2015. De verantwoordingsstukken bieden
hiervoor onvoldoende inzicht. Ook is in het evaluatierapport geconstateerd dat naast
de subsidieregeling verscheidene sectorale regelingen bestaan. Op basis van de bevindingen
uit het evaluatierapport is geconcludeerd dat deze subsidie niet meer het geëigende
middel is voor het in stand houden van een adequaat overlegstelsel.
Artikel VI
Deze drie regelingen betroffen wijziging van de Subsidieregeling energiebesparing
eigen huis en bevatten uitsluitend nog materieel uitgewerkte bepalingen. Die regelingen
konden daarom worden ingetrokken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren