ARTIKEL I
Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt het bedrag van € 5.183 vervangen door: € 5.276.
2. Het tweede lid komt te luiden:
B
In artikel 1.17 worden de bedragen van € 145 en € 42, achtereenvolgens vervangen door:
€ 148, € 43.
C
In artikel 3.34 wordt de tarieftabel vervangen door:
I. Verblijfsdoel
|
II. Verlening of wijziging
|
III. Verlenging
|
a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’
|
€ 237
|
€ 237
|
b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’
|
€ 159, of als vermogende vreemdeling: € 2.110
|
€ 159, of als vermogende vreemdeling: € 1.055
|
c. ‘arbeid als zelfstandige’
|
In het kader van ‘arbeid als zelfstandige’ als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid,
van het Besluit € 317, overige € 1.319
|
€ 396
|
d. ‘arbeid als kennismigrant’
|
€ 926
|
€ 396
|
e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’
|
€ 897
|
€ 396
|
f. ‘seizoenarbeid’
|
€ 792
|
niet van toepassing
|
g. ‘arbeid in loondienst’
|
€ 897
|
€ 396
|
h. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’
|
€ 897
|
€ 396
|
i. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’
|
€ 317
|
€ 317
|
j. ‘lerend werken’
|
€ 792
|
niet van toepassing
|
k. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’
|
€ 0
|
€ 0
|
l. ‘studie’
|
€ 317
|
€ 159
|
m. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’
|
€ 633
|
niet van toepassing
|
n. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’
|
€ 633
|
niet van toepassing
|
o. ‘medische behandeling’
|
€ 1.003
|
€ 396
|
p. ‘tijdelijke humanitaire gronden’
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 317, overige € 0
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 317, overige € 0
|
q. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’
|
€ 1.003
|
€ 396
|
r. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’
|
In het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 159, overige € 1.003
|
In het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 159, overige € 396
|
s. alle overige verblijfsdoelen
|
€ 1.003
|
€ 396
|
D
In artikel 3.34a wordt de tarieftabel vervangen door:
I. Categorie
|
II. Verlening of wijziging
|
III. Verlenging
|
a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betreft die verblijf
vraagt bij een ouder.
|
€ 237
|
€ 159
|
b. gezinslid van een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt
|
€ 159
|
€ 159
|
c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere
lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel
14 van de Wet aanvraagt
|
€ 159
|
€ 159
|
d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970
te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara
gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese
Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende
de ontwikkeling van de Associatie
|
€ 50
|
€ 50
|
e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel
8 van de Remigratiewet
|
€ 50
|
€ 50
|
f. vreemdeling met de nationaliteit van Australië, Canada, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea
die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday
Scheme of het Working Holiday Programme
|
€ 50
|
niet van toepassing
|
g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’
aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme
|
€ 50
|
niet van toepassing
|
h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op
7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal
Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt
|
€ 64
|
€ 64
|
i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december
2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de
Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de
Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt
|
€ 64
|
€ 64
|
j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt
en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet
op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting
te kunnen voldoen
|
€ 0
|
€ 0
|
k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking
komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel
verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel
dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit
|
€ 0
|
niet van toepassing
|
l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’
bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel
‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond
van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit
|
€ 0
|
€ 0
|
m. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als
bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf
als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van
dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een
verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband
houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend
|
niet van toepassing
|
€ 0
|
n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’
bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel
‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling
die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is
|
€ 0
|
€ 0
|
o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede
lid, van het Besluit
|
€ 0
|
niet van toepassing
|
p. de vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf
als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal
militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘arbeid
in loondienst’
|
€ 237
|
€ 0
|
E
In artikel 3.34c worden de bedragen van € 364 en € 233, achtereenvolgens vervangen
door: € 371, € 237.
F
In de artikelen 3.34g, 3.43b en 3.43c wordt het bedrag van € 156 telkens vervangen
door: € 159.
G
In artikel 3.34j worden de bedragen van € 259, € 156 en € 233, achtereenvolgens vervangen
door: € 264, € 159, € 237.
H
In artikel 3.34k wordt het bedrag van € 103 vervangen door: € 105.
J
In artikel 3.51, eerste lid, wordt het bedrag van € 156 vervangen door: € 159.
K
Na artikel 4.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1b
Met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de Schengengrenscode en de wettelijke
voorschriften met betrekking tot de grensbewaking zijn tevens belast de daartoe door
de korpschef aangewezen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en
c, van de Politiewet 2012 die met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de
Schengengrenscode voldoende zijn opgeleid. Deze aanwijzing geldt voor een periode
van ten hoogste zes maanden en kan telkenmale worden verlengd met ten hoogste zes
maanden.
L
De titel van afdeling 1 van hoofdstuk 6 komt te luiden:
AFDELING 1. UITZETTING EN OVERDRACHT
M
In artikel 6.1, eerste en tweede lid, wordt na ‘tot uitzetting’ ingevoegd: of overdracht.
N
Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, komt te luiden als aangegeven
in de bijlage 1 behorend bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2016, met uitzondering van
artikel I, onderdeel A, B, C, D, E, F, G, H en J, die in werking treden met ingang
van 1 januari 2017.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere
de jaarlijkse indexering van de legestarieven, de beëindiging van de weekendopenstelling
van de land-aanmeldcentra en de actualisering van de lijst met afschriftplichtige
luchthavens.
De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt
afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde
uitgangspunt. Deze uitzondering is toegestaan omdat artikel I, onderdeel I, spoedregelgeving
betreft (Aanwijzing 174, vierde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1.11)
Bij brief van 6 juli 2016 is de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
(Kamerstukken II 2015/16, 32 637, nr. 247) is bericht dat voor een aanvraag om erkenning als referent met ingang van 1 januari
2017 een gedifferentieerd legestarief wordt gehanteerd. Voor ondernemingen met ten
hoogte 50 medewerkers (waaronder een innovatieve onderneming, bedoeld in artikel 3.30,
zesde lid, van het Besluit) of een aanvraag door een erkend referent die een nieuwe
erkenning aanvraagt met toepassing van artikel 1.13, tweede lid, onderdeel a tot en
met d, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (wijziging van rechtsvorm) gaat een
verlaagd legestarief gelden.
Indien de onderneming die om erkenning vraagt zelf minder dan 50 medewerkers in dienst
heeft maar als onderdeel van een groter (wereldwijd) concern meer dan 50 medewerkers
in dienst heeft dan geldt het normale (hoge) tarief. De ratio hierbij is dat het in
dat geval het minder voor de hand ligt dat de onderneming, die nu eenmaal onderdeel
uitmaakt van een groter geheel, het legestarief als financieel obstakel zou kunnen
ervaren voor het aanvragen van erkenning.
Tevens is in deze brief bericht dat de leges voor een aanvraag om een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd voor een kennismigrant wordt verhoogd naar € 926.
Onderdelen B, C, D, E, F, G, H en J (artikelen 1.17, 3.34, 3.34a, 3.34c, 3.34g, 3.34j,
3.34k, 3.43b, 3.43c en 3.51)
In de brief van 28 november 2012 aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer
der Staten-Generaal (Kamerstukken I 2012/13, 31 549, nr. K) is aangekondigd dat de legestarieven met ingang van 2014 worden geïndexeerd. De
onderhavige regeling geeft voor het jaar 2017 uitvoering aan de indexering van de
legestarieven.
De leges zijn geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de cao-lonen zoals berekend
door het CBS (1,8%), conform de handelwijze bij de indexering van de leges die geheven
worden in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor een nadere toelichting
over het indexeringscijfer wordt verwezen naar de toelichting bij de Beschikking wijzigingspercentage
optie- en naturalisatiegelden 2017 (Stct. 2016, 46737).
Onderdeel I (artikel 3.42)
In de honderdachtendertigste wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2015, 32655) is geregeld dat de dagen gedurende het weekeinde en de met algemeen erkende feestdagen
gelijkgestelde dagen, bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van de Algemene termijnenwet
meetellen voor de termijnen van de algemene asielprocedure in de land-aanmeldcentra.
Deze wijziging hing samen met de verhoogde asielinstroom in Europa en Nederland.
In de afgelopen maanden was de instroom van asielzoekers een stuk lager dan verwacht.
De Immigratie- en Naturalisatiedienst loopt flink in op de verleden jaar ontstane
wachttijden voor de behandeling van asielaanvragen. De afname van de asielinstroom
en de daarmee gepaard gaande afname van de voorraad asielaanvragen bij de Immigratie-
en Naturalisatiedienst betekenen ook dat de weekendopenstelling van de land-aanmeldcentra
niet meer nodig is. Deze wordt daarom met ingang van 1 oktober 2016 beëindigd.
Onderdeel K (artikel 4.1b)
De grensbewaking, bijvoorbeeld op de luchthaven Schiphol, maar ook op andere internationale
luchthavens, is in het Nederlandse bestel primair belegd bij de Koninklijke Marechaussee.
De uitvoering van deze taak is door de groei van het luchtverkeer en de toegenomen
veiligheidsmaatregelen, intensiever geworden. Het toezicht in de grensstreek met Duitsland
en België, het Mobiel Toezicht Veiligheid, is ook één van de taken van dit defensieonderdeel.
Ook deze inzet is in het recente verleden geïntensiveerd in verband met de hoge instroom
van asielzoekers en internationale ontwikkelingen, laatstelijk bij besluit van 2 maart
2016. Daarnaast wordt de Koninklijke Marechaussee ingezet voor de bewaking en beveiliging
van objecten in Nederland. Deze taak is in het huidige tijdsgewricht van groot belang.
De historisch grote instroom van asielzoekers in Europa heeft de Europese regeringen
voor grote uitdagingen gesteld. Onderdeel daarvan is de inzet van personeel voor grensbewakingstaken
in de bredere, Europese context. Ambtenaren die zijn belast met de grensbewaking in
de zin van artikel 46, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 zijn immers ingevolge
het derde lid van dat artikel ook aangewezen als de in artikel 2, onder 13, van de
Schengengrenscode bedoelde grenswachters. Deze kunnen ook als onderdeel van ondersteuning
in Europese operaties worden ingezet. Begin april 2016 is bijvoorbeeld onder leiding
van de Koninklijke Marechaussee een tweede Border Security Team (BST II) afgereisd
naar het Middellandse Zeegebied in het kader van de migratieproblematiek.
De taken van de Koninklijke Marechaussee blijven primair belegd bij die organisatie.
Echter, in voorkomend geval zal onder omstandigheden, op verzoek van de Koninklijke
Marechaussee moeten worden gezocht naar concrete oplossingen voor een personele krapte
bij de uitvoering van de grensbewakingstaak. Voor dergelijke situaties wordt de regeling
in artikel 4.1b in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 geïntroduceerd. Tegelijk dient
te worden onderkend dat ook de politie haar taken niet kan en mag verwaarlozen. Een
zorgvuldige afweging zal steeds moeten worden gemaakt bij de keuze welk personeel
op welke taak wordt ingezet.
De ambtenaren van politie die door dit besluit worden aangewezen krijgen alle bevoegdheden
die de ambtenaar belast met de grensbewaking kan uitoefenen. De meeste bevoegdheden
zijn hen reeds toegekend, aangezien zij ook toezichthouder zijn in de zin van artikel
47 van de Vreemdelingenwet 2000. Een aantal bevoegdheden in afdeling 1 van hoofdstuk
4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt wel nieuw toegevoegd, maar deze liggen wel
in het verlengde van de thans bestaande taken van de politie. Volledigheidshalve wordt
opgemerkt dat de ambtenaren die taken in het Mobiel Toezicht Veiligheid verrichten
niet tevens ambtenaren belast met de grensbewaking hoeven te zijn, nu het MTV geen
grensbewaking is in de zin van de Schengengrenscode. Het Mobiel Toezicht Veiligheid
betreft immers een bijzondere vorm van binnenlands toezicht, verbonden aan de grensstreek
met België en Duitsland en het toezicht op de luchthavens op vluchten uit landen binnen
het Schengengebied. Deze regeling brengt geen verandering voor ambtenaren die bevoegd
zijn tot het uitvoeren van de Mobiel Toezicht Veiligheid -taak.
De bediening van de grensposten is in het derde lid van artikel 4.2 van het Vreemdelingenbesluit
2000 opgenomen als taak van de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee en de grensdoorlaatposten
in het gebied waarin de regionale eenheid van de politie, bedoeld in artikel 46, eerste
lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, de politietaak uitvoert, worden ingevolge
deze bepaling bediend door de ambtenaren van politie die zijn tewerkgesteld bij die
regionale eenheid, ook wel de zeehavenpolitie genoemd. De formulering van artikel
4.2, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 perkt ogenschijnlijk de mogelijkheden
in om bevoegdheden bij ministeriële regeling toe te kennen aan de politie. De bepaling,
noch haar wetsgeschiedenis, werpt licht op de vraag welk onderdeel van de taak van
de Koninklijke Marechaussee de bediening van de grenspost inhoudt. Gezien de taken
van de Koninklijke Marechaussee, en de verwevenheid van die taken met het proces op
en rond Schiphol, brengt een redelijke uitleg van de bepaling mee dat de bediening
van de grensdoorlaatpost los kan worden gezien van de uitoefening van toezichtsbevoegdheden
op en rond de doorlaatpost, op basis van de bevoegdheden genoemd in (bijvoorbeeld)
hoofdstuk 4 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Het blijft een verantwoordelijkheid van de betrokken diensten om zeker te stellen
dat de ambtenaren afdoende zijn geïnstrueerd en opgeleid om de hen opgedragen taken
met betrekking tot de grensbewaking uit te voeren. De betrokken ambtenaren zijn immers
ook grenswachters in de zin van de Schengengrenscode, welke Europese wetgeving expliciet
maakt dat de lidstaten een verantwoordelijkheid hebben om zeker te stellen dat de
grenswachters voldoende kennis van wet en regelgeving hebben. Wat een voldoende opleiding
is, is uiteraard afhankelijk van de omstandigheden. Het kan daarbij over concrete
scholing gaan, maar ook kan door bijvoorbeeld het werken met gemengde teams van politie
en de voor wat betreft grensbewakingstaken meer ervaren Koninklijke Marechaussee,
worden bereikt dat voldoende kennis beschikbaar is bij de uitvoering van de taken.
Er is niet voor gekozen het volledige politieapparaat aan te wijzen. Dit verhoudt
zich niet met de strekking van artikel 46 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze bepaling
beoogt juist een beperking aan te brengen in de kring van bevoegde personen. Dit wordt
in de onderhavige regeling ondervangen door op te nemen dat alleen nadrukkelijk aangewezen
ambtenaren deze bevoegdheden hebben. De aanwijzing van deze ambtenaren vindt namens
de Staatssecretaris plaats door de korpschef. De aangewezen ambtenaren zullen op een
lijst worden geplaatst.
De in de laatste zin van het artikel aan de aanwijzing gekoppelde tijdspanne van zes
maanden brengt tot uitdrukking dat deze oplossing in beginsel een tijdelijke maatregel
is. Het heeft de voorkeur om naar meer structurele oplossingen te zoeken als voorzienbaar
is dat het capaciteitstekort een permanent karakter heeft. De termijn van zes maanden
staat er niet aan in de weg dat na die zes maanden opnieuw een aanwijzing van vergelijkbare
strekking wordt gegeven, dit zal echter een bewuste keuze moeten zijn van het bevoegd
gezag.
De verwijzing in de wet naar de Minister van Binnenlandse Zaken dient te worden begrepen
als een verwijzing naar de Minister verantwoordelijk voor het beheer en de uitvoering
van de politietaak. Dit was ten tijde van de introductie van artikel 46 van de Vreemdelingenwet
2000 de minister van Binnenlandse Zaken. Thans is dit de Minister van Veiligheid en
Justitie.
Ingevolge de ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere
opsporingsambtenaren zijn zowel de Koninklijke Marechaussee als de politie bevoegd
tot het toepassen van geweld en dwangmiddelen. De relevante dwangmiddelen kunnen ook
thans door zowel de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen als de ambtenaar
belast met grensbewaking worden uitgeoefend. Deze regeling brengt daarin geen wijziging
aan.
De lasten voor overheid en burgers van deze wijziging zullen neutraal of zeer beperkt
zijn. Het gaat om een tijdelijke herschikking van taken.
Onderdelen L en M (artikel 6.1, eerste en tweede lid)
Bij de inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2014 van de wet van 11 december 2013
tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering
van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni
2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat
verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming
dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten
wordt ingediend (PbEU 2013, L 180) is abusievelijk in artikel 6.1 niet toegevoegd
dat de ambtenaren belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen
niet alleen alle handelingen ten behoeve van de uitzetting kunnen verrichten maar
ook ten behoeve van de overdracht in de zin van artikel 63a van de Vreemdelingenwet
2000. In het licht van de wetsgeschiedenis is duidelijk dat de aanwijzing in artikel
6.1 ook van toepassing is op de uitvoering van de overdracht als bedoeld in de Dublinverordening.
Ter voorkoming van misverstanden wordt nu in dit artikel ook dit begrip ingevoegd.
Met het herstel van deze omissie treedt geen wijziging op in de kring van bevoegde
ambtenaren. De ambtenaren belast met de grensbewaking en de toezichthouders opgesomd
in artikelen 46 en 47 van de Vreemdelingenwet 2000 en afdeling 1 van hoofdstuk 4 van
het Voorschrift Vreemdelingen 2000 zijn, voor zover dat zich verhoudt met de aan hen
op gedragen taken, ook bevoegd tot alle benodigde handelingen ten behoeve van de overdracht.
Onderdeel N (bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a)
Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen
2000 wijst de vervoerders aan die de documenten van hun passagiers dienen te fotograferen,
te fotokopiëren of te scannen. Hiervoor zijn alle vervoerders aangewezen indien zij
vanaf bepaalde luchthavens naar Nederland vliegen. Om de luchtvaartmaatschappijen
niet onnodig te belasten, is de opsomming beperkt tot een aantal luchthavens waarvandaan
niet gedocumenteerde vreemdelingen worden aangevoerd. Teneinde de maatregel zo effectief
mogelijk te laten zijn, wordt de lijst met luchthavens steeds geactualiseerd aan de
hand van ervaringsgegevens.
De ervaringsgegevens van februari 2016 tot en met juli 2016 hebben geleid tot een
aangepaste lijst van achtentwintig afschriftplichtige luchthavens. Alle zevenentwintig
luchthavens die het laatste half jaar op de lijst worden genoemd, blijven gehandhaafd.
De luchthaven van Hong Kong is aan de lijst toegevoegd.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff