Regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juni 2017, nr. WJZ / 16102768, houdende wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 in verband met wijzigingen van de subsidiemodule Vroegefasefinanciering en het openstellen van deze module

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 16, 18, eerste en vijfde lid, en 19, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het opschrift van titel 3.16 wordt toegevoegd: en haalbaarheidsstudie.

B

In artikel 3.16.1 worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

haalbaarheidsstudie TO2-innovatieve starter: samenstel van activiteiten dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de commerciële en technische mogelijkheden van de door een TO2-starter voorgenomen activiteiten en de kansen voor de haalbaarheid van een vroegefasetraject;

TO2-innovatieve starter: innovatieve starter van wie de economische activiteiten rechtstreeks en onmiddellijk voortkomen uit onderzoek van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO, de Stichting Deltares, de Stichting Wageningen Research, de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland, de Stichting Maritiem Research Instituut Nederland of de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, hetgeen blijkt uit een overeenkomst gesloten tussen de innovatieve starter en de desbetreffende onderzoeksinstelling;

C

In de artikelen 3.16.1, in de begripsomschrijving van ‘vroegefaseplan’, onderdeel b, 3.16.12, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder b, 3.16.13, eerste en tweede lid, 3.16.14, onderdelen a, c en d, 3.16.17, eerste lid, onderdeel c, 3.16.18, eerste lid, en in bijlage 3.16.3, in het opschrift en in bijlage 1, in de tekst van het ‘Controleprotocol controleverklaring vroegefasefinanciering’, wordt de zinsnede ‘of hbo-innovatieve starter’ telkens vervangen door: , hbo-innovatieve starter of TO2-innovatieve starter.

D

Aan het opschrift van artikel 3.16.1a wordt toegevoegd: vroegefasefinanciering MKB-ondernemers en innovatieve starters.

E

Na artikel 3.16.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.16.1b. Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters, hbo-innovatieve starters en TO2-innovatieve starters

  • 1. Er is een Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters, hbo-innovatieve starters en TO2-innovatieve starters die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de beoordeling van de aanvragen op grond van de afwijzingsgronden voor aanvragen, bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies en 3.16.11d en 3.16.14, en de rangschikkingscriteria, bedoeld in de artikelen 3.16.11f en 3.16.17.

  • 2. De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste twintig leden.

  • 3. De voorzitter en de andere leden van de commissie worden door de minister voor een termijn van ten hoogste twee jaar benoemd.

F

Na paragraaf 3.16.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.16.3a. Haalbaarheidsstudie TO2-innovatieve starter

Artikel 3.16.11a. Subsidieaanvraag
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een TO2-innovatieve starter voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie TO2-innovatieve starter.

  • 2. Bij zijn aanvraag legt de TO2-innovatieve starter een overeenkomst over als bedoeld in de definitie van TO2-innovatieve starter in artikel 3.16.1.

Artikel 3.16.11b. Subsidieomvang

De subsidie bedraagt 100% van de kosten van de haalbaarheidsstudie doch ten hoogste € 40.000.

Artikel 3.16.11c. Start- en realisatietermijn
  • 1. Met de uitvoering van de haalbaarheidsstudie wordt gestart binnen zes maanden nadat de subsidie is verleend.

  • 2. De haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd binnen zes maanden na de start van de haalbaarheidsstudie.

Artikel 3.16.11d. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft in technische of financiële zin onvoldoende risicovol zijn om de haalbaarheidsstudie te rechtvaardigen;

  • b. de haalbaarheidsstudie naar verwachting onvoldoende inzicht zal geven in het commercieel perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft;

  • c. er op voorhand onvoldoende vertrouwen bestaat in het commercieel perspectief of de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft.

Artikel 3.16.11e. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.16.11f. Rangschikkingscriteria
  • 1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 3.16.11d afwijzend is beslist, zodanig dat een aanvraag voor een haalbaarheidsstudie hoger gerangschikt wordt naarmate op voorhand:

    • a. het commercieel perspectief van het voorgenomen vroegefasetraject groter wordt geacht;

    • b. de kennisbasis en innovativiteit van het voorgenomen vroegefasetraject groter wordt geacht;

    • c. de kwaliteit van de TO2-innovatieve starter en het team dat betrokken is bij het voorgenomen vroegefasetraject hoger wordt geacht;

    • d. de kwaliteit van het voorgenomen vroegefasetraject hoger wordt geacht.

  • 2. Voor de rangschikking tellen de criteria, genoemd in het eerste lid, ieder voor 25 procent.

G

In het opschrift van paragraaf 3.16.4 wordt de zinsnede ‘en hbo-innovatieve starter’ vervangen door: , hbo-innovatieve starter en TO2-innovatieve starter.

H

Artikel 3.16.15 vervalt.

I

In artikel 3.16.21 wordt na ‘3.16.7,’ ingevoegd: 3.16.11a,.

ARTIKEL II

De tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na de rij met betrekking tot titel 3.16, artikelen 3.16.2 en 3.16.7, wordt een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.16: Vroegefasefinanciering

3.16.11a

TO2-innovatieve starter

15-06-2017 t/m 3-10-2017

€ 740.000

B

Na de rij met betrekking tot titel 3.16, artikel 3.16.12, wordt een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.16: Vroegefasefinanciering

3.16.12

Academische innovatieve starter, hbo-innovatieve starter en TO2-innovatieve starter

15-07-2017 t/m 3-10-2017

€ 3.800.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 juni 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

I. Algemeen

Met de onderhavige wijziging wordt voorzien in een uitbreiding van de bestaande module vroegefasefinanciering met een subsidie in de vorm van een lening voor TO2-innovatieve starters. Dit zijn innovatieve starters van wie de economische activiteiten rechtstreeks en onmiddellijk voortkomen uit onderzoek van TO2-instellingen (Toegepaste Onderzoek Organisaties). Voorts voorziet deze wijziging in een subsidie voor deze TO2-innovatieve starters voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie.

I.1. Inleiding

Uitbreiding TO2-innovatieve starters

Nu enige ervaring is opgedaan met de module vroegefasefinanciering (hierna: VFF) en blijkt dat deze in een behoefte voorziet, worden met de onderhavige wijziging de bestaande doelgroepen van deze module uitgebreid. Dit conform mijn aankondiging aan de Tweede Kamer1. Eerder vond uitbreiding plaats met de doelgroep hbo-innovatieve starters2.

De module VFF bevat op dit moment vier doelgroepen, ten aanzien waarvan regels zijn gesteld in de volgende paragrafen van de module:

  • (bestaande) MKB-ondernemer (§ 3.16.2);

  • innovatieve starter (§ 3.16.3);

  • academische innovatieve starter en hbo-innovatieve starter (§ 3.16.4).

Deze bedrijven kunnen in aanmerking komen voor een subsidie in de vorm van een geldlening en worden zo in staat gesteld een vroegefasetraject (innovatieve starter, academische innovatieve starter en hbo-innovatieve starter) of een vernieuwingsfasetraject (bestaande MKB-ondernemer) te doorlopen.

De voorwaarden waaronder de verschillende doelgroepen voor subsidie in aanmerking kunnen komen, zijn weliswaar vergelijkbaar, maar op onderdelen – gelet op de aard van de doelgroep – anders geregeld3.

Ook de meer toepassingsgerichte kennis van TO2-instellingen vormt een belangrijke bron voor een vroegefasetraject, waarin de proof of concept (het aantonen van de (commerciële) potentie van het product of proces of de dienst) kan worden geleverd. Weliswaar kunnen bedrijven die gebruik maken van de kennis van een TO2-instelling op dit moment reeds in aanmerking komen voor een subsidie op grond van de module voor (bestaande) mkb-ondernemers en innovatieve starters, maar gelet op de daarvoor geldende voorwaarden, is dit voor TO2-innovatieve starters onvoldoende passend. Om die reden zal de doelgroep TO2-innovatieve starters worden ondergebracht in de module voor academische innovatieve starters en hbo-innovatieve starters. De voorwaarden van deze module zijn beter passend, gelet op het vergelijkbare stadium waarin de kennis verkeert waarvan de innovatieve starter gebruik maakt, de benodigde kennisoverdracht van het kennisinstituut naar het bedrijf en het daarbij behorende risico-profiel, dan die van de module innovatieve starter. Voor bestaand MKB dat gebruik maakt van kennis van TO2-instellingen wordt dit, net als voor bestaand MKB dat gebruik maakt van kennis van academische- en hbo-instellingen, anders beoordeeld. Een en ander zal hieronder worden toegelicht.

Om het bovenstaande te bereiken, kan de bestaande VFF-module voor academische innovatieve starters en hbo-innovatieve starters eenvoudig worden verbreed met TO2-innovatieve starters. Door deze wijzing kunnen deze ondernemingen onder dezelfde condities als de academische innovatieve starters en hbo-innovatieve starters subsidie verkrijgen in de vorm van een lening voor een vroegefasetraject. Deze uitbreiding wordt financieel mogelijk gemaakt vanuit middelen voor fundamenteel en toegepast onderzoek uit het toekomstfonds4.

Haalbaarheidsstudie

Kennis van onderwijs- en kennisinstellingen stroomt niet vanzelf naar startende bedrijven. Voor academische- en hbo-innovatieve starters bestaat nu al de mogelijkheid tot subsidiëring van haalbaarheidsstudies. Deze subsidie wordt verstrekt door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) (academische innovatieve starters), respectievelijk het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek (NRPO-SIA) (hbo-innovatieve starters)5. De middelen hiervoor worden ter beschikking gesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Naar analogie hiervan is ook voor TO2-innovatieve starters voorzien in de mogelijkheid tot het subsidiëren van een haalbaarheidsstudie (fase 1). In het geval van TO2-innovatieve starters wordt de subsidie verstrekt (door TTW) namens de Minister van Economische Zaken, omdat deze de systeemverantwoordelijkheid heeft voor de TO2-instellingen. Om die reden worden regels met betrekking tot deze subsidie opgenomen in de Regeling nationale EZ-subsidies.

I.2 Beoogd effect en aanpak

Uitbreiding TO2-innovatieve starters

Met deze uitbreiding wordt beoogd dat naast innovatieve academische- en hbo- starters ook innovatieve starters die samenwerken met, dan wel ontstaan bij, TO2-instellingen vroegefasefinanciering kunnen gebruiken om deze fase in hun vroege bestaan door te komen en hun bedrijf zodanig te ontwikkelen dat, onder andere, private investeerders bereid zijn om in het bedrijf te investeren. Vroegefasefinanciering (fase 2) voor TO2-innovatieve starters beoogt kennis die bij TO2-instellingen is ontwikkeld, om te zetten in economische activiteiten. Door met deze kennis commerciële producten, diensten of processen te ontwikkelen, wordt bedrijvigheid gecreëerd en de Nederlandse economie gestimuleerd.

De TO2-innovatieve starter is een innovatieve starter die specifiek voortbouwt op de kennis die is ontwikkeld aan een TO2-instelling, om uiteindelijk producten, processen of diensten te ontwikkelen om commercieel op de markt te zetten. Deze kennis is een belangrijk ingrediënt voor het vroegefasetraject en de verdere ontwikkeling van de onderneming. De TO2-innovatieve starter kan nauw samenwerken met de TO2-instelling en de kennis betrekken van die instelling, maar het kan ook gaan om een innovatieve starter die een aanstelling heeft aan de TO2-instelling en daar de kennis zelf ontwikkeld heeft. Die samenwerking of aanstelling moet blijken uit een overeenkomst die bij de aanvraag moet worden overgelegd. Dit is een overeenkomst als bedoeld in de definitie van TO2-innovatieve starter. Zo kunnen zij afspraken maken over het gebruik van de kennis van de TO2-instelling. Ook andere relevante afspraken kunnen worden overlegd, zoals wanneer de TO2-innovatieve starter door de TO2-instelling op andere manieren ondersteund wordt bij het verder ontwikkelen van zijn ondernemersvaardigheden met faciliteiten, huisvesting, coaching, intellectuele eigendomskwesties en dergelijke. Daarnaast dient de TO2-innovatieve starter bij zijn subsidieaanvraag een rapport van een haalbaarheidsstudie te overleggen waaruit blijkt dat het proof of principle is aangetoond en het beoogde product of proces of de beoogde dienst commercieel perspectief heeft. Deze haalbaarheidsstudie kan uitgevoerd zijn met subsidie voor een haalbaarheidsstudie TO2-innovatieve starter (§ 3.16.3a), maar kan ook op een andere manier tot stand gekomen zijn. Deze voorwaarden zijn gelijk aan die voor academische innovatieve starters en hbo-innovatieve starters.

Ook de overige voorwaarden voor TO2-innovatieve starters zijn gelijk aan die voor academische- en hbo-innovatieve starters. Zo hoeft bij de aanvraag geen verklaring van een investeerder te worden bijgevoegd. Dit is een belangrijk verschil met de module innovatieve starters op basis waarvan de innovatieve starters die gebruik maakten van TO2-kennis tot nu toe een subsidieaanvraag konden indienen.

Net als bij academische innovatieve starters en hbo-innovatieve starters is kennisoverdracht van – in dit geval de TO2-instelling – naar het bedrijf aan de orde. Dit is een complex proces met extra onzekerheden en derhalve extra risico’s voor potentiële investeerders. Het is daarom onwaarschijnlijk dat investeerders in deze fase – voor een startend bedrijf – al bereid zijn een investeringsverklaring af te geven, om welke reden deze verklaring in deze module niet behoeft te worden overgelegd.

Dit is anders bij de huidige modules bestaand MKB-ondernemer en innovatieve starter. Bij bestaande MKB-ondernemingen zullen investeerders eerder bereid zijn een dergelijke verklaring af te geven omdat de onderneming al is gevestigd, ongeacht of kennisoverdracht moet plaatsvinden aan de onderneming. Voor de innovatieve starters geldt dat deze het idee zelf ontwikkeld zullen hebben en er derhalve geen kennisoverdracht hoeft plaats te vinden. Een investeerder zal onder die omstandigheden (lager risico) eerder bereid zijn een investeringsverklaring af te geven. Om die reden wordt de eis van het overleggen van een dergelijke verklaring hier niet gesteld. Hiertegenover staat dat, vanwege het lagere risico, in deze modules grotere projecten kunnen worden gesubsidieerd en voorts geen haalbaarheidsstudie behoeft te worden overgelegd.

Deze verklaring is weliswaar geen vereiste voor de module academische- hbo- en TO2-innovatieve starter, maar kan – indien beschikbaar – wel bij de aanvraag worden overgelegd en kan daarmee een rol spelen in de beoordeling van de aanvraag (de artikelen 3.16.14 en 3.16.17 van de Regeling nationale EZ-subsidies), vanwege het daaruit blijkende vertrouwen van een toekomstige investeerder in het project.

De voorstellen van de drie doelgroepen van deze module (innovatieve academische, hbo- en TO2-starters) worden in gelijke competitie met elkaar beoordeeld. Hiertoe wordt één subsidieplafond vastgesteld, met één openstellingsperiode voor het indienen van de aanvragen.

Haalbaarheidsstudie

Subsidiëring van een haalbaarheidsstudie is net als voor academische en hbo-innovatieve starters noodzakelijk, omdat ook in het geval van TO2-kennis er nog geen sprake is van een zodanig ontwikkelde technologie waarmee direct de markt kan worden betreden. Anders dan bij innovatieve starters, die geen relatie hebben met TO2-onderzoeksinstellingen, en waarvoor deze subsidie niet is voorzien, gaat het hier om het valideren van met publiek geld ontwikkelde kennis die aansluit op maatschappelijke thema’s en die mogelijk kan leiden tot doorbraakinnovaties. Daardoor is het gerechtvaardigd om juist voor deze categorie aanvragers schaarse subsidiemiddelen in te zetten.

Ook voor bestaande MKB-ondernemers is deze subsidie niet voorzien, omdat zij geacht worden zelf over voldoende kennis en middelen te beschikken om een eigen inschatting te kunnen maken van de haalbaarheid van een nieuwe technologie. Overigens is de haalbaarheidssubsidie onder meer gericht op het maken van een inschatting van de praktische en commerciële mogelijkheden van een start-up, hetgeen bij bestaand MKB naar zijn aard niet aan de orde is.

Om in aanmerking te komen voor subsidie voor de haalbaarheidsstudie is het van belang dat de TO2-innovatieve starter blijk geeft van een nauwe relatie met de TO2-instelling wier kennis hij wil benutten. Dit blijkt uit een bij de aanvraag om subsidie te overleggen overeenkomst, zoals hierboven reeds is toegelicht.

Bij toekenning van de subsidie worden de kosten van de haalbaarheidsstudie tot een maximum van € 40.000 voor 100% vergoed. Na afloop van de studie moet duidelijk zijn of de ondernemer met succes een vroegefasetraject kan ingaan. Hij kan daarvoor een aanvraag indienen voor een subsidie in de vorm van een lening (fase 2). Een uitgevoerde haalbaarheidsstudie (al of niet uitgevoerd met subsidie zoals hierboven beschreven) is daarbij een voorwaarde.

Bij de haalbaarheidsstudie wordt de TO2-innovatieve starter de kans geboden om de haalbaarheid te onderzoeken om met de TO2-kennis commercieel succesvol te zijn. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om vragen als wat er nodig is voor de kennisoverdracht in praktische en organisatorische zin, wat de belangrijkste vooronderstellingen zijn van de business case, aangevuld met gerichte feedback uit de markt (potentiële klanten, zakelijke partners en investeerders) en welke afspraken nodig zijn met de kennisleverende TO2-instelling.

Haalbaarheidsstudies worden binnen zes maanden nadat de subsidie is verleend, gestart en lopen maximaal zes maanden.

I.3. Uitvoering

Uitbreiding TO2-innovatieve starters

Technologiestichting STW voert de VFF-module uit voor academische en hbo-innovatieve starters. De onderhavige uitbreiding met TO2-innovatieve starters zal daarin door STW worden ingepast.

Net als voor academische- en hbo-innovatieve starters is ervoor gekozen de voorstellen te honoreren op volgorde van rangschikking. De rangschikking vindt plaats op basis van een advies van een commissie. De bestaande Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters en hbo-innovatieve starters wordt hiertoe uitgebreid met twee personen met kennis en ervaring op het gebied van toepassingsgericht onderzoek in TO2-instellingen. De naam van deze adviescommissie zal daardoor worden aangepast in ‘Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters, hbo-innovatieve starters en TO2-innovatieve starters’. Voor de benoeming van de huidige leden van de adviescommissie heeft dit geen gevolgen.6

Haalbaarheidsstudie

Zoals hierboven aangegeven bestaan voor academische en hbo-innovatieve starters vergelijkbare instrumenten voor het subsidiëren van haalbaarheidsstudies, uitgevoerd door onder andere TTW. Uitvoering van de submodule Haalbaarheidsstudies TO2-innovatieve starters zal ook door TTW gebeuren.

I.4. Staatssteun

Uitbreiding TO2-innovatieve starters

Voor de onderhavige uitbreiding van de VFF-module gelden op het vlak van staatssteun dezelfde voorwaarden en beperkingen als voor de bestaande VFF-module voor academische- en hbo-innovatieve starters. Deze wordt gerechtvaardigd door artikel 22 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Haalbaarheidsstudie

De subsidie voor de haalbaarheidsstudie kan eveneens worden aangemerkt als staatssteun, welke eveneens wordt gerechtvaardigd door artikel 22 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

I.5. Regeldruk

Uitbreiding TO2-innovatieve starters

Het eerste jaar wordt € 1 miljoen toegevoegd aan het budget voor het vroegefasetraject (fase 2) terwijl de doelgroep wordt uitgebreid met TO2-innovatieve starters. Uitgaande van tien extra aanvragen en vier extra toegekende subsidies in de vorm van een lening bedragen de administratieve lasten € 55.680 (5,6%).

Haalbaarheidsstudies

Voor het aanvragen van een subsidie voor een haalbaarheidsstudie wordt rekening gehouden met twintig aanvragen per jaar, waarvan zestien gehonoreerd, bij een looptijd van vijf jaar. De administratieve lasten bedragen € 243.600 op een budget van € 3.700.000 (6,6%).

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Uitbreiding TO2-innovatieve starters

Met onderdeel B wordt een begripsomschrijving van TO2-innovatieve starter toegevoegd. Het gaat hier om een starter die gebruik maakt van kennis van een TO2-instelling, zoals in de definitie met name genoemd. Met onderdeel C worden de noodzakelijke wijzigingen aangebracht zodat deze module ook van toepassing is op TO2-innovatieve starters.

Haalbaarheidsstudie

De begripsomschrijving van TO2-innovatieve starters (onderdeel B) is ook relevant voor de submodule inzake de haalbaarheidsstudie, omdat deze open staat voor TO2-innovatieve starters. Het haalbaarheidsonderzoek dient als voorbereiding voor een fase 2 aanvraag en moet de indiener antwoord geven op de vraag of een dergelijke aanvraag zinvol is. Deze haalbaarheidsstudie geeft dus antwoord op de vraag of de voorgenomen activiteiten van de TO2-innovatieve starter en het vroegefasetraject realiseerbaar zouden kunnen zijn. De hier gebruikte definitie van haalbaarheidsstudie is een andere dan die is opgenomen in artikel 2, onderdeel 87, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Dit is mogelijk omdat niet artikel 25, maar artikel 22 van die verordening de grondslag biedt voor de paragraaf over de haalbaarheidsstudie voor de TO2-innovatieve starters.

In de haalbaarheidsstudie dient aandacht te worden besteed aan de belangrijkste vooronderstellingen van de case, gerichte feedback uit de markt (potentiële klanten, zakelijke partners en investeerders) en de ontwikkel- en ontwerpaanpak die zal worden gehanteerd. Van groot belang is om te onderzoeken of de kennis die van een TO2-instelling wordt ingezet, op een effectieve wijze kan worden overgedragen aan de indiener en zich in voldoende mate leent voor commercieel succes. Ook de organisatorische aspecten bij de overdracht, zoals begeleiding vanuit de TO2-instelling en de afspraken omtrent het intellectueel eigendom maken hier onderdeel van uit. Kortom, het gaat om het onderzoeken van de haalbaarheid van de commerciële, organisatorische en technische aspecten die van belang zijn om commercieel succes te behalen.

In de regeling komen deze elementen terug in de definitie van haalbaarheidsstudie TO2-innovatieve starter (onderdeel B), alsmede in de afwijzingsgronden en de rangschikkingscriteria (onderdeel F, de artikelen 3.16.11d en 3.16.11f).

Artikel II

De Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt door dit artikel gewijzigd in verband met de openstelling van de submodule voor subsidie voor haalbaarheidsstudies voor TO2-innovatieve starter en de openstelling van de gewijzigde submodule voor subsidie voor academische innovatieve starter, hbo-innovatieve starter en (nu ook) TO2-innovatieve starter.

Artikel III

De regeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2017, hetgeen geen vast verandermoment is als bedoeld in aanwijzing 174, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Voorts wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze module gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 174 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vierde lid in dit geval is toegestaan.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 31 288, nr. 477.

X Noot
4

Kamerstukken II 2014/15, 31 288, nr. 474.

X Noot
6

Benoemd bij Besluit houdende benoeming leden Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters Stcrt. 2014, 27927 en nadien gewijzigd (Stcrt. 2015, 46339).

Naar boven