Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10 november 2015, nummer 695431, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdnegenendertigste wijziging)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 2c, vijfde lid, 2l, eerste lid, 24, tweede lid, 47, eerste lid, aanhef en onder c, 54, derde lid en 106a, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3.105ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.11 worden de bedragen van € 5.116 en € 558, achtereenvolgens vervangen door: € 5.183, € 2.591.

B

In artikel 1.17 worden de bedragen van € 142 en € 41, achtereenvolgens vervangen door: € 145, € 42.

C

In artikel 3.34 wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Verblijfsdoel

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’

€ 233

€ 233

b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 156, of als vermogende vreemdeling: € 2.073

€ 156, of als vermogende vreemdeling: € 1.036

c. ‘arbeid als zelfstandige’

In het kader van ‘arbeid als zelfstandige’ als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit € 311, overige € 1.296

€ 389

d. ‘arbeid als kennismigrant’

€ 881

€ 389

e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’

€ 881

€ 389

f. ‘seizoenarbeid’

€ 778

niet van toepassing

g. ‘arbeid in loondienst’

€ 881

€ 389

h. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’

€ 881

€ 389

i. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’

€ 311

€ 311

j. ‘lerend werken’

€ 778

niet van toepassing

k. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’

€ 0

€ 0

l. ‘studie’

€ 311

€ 156

m. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’

€ 622

niet van toepassing

n. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’

€ 622

niet van toepassing

o. ‘medische behandeling’

€ 985

€ 389

p. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 311, overige € 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 311, overige € 0

q. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’

€ 985

€ 389

r. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 156, overige € 985

In het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 156, overige € 389

s. alle overige verblijfsdoelen

€ 985

€ 389

D

In artikel 3.34a wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Categorie

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betreft die verblijf vraagt bij een ouder

€ 233

€ 156

b. gezinslid van een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt

€ 156

€ 156

c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt

€ 156

€ 156

d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie

€ 53

€ 53

e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet

€ 53

€ 53

f. vreemdeling met de nationaliteit van Australië, Canada, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme

€ 53

niet van toepassing

g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme

€ 53

niet van toepassing

h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 63

€ 63

i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 63

€ 63

j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen

€ 0

€ 0

k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

m. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend

niet van toepassing

€ 0

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

p. de vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’

€ 233

€ 0

E

In artikel 3.34c worden de bedragen van € 359 en € 230, achtereenvolgens vervangen door: € 364, € 233.

F

In de artikelen 3.34g, 3.43b en 3.43c wordt het bedrag van € 154 telkens vervangen door: € 156.

G

In artikel 3.34j worden de bedragen van € 256, € 154 en € 230, achtereenvolgens vervangen door: € 259, € 156, € 233.

H

In artikel 3.34k wordt het bedrag van € 102 vervangen door: € 103.

I

Aan artikel 3.37f wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Met inachtneming van het eerste en het tweede lid zijn als veilige landen van herkomst als bedoeld in artikel 3.105ba, eerste lid, van het Besluit aangewezen de landen die zijn opgenomen in bijlage 13 bij deze regeling.

J

In artikel 3.51, eerste lid, wordt het bedrag van € 152 vervangen door: € 156.

K

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

  • a. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn als bedoeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering en die ingevolge een akte en proces-verbaal van beëdiging van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn belast met opsporing van een of meer strafbare feiten ingevolge de Wet;

2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot de onderdelen c en d, een nieuw onderdeel b toegevoegd, luidende:

  • b. de ambtenaren, bedoeld onder a, die zijn belast met de opsporing van andere dan de in dat onderdeel bedoelde strafbare feiten;

3. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder b, beschikken uitsluitend over de bevoegdheden, genoemd in artikel 106a, derde lid, van de Wet.

4. In het derde lid wordt ‘eerste lid, onder b’ vervangen door: eerste lid, onder c.

5. In het vierde lid wordt ‘eerste lid, onder c’ vervangen door: eerste lid, onder d.

L

In bijlage 1a, behorend bij artikel 2.1a, eerste lid, wordt de luchthavencode ‘DWX’ vervangen door: DWC.

M

1. Na bijlage 12a wordt een bijlage ingevoegd, luidende: Bijlage 13, behorend bij artikel 3.37f, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000.

2. Bijlage 13 komt te luiden als aangegeven in de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 met uitzondering van artikel I, onderdelen I, K, L en M, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel K, werkt terug tot en met 15 oktober 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 10 november 2015

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

BIJLAGE 13, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3.37F, DERDE LID, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000 (VEILIGE LANDEN VAN HERKOMST)

Lidstaten van de EER

Albanië

Andorra

Australië

Bosnië-Herzegovina

Canada

Japan

Kosovo

Macedonië

Monaco

Montenegro

Nieuw-Zeeland

San Marino

Servië

Vaticaanstad

Verenigde Staten

Zwitserland

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat de jaarlijkse indexering van de legestarieven.

Daarnaast voegt deze regeling een lijst van veilige landen van herkomst toe aan het Voorschrift Vreemdelingen 2000. De grondslag hiervoor is artikel 3.105ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Daarin wordt bepaald dat bij ministeriële regeling een lijst kan worden opgesteld van veilige landen van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming (PbEU 2013, L 180). Het gaat bij de onderhavige lijst van veilige landen om de nationale aanmerking van derde landen (dat wil zeggen niet-EU-lidstaten) als veilig land van herkomst, bedoeld in artikel 37 van de Procedurerichtlijn.

Tot slot bevat deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 een uitbreiding van de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen. Als zodanig wordt tevens aangewezen elke buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de nationale politie. De bevoegdheid van deze groep is beperkt tot de gegevensverwerking op basis van artikel 106a van de Vreemdelingenwet 2000.

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt ten aanzien van de lijst van veilige landen van herkomst en de uitbreiding van de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat het spoedregelgeving betreft (Aanwijzing 174, vierde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H en J (artikelen 1.11, 1.17, 3.34, 3.34a, 3.34c, 3.34g, 3.34j, 3.34k, 3.43b, 3.43c en 3.51)

In de brief van 28 november 2012 aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken I 2012/13, 31 549, nr. K) is aangekondigd dat de legestarieven met ingang van 2014 worden geïndexeerd. De onderhavige regeling geeft voor het jaar 2016 uitvoering aan de indexering van de legestarieven.

De leges zijn geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de cao-lonen zoals berekend door het CBS (1,3%), conform de handelwijze bij de indexering van de leges die geheven worden in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor een nadere toelichting over het indexeringscijfer wordt verwezen naar de toelichting bij de Beschikking wijzigingspercentage optie- en naturalisatiegelden 2016 (Stct. 2015, nr. 23843).

Onderdelen I en M (artikel 3.37f en bijlage 13)

Op 9 september 2015 heeft de Europese Commissie een pakket maatregelen met betrekking tot migratie voorgesteld. Eén van deze maatregelen is een ontwerp-Verordening voor een Europese lijst met veilige landen van herkomst waarop onder andere de westelijke Balkanlanden staan. Op basis van alle relevante informatie waarover zij beschikt, met name verslagen van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en informatie van de lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO, European Asylum Support Office), de Raad van Europa, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR, United Nations High Commissioner for Refugees) en andere relevante internationale organisaties, is de Europese Commissie tot de conclusie gekomen dat Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Kosovo, Montenegro en Servië veilige landen van herkomst zijn in de zin van Richtlijn 2013/32/EU en moeten worden opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst. In de ontwerp-Verordening is opgenomen dat het lidstaten is toegestaan om naast de Europese lijst een aanvullende nationale lijst te hanteren. Zodra de Europese lijst van veilige landen van herkomst van kracht wordt, zullen de landen die op de Europese lijst staan worden geschrapt van de nationale lijst.

De belangrijkste redenen om deze landen als veilig aan te merken en op de nationale lijst te plaatsen zijn:

  • a. Op Kosovo na hebben deze landen het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geratificeerd. De Europese Commissie heeft aangegeven dat Kosovo hiertoe niet in staat is vanwege zijn omstreden status als onafhankelijke staat. Wel heeft Kosovo in artikel 22 van de Grondwet een achttal verdragen opgenomen die zien op waarborgen ten aanzien van mensenrechten.

  • b. Inwoners van de westelijke Balkanlanden zijn vrijgesteld van de visumplicht voor de Europese Unie. In het geval van Kosovo geldt een versoepeld regime wat betreft de visumplicht.

  • c. Albanië, Macedonië, Montenegro en Servië zijn formeel kandidaat-lidstaten voor de EU. Bosnië-Herzegovina en Kosovo zijn aangemerkt als potentiële kandidaat-lidstaten voor de EU. De Europese Commissie beoordeelt jaarlijks de voortgang die deze landen maken, onder andere ten aanzien van de mensenrechtensituatie en de bescherming van minderheden.

  • d. Andere lidstaten, waaronder België, Denemarken, Luxemburg, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, alsmede Noorwegen en Zwitserland hebben deze landen ook aangeduid als veilig land van herkomst.

De rechtbanken hebben de afgelopen jaren ten aanzien van Bosnië, Macedonië, Montenegro en Servië reeds overwogen dat er, op basis van bovenstaande argumenten a tot en met c en het feit dat er geen ambtsberichten zijn waaruit blijkt dat deze landen elementaire mensenrechten schenden, een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat er geen rechtsgrond bestaat voor het verlenen van internationale bescherming.

Daarnaast heb ik besloten om de EER-landen (Liechtenstein, Noorwegen, IJsland), Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad, Zwitserland, Australië, Canada, Japan, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland aan te wijzen als veilige landen van herkomst. Van deze landen is algemeen bekend dat de hierboven genoemde elementaire mensenrechten worden gerespecteerd.

Voor verdere toelichting verwijs ik naar de brief aan de Tweede Kamer van 3 november 2015, Kamerstukken II 2015/16, 19 637, nr. 2076.

Onderdeel K (artikel 4.1)

Ambtenaren in dienst van de politie die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn, zijn onder de staande regelgeving uitsluitend aangewezen als toezichthouder in de zin van de wet als zij in de akte en proces-verbaal van beëdiging van de Minister van Veiligheid en Justitie belast waren met de opsporing van één of meer strafbare feiten in de zin van de Vreemdelingenwet 2000. In de praktijk waren daardoor grote aantallen buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de politie, naar de letter van de regeling neergelegd in artikel 4.1 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, geen toezichthouder in de zin van de wet omdat zij niet zijn belast met opsporing van strafbare feiten ingevolge de Vreemdelingenwet 2000.

Door de hoge instroom aan asielzoekers is veel behoefte aan ondersteuning. Eerder is daarom mogelijk gemaakt dat ambtenaren werkzaam voor de Dienst Vervoer en Ondersteuning die tevens aangewezen zijn als buitengewoon opsporingsambtenaar in de zin van artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2014, kunnen worden ingezet voor taken aan het afnemen en verwerken van de gegevens van asielzoekers.

De instroom van asielzoekers vraagt echter om verdere maatregelen. Het is wenselijk dat ook andere dan de hiervoor bedoelde buitengewoon opsporingsambtenaren die werkzaam zijn bij de politie, kunnen worden ingezet voor de registratie van de vreemdelingen die asiel hebben aangevraagd. Daarbij verwerken deze ambtenaren de persoonsgegevens en de biometrische gegevens die vreemdelingen in het kader van hun aanvraag verschaffen. Uit artikel 106a, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 volgt, voor zover hier van belang, dat de toepassing van de bevoegdheden neergelegd in het eerste en tweede lid van dat artikel voorbehouden is aan een limitatief opgesomde reeks ambtenaren, waaronder toezichthouders in de zin van de wet. Om de inzet van deze ambtenaren mogelijk te maken wordt in deze regeling als ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen, tevens aangewezen elke buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de nationale politie. Om deze groep te onderscheiden van de ambtenaren van politie die werkzaam zijn in het vreemdelingendomein en die volledige bevoegdheid als toezichthouder hebben, is dit in een ander, apart onderdeel ingevoegd. De bevoegdheid van deze groep is, bij deze wijziging door het nieuwe tweede lid van dit artikel, beperkt tot de gegevensverwerking op basis van artikel 106a van de Vreemdelingenwet 2000. Die gegevensverwerking zal in de meeste gevallen verbonden zijn met een asielaanvraag, maar ook op andere momenten kunnen deze ambtenaren gegevens van vreemdelingen verwerken in de systemen, bijvoorbeeld als een niet rechtmatig verblijvende vreemdeling wordt aangetroffen na het plegen van een strafbaar feit. De eerste registratie kan dan op een wijkbureau plaatsvinden, en is op deze wijze niet langer voorbehouden aan de algemeen opsporingsambtenaar, die op basis van artikel 47 van de wet reeds toezichthouder is.

In het kader van de asielprocedure worden gegevens verwerkt die een vreemdeling verstrekt in een gesprek. Voor het voeren van een dergelijk gesprek is geen bevoegdheid geëxpliciteerd noch is dat noodzakelijk. De vreemdeling is ook niet gehouden in het gesprek antwoorden te geven en er is geen sprake van het toepassen van dwangmiddelen om het gesprek te laten plaatsvinden. Het niet geven van antwoorden kan natuurlijk wel aanleiding zijn om maatregelen van vreemdelingentoezicht toe te passen, met als ultimum remedium het opleggen van vreemdelingenbewaring.

In artikel 4.1, eerste lid, onder a. is de formulering aangepast aan de bestaande formuleringen die ook elders worden gehanteerd om de Buitengewoon opsporingsambtenaren aan te duiden. De tekst brengt daarmee tot uiting dat het artikelonderdeel ziet op buitengewoon ambtenaren in dienst van de nationale politie.

Vanwege de hoge instroom en de daaruit voorkomende grote druk op het registratieproces, heeft de politie vooruitlopend op de onderhavige wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 al personeel ingezet in het registratieproces. Om ieder misverstand over de verrichte handelingen te vermijden, is aan de regeling terugwerkende kracht toegekend.

Onderdeel L (bijlage 1a)

Dit betreft een rectificatie van een verschrijving in de 138e wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2015, 32655) van de luchthavencode van Al Maktoum International Airport.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven