Regeling van 20 september 2018 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie houdende het stellen van regels met betrekking tot een Unit Veiligheidsonderzoeken (Regeling UVO 2018)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 86, vierde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017,

Besluiten:

Artikel 1. Algemene bepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

b-taak:

taakuitvoering van de diensten uit hoofde van artikel 8, tweede lid, onder b, en artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

bestuursraad UVO:

de bestuursraad bedoeld in artikel 4;

diensten:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD);

UVO:

Unit Veiligheidsonderzoeken.

Artikel 2. Taakomschrijving

  • 1. Er is een UVO.

  • 2. De UVO heeft tot taak het in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie zorgdragen voor de uitvoering van de b-taak.

Artikel 3. Algemene leiding

  • 1. De algemene leiding bestaat uit het hoofd van de UVO en het plaatsvervangend hoofd van de UVO. Het hoofd van de UVO is een ambtenaar van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het plaatsvervangend hoofd is een ambtenaar van het Ministerie van Defensie.

  • 2. Het hoofd van de UVO is verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing en organisatie van de UVO. Er is tevens een plaatsvervangend hoofd die hem op zijn verzoek kan vervangen.

  • 3. Onder dagelijkse aansturing en organisatie wordt in ieder geval verstaan:

    • a. de aansturing van de UVO op bedrijfsvoeringsaspecten en daarbij zorgdragen voor efficiënte inzet van personeel en middelen;

    • b. het geven van integrale sturing aan het proces van veiligheidsonderzoeken en het besluiten over de afgifte van verklaringen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet veiligheidsonderzoeken;

    • c. het zorgdragen voor rechtspositionele en personele aangelegenheden ten behoeve van het personeel van de UVO;

    • d. het ontwikkelen en realiseren van strategische doelstellingen, plannen en begrotingen ten behoeve van jaar- en bestedingsplannen;

    • e. het zorgdragen voor het behalen van de afgesproken resultaten en periodiek daarover verantwoording afleggen binnen de bestuursraad UVO;

    • f. het zorgdragen voor beleidsontwikkeling op het gebied van integriteit, personele veiligheid en het stelsel van vertrouwensfuncties, het opleveren van beleidsproducten en het vormgeven en implementeren van processen; en

    • g. het zorgdragen voor kwaliteitsbehoud en de verdere ontwikkeling van het proces van veiligheidsonderzoeken en het initiëren en sturen van veranderingsprocessen.

  • 4. De algemene leiding legt over de dagelijkse aansturing en organisatie verantwoording af aan de bestuursraad UVO.

Artikel 4. Besturing

  • 1. De bestuursraad UVO bestaat uit twee leden die respectievelijk werkzaam zijn bij één van de diensten en worden aangewezen door de hoofden van de diensten.

  • 2. De bestuursraad UVO is verantwoordelijk voor de strategische en beheersmatige besturing van de UVO.

  • 3. Onder strategische en beheersmatige besturing wordt in ieder geval verstaan:

    • a. het toezicht houden op het beleid van de algemene leiding en op de algemene gang van zaken in de UVO;

    • b. het vaststellen van de strategische doelstellingen, plannen en begrotingen ten behoeve van jaar- en bestedingsplannen.

  • 4. De bestuursraad UVO legt over de besturing van de UVO verantwoording af aan de hoofden van de diensten.

Artikel 5. Personeel

  • 1. De algemene leiding wordt ondersteund door ambtenaren met een aanstelling bij de diensten en worden aangewezen door het bevoegd gezag.

  • 2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, worden ingezet voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 2, tweede lid, en zijn hierover verantwoording verschuldigd aan de algemene leiding.

Artikel 6. Financiën

De UVO wordt gezamenlijk gefinancierd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie.

Artikel 7. Gegevensverwerking en ondersteuning

  • 1. Binnen de UVO worden uitsluitend gegevens verwerkt ten behoeve van de b-taak van de diensten.

  • 2. De diensten verstrekken elkaar binnen de UVO wederzijds gegevens en verlenen elkaar zoveel als mogelijk wederzijds ondersteuning, voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de b-taak.

  • 3. Voor de uitvoering van de b-taak maakt de UVO gebruik van gemeenschappelijke applicaties, die slechts toegankelijk zijn voor daartoe geautoriseerde ambtenaren, bedoeld in artikel 5, ten behoeve van de aan de desbetreffende ambtenaar opgedragen taak.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2018.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling UVO 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld

TOELICHTING

Algemeen

Ingevolge artikel 86 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (hierna: Wiv 2017) werken de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD) zoveel mogelijk samen. In het kader van deze samenwerking zijn de diensten bevoegd gezamenlijke werkverbanden te vormen. Artikel 86, vierde lid, bepaalt dat de Ministers gezamenlijk met betrekking tot een gezamenlijk werkverband bij ministeriële regeling nadere regels kunnen stellen. Met de onderhavige ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het gezamenlijke werkverband Unit Veiligheidsonderzoeken (hierna: UVO).

In opdracht van de Tweede Kamer heeft de commissie commissie-Dessens een evaluatie van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 uitgevoerd.1 Met betrekking tot het thema ‘samenwerking AIVD en MIVD’ gaf de commissie in haar rapport aan dat uitgangspunt moet zijn dat op samenhangende thema’s gezamenlijke teams worden gevormd. Gezien de hoge mate van overlap en de op dat moment bestaande verschillen in beleid en uitvoering tussen beide diensten op het terrein van veiligheidsonderzoeken vond de commissie dat de vorming van een gemeenschappelijke organisatie voor de (uitvoering van) veiligheidsonderzoeken logisch, efficiënt en geraden is.

De aanbeveling om de desbetreffende onderdelen van beide diensten samen te voegen, ligt in de lijn met eerdere aanbevelingen van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CTIVD) om te komen tot meer afstemming, harmonisering van beleid en samenwerking op het gebied van veiligheidsonderzoeken. Ten slotte ligt de aanbeveling van de commissie-Dessens tevens in lijn met de eigen wens van de diensten om door middel van harmonisering van beleid en uitvoering van veiligheidsonderzoeken, de diensten op dit gebied eenvoudiger te kunnen laten samenwerken. Het oprichten van een gemeenschappelijke organisatie voor het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken past in de bredere samenwerkingsagenda die het kabinet voor de diensten voor ogen hebben.

Bij de behandeling van de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Dessens in het algemeen overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de vaste commissie voor Defensie op 16 april 2014 heeft het kabinet daarom de oprichting van een gemeenschappelijke Unit Veiligheidsonderzoeken aangekondigd, in navolging van het advies van de commissie.2 Begin 2016 heeft de Minister van Defensie de Tweede Kamer geïnformeerd dat uniformering van de veiligheidsonderzoeken gaat plaatsvinden.3 Doel van de UVO is te beschikken over een slagvaardige organisatie voor het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken. Deze unit zal gezamenlijk worden gehuisvest, eenduidig worden aangestuurd en werken met een gemeenschappelijk informatiesysteem, een uniform werkproces en beoordelingskader. De eerste stappen in deze uniformering zijn gezet door inwerkingtreding van de gezamenlijke Beleidsregel veiligheidsonderzoeken4 per 1 maart 2018 en de gedeeltelijk gerealiseerde gezamenlijke huisvesting per 1 september 2017.

Op grond van de Wiv 2017 dient te allen tijde duidelijk te zijn welke Minister voor welke handeling van het desbetreffende samenwerkingsverband verantwoordelijk en aanspreekbaar is5. In deze regeling worden de verhoudingen en verantwoordelijkheden benoemd en de inrichting van het bestuur en de algemene leiding vastgelegd. Uiteraard doet deze regeling geen afbreuk aan de direct uit de Wiv 2017 en de Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: Wvo) voortvloeiende normen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Het gezamenlijke werkverband UVO is gebaseerd op artikel 86, vierde lid, Wiv 2017. Artikel 2 formuleert de taak van de UVO: het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wvo.

Artikel 3

De algemene leiding van de UVO is belegd bij het hoofd van de UVO en diens plaatsvervanger. In dit artikel wordt omschreven waartoe het hoofd en het plaatsvervangend hoofd bevoegd zijn.

De algemene leiding is verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing en organisatie. Het plaatsvervangend hoofd van de UVO is verantwoording verschuldigd aan het hoofd van de UVO. Onder algemene leiding wordt in ieder geval verstaan de leiding over de dagelijkse bedrijfsvoeringsprocessen, het geven van sturing aan het proces van veiligheidsonderzoeken en het besluiten over de afgifte van verklaringen van geen bezwaar (hierna: verklaringen). Ten aanzien van stukken en besluiten met betrekking tot het weigeren dan wel intrekken van verklaringen namens de Minister van Defensie is mandaat en ondermandaat verleend aan respectievelijk de secteratis-generaal en diens plaatsvervanger.6 Voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geldt dat ten aanzien van deze bevoegdheid ondermandaten zijn verleend aan de directeur Veiligheidsonderzoeken en Bedrijfsvoering (V&B) voor wat betreft een besluit tot weigering, dan wel aan de teamhoofden UVO afhankelijk van de grondslag van deze weigering, en aan de directeur V&B voor wat betreft een besluit tot intrekking van de verklaring.7 Tot de dagelijkse aansturing wordt ook gerekend de personele verantwoordelijkheden, waaronder werving, selectie en inzet van personeel, automatisering, interne communicatie en huisvesting. De algemene leiding is voorts verantwoordelijk voor het realiseren van de in de bestuursraad UVO vastgestelde doelen, draagt zorg voor het behalen van de afgesproken resultaten en initieert en stuurt veranderingsprocessen. De algemene leiding legt over de dagelijkse aansturing verantwoording af aan de bestuursraad UVO.

Artikel 4

Doel van de UVO is te beschikken over een slagvaardige organisatie voor het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken. Beide Ministers blijven ieder voor zich verantwoordelijk voor de uitvoering van veiligheidsonderzoeken en het afgeven, weigeren en intrekken van verklaringen met betrekking tot de door hen aangewezen vertrouwensfuncties. De duale aard van de eenheid stelt bijzondere eisen aan het functioneren van de UVO en het interne toezicht hierop. Intern toezicht op de taakuitvoering van de UVO vindt plaats in de gezamenlijke bestuursraad UVO, door de diensthoofden en door de respectievelijke departementen. Het onderhavige artikel bevat nadere regels met betrekking tot de samenstelling en verantwoordelijkheden van deze bestuursraad.

De bestuursraad UVO bestaat uit leden die werkzaam zijn bij één van de diensten. De bestuursraad UVO bestaat uit twee leden, zijnde de directeur Veiligheidsonderzoeken en Bedrijfsvoering (V&B) van de AIVD en het hoofd van de afdeling Contra Inlichtingen en Veiligheid (ACIV) van de MIVD. In deze formatie is sprake van evenwicht in de verhouding van AIVD- en MIVD-bestuurders, wat van belang is voor het ontwikkelen van een gezamenlijke strategie en aanpak.

De bestuursraad UVO richt zich bij de vervulling van haar taken naar het belang van de UVO en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van bij de UVO betrokkenen af. De bestuursraad oefent haar taken als collectief uit en is gehouden zich te richten naar het belang van de UVO als geheel. Ten behoeve van de besluitvorming laat de bestuursraad UVO zich informeren door de algemene leiding. Het besluitvormingsproces is gericht op het bereiken van consensus. De bestuursraad opereert onafhankelijk en legt over de besturing van de UVO verantwoording af aan de hoofden van de diensten. De bestuursraad kan, indien in voorkomend geval geen consensus kan worden bereikt, escaleren naar het niveau van de hoofden van de diensten.

De bestuursraad UVO is verantwoordelijk voor de strategische en beheersmatige besturing van de UVO. Onder strategische en beheersmatige besturing van de UVO wordt verstaan het houden van toezicht op en het dragen van verantwoordelijkheid voor het functioneren van de UVO en de verantwoordelijkheid voor het formuleren van voorstellen voor de langetermijnvisie en doelstellingen. Hieronder wordt mede verstaan het vaststellen van de strategische doelstellingen, plannen en begrotingen ten behoeve van het opstellen van de jaar- en bestedingsplannen van de diensten.

Artikel 5

Het personeel van de UVO wordt gevormd door ambtenaren van de diensten. Ten aanzien van de ambtenaren van de AIVD, in dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, is het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) van kracht. Ten aanzien van ambtenaren van de MIVD, in dienst van het Ministerie van Defensie, zijn het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie (BARD) of het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) van kracht. Het bepaalde in deze ministeriële regeling laat de personeelsverantwoordelijkheden uit hoofde van het ARAR, respectievelijk het BARD en het AMAR onverlet.

Op grond van het bepaalde in artikel 3 van deze regeling dragen het hoofd van de UVO en het plaatsvervangend hoofd van de UVO zorg voor de rechtspositionele en personele aangelegenheden ten behoeve van het personeel van de UVO. Het personeel is dan ook verantwoording verschuldigd over de uitvoering van de werkzaamheden aan zowel het hoofd van de UVO als aan het plaatsvervangend hoofd.

Artikel 6

De aan de UVO te relateren (beheers)kosten en toekomstige investeringen worden vastgelegd in de reguliere plannings- en begrotingscycli van de ministeries. De uitgaven voor het personeel worden gedragen door de onderscheidenlijke ministeries.

Ingevolge artikel 9a Wvo brengen de Ministers de kosten voor het verrichten van veiligheidsonderzoeken in rekening. Deze tarifering is nader uitgewerkt in de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken van 17 juni 2015 van de Minister van Binnenlandse Zaken, vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Defensie.8 De ministers zijn verantwoordelijk voor het in rekening brengen en het innen van de opbrengsten van de veiligheidsonderzoeken met betrekking tot de door hen aangewezen vertrouwensfuncties.

Artikel 7

Gegevensverwerking binnen de UVO geschiedt uitsluitend ter uitvoering van de aan de AIVD en MIVD opgedragen taak tot het verrichten van veiligheidsonderzoeken (artikel 8, tweede lid, onder b, en 10, tweede lid, onder b, Wiv 2017). Op de verwerking van gegevens ten behoeve van deze taken is de Wiv 2017 van toepassing. Bij de uitvoering van deze taken mogen de diensten geen bijzondere bevoegdheden in zetten. Naast de gegevens die door de (kandidaat) vertrouwensfunctionarissen zelf worden verstrekt, mogen de diensten gebruik maken van gegevens uit open bronnen en informanten. Ook kunnen gegevens worden verkregen van daartoe in aanmerking komende buitenlandse collega-diensten.

Waar voor de totstandkoming van de UVO de beide diensten gebruik maakten van hun eigen applicaties bij de uitvoering van veiligheidsonderzoeken, wordt in de UVO met een en dezelfde applicaties gewerkt. Dit is mogelijk omdat de aard van de gegevensverwerking en de soort gegevens die het betreft identiek is. Het werken met dezelfde applicaties verbetert de effectiviteit en maakt het mogelijk dat elke medewerker van de UVO ingezet kan worden voor een veiligheidsonderzoek, ongeacht of het een AIVD- of MIVD-onderzoek betreft. Dit laat onverlet dat binnen deze systemen wordt gewerkt met autorisaties, zodat niet alle gegevens voor iedereen inzichtelijk zijn. Hiermee wordt verzekerd dat enkel diegenen voor wie dit noodzakelijk is ten behoeve van de aan hen opgedragen taak geautoriseerd toegang hebben tot die gegevens. Ook wordt op deze wijze geborgd dat de Ministers verantwoordelijk blijven voor de gegevensverwerking in de veiligheidsonderzoeken met betrekking tot de door hen aangewezen vertrouwensfuncties.

Het gebruik van gemeenschappelijke applicaties betekent niet dat sprake is van een gemeenschappelijk informatiedomein, in die zin dat beide diensten zonder meer toegang hebben tot alle verwerkte gegevens. Vanwege de aard van de door de diensten verwerkte gegevens en onderkende privacygevoeligheid ervan, zijn de in de UVO te gebruiken applicaties standaard voorzien van daarin ingebouwde autorisatieprocedures. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de gebruikers van de applicaties alleen toegang hebben tot die informatie die voor hun taakuitvoering noodzakelijk is. Deze applicaties maken het mogelijk om datasets van gegevens die reeds rechtmatig zijn verworven ten behoeve van de b-taak (zowel van de eigen, als van de andere dienst) gericht te bevragen op bepaalde informatie. Dit gebeurt op basis van een hit/no hit- systeem. Het werken met een dergelijke applicatie zorgt ervoor dat degenen die belast zijn met de uitvoering van een veiligheidsonderzoek toegang (kunnen) hebben tot die informatie die in het kader van een specifiek veiligheidsonderzoek relevant is. Er wordt gezocht op een bepaald kenmerk: als dit kenmerk in een dataset van gegevens voorkomt, levert dit een zgn. hit op. De achterliggende gegevens worden verstrekt aan degene die het veiligheidsonderzoek uitvoert, wanneer voldaan is aan de eisen die aan gegevensverstrekking worden gesteld, te weten de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.

Daarnaast staat de eis van doelbinding die geldt bij gegevensverwerking er niet aan in de weg dat de gegevens die verworven worden in het kader van een andere taak van één van de diensten, verder verwerkt worden door de UVO. Verdere verwerking van deze (geëvalueerde) gegevens is evenwel enkel toegestaan indien dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de b-taak. Ter illustratie: uit een onderzoek naar een geradicaliseerde groep jongeren blijkt dat één van hen een vertrouwensfunctie bekleedt. In zo’n geval worden die inlichtingen die zijn verkregen uit een onderzoek op basis van de a-taak uiteraard verder gebruikt in het kader van het verrichten van een veiligheidsonderzoek op basis van de b-taak.9 Ook de bevraging van gegevens die door de diensten zijn verzameld op basis van andere taken dan de b-taak vindt plaats op basis van hit/no-hit. De achterliggende informatie kan worden verstrekt indien voldaan is aan de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.

De diensten verlenen elkaar bij de uitvoering van de veiligheidsonderzoeken zoveel als mogelijk wederzijds ondersteuning. Deze ondersteuning bestaat in ieder geval hieruit dat mensen en middelen binnen het werkverband uitwisselbaar zijn om een zo groot mogelijke efficiëntie te bereiken en piekbelastingen wederzijds te kunnen opvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld


X Noot
1

Advies commissie-Dessens (Kamerstukken II 2013/14, 33 820, nr. 1)

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/14, 33 280, nr. 3, p. 40.

X Noot
3

Kamerstuk 34 300 X, nr. 78.

X Noot
4

Beleidsregel Veiligheidsonderzoeken (Stcrt. 2018, 10266).

X Noot
5

Kamerstukken II 2016/17, 3, p. 156.

X Noot
9

Kamerstukken II 2016/17, nr. 34 588, p. 31.

Naar boven